Vestdijk
Ik heb het informatieve en amusante "De Toetssteen, Brieven over Vestdijk"
(2021) door Kees ’t Hart en Maarten ’t Hart gelezen. Dat leek me een goede
bron om meer over Vestdijk te weten te komen. En vele aspecten van zijn
leven en werk komen ook wel voorbij.
Rond die tijd heb ik ook de Vestdijkbiografie van Hazeu gelezen, en hem
daardoor wel goed leren kennen. Ik heb van die biografie een persoonlijke
'index' gemaakt, zodat ik snel interessante passages terug kan vinden.
Ik heb slechts voor een klein deel van zijn werk interesse; de schrijver en
zijn leven zijn interessanter.
Wat me opviel was de hoeveelheid vrouwen in zijn leven. Keest ’t Hart heeft
ze zelfs geturft: dat Vestdijk met 27 meisjes en vrouwen iets 'had'.
Toch wordt hij ook omschreven als iemand die in gezelfschappen op de
achtergrond bleef, rokend en observerend. Wat maakte hem dan zo
aantrekkelijk voor die vrouwen, en meisjes?
Hij heeft lang met zijn (voormalige) hospita Ans Koster gewoond. In die
tijd had hij ook een langdurige relatie met Henriëtte van Eyk, die hij
regelmatig in Amsterdam bezocht. Na de dood van Ans Koster trouwde hij al
snel met de veertig jaar jonger Mieke. Hij had haar al als tiener leren
kennen. Wat ik vreemd vind is dat hij een fotootje van haar had.
Hij leefde dus lange tijd met een vrouw die ouder was, waar hij een
praktische (ze deed veel werk voor hem) en seksuele relatie mee had.
Terwijl hij in feite hield van Henriëtte en uiteindelijk kiest voor een
veel jongere vrouw, die weliswaar helemaal idolaat van hem was.
Simon Vestdijk (17 oktober 1898 - 23 maart 1971) was al overleden toen ik
werd geboren. Achterin de biografie door Wim Hazeu staat een overzicht met
woonadressen van Vestdijk. Hij heeft vanaf 1938 op drie verschillende
adressen in Doorn gewoond.
Aanvankelijk huurde hij een woning aan de Parklaan aan de rand van de
Kaapse Bossen. In 1950 kocht hij een vrijstaand huis aan de Torenlaan,
direct achter zijn huurwoning waar hij tot aan zijn overlijden in 1971
bleef wonen. Hij woonde daar lang samen met zijn vroegere hospita Ans
Koster, die in 1965 overleed. In dat jaar trouwde hij als 67 jarige met de
veertig jaar jongere Mieke. Hij had haar tien jaar eerder leren kennen toen
ze bij haar familie in het huis tegenover dat van Vestdijk logeerde.
Het paar kreeg kort achter elkaar twee kinderen: Dick (1967) en Annemieke
(1969). In 1970 werd Vestdijk ziek en een jaar later overleed hij. Zijn
weduwe (Adri du Pré uit Het glinsterend pantser?) ontwikkelde zich tot
hartstochtelijk zaakwaarneemster en erfgoedbewaakster. Toen de zes
uitgevers die Vestdijk bij leven had steeds meer te kennen gaven dat
‘niemand nog Vestdijk wilde’, dacht zijn weduwe: dan doe ik het zelf wel.
Hij ging om negen uur naar zijn werkkamer, tot half één, daarna van twee
tot vijf, en ’s avonds nog eens een uur. Hij was echt een ambachtelijk
schrijver en heel veel contacten had hij niet. Het blijft fascineren dat
die man dat werk allemaal heeft kunnen schrijven. Hij was echt een
fenomeen. Al sinds zo’’n vijftien jaar levert zijn werk niets meer op,
vertelt ze. Op de middelbare school wordt hij naar haar zeggen niet meer
gelezen of gedoceerd. Zijn essayistische werk is nergens meer te vinden.
Wél is er altijd weer iemand die opstaat en zich warm maakt voor zijn werk.
