Verscheur deze brief! Ik vertel je te veel (2008)
Boeiende briefwisseling tussen Hermans en Reve vanaf 19 september 1947
tot de breuk op 20 februari 1959.
Een toelichting van Hermans zelf: "Hij was echter steeds drukker in de
weer met het door mij zeer gehate tijdschrift Tirade’. Op 18 februari
1959 deed hij mij zelfs het beledigende verzoek aan dat vod mee te
werken."
Reve blijft daarna met tussenpozen nog schrijven, maar Hermans heeft hem
in ongenade laten vallen en schrijft hooguit nog een zakelijk briefje.
H, 20 februari 1968: "Sinds je bekering tot het rooms-
katholicisme, heb ik geen andere indruk van je dan dat je met
een heel dik bord voor je kop loopt."
H: "De tragiek is juist dat men van verandering verbetering verwacht en
ten slotte merkt dat alles op hetzelfde neerkomt."
H: "Hier in Canada verveel ik me zo ontzettend dat ik niets meer geweldig
vind."
R: "[..] je novellebundel Moedwil en Misverstand [..] Het is een heerlijk
werkje, dat ik met groot behagen heb gelezen."
R: "Had je wat minder essayers, kleinkunstenaars en halfartisten naar de
keel gevolgen, dan zou je entree niet zo moeizaam zijn verlopen."
R: "Bij DE bezige bij heb ik nog uitvoerig over De Tranen der Acacia’s
gepraat [..] maar ze willen er niet aan [..] wegens de hete passages.
Je hebt echter groot gelijk, als je er niet in veranderen of bekorten wil."
R: "Dat rotboek De Avonden [..] Ik heb besloten helemaal opnieuw te
beginnen, als een debutant."
H: "[..] bij al die vijanden is er geen een waarvan ik zou willen dat hij
mijn vriend was."
H: "Montreal of Toronto, ben je in een middag uitgekeken. Canada is, wat
culturele genoegens betreft, een ongelooflijk vervelend land."
R (20 oktober 1948): "Inmiddels las ik een verrukkelijk verhaal van je in
Criterium, getiteld ‘Paranoia’. Jij hebt iets wat ik bepaald mis:
beweeglijkheid van verteltrant en gedurfde, maar altijd rake vergelijking.
Daardoor houdt mijn werk tegenover het jouwe altijd iets traags, vlak en
effens. [..] Jij moet nog een jaar ten hoogste geduld hebben, dan word je
erkend."
H: "Verreweg mijn grootste ergernis is nu geworden dat ik de langste tijd
in Canada ben geweest en naar Holland terug moet. [..] een mooi meisje te
trouwen en mij verder levenslang te wijden aan de houthandel en
gesprekken over het weer. Zelfs over politiek kun je hier niet praten."
H: "Alle fouten die men mij verwijt als verwardheid en slordige stijl, zijn
hier nog veel erger geworden."
Hermans reist van 8 tot 21 december 1948 vanuit Canada terug naar
Nederland. Op 9 december trouwt Reve met Hanny Michaelis. De brieven
van Reve worden vanaf dan soms aangevuld met stukjes door Hanny, die
ook wel bij de familie Hermans logeert.
H: "De beslissing is gevallen dat v. Oorschot Acacia’s zal uitgeven. Het
manuscript moet eind Maart persklaar zijn en daar er nogal veel in staat
dat mij niet bevalt, sta ik voor een heidense taak."
In de brieven vanaf 16 januari 1950 bespreken ze een plan van Reve om
gezamenlijk een verhaal te schrijven. Hermans: "De vrouwen gebruiken
opium en lopen half naakt door het huis, onophoudelijk ruzie maken en
luidop plannen tot moord smedend. De man, verlamd in bed, hoort het
allemaal. [..]"
H: "ik wil jullie n.l. vragen om eens nasi goreng bij ons te komen eten."
Op 4 juli 1950 trouwt Hermans met Emilie Henriëtte Meurs . Ze gaan
inwonen bij haar ouders, Zomerlustplein 21 Voorburg. (Uitnodiging p.53)
R: "God schenke jou en je vrouw voortdurende gezondheid en late je in
rechtvaardigheid wandelen."
H: "[..] bemerk ik dat ik bijzonder weinig neiging bezit mijn diploma
productief te maken. Ik wil alleen maar schrijven, net als voor die tijd.
Maar waarom? Wat moet ik ermee? Hoe moet het financieel? [..] Het ergste is
dat een schrijver in Nederland leeft in een omgeving die of onverschillig
tegenover hem staat, of zogenaamd ook aan de letteren en de kunst doet -
maar op een manier die eerder ontmoedigend werkt."
