Alpen & Dolomieten (2005)
    
    
    Een week na de reis door Spanje, vertrek ik op donderdag 16 juni weer richting het zuiden. Dit keer iets oostelijker, voor een echte bergreis, met beroemde bergpassen in de Aplen en Dolomieten door Frankrijk, Zwitserland, Italië en Oostenrijk.
    Net als in 1998 en 1999 reis ik via Metz, Nancy en Pontarlier, - via de Vogezen dus - naar Zwitserland. Bij Petit-Paris, nog voor Pontarlier, wijk ik even van de hoofdroute af om het typische franse dorpje Mouthier Haute-Pierre te bezoeken. Mouthier is denk ik aardig representatief voor de dorpjes in deze omgeving. Ik maak een paar rustieke foto's van straatjes, huizen met stenen poortjes, trapjes en bloemrijke tuinen. Zwitserland Bij de grens worden autopapieren, rijbewijs en paspoort gecontroleerd. Handig, want dan hoef ik dat zelf niet te doen. Ik wilde via deze kant Zwitserland binnen komen, omdat het meer Lac du Joux en Col du Marchairuz (1447) op het programma staan. Het meer valt me wat tegen. Het is er te rustig. Misschien is dat in het hoogseizoen anders. De col is erg groen en bebost, en heeft veel wandelmogelijkheden. Zoals iedere jaar bezoek ik Nyon, aan het meer van Geneve, ook even. Dit keer geen ontmoeting met Agata (zie het verhaal "De dame in het blauw"). Dat is even wennen. Uiteraard denk ik terug aan mooie tijden met de Poolse jonge dames. En het blijft een mooi stadje. In Frankrijk ga ik via een omweg richting Annemasse en de D41 (het begin van deze weg is lastig te vinden), naar Mont Salève. Dit is een erg steile weg met enkele uitzichtpunten waarbij je een schitterend zicht hebt over de regio Geneve. De Grand Gorge is 1283 meter hoog. Voor ik het hotel in Annecy bereik, moet ik eerst een file doorstaan veroorzaakt door een frontale botsing waarbij een bus betrokken is. Annecy Uiteraard verblijf ik de volgende dag een paar uur in één van mijn favorieten. Annecy heeft alles wat een stad zou moeten hebben: een meer met bergen op de achtergond, een treinstation, een oude binnenstad met kanaaltjes en fraaie architetctuur, enkele prima supermarkten. En niet te vergeten prachtige parken. (Alleen het kasteel valt een beetje tegen.) Annecy - Albertville Col des Aravis (1486) blijft een leuke col onder de 'kleintjes'. Deze is groen, compact, met een kapelletje en de afdaling is met scherpe bochten tussen chalets door pittig. Col des Saisies (1650) doe ik dit jaar voor het eerst en blijkt een tegenvaller te zijn naar een saai skioord. In Albertville parkeer ik naast het hotel in de schaduw; om kwart over negen in de ochtend is het volgens de auto al vierentwintig graden! Col de la Croix de Fer Via een wegomleiding over Col du Mollard (1638) beklim ik Col de la Croix de Fer (2067). Het deel waarbij je vanaf de Mollard zicht hebt op de Croix de Fer is mooi, het skistadje aan de voet van de col is lelijk, maar de Col zelf is weer prachtig. Het uitzicht is formidabel Dichtbij de top zijn een drietal bergmeertjes, direct achter de col is een groen veldje waar zelfs iemand het waagt om te kamperen. Er zijn volop wandelmogelijkheden. En uiteraard een ijzeren kruis waarnaar de col is vernoemd. Een paar kilometer na de afdaling ligt bij de samenkomst van de D927 en D926 Col du Glandon (1924). Eveneens een prachtig uitzicht - eigenlijk nog mooier. Op de col kampeert een schaapherder in een oude caravan. Even verderop staat een schuur. Ik zie dat hij een gewonde schaap bij de staart pakt en naar de schuur draagt. De linker voorpoot is ernstig gewond. Richting het zuiden, aan de overzijde van de stuwdam van La Barrage de Grand'Maison, zadelt een jong echtpaar een ezel met reisbepakking op. Zo te zien zijn ze van plan een paar dagen in de bergen door te brengen. Een schaapherder assisteert hen. Tegen de helling bij de stuwdam worden twee schaapkuddes 'vastgehouden' door drie honden. La Berarde Het volgende reisdoel is de vallei van La Berarde (D530). Een rustige omgeving (het is tenslotte geen doorgaande route), met aan het einde een mooie camping. Onderweg een kleine waterval en bijna voortdurend rijdend langs een wilde rivier - de Vénéon - met lichtgrijs water. Af en toe is de weg smal en erg steil, inclusief een bochtig tunneltje waar je maar met één auto gelijktijdig door kunt. In La Berarde zelf staat een kapelletje met binnenin in de rondte veertien afbeeldingen met daarop de