De vroegere werkkamer van Vestdijk is nu logeerkamer. Het bed ligt bezaaid
met spullen uit haar ouderlijk huis, waarvoor nog een bestemming gezocht
moet worden. Een hele wand wordt in beslag genomen door de boekenkast, die
van het plafond tot aan de vloer is afgeladen met de uitgaven van Vestdijk,
in diverse edities en talen. In het trapgat hangt een portrettekening van
de schrijver, en beneden in de hal heeft ze een aantal uitgaven van haar
eigen uitgeverij uitgestald.
De stenenverzameling van Vestdijk heeft een plaats in de tuin gekregen.
Dezelfde tuin als waarin haar eerste echte ontmoeting met Vestdijk
plaatsvond. Ze was zeventien en liep voor het eerst op hoge hakken, van
haar moeder. Ze voelde zich heel mooi in haar smokjurk, zoals ze in
Afscheid van Simon beschrijft. Ze wijst aan waar in de tuin ze zat, samen
met haar moeder en oma op theevisite bij Ans Koster, op een fraaie
zondagmiddag in augustus, 1955. Ongemerkt was Vestdijk uit het huis gekomen
en voegde zich bij het gezelschap, dat wil zeggen: hij ging pal naast Mieke
zitten. ‘Simons gezicht was mij zeer vertrouwd, omdat ik al jaren een
fotootje van hem op mijn bureau had staan. Ans Koster had me dat ooit
cadeau gedaan, toen ik ontdekt had dat de meneer Vestdijk van de overkant
dezelfde was als de S. Vestdijk uit mijn literatuurboek. Maar iemand van
een fotootje ineens in levenden lijve naast je zien en voelen was een heel
merkwaardige gewaarwording, waar ik helemaal geen raad mee wist.’
Onmiddellijk echter was er ook een ‘feestelijk en verwachtingsvol’ gevoel.
Ook op Vestdijk maakte de ontmoeting indruk. In Het glinsterend pantser
laat hij Adri de schrijver S. plotseling en volkomen onverwacht aankijken
‘zoals niet veel meisjes mannen moeten aankijken, wil het goed blijven gaan
op de wereld’. Een half jaar later begon ze Vestdijk te tekenen, op
uitnodiging van Ans Koster. De poseersessies hadden een goede uitwerking op
zijn gestel. Als ze hierover begint te vertellen, ziet ze er opeens
gevaarlijk ondeugend uit. ‘Dat was leuk hoor. Alleen maar kijken.’ Er werd
een gedicht aan haar gestuurd, er werden brieven over en weer geschreven,
maar het zou nog tien jaar duren voordat de dan volleerde analiste de moed
had haar vroegere dorpsgenoot te feliciteren met zijn verjaardag. Met alle
gevolgen van dien.
Ze laat de ingelijste foto van zichzelf zien die Vestdijk naast zijn bed
had staan. Een meisje van vijftien in padvinderstenue, met opgestroopte
mouwen en een fiere, wilskrachtige blik in haar ogen. Het was 1953 en de
scouting bood hulp bij de watersnoodramp.‘Simon wilde het padvindstertje
altijd naast zich hebben staan.’ Kijkend naar de foto: ‘Ik begrijp zijn
fascinatie wel. Dit is een kind dat nog open is, niet vertroebeld.
Vestdijk wordt nauwelijks meer gelezen. De veelgelezen klacht gaat over
zijn lange zinnen en stramme taal. Hella S. Haasse zei dat Vestdijk
veeleisend is voor zijn lezers, het is geen gemakkelijk kost. Misschien
begin ik daarom niet aan zijn romans, zeker niet aan dikke werken. Vwo-
leerlingen moeten boeken uit verschillende tijdvakken lezen. Van Vestdijk
kiezen ze soms De Koperen tuin, Else Böhler en Terug tot Ina Damman, maar
Bordewijk, Nescio en Elsschot zijn populairder.
De Vestdijkkring, die zich inzet voor de herinnering aan de schrijver, had
de band tussen Doorn en Vestdijk extra willen benadrukken door een
herinneringsbord te plaatsen bij zijn voormalige woning aan de Torenlaan.