"Ik werk elke nacht van 12-4 aan mijn nieuwe roman. Overdag lig ik te bed
in een soort zenuwkoorts."
R: "Alweer zien we dus, hoe men in Nederland de schrijver verantwoordelijk
stelt voor de gedachten van zijn personages."
R: "Ik beschouw jou als de enige levende Nederlandse schrijver van
betekenis. Je relaas ‘Een veelbelovende Jongeman’ is echter ver beneden je
talent. [..] Zie verder af van alle activiteit en literair invloed buiten je
eigenlijke werk: niet omdat het verachtelijk of zondig is, maar omdat het je
eigenlijke scheppende werk zal benadelen. Wees niet zwaarmoedig. We
leven in een grootse tijd en wonen een majestueus vuurwerk bij."
H: "[..] dat ik mij niet met de literaire activiteit als critiek en zo meer
zou moeten inlaten, is heel juist, maar het kost mij nu eenmaal grote moeite
het te laten en bovendien is het het enige wat mijn in staat stelt zo nu en
dan de bioscoop te bezoeken."
H: "Conserve en de Tranen der Acacia’s heb ik maar één keer geschreven
[..] zo naar de drukker gegaan. [..] Latere geslachten zullen de gaten en
barsten erin zien [..]"
Vanaf 28 januari 1952 schrijft Reve lange tijd in het Engels.
H: Als iemand Engels wil gaan schrijven O.K., maar wacht dan met
publiceren tot het perfect is. Nu is het een mengsel van voor een Engelsman
of Amerikaan volmaakt onbegrijpelijk batavismen. Bovendien Engels en
Amerikaans slang door elkaar.""
H: "De ‘boodschap’ uit mijn boeken is nu eenmaal de nietigheid van alles -
dat zou niet zo wezen als ikzelf deze nietigheid niet onderging."
H, Groningen: "Ik heb veel plezier gehad, drie dagen geleden in Amsterdam.
Hier teruggekomen, kreeg ik een kater, zonder gedronken te hebben."
R: "I think we were the only two Dutch prose writers of significance, and if
you stop writing, Dutch literature will come to an end. [..] Don’t quarrel
with everybody, but save your energy for writing."
p.106 geboortekaartje Ruprecht
R: "I drank an enormous quantity of jenever, so that I was able to converse
with my father without getting angry."
H: "Hoewel ik nogal moe ben door alle vijanden die ik dag in dag uit te
bevechten heb, schrijf ik toch direct terug. [..] Ik ben al tevreden wanneer ik
een boek kan achterlaten, waarin mijn volledige afschuw van wat er in de
Nederlandse letteren voorvalt, is opgetekend. Dat is de enige bedoeling van
Mandarijnen op Zwavelzuur. Niet dat het helpt. Niemand. Mij zelf niet eens.
Maar ik denk dit nu eenmaal en daarom vind ik het nodig dat ook andere
mensen te weten kunnen komen wat ik denk."
H: "Steeds duidelijker wordt het mij dat ook rijk wezen mij niet zou kunnen
helpen. Rijk zijn is iets waar je jong aan wennen moet."
H over J.B. Charles: "[..] zal ik zijn schedel kloven, zodat hij zijn verder
leven met een wollen paasnetje om zal moeten lopen om de stukken bij elkaar te
houden."
H: "Je bericht dat je nu toch die studietoelage gekregen hebt, heeft mij zo
opgewonden, dat ik al een hele brief in het Engels in mijn hoofd had, om je
mijn vreugde te doen weten. Deze brief vertaal ik bij deze in het
Nederlands."
H: "je bericht over Geert van Oorschot bevestigt mijn telefonische
indrukken."
H: "Soms heb ik het gevoel of mijn leven helemaal leegloopt hier in
Groningen."
H: ‘[..] het meeste is toch geen geschikte lectuur voor ouders, zoals de
praktijk dagelijks bewijst."
R, over een foto: "I mean to say that the fault is in your face, and also in
your continuous distrust which renders it in an expression of hatred."
R: "She said with an ondeugende smile."
H: "Het was inderdaad zes uur in de ochtend, toen ik Renate R. dat boek gaf.
Maar er waren andere mensen bij; dit als verdediging. [..] Heb ik je wel
eens verteld hoe ik haar als hoer in Parijs ben tegengekomen [..]"
H: "De middelmatigheid en domheid van mijn tegenstanders is zó groot dat
ik soms bang ben zelf ook aan de grootheidswaanzin te gaan lijden waar de
figuren in mijn verhalen hun krankzinnigheid aan danken."