kruisiging van Christus. Zeer indrukwekkend zijn de monumentjes achterin de kerk voor verongelukte bergbedwingers van La Meije - vaak twintigers. Op de terugweg door het dal valt een verfrissende bui uit de hemel. Col du Galibier Richting het oosten is boven La Grave, in Les Terrasses, een mooi uitzicht op het sneeuwrijke gebergte La Meije. Ik bezoek er tevens een klein armoedig boerendorpje. Nog mooier is het uitzicht vanaf Col du Galibier (2624). Fantastisch! Het landschap is hier nauwelijks meer begroeit. Via een pad van zand en gesteente is het mogelijk om nog iets hoger te wandelen naar een plek waar een kleurrijke panoramatafel staat met daarop alle bergen rondom vermeld. Inclusief de Mont Blanc, die dus ook vanaf hier nog te zien is. Ik nuttig mijn lunch op de col. Genietend van het uitzicht, en van het enthousiasme van fietsers die collega's in de laatste meters naar de top aanmoedigen. Een Italiaan sprint de laatste tientallen meters al zijn energiereserves er onder een luid gejuich nog uit. Briançon - col is de Izoard - Col de Vars In Briançon wandel ik naar de oude ommuurde bovenstad. Weinig toerisme hier. Toch een zeer fraaie ommuurde hooggelegen stad, wat zeg ik: de hoogst gelegen stad van Europa. Met de Collegial Notre-Dame, twee kanaalstraten (De Grande Gargouille en de Petite Gargouille), veel mooie zonnewijzers (Les Cadrans Solaires) in diverse formaten en een zonnewijzermuseum. De volgende col is de Izoard (2360). Qua landschap een beetje vergelijkbaar met de Galibier. De beroemde steenwoestijn Casse Déserte (2200), direct na de top, springt er uit als zijnde een zandkleurige berghelling met ruig gevormde rotsspitsen. Tussen de top en Casse Déserte staat nog een monumentje voor de wielrenners Fausto Coppi (1919-1960) en Louison Bobet (1925-1983). Worden wielrenners wel eens echt oud? In Embrun zoek ik een camping op. Er zijn er minstens drie. Mijn voorkeur gaat uit naar de rustigste, de net iets boven het centrum gelegen "Les Tourelles". Ik wacht tot de onweersbuien weg zijn getrokken alvorens ik mijn tentje opzet. Ik begin aan de beklimming van Col de Vars (2109), naar het gelijknamige skigebied. Het uitzicht achter me, met de vallei, Guillestre, en de bergketens in het noorden, is wederom verbluffend! De Vars is in vergelijking met de Izoard een groene col met geurende alpenweiden. Col de la Bonette In Jausier staat een kerk voorzien van een fraaie zonnewijzer. Barcelonnete boeit met niet. Na een korte stop bij de supermarkt rijd ik door naar het hoogtepunt van de dag, namelijk de hoogste bergpas van Europa: Col de la Bonette. Maar liefst 2802 meter boven de zeespiegel. De weg omhoog lijkt maar niet op te houden. Na iedere bocht volgt weer een verrassing. De top zelf is via een éénrichtingverkeer te bereiken via een smalle richelweg, Cime de la Bonette. Je zit hier bijna letterlijk in de wolken. Dat laatste stukje weg lijkt wel alsof je over enorme berg steenkolen rijdt. Op de top is weinig parkeerruimte, dus even omhoog naar de panoramatafel en weer verder. Voor een langere stop zijn er een bergmeertje een paar kilometer voor de top, of na de top Camp des Fouchers. Bij de ruines van Camp des Fouchers nuttig ik de lunch. In de lange, redelijk snelle en bijzonder mooie afdaling, zit een prachtige waterval bij een bruggetje over La Tineé. In St. Sauveur sur Tineé (497) hebben bijna alle huizen een zachte perzik-, of abrikozenkleur. Zo mooi. De aanloop naar Col de la Couillole (1678) vanuit St. Sauveur is zeer smal en steil. Ik ben blij dat ik slechts met een personenauto omhoog hoef. Onderweg ligt Roubion daar wel bijzonder fraai tegen de Mont Falcon. (In een reisverslag van Nederlandse fietsers las ik dat ze dit stuk als afdaling hebben gereden en als mooiste van de gehele vakantie bestempelden.) De top van de col stelt overigens weinig voor. Ik rijd na een korte pauze door naar St. Auban via Gorges sup. du Cians. St. Auban - Grasse - Villeneuve-Loubet Het is bewolkt geworden, daarom vind ik verder omrijden niet de moeite waard. De hoogstwaarschijnlijk fraaiere Dalius, die parallel aan de Cians ligt, sla ik daardoor over. In de Clue de St. Auban zit direct naast de weg een 'open' kerk onder de rotsen van de bergkloof verscholen. In Escragnolies, aan de N85, is een prachtige betegeling met daarop een tafereel van Heros de la Marseillaise (militairen