Het bord lag al klaar, maar het eerbetoon is op het laatste moment
afgeblazen omdat de huidige eigenaar van de woning zich overvallen voelde
door de publiciteit. Het bord, dat bij de straat komt te staan, vermeldt
dat Vestdijk zijn werkkamer op de eerste verdieping had en dat een aantal
van zijn romans (De Zwarte Ruiter, De onmogelijke moord, Het glinsterend
pantser) zich deels in Doorn afspelen.
De woning kwam in 2016 in de verkoop toen zijn weduwe naar een
verzorgingshuis ging. Zij overleed in 2018. De vraagprijs van het huis uit
1927 was 675.000 euro.
Sinds 2013 staat er een beeld van hem, als schrijver aan een werktafel in
het hart van Doorn, langs de doorgaande weg naast de Maartenskerk. In 1986
werd een straat naar hem vernoemd, de Simon Vestdijkhof.
Bronnen:
https://www.groene.nl/artikel/he-he-hij-leeft-weer
https://www.ad.nl/utrecht/schrijver-simon-vestdijk-is-vijftig-jaar-na-zijn-
dood-nog-niet-vergeten-in-doorn-maar-wie-leest-zijn-boeken-nog~a76edff6/
Bijzonder interessant in relatie tot bovenstaande is een stuk op dbnl, waar
ik een paar fragmenten uit zal citeren. Het gehele stuk is hier te lezen:
https://www.dbnl.org/tekst/_ves001200101_01/_ves001200101_01_0005.php
Het huis aan de kade
Fries de Vries
Mijn huis aan de Amsterdamse Reijnier Vinkeleskade is een woning met veel
artistieke nagalm. Mogen we de memoires van mijn voorgangster Henriëtte van
Eyk geloven, dan kwamen er heel wat lieden met klinkende namen naar boven.
[..]
Vestdijk las voor uit pas voltooid werk. Hij zal met droge stem zijn
pasgeborene telkenmale ten doop hebben gehouden. Henriëtte van Eyk hield op
de dagen dat Simon Vestdijk bij haar resideerde, open hof.
Tussen december 1946 en december 1961 verkeerden Jet en Simon menige dag en
nacht met elkaar in deze woning. Ik weet op welke plek op de bank Simon
zijn vaste plaatsje had en ik weet de plek, twee meter daarvan verwijderd,
waar Jet in het najaar van 1980 overleden is. En ik weet ook, - dat ik
hiervandaan niet meer verhuizen zal. Wat heb ik van die laatste vijf jaar
van Henriëttes leven nog in mijn kop? Daaraan gaat een verhaal, eveneens
literair getint, vooraf.
In februari 1975 had de sectie Nederlands van de Lorentzscholengemeenschap
in Haarlem voor geïnteresseerde scholieren een Vestdijkwerkweek in
Harlingen belegd. Aan de hand van Nol Gregoors boekje Simon Vestdijk en
Lahringen (Amsterdam / Den Haag, 1958) wilden docenten en scholieren de
plekken bezoeken die Simon treffend, onder andere in zijn Anton-
Wachterboeken I, II en III, heeft beschreven: het geboortehuis, de school,
de haven. Alle op Harlingen geënte romans en verhalen -inclusief de
oertekst Kind tussen vier vrouwen - hadden wij daarvoor geëxcerpeerd. Wij
spraken met zeer oude mensen die de familie Vestdijk nog gekend hadden; wij
interviewden Liesbeth Beuving - Koning, die model heeft gestaan voor Ina
Damman in de derde Anton-Wachterroman Terug tot Ina Damman, wij
fotografeerden en filmden dat het een lust was
Voor onze naspeuringen waren we aangewezen op een bestuurslid van de
Vereniging Oud Harlingen, Bouke van der Gaast, die ons veel kon vertellen
over Harlingen van rondom de eeuwwisseling tot 1920. Hij kent verder iedere
Harlinger en oud-Harlinger. Wij hebben voor het onderzoek veel aan hem te
danken.
Toen de docenten in het stamcafé - het toenmalige hotel 't Noordeke,
gelegen aan de Noorderhaven - bij een goed glas wijn de werkweek
evalueerden, kwam het gesprek op mijn toenmalige woonoord in de Bijlmer.