H: "Soms denk ik er over helemaal niet meer te schrijven, maar het akelige
is, dat mijn gedachten dag in dag uit bijna nergens anders zijn dan bij
schrijven. [..] Ik heb iets in mij [..] dat maakt dat ik altijd word onderschat,
dat had ik al toen ik klein was."
De brief van 25 april 1955 aan Reve is in het Frans: "hoewel mijn beheersing
van dat mooie idioom onvoldoende is om me met dezelfde smeerlapperij uit
te drukken waaraan mijn critici zo’n plezier beleven."
H: "Voortaan zal ik mijn eigen uitgever zijn!"
H: "Uiteindelijk zal Nederland mijn werk leren kennen als een zeer
ingewikkelde machine."
H: [..] ik heb mijn schrijfmachine kapot gemaakt met het typen van
mandarijnen."
p. 155 en 160, juli 1955, reisverslag Sicilië. "Het eiland is mooi, maar
bewoond door bararen."
H: "Het verschrikkelijke van schrijven in Nederland is [..] wanbegrip, kabaal
of stilte; nooit één begrijpelijk geluid."
H, 10 september 1955: "Ik wil verhuizen, maar weet niet waar naartoe."
H: "Als ik langzaam schrijf, vergeet ik alles wat mij te binnen schiet voordat
ik eraan toe ben."
p.194, januari 1956, voetnoot: Hermans was in Parijs om een baan in
Frankrijk te vinden.
H: "het is een hoop varkensstront., alles bij elkaar, tijdschriften, uitgevers,
alles."
H: "Het heet DE GOD DENKBAAR DENKBAAR DE GOD. Ik ben er vanaf eind
februari af dag en nacht aan bezig geweest. Daardoor vandaag moe en
verdrietig."
H: "Ik ben inderdaad van plan Conserve te herschrijven."
p. 215 reisverslag Florence.
27 april 1957. Reve terug in Amsterdam uit Engeland, kon zich daar
economisch niet handhaven. Leeft gescheiden van Hanny.
H: "[..] ik schrijf maar door, ook al weet ik beter dan ooit dat het allemaal
voor niemendal is."
R: "[..] bezeten ben geraakt van het werk Conserve. [..] geef mij les. Geef
mij advies in twee of drie brieven."
H: "Het liefste zou ik een slaapkuur van een jaar of tien doen, met het recht
om, als de toestanden mij over toen jaar nog niet bevallen, onmiddellijk
weer in te slapen."
Dan valt Reve in ongenade.
Reve reageert: "Over uw brief van 20 februari 1959 heb ik vier weken
beraad in acht genomen, om de kans op een ondoordacht antwoord of een
overijlde beslissing uit te sluiten."
H aan R, formeel en aangetekend, 24 september 1968, Reve suggereert alle
brieven die hij bewaard heeft te verkopen aan een verzamelaar. Hermans:
"Te allen overvloede wijs ik u er voorts op dat ik u uitdrukkelijk verbied
ook maar één letter te publiceren van wat ik mijnerzijds ooit aan u geschreven
heb."
Voetnoot: Reve logeerde in oktober 1968 in het Zuid-Franse huis van Hilly en
Geert van Oorschot.
R, gebruikt de aanhef Waarde Kunstbroeder: "We hoeven ons niet officieel
te verzoenen. Maar misschien is het wel goed voor je, emotioneel, om met
iemand om te gaan, die totaal andere ideeën heeft dan jij. [..] Nederland
is best een fijn land, vind ik. Ik begrijp dat geklaag niet."
Hermans reageert op de meeste brieven niet meer.
R: "Lieve Wim, Veel dank voor je lange brief."
Hermans tekende hierbij aan: Die bestaat niet.
R: "Jij moet ook rooms Katholiek worden, dan gaat alles beter."
R, september 1971: "Soms maak ik me wel eens zorgen over het feit dat ik
geen konkurrentie heb, & geruisloos alsmaar beroemder word. [..] Van
Hermans wordt al 1 1 / 2 of 2 jaar een roman aangekondigd [..] Het holle
vat Mulisch is van eigen verbeelding gebarsten, Wolkers absoluut
ongenietbaar geworden. [..] Ik zou je graag weer eens ontmoeten. We
worden oud & ziek, & de tijd dringt. Geen herrie meer maken, bedoel ik.
Houd de pers af, & houd de radio af. Niks dan verdriet heb je ervan. Nooit
mopperen voor de televisie."
H: "Ik hoop dat je in staat bent lessen uit het verleden te trekken en dus
in interviews geen domme dingen meer over mij zult beweren."
Johan (13 oktober 2010)