in Franse driekleurenuniformen). Via Foret de Nans en de Pas de la Faye (984), sla ik in Grasse af richting Nice. Er volgt een lange, dalende, weg naar de Franse Rivièra. Ik neem mijn intrek in het keurige van airco voorziene Villages Hotel, achter de McDonalds in Villeneuve-Loubet. Op een paar honderd meter van de kust. Die hier overigens niet eens zo mooi is. Sospel, La Brigue Vanuit Villeneuve-Loubet ga ik de bergachtige omgeving ten noorden van Nice verkennen. En vooral die afschuwelijk drukke stad zelf vermijden. Het doel is het vroegere Italiaanse stadje Tende (ook Nice is ooit Italiaans geweest), om vervolgens terug te keren naar het hotel. Ik heb van deze omgeving speciaal een kaart met schaal 1:150.000. Onderweg bezoek ik de mooie bergdorpjes Colemars, Aspremont en Contes. Het laatste stukje afdaling in de D815 bij Chateauneuf-Villevieille heeft bijzonder veel scherpe haarspeldbochten (zweet, puf). L'Escareme is ook een fraai dorpje. Op een pleintje luieren diverse katten. In de straatjes heerst de rust van een siësta. In de afdaling van Col de Braus (1002) is het tijd voor de lunch bij een picknicktafel in de buurt van een stroompje met heerlijk fris en helder water. Via Col de Brois (879) en Sospel (ook de moeite van een bezoek waard!) kom ik in Breil-sur-Roya. Nog voor Tende, net ten oosten van La Brigue zoek ik de stenen brug Pont du Coq en de oude watermolen op. De molen is helaas privé-bezit. De eigenaars zijn niet gediend van ongewenste bezoekers: waarschuwingsborden en een camera. Maar ook vanaf de weg is dit prachtige bouwsel prima te bewonderen. De moeite waard! Via Nice, Vence en St. Paul rijd ik terug naar het hotel. In plaats van de drukke door kunstenaars bewoonde Vence en St. Paul ook echt te bezoeken, rijd ik de volgende dag naar het mogelijk nog mooiere - zeker intiemere - Tourrettes- sur-Loup. Net voor Tourrettes kun je gratis parkeren en aan de overzijde van de weg loopt een mooi wandelpad naar het dorpje. Vanaf hier is het uitzicht ook het fraaist. Tourrettes-sur-Loup Tourrettes-sur-Loup is wonderschoon: smalle straatjes, mooi bloeiende klimplanten en een paar kunstgalerietjes. Een aantal bewoners komt van oorspong uit Engeland. Ik zie de laatste jaren ook steeds vaker Zweden in het zuiden van Frankrijk. Waarschijnlijk een teken van de economische bloei in Zweden. Een ouder Zweeds echtpaar laadt voor mijn neus een tafel achter in hun Volvo, voor hun tweede huisje. De D6, met onderweg de waterval Cascade de Courmes, is als gevolg van wegwerkzaamheden helaas afgesloten. Ik rijd om naar het berggehucht Gourdon. Naar een "pique nique", want het is inmiddels weer lunchtijd. Er zweven een drietal parapenters - net roofvogels - rond Gourdon, die handig gebruik maken van de luchtstromingen op deze hoogte, en daarbij zelfs in staat zijn om hogerop te zweven. Vidauban Ik zit inmiddels in mijn favoriete hotel in deze regio, namelijk La Fontaine in Vidauban. De eigenaars kennen me doordat ik de afgelopen jaren tijdens nazomers een paar dagen in deze omgeving vertoefde. Cavalaire-sur-Mer - Gassin Vandaag is het onbewolkt en heet. Ik rijd over de Col des Fourches (681). Onderweg regelmatig oudere wielrenners, veel laagbos en nauwelijks tegenliggers. Daarna volgt de Col de Babaou (414). Een iets opener bergpas. Deze bergweggetjes zijn vermoedelijk gebruikt voor de Gendarmefilms met Louis de Funès. Daar doet deze omgeving me namelijk sterk aan denken. Ik kom aan de kust bij Le Lavandou en rijd door naar het rustiger Cavalaire-sur-Mer. Cavalaire heeft een mooie nieuwe boulevard. In de middag bezoek ik het uitermate fotogenieke moderne bergdorpje Gassin. De terugweg naar het hotel gaat via de badplaats St. Maxime, de snelle Col de Gratteloup (225) en het dorpje Le Muy. Lorgues - Lac de Sante Croix De volgende dag ga ik vanuit Vidauban via de D10 naar het dichtbij gelegen dorp Lorgues. Deze omgeving is populair bij buitenlanders die hier een vakantiehuisje hebben. Een paar weken eerder heeft mijn vader hier met een vriend Nederlanders bezocht. Ik wandel even door Lorgues en koop er alvast de spullen voor de lunch bij een Intermarché. In de smalle straatjes van Lorgues bots ik bijna tegen een negerin op in een duster, die de post uit de brievenbus haalt. In een ander straatje zie ik in een woning een vrouw staan die een hondje trimt. Volgens het bord