Bouke van der Gaast, mede aangezeten, vroeg mij, of ik niet wilde verhuizen
en zo ja, waarheen. Hij noemde de naam van zijn neef, professor Sape van
der Woude, toentertijd directeur van de Amsterdamse
Universiteitsbibliotheek, die hem geschreven had dat hij naar Harlingen
wilde terugkeren. Neef Van der Woude had een huis in de aanbieding, aan de
Reijnier Vinkeleskade.
Een gouden toeval bracht mij op het spoor van een woning aan de kade
waaraan ik sedert mijn zevenentwintigste, toen ik in Amsterdam voet aan wal
zette, mijn hartje verpand had. Vestdijk voerde mij naar de geboorteplaats
van Vestdijk, waar ik hoorde van een woning waarin Vestdijk menig keer
verbleef. Sedertdien liet de gedachte dat ik koste wat kost het huis wilde
hebben, mij niet los. Enkele weken na het Harlingse gesprek had ik
voldoende moed verzameld om de eigenaars van de woning op te bellen. De
koop was snel gesloten. Mijn toenmalige echtgenote Joop Muller, mijn zonen
Sjoerd en Sietse en ik waren dolblij, dat we de grijsgrauwe Bijlmeromgeving
konden verlaten. We leenden alles bij de Nationale Nederlanden. Dat was
moderne slavernij, maar alle nadelen daarvan werden zonnig belicht door de
realiteit, dat wij teruggekeerd waren naar het mooiste plekje van
Amsterdam.
Van professor Van der Woude hadden wij vernomen, dat op de bovenwoning
Henriëtte van Eyk domicilie hield, samen met haar verzorgster mejuffrouw
Ansje Hartog. Wij zouden, in de benedenwoning op nummer 57 huizende,
huisheer over beide dames worden, een voor socialisten beklemmende
gedachte. Zouden wij huisbaasneigingen krijgen? Wij waren het niet van
plan. Vanuit het zonnige Frankrijk stuurden wij een ansicht waarop wij ons
bekend maakten en onze komst op de laatste dag van juli 1975 aankondigden.
De begroeting op de verhuisdag kon niet hartelijker vereffend worden: toen
wij op die snikhete 31e juli 1975 onze joyeuze entree maakten, was Jet wel
zo goed om voor een bord overheerlijke kroketten te zorgen. ‘Wie zijn huis
betrekt, krijgt kroketten van me,’ zei ze later. Een smaakvol welkom.
Vanaf dat moment zaten we in een dubbele relatie: enerzijds een zakelijke
betrekking van huisheer tot huurder; aan de andere kant een persoonlijke
relatie van ‘jongeren’ tot oudere dames die het huis volgestouwd hadden met
herinneringen aan de jaren tussen 1910 en 1975.
Wij probeerden de materiële kanten terug te dringen ten gunste van de
hartelijke persoonlijke. Dat is ons gelukt, door samenwerking van beide
zijden. Dat hield in, dat we van tijd tot tijd bij de dames op de thee-en-
sherry gingen. Van het interieur van de huiskamer krijgt men het beste een
indruk uit de foto's die in Henriëttes memoires Dierbare wereld zijn
afgedrukt. Voor de schoorsteen stond een plattebuiskachel; daarop stonden
roodkoperen ketels; de ramen waren bekleed met hoge planten, onder andere
ficussen die Simon Vestdijk zelf nog gestekt had. We kregen een stekje mee.
Aan de wanden boekenkastjes. De ruimte die overschoot, was behangen met
batiklappen, oudroze kleden, wat oudtijdse schilderijtjes.
Het bezoek verliep immer op dezelfde wijze: wij mochten aanzitten. De
victualiën en spiritualiën werden door juffrouw Ansje aangedragen.
