À bout de souffle (1960)
    Jean-Luc Godard
    
    
    A Bout de Souffle In de proloog van de film komt een moment voor waarbij hoofdrolspeler Belmondo in de lens kijkt en tot de filmkijker spreekt. Gelukkig is dat in het begin, want zo’n antifilmisch en magieverbrekende handeling hoort eigenlijk niet in een film. Godard was niet de enige. Woody Allen weet onder andere Annie Hall op deze manier te verpesten. En meer grote filmers hebben zich hieraan bezondigd. Oorspronkelijk was ik van plan om slechts dialogen, tussen Seberg en Belmondo, in de hotelkamer over te nemen. Maar in mijn enthousiasme heb ik de hoofdlijnen van het verhaal gekozen. Er blijft na het lezen ervan genoeg aan verrassing en genot over om deze must see film te zien - mocht je dat nog niet hebben gedaan. A Bout de Souffle is een tijdloze kwaliteitsfilm met een boeiende, moeizame liefdesgeschiedenis. Locatie: Champs Elysees. Een Amerikaanse studente verkoopt de New York Harald Tribune. Hij: Kom je mee naar Rome? Zij: (geen reactie) Hij: Ja, het is belachelijk. Ik hou van je. Ik wil je weer zien. [..] Hij: Kom je mee naar Rome? Zij: Wat moeten we daar? Hij: Zien we wel. Zij: Nee, ik heb veel te doen in Parijs. [..] Zij: Wat is er? Hij: Niks. Ik kijk je aan. Zij: U bent boos omdat ik gegaan ben. Hij: Nee, ik was woedend omdat ik zo bedroefd was. Het mooiste is naast een meisje wakker worden, niet het inslapen. Zij: (verlegen) Blijft u in Parijs? Hij: Ja, ik tref er een kennis van wie ik nog geld krijg. (slaat arm om haar schouder) Daarna moet ik jou treffen. Zij: U moet niks! (haalt arm weg). Hij: Waarom? Zij: Er zijn veel meisjes n Parijs die mooier zijn. (Hij geeft toe dat hij na haar met twee Françaises is geweest, maar valt voor haar) [..] Hij: Kom je mee naar Rome? Ik heb genoeg van Frankrijk. Zij: Ik kan niet. Ik moet aan de Sorbonne studeren, anders sturen min ouders geen geld. Hij: Ik geef je wel wat. Zij: We waren maar drie nachten samen. Hij: Nee, vijf! [..] Hij: Zien we elkaar zo? Zij: Nee, vanavond. Ja? Hij: Ja. Waar? Zij: Hier. (Draaft nog even naar hem toe om ‘m bij de kiosk een wangkus te geven.) -- (later die dag) Hij: Waar gaan we naartoe? Zij: Naar Saint-Michel. Hij: Gaan we vanavond met elkaar naar bed? Zij: Weet ik niet. Hij: Hoezo niet? Vind je het niet leuk? Zij: Jawel. [..] Zij: Ik moet weg. Ik ben helemaal vergeten dat ik een afspraak heb! Hij: Met wie? Zij: Met een journalist die me meeneemt naar een persconferentie. Hij: Nu? Waar? Zij: Daar heeft u niks mee te maken! U werkt me op de zenuwen! Hij: Je blijft dus niet bij mij? Zij: We zien elkaar morgen. Hij: Niet morgen, vanavond! Zij: Ik zei toch dat ik niet kan. Hij: Waarom ben je zo wreed? (Haalt zijn arm van haar schouder) Zij: Waar vind ik een taxi? Hij: Mijn auto staat bij de opera. Wil je een lift? Zij: Okay. -- (in de auto) Hij: Blijf bij me. Zij: Ik heb hoofdpijn. Hij: Dan gaan we niet met elkaar naar ben, ik wil gewoon bij je zijn. Zij: Nee, dat is het niet. [..] Zij: Waarom bent u zo treurig? Hij: Ik kan niet leven zonder jou. Zij: Dat kunt u wel. (glimlach) Hij: Ja, maar dat wil ik niet. [..] Hij: Helaas! Helaas! Ik houd van een meishje met een mooie hals, mooie borsten, een mooie stem, mooie polsen, een mooi voorhoofd, mooie knieen ... maar ze is laf. (geen reactie) [..] Zij: Daar is het. Hij: Wacht, ik parkeer even. Zij: Nee, laat maar. (geeft hem een kus op de wang en stapt uit.) Hij: Goed, rot dan maar op. Ik wil je niet meer zien. Rot op! Rot op, klerewijf! (roept dit, maar of ze het nog hoort?) -- (Met journalist aan tafel, deels in het Engels) Hij: Ik hoop niet dat u hetzelfde overkomt als die vrouw in het boek. Zij: Wat? Hij: Ze wil het kind niet, maar de operatie mislukt en ze sterft. (ze reageert nagelbijtend) Hij: Het zou heel treurig zijn als u hetzelfde zou