naast de deur zit hier de honden- en kattenkapper. Bij een hoger gelegen pleintje zitten twee oude mannetjes te genieten van een zeer wulpse dame, die buiten in haar nachthemd met de hand kleding wast. Onderweg richting Lac de Sante Croix parkeer ik de auto langs het weggetje dat naar het Orthodoxe klooster St. Michel de Var bij St. Jean leidt. In de hoop hier rustig te kunnen lunchen. Maar na een paar minuten komt de één na andere auto de weg oprijden. Na de lunch ben ik toch nieuwsgierig geworden waarom al die auto's zonodig naar dat klooster moesten. Enfin, ik wandel het kloosterterrein op en zie tot mijn verbazing een vijver met aan de overzijde een prachtig klooster. Wanneer ik langs de vijver wandel, staat bij een waterbron een moeder met haar twee jonge kinderen vissen te voeren. Of zouden die dieren op het frisse en zoete water van de bron afkomen. Een prachtig schouwspel in het water: een massa aan oranje en geelkleurige vissen. Voor het klooster zijn naast het toegangspad ballonnen opgesteld. Er gaat dus iets feestelijks gebeuren. Nadat de meeste bezoekers plaats hebben genomen in de kapel, parkeert er een auto direct naast de kapel. Uit de auto stappen drie jongedames, waaronder een bruidje: een donkerharige Française met een bleek gezichtje. En waar hij zo snel vandaan komt weet ik niet, maar plotseling staat er een donker getinte man in een karamelbruin maatpak naast haar. De bruidegom. Lac de Sante Croix Leuk om dit mee te maken. Nadat het gezelschap naar binnen is gegaan ga ik verder naar het prachtig gelegen dorpje Bauduen, aan Lac de Sante Croix. Wederom heerlijk om door de rustieke straatjes te dromen en te genieten van de typische Franse architectuur en klimplanten, van zo'n tegen de heuvel geplakt dorp. Bij het dorpje is het heerlijk zwemmen. Ook langs de onverharde weg die na het dorpje nog verder langs het meer loopt, zijn prachtige zwemmersplekjes. Rond het meer, richting Moustier St. Marie kom ik langs enkele lavendelvelden. Het landschap is aan deze zijde van het meer redelijk vlak en dat geeft een mooi contrast met de bergen in het zuiden en oosten waar de Verdon tussendoor stroomt. De afdaling naar Moustier is maar liefst 16%. Na Moustier klimt de weg naar een punt waarbij je de Verdon prachtig blauw diep in de kloof ziet stromen; her en der een waterfiets. In La Palud lijkt een aardige, rustige tentcamping te zijn (een tip voor een volgende keer). Net als een paar jaar geleden rijd ik langs de noordzijde van de Verdon via Route des Crêtes D23/C23, met de richting van de wijzers van klok mee, waarbij de hoogste haarspeldbocht het mooiste uitzicht biedt. Richting Castellane zoek ik mijn favoriete plekje op aan de Verdon om nog even te pootjebaden in het ijskoude en snel stromende water. De volgende dag rijd ik visa versa naar Cannes, voor een rustdag die ik doorbreng met wandelen en genieten van de zon en het strandleven. Vidauban - Embrun Na vier nachten verlaat ik Vidauban om langzaam weer naar het noorden te trekken. Via de D25, met Col du Bel-Homme (915) kom ik langs een verlaten dorp, inclusief kerk, dat niet op mijn kaart staat (behalve dan het kerkteken). Zo te zien hoort dit bij de militaire basis Canjuers. Verboden terrein dus. Net voor Castellane kies ik de D102 langs het stuwmeer Lac de Chaudanne. Weinig anderen kiezen voor deze route. De beklimming in deze weg is erg smal en steil. Zo ongeveer op het hoogste punt is een prachtig uitzicht op het grotere stuwmeer: Lac de Castillon. Net voor St. Julien-de-Verdon vind ik een mooi plekje aan het meer om te lunchen. Aan de zuidzijde van Barrême bezoek ik bij het station een lavendeldistilleerderij; in 1907 opgericht door een industrieel uit Leipzig. Lac de Serre-Ponçon is groter dan ik had verwacht. Voor watersportliefhebber nog wel leuk, maar ik vind het meer en de directe omgeving nogal tegenvallen. Geef mij maar Annecy. In de baai van St. Michel staat een opvallend kerkje op een klein eilandje in het meer. De volgende dag maak ik de route rond het meer af, na weer te hebben overnacht op een camping in Embrun. Embrun - Annecy - Albertville Na het te drukke stadje Gap, volgt de irritante beklimming van Col Bayaard (1246). Irritant omdat de col lastig is door het drukke verkeer met nogal wat snelheidsverschillen. De N85 is sowieso een weg met een paar storende beklimmingen en