Henriëtte, in die jaren al moeilijk ter been, gaf haar daartoe
aanwijzingen. Wij mochten niets aandragen, verzetten, ja zelfs nauwelijks
gaan verzitten: wij waren ‘te gast’. Ondanks deze strakke dienstregeling
slaagden we erin, een goed gesprek te voeren. Daartoe was het nodig, de
woorden duidelijk te articuleren. Henriëtte begreep alles, ook van haar
eigen tijd, maar door hardhorendheid was zij niet altijd in staat, iedereen
te verstaan. Wij spraken luid tot zeer luid; juffrouw Ansje, getraind door
het dagelijks contact, was vervallen van spreken tot schreeuwen. Wij zagen
tijdens de bezoekjes wat we normaal door het plafond heen hóorden.
Slechthorenden gaan zelf ook harder spreken om zichzelf te horen.
Waarover spraken wij? Over de ‘jongens’, in 1976 respectievelijk twaalf en
tien jaar; ze waren door de dames in hun spel scherp geobserveerd. Eerst
gaf Henriëtte haar visie. Alsof die niet uitgesproken werd, gaf juffrouw
Ansje in de ruimte tussen de zinnen van Jetje háár commentaar: stem en
tegenstem, odia en parodia in de Griekse tragedie.
[..]
¨
Bij elke feestelijke gebeurtenis in ons leven paste wel een boekje.
Op deze wijze lazen wij het oeuvre van Henriëtte van Eyk, waarmee ik bij de
voorbereiding tot mijn hbs-examen in 1950 al kennisgemaakt had. In die
jaren verscheen De kleine parade op menige boekenlijst. Ik hield wel van
dat kneuterige commentaar op de Haagse clique.
[..]
Onze gesprekken strekten zich ook naar het verleden uit. Daarin speelde
Henriëttes broer Bert van Eyk een belangrijke rol. Deze begaafde chemicus,
eens hoogleraar in Soerabaja, heeft zijn kapitaal opgesoupeerd in kringen
van travestieten. Henriëtte vertelde dat zij daarvan veel verdriet had
ondervonden. De jaren '60 moesten nog aanbreken. Berts bibliotheek had zij
op de achterkamer van de bovenetage opgeslagen. Zij vroeg mij of ik de
boeken ten behoeve van de verkoop eens wilde ordenen. Aan dat verzoek heb
ik graag voldaan, maar op haar aanbod dat ik mocht uitzoeken wat ik wilde
ten behoeve van mijn eigen bibliotheek, kon ik niet ingaan. De zaak is
vervolgens per meter verkocht, aan een handelaar.
Het spreekt vanzelf dat ook na vijftien jaar de figuur van Simon Vestdijk
in de herinnering van Henriëtte nog als levend persoon verbleef. Zij heeft
die het best in haar bijdrage aan het Vestdijknummer van Maatstaf
verwoord.Ga naar eind(5) Een bizarre man van wie zij veel gehouden heeft
met een exclusieve begrijpende liefde, die zij heeft voortgezet tot het
niet meer kon. In 1961 heeft zij het ‘uitgemaakt’. Zij kon de concurrentie
van de weduwe Ans Koster, met wie Simon samenwoonde, niet meer aan.
Het duidelijkst heeft Henriëtte dat verteld in het VN-interview, afgenomen
door Max Pam.Ga naar eind(6) Vestdijk had haar eens willen trouwen, maar
door te dreigen met zelfmoord heeft Ans Koster dat voorkomen. In het huis
aan de kade had Vestdijk zich als arts willen vestigen, maar iedereen
besefte het illusoire van dit voornemen. Dokter is Vestdijk nooit meer
geworden.
In november 1978 heb ik, ten behoeve van een uitzending van de Vrijdenkers-
radio-omroep (VRO) Henriëtte geïnterviewd over haar relatie met Vestdijk.
Zij zag met warmte terug op de betrekking met deze bijzondere, zij het
introverte man, die zichzelf nauwelijks kende en geen raad wist met zijn
diepste emoties. Bij Jetje kon deze mensenschuwe mens onderdak vinden. Bij
haar hoefde hij zijn eigen angsten niet te verbergen. Hoe bang Simon voor
zijn eigen gevoelens was, kan men opmaken uit het VN-interview dat Bibeb
aan hem afnam. In het bijzijn van zijn echtgenote Mieke Vestdijk kon hij,
sprekend over zijn grote liefde tussen 1946 en 1961, niet meer uitbrengen
dan: ‘ja, een heel bijzondere vrouw.’