overkomen. Zij: We zullen zien. [..] Zij: Ik weet niet of ik ongelukkig ben omdat ik niet vrij ben. Of dat ik niet vrij ben omdat ik ongelukkig ben. -- (Ochtend. Ze komt in een kamer waar hij in bed ligt. Ze ontkent dat ze met de journalist heeft geslapen) Hij: Je had gisteren moeten blijven Zij: Ik kon niet. Hij: Jawel. Je had alleen die gozer hoeven afzeggen. Zij: Hij laat me artikelen schrijven. Dat is belangrijk, Michel! Hij: Nee, belangrijk is, dat je met me mee naar Rome komt! Zij: Misschien. Ik weet niet. [..] Zij: Waarom ben je hier, Michel? Hij: Om met je naar bed te gaan. Zij: Dat vind ik geen reden. Hij: Het betekent dat ik van je hou. Zij: Maar ik weet nog niet of ik van jou hou. Hij: Wanneer weet je dat dan? Zij: Binnenkort. Hij: Wanneer is "Binnenkort"? Over een maand, een jaar? Vrouwen willen nooit over 8 seconden iets doen wat ze 8 dagenlater heel graag zouden willen doen. Zij: Dat is toch hetzelfde. Hij: 8 seconden of 8 dagen. Waarom niet meteen 8 eeuwen. Zij: Nee, 8 dagen is goed. [..] Zij: Je hebt gezegd dat ik bang ben. Ja, ik ben bang, omdat ik wil dat je van me houdt en tegelijkertijd wil ik ergens dat je niet meer van me houdt. [..] Zij: Ik zou graag willen weten wat er zich in jou hoofd afspeelt. Ik kijk je al 10 minuten aan, maar ik weet niks. Helemaal niets. Ik ben niet treurig, ik ben bang. -- (Kijken naar Westbound in bioscoop. Zoenen elkaar) (weer onderweg in auto, ze leest France Soir) Hij:Wat staat erin? Zij: Ik ben aan het lezen. Hij: Patricia!. Ik wil je strelen. Zeg toch iets! Zij: Dat is het toppunt! Hij: Wat? Zij: Je bent getrouwd. Hij: Laat eens zien. Dat is lang geleden. Die was gek. Ze liet me in de steek. Of ik liet haar in de steek. Ik weet het niet meer. Zij: Ik hou van je. Buitensporig veel. [..] Zij: verraden vind ik heel erg. Hij: Nee, dat is normaal. Verraders verraden, inbrekers breken in, moordenaars moorden, en verliefden liefkozen. (Verruilen in parkeergarage de Peugeot voor een Cadillac Eldorado) (Ex-vriendinnetje dat krant leest herkent hem in de open wagen.) Ex: Michel! Zij: Wie is dat? Hij: Sneller, poes! -- (Rue Campagne Première 11) Hij: Die journalist. Heb je die laten zitten? Zij: Ja. Hij Waarom heb je hem begroet? Zij: Om er zeker van te zijn dat ik niet meer verliefd ben. Hij: Je maakt het je leven moeilijk. [..] Zij: Zullen we gaan slapen. Hij: Ja. Zij: Slapen is treurig. In je slaap ben je noodgedwongen van elkaar geschieden. (Hij vraagt haar om een krant te halen. Ze belt in een cafe de politie om hem te verraden) (Terug in het pand aan Rue Campagne Première) Hij: We gaan naar Italië, kleintje! Zij: Ik kan niet meekomen. [..] Zij: Ik heb de politie gebeld en gezegd dat je hier bent. Hij: Ben je gek geworden? Voel je je wel helemaal lekker? Zij: Ja, ik voel me prima. Nee, ik voel me niet lekker. Ik heb geen zin meer om met je mee te gaan. Hij: Ik wist het. Zij: Ik weet niet. Hij: Ik had het steeds over mezelf, en jij over jouzelf. Zij: Ik ben stom. Hij: Terwijl ik het over jou en jij het over mij had moeten hebben. Zij: Ik wil niet meer verliefd op je zijn! Daarom heb ik de politie gebeld. Ik ben gebleven om er zeker van te zijn dat ik verliefd op je ben. Of dat ik niet verliefd op je ben. Dat ik zo gemeen tegen je ben, is het bewijs dat ik niet verliefd op je ben. [..] Hij: Ze zeggen dat gelukkige liefde niet bestaat. Zij: Het is veel te gecompliceerd. -- (op straat) Hij: Ik heb er genoeg van. Ik ben moe. Ik wil slapen. De politie kan me niet schelen, die doet me vast niet kwaad. Wat ik vervelend vind is dat ik toch nog steeds aan haar moet denken. (Hij valt gewond op straat, politieagenten en Patricia staan bij hem, bekkentrekken zoals hij bij haar op de kamer deed en zij daarna in de spiegel) Hij: (laatste woorden) Ik word kotsmisselijk van jou. Johan (september 2007)