afdalingen. De N75 is een beter, maar soms ook druk alternatief. Ik lunch in het parkje van St. Bonnet-en-Champsaur. Toeristen zie je hier niet. Het dorpje ligt naast de rivier de Drac. Enkele pubers hangen verveeld rond tijdens de lange schoolpauze. Om half twee begint die weer. Ik zie hoe sommigen kleinere kinderen gebracht worden, anderen alleen naar school lopen, bij vader achterop de motor komen, in de auto worden gebracht of met busjes uit omringende gehuchten komen. Na half twee wandel ik naar de muziekkiosk in het park waar zo-even pubermeisjes zaten. Het hout is bekrast met verheven teksten zoals: "Vive le rastalara et Bob Marley" "Niquele putain de college de St. Bonnet" "Sebastian Jaussaud je t'aime Marjorie Gongolin" Bij Ponsonnas verlaat ik de N85 even om Pont Ponsonnas te bezoeken. Een bungeejumpbrug van 103 meter. Vandaag is er echter geen bungeejumpen. Het is er bloedheet. De auto staat in de zon en de airco moet op volle kracht aan het werk wanneer ik verder rijd. Direct na La Mure verlaat ik wederom de N85 om binnendoor via de D529 naar Grenoble te rijden. Bij de stad aangekomen, mag op de rondweg slechts 70 worden gereden. De borden waarschuwen voor "pic de polution". De volgende ochtend is het na een bui iets koeler geworden. In Annecy bezoek ik tussen de onweersbuien door een internetcafé: maar liefst 6 euro voor 1 uur. De temperatuur is gedaald naar waarden tussen de 24 en 27. In de avond - in Albertville aangekomen - is de temperatuur zelfs al gedaald naar 21 graden. Buiten de Géant rennen de mensen van auto naar winkel en terug door de regen. Een man gaat onderuit. Hij kijkt om zich heen of iemand dat gezien heeft. Uiteraard. Ik zie alles. Een andere man doet zijn T-shirt uit om in de stortregen te doen alsof hij aan het douchen is. De familie die bij hem hoort moet lachen, evenals enkele mensen die dit vanuit het cafetaria aanschouwen. Piccolo S. Bernardo De volgende dag ga ik verder naar het oosten. Bij Bourg-St-Maurice volg ik de bordjes naar de kleine St. Bernard (2188), die tevens de grens met Italië is. (Halverwege de beklimming zit een camping, bij La Rosière, misschien iets voor een volgende reis.) Op de col staat een gebouw met het opschrift Ozpizio Maupiziano del Piccolo S. Bernardo, met ervoor een standbeeld. Even verderop ruïnes van bunkers? Ook vanaf hier zicht op de Mont Blanc. Ik wandel naar Lac Verney tussen de glooiende alpenvelden. Aan de rand van het bergmeertje ligt nog sneeuw. Via de N90/S90, rijd ik langs het sprookjeskasteel van Villeneuve naar Aosta. Zo'n 15 jaar geleden ben ik de groene vallei van Aosta al eens binnengekomen via de Mont Blanc Tunnel. In Aosta sla ik af richting Martigny, Zwitserland, via de S27. Bij Gignod is een prachtig picknickplekje bij een monumentje op het parkeerterrein van de uitkijktoren, met een waterbron en een metalen drinkbeker aan een kettinkje. Grote Sint Bernard Even later mag ik kiezen uit de tunnel of de pas van de Grote Sint Bernard (2473). Ik kies uiteraard voor de bergpas. Een mooie beklimming, met net voor de top een fraaie galerijtunnel. Op de top staat net voor de grens een standbeeld. Achter dit standbeeld wandel ik even naar beneden, naar de galerijtunnel, om er foto's te maken. De top is overigens bijzonder fotogeniek. Een bergmeer precies op de top. Vervolgens rijd ik onder L'Hospice door - een loopbrug verbindt de twee gebouwdelen - om te beginnen aan de snelle afdaling met een aantal tunnels. Brig - Simplonpas Bij Visp, richting Brig, zit een Carrefour supermarkt waar je gratis kunt parkeren (altijd een welkom tip voor Nederlanders, lijkt me zo). In Brig is een superschone camping aan de noordzijde van het stadje, aan de voet van de oude beklimming naar de Simplon. Ik kies er bewust voor om niet te dicht bij het eeuwig stromende water te staan, want dat is minstens zo lawaaiige als op de camping van Geiranger in Noorwegen. Boven de camping loopt de nieuwe weg van de Simplon op gigantisch hoge betonpalen. Ik kan de vrachtwagens vanaf de camping zien rijden. 