Wij kregen de indruk dat na 1961 geen man dezelfde plaats in Henriëttes
leven heeft ingenomen als Simon. Zij doorzag zijn kleinheid in het
dagelijkse leven, maar schatte zijn artistieke betekenis naar waarde. Hun
samenzijn moet op zijn best een feest zijn geweest, op zijn minst een
moment van gelukkige beslotenheid in het huis aan de kade waarin wij nu
wonen.
Begin '79 kon Henriëtte zich nauwelijks meer naar beneden begeven, ondanks
dat zij met hulp van het departement een traplift had kunnen laten
aanbrengen. Toen de buurt op een zonnige dag op het grasveld aan de kade
een nazomerfeestje had georganiseerd, liet zij zich verontschuldigen en
zwaaide ze af en toe door het raam naar de wijn drinkende, onder parasols
gezeten buren die het feest van het zich voortzettende leven vierden. Dat
laatste was voor haar niet meer weggelegd. Zij voelde dat zeer duidelijk
aan.
In 1980 verergerde haar ziekte. Een van haar voeten dreigde af te sterven.
Enkele vrouwen hebben haar in haar laatste maanden met liefde verzorgd. Zij
toonde zich in die tijd niet van haar gemakkelijkste kant. Een zekere
knorrigheid had einde '78 al een verwijdering tussen haar en Ansje
veroorzaakt, wat geleid had tot de verhuizing van de verzorgster. Hulde aan
deze vrouw die haar zeventien jaar verzorgd heeft.
De buurtgenoten hebben beurtelings bij haar ziekbed gewaakt. Tal van
literaire vrienden hebben haar nog bezocht.
[..]
Zij maakte van haar laatste jaren naar vermogen een feest. Haar wereld was
haar dierbaar. Het is een voorrecht geweest, daarin bescheiden gedeeld te
hebben. Henriëtte was te broos voor deze wereld. Daarom omgaf zij zich
graag met wie zij noemde: ‘lieve mensen’.
[..]
Weken na de crematie op 30 november 1980 is door Henriëttes nicht naarstig
gepoogd de papierwinkel die haar tante achtergelaten had op orde te
brengen. Jetje had veertig jaar lang alles bewaard. Het was bijna
onbegonnen werk. Toen de laatste vuilniszak in februari 1981 weggehaald
was, vond ik op de kade een aantal losse kaartjes uit een
telefoonklapppertje. Het betrof de letters V en W onder haar vrienden. Op
een kaartje staat te lezen: Van Vriesland, Theun de Vries, en - uiteraard -
Vestdijk, de laatste naam in vette schrijfletters aangegeven. Aangezien er
achter die naam voor een telefoonnummer geen plaats meer was, heeft de
eigenaresse een pijl diagonaal over het kaartje aangebracht naar een plek
waar zij kon schrijven: Simon: 03430-2246. Hoopte zij, dat hij tussen 1961
en 1971 nog eens zou bellen?
Na enig omzwerven ben ik in het voorjaar van 1982 met een nieuwe gade in
het bovenhuis aan de kade getrokken. De ficus bloeit als nooit tevoren.
Fenna (tweeëneenhalf) en Loran (zes maanden) scharrelen er rond. Op de
plaats waar Simon uit zijn werk voorlas en de plaats waar Jetje stierf,
banen zij zich een weg naar het leven, in het huis aan de kade.
Amsterdam, eind 1986
Naschrift: Veertien jaar later herinnert nog maar weinig aan Henriëttes
langjarig verblijf in het Huis aan de kade: de ficussen zijn gestorven: er
is nog een opbergkastje op Lorans kamer; in de badkamer hebben de hondjes
van Jetje voor eeuwig hun krabbelende sporen nagelaten. Wim Hazeu kwam
enkele jaren geleden snuffelend de trap op om inspiratie op te doen voor de
Grote Liefde tussen Simon en Henriëtte, bij het schrijven van zijn
Vestdijkbiografie. In ons beklijft de herinnering aan een goed mens.
(dec.1999)
Johan (14 januari 2022)