's Ochtends rijd ik allereerst even naar de top van de Simplon (2005). De nieuwe weg naar boven is saai en nogal eenvoudig te beklimmen, vandaar ook het vele vrachtverkeer. Het water stort van de galerijtunnels. Op de top lijkt alles wel vergane glorie. Op sommige plekken zijn nog herkenningspunten van de vroegere bergpas te vinden: een stuk oude weg en het standbeeld van een roofvogel. Maar het lijkt helaas hoofdzaak om zo snel mogelijk over die bergpas te racen. Jammer. Saas-Fee De volgende dag staat een bezoek aan Saas-Fee op het programma. Zoals op een bord staat aangegeven: "Die Perl des Alpens". Aan het begin van het dorpje moet je de auto in of op de parkeergarage parkeren, om vervolgens wandelend of met een elektrisch aangedreven autootje naar het dorp te gaan. Want: verboden voor autoverkeer, "Elektrofahrzeuge und Fahrräder gestattet". De gletsjer ten zuiden van Saas-Fee blijft de gehele dag in de bewolking zitten, maar het stadje en de wandelroute zijn zonnig en het is hier heerlijk vertoeven met zo'n frisse berglucht en gemoedelijke sfeer. Naast de vele hotels en restaurants, zijn er een rodelbobbahn, wandelpaden en krekels. Ik wandel naar boven naar café Alpenblick. Bij dit café zit een houdsnijwerk op een boom met daarop de tekst: "Die Phantasie ist ein ewiger Frühling", van Schiller. Eggishorn / Aletschgletsjer Bij het station van Fiesch stoppen op regelmatige tijden de rood gekleurde treinen van de Glacier Express (Zermatt - St. Moritz) en de Matterhorn Gotthard Bahn. Je kunt er tevens iedere 30 minuten via een kabelbaan naar de Eggishorn. De vernieuwde camping van Fiesch is uitmuntend, maar ook bijzonder prijzig. De volgende dag is het weer mooi genoeg voor een tocht naar boven, naar de Eggishorn. Via twee kabelbaantrajecten. De eerste kabelbaan verplaats zich met 10 m/s. De tweede met 8 m/s. Die laatste valt na het eerste steunpunt stil. De man die hem bedient moet naar het grondstation bellen om het bakje te laten resetten. Met de telefoon in het bakje krijgt hij geen contact. Met zijn mobiele telefoon lukt het na enkele minuten. De reactie van de vrouw van een Nederlands echtpaar in het bakje: "Dat hebben wij weer. Moeten we hier ook nog overnachten." Ik zeg bijna dat ik nog wel een banaan in mijn rugzak had die we zouden kunnen delen. Voorlopig hoeven we elkaar nog niet op te eten. De tocht naar boven is absoluut de moeite waard! Daar ligt namelijk de Aletschgletsjer, met maar liefst 24 kilometer ijs! Een Japans stel wacht net als ik tot de zon wat sterker door de bewolking komt. De Japanse draagt witte handschoentjes. Nog mooier is het uitzicht wanneer ik een eindje over de bergkam naar de echte top klauter. Daar staat een ijzeren kruis en een bord waarop men mij feliciteert met het behalen van de top. Ik laat het toestel een foto van mijzelf maken. Dan probeer ik te achterhalen waar die kinderstemmen toch vandaan komen. Net na de top, voor de afgrond, zit een Italiaans gezin met drie dochtertjes van het uitzicht te genieten. Ik blijf een tijdje bij hen zitten. Fantastisch! In Reckingen maak ik de derde trouwerij mee. Na Spanje en Frankrijk, nu dus ook al in Zwitserland. Het bruidspaar en de genodigden hebben net het gejuich en het gooien van de confetti achter de rug, wanneer ik kijk naar hoe de groepsfoto's op het plein voor de kerk worden gemaakt. Ik maak een paar kiekjes. [Thuisgekomen zie ik dat een paar mensen van de groep in plaats van naar de fotograaf te kijken, in de lens van mijn toestel heeft gekeken. Tja.] Even later verdwijnt het sprookjesbruidspaar op een koets via een bergweggetje tussen de chalets. De kosteres heeft in de tussentijd de confetti van kerktrappen geveegd, want dit land moet wel schoon blijven. Nufenenpas De volgende dag staat wederom als eerste een bergpas op het programma. De Nufenenpas (2478). En ook deze is prachtig! De beklimming vanuit Ulrichen begint niet echt steil, maar na een bruggetje volgt een lange flinke klim tegen de westflank van de col. Bovenop word ik getrakteerd op een wonderschoon uitzicht, met vele besneeuwde bergen en in het zuidwesten een stuwdam voor de Griessee en daarachter de Griesgletsjer. Overigens heeft ook deze col een bergmeertje precies op de top. En panoramatafels met daarop de namen van alle bergtoppen die rondom te zien zijn. Ik wandel nog iets hoger. Af en toe bewust over zo'n schuin stuk sneeuw; zijdelings stappend. Twee keer ga ik bijna onderuit. Direct na de top, is het dal (Val Bedretto) in het Italiaanse deel van Zwitserland (Ticino) eveneens zeer fraai: lange tijd loopt de weg kronkelend tussen twee ruige bergketens. Grimselpass In Gletch splitst de weg naar het noorden (Grimselpass) en het oosten (Furkapass). Naast de Furkapass is het begin van de rivier de Rhône, in de vorm van de indrukwekkende Rhônegletsjer. Voor een paar franks mag je een stukje onder de gletsjer lopen. Een attractie die er volgens mijn ouders begin jaren zestig ook al was. Maar eerst de Grimselpass (2165). Visa versa. De gehele klim is vanuit Gletsch zo'n beetje te zien. Boven aangekomen, staan bij hotel Grimsel-Blick aan de rechterhand een aantal grappige kunstwerken die met motorfietsen te maken hebben. Tegenover het hotel een veldje met een aantal bergmarmotten in gevangenschap, gewend aan de mensen en zeer bereidwillig om voor de foto te poseren. Aan de andere zijde van het bergmeertje (alweer!) de top van de pas. Op de top is een eenrichtingsweg, genaamd "Panoramastrasse Oberaar" naar de Oberaarsee en Oberaargletsjer. Velen rijden aan deze weg voorbij, maar ik vond het absoluut de moeite waard Doen! Schitterend! De afdaling aan de noordzijde is mogelijk nog mooier, met meerdere stuwmeren en de Grimsel Hospiz (via een weg over de stuwdam met kasseien) met daarnaast een bergkirche. Naast de bergkirche zit op een heuveltje een weerstation. De gehele col lijkt wel een attractiepark. En het is er vandaag - op zondag- zeer druk (die arme fietsers, tussen al dat gemotoriseerde verkeer). Op de terug vind ik een mooi rustig plekje voor de lunch, net voor de top. Furkapass In de beklimming van de Furka (2436) zit bij Belvedère de eerder genoemde Rhônegletsjer. De top zelf is niet zo interessant: er staat geen restaurant, maar er zijn wel meerdere wandelpaden. Zo'n wandelpad is vooral leuk wanneer ik halverwege in het dal bij Gletsch het toeristische stoomtreintje zeer traag omhoog zie klimmen: een ware krachttoer. In de afdaling zit voor Tiefenbach een flinke waterval. De afdaling gaat behoorlijk wat sneller dan de beklimming. De doorgaande weg door het centrum van het toeristische Andermatt is van kasseien. Ik rijd direct door; want hier begint tevens de beklimming van de Oberalppass (2046). Een beklimming via een brede, eenvoudig te berijden weg. De spoorlijn loopt een eind langs de weg tot aan de top. Het treinstation zit ondergronds op de top. En ook deze pas heeft bovenop een bergmeertje. In de afdaling liggen diverse koeien te herkauwen, onderwijl genietend van al dat passerend verkeer. Bij Flims/Flem volgt nog een beklimming die ik nog niet eens op de kaart had gezien. Op een gegeven moment rijd ik in zuidelijke richting door het dorpje Bärenburg. Splügen In Splügen (ook nog met kasseien in het centrum) zoek ik de camping op. Een prima camping. Het nadeel is dat de auto niet bij het tentje mag staan, dus een kwestie van sjouwen met de spullen. Ik sta naast een stel uit Utrecht, op doorreis naar Italië. Zijn reactie is: "Sta je na 900 kilometer reizen weer naast een Nederlander." De volgende ochtend is het helaas bewolkt. Jammer, want voor vandaag staat de Splügenpass / Passo d. Spluga (2113) op het programma. Na inkopen te hebben gedaan in de Volg (zo heet die supermarkt), begin ik aan de af en toe erg smalle en steile klim. Op de top zit de grensovergang met Italië. Splügenpass / Passo d. Spluga Het is er mistig en fris: 10 graden. Merkwaardig genoeg heb ik geen bordje gezien met daarop de pashoogte. Door de dichte bewolking kan ik helaas nauwelijks iets van de omgeving zien. Verder lijkt er op deze col niks te beleven. In de afdaling kom ik op een gegeven moment door een paar armoedige hooggelegen bergdorpjes. Een beetje een merkwaardige sfeer heerst hier. Een als hippie geklede boer, in een kleurrijke pyjamabroek en een gele sjaal op zijn bol, loopt met een paar koeien door een dorpje. Ondanks zijn outfit heeft hij een sombere uitstraling. Deze afdaling lijkt maar niet te eindigen. Bij de afslag naar Madésimo zitten een paar zeer smalle tunneltjes met buitengewoon scherpe haarspeldbochten! Gelukkig zijn er nauwelijks tegenliggers. In deze omgeving is veel agriturismo. Ik stop even bij het Santuario di Gallivaggio. In Chiavenna sla ik bij een minirotonde linksaf richting St. Moritz. En even later ben ik al bij de grens met Zwitserland. Een paar kilometer na de grensovergang staat een aardig kasteel Castelunga / Castelmur, met twee echte hoektorens in een rustieke omgeving. In het kasteel zijn kamers ingericht in de stijl van Bergelier, Louis Philippes en Napoleon III. In het veldje voor het kasteel zitten opmerkelijk veel sprinkhaanachtige insecten in diverse afmetingen en kleuren. Passo di Majola Na Vicozoprano begint de Passo di Majola (1815). De beklimming is overigens ook eentje met een deel waar je alleen in de tweede versnelling omhoog komt. Een Zweedse gezin met een lichtblauwe Volvo verschakelt zich. Om zelf niet ook stil te vallen, haal ik 'm maar in. Al was ik dat eigenlijk niet van plan, omdat mijn brandstofmeter zenuwwekkend horizontaal staat. De echte top van de pas zit ergens onopvallende halverwege het dorpje Majola. Hierna rijd ik een tijdje over een hoogvlakte langs het meer Lago da Segl, groot genoeg om op te zeilen. Bij Silvaplana is zo te zien het 'zweefsurfen' populair. Via een klein stukje van de Julierpass ( visa versa), heb ik een zeer fraai uitzicht over het meer en de omringende bergen vanaf een bankje. In St. Moritz staan veel bouwkranen, waarmee nog meer bouwsels gemaakt worden voor verveelde rijkaards. Pontresina vind ik een mooier stadje. Alhoewel dit ook een domein lijkt voor lui met geld die in luxe hotels met torentjes willen overnachten. O ja, het is tijd voor het vullen van de tank. Passo del Bernina Ik rijd door naar de Passo del Bernina (2330). Een eenvoudige beklimming. In het begin zit een spoorwegovergang met een mooi uitzicht op de Morteratsch-gletsjer. Ik heb mazzel. Er komt net een trein voorbij. Dat levert een leuk plaatje op: trein op voorgrond met de gletsjer erachter. Net voor de top zit naast het treinstation de kabelbaan naar de Diavolezza. James Bond zat in deze regio in "On Her Majesty's Secret Service" (op de Piz Gloria). Helaas komt er steeds meer bewolking, dus vind ik het niet de moeite waard om met de kabelbaan omhoog te gaan. Dat bewaar ik voor een volgende keer. Op de top van de Bernina houd ik een langere pauze, want ik ben bijna op het eindpunt van vandaag. Het valt me op dat er steeds een zwarte Volvo V70 T6 AWD (staat achterop) met een Zweeds kenteken (TLW-896) de top als keerpunt gebruikt, waarna hij na een paar minuten weer verschijnt. Ik vraag de bestuurder waar hij mee bezig is. Hij is consultant voor een bedrijf in Gotenborg en ingehuurd door Volvo om een nieuwe motor 2000m boven de zeespiegel te testen. Het is een man van mijn leeftijd, in spijkerbroek en T-shirt. Een paar dagen eerder heeft hij in het zuiden van Italië getest in heet weer. Af en toe kijkt hij onder de motorkap om iets te controleren of bij te stellen. Hij laat niet toe dat ik de motor kan zien. Ik mag even plaatsnemen in de wagen en zie allerlei grafiekjes op het beeldscherm van de computer die boven de bijrijderstoel hangt. Ik zeg hem dat hij een fantastische baan heeft. Dat beaamt hij, alhoewel hij zegt dat het ook zwaar kan zijn met werkdagen van twaalf uur. Er rijdt nog een zwarte auto met een Zweeds kenteken rond. Die is voorzien van camouflage. Het is een vrij platte en lange wagen. Ik gok op een nieuwe V70 coupe, maar daar wil hij niks over kwijt. In de afdaling van de Bernina gaat de weg in een dorpje onder een huis door. Je zult er maar in wonen. In Campascio loopt de spoorlijn samen met de doorgaande weg door de hoofdstraat. Opmerkelijk, want zoiets had ik alleen in andere werelddelen verwacht (ik denk aan Azië en Zuid-Amerika). Bormio Inmiddels ben ik weer in Italië. In Tirano lopen aan het einde van de middag mooie en goed geklede Italianen over straat. Ik sla linksaf richting Bormio. Dit is een drukke en vervelende weg met veel tunnels. Het is al aan het begin van de avond, anders had ik de kleinere wegen gekozen, die parallel aan deze weg lopen. Bij Valdisotto, in Cepina, is een terrascamping tussen naaldbomen tegen de berg geplakt. Het weer is plotseling omgeslagen. De lucht is helemaal dichtgetrokken en het zal een groot deel van de nacht flink regenen. De volgende ochtend wandel ik door het aangename stadje Bormio. Tot na het middaguur geniet ik hier onder andere van de confectiemarkt (Confezioni), de delicatessenwinkels en het mooie plein. Passo di Stelvio Aan het begin van de middag lijkt het definitief droog te worden. Het is zonnig met een paar wolken. Tijd om te beginnen aan de beklimming van de legendarische Stelvio. In het begin van de klim haal ik de tent nog even uit de auto om in de zon te laten drogen. Vervolgens gaat de beklimming verder via een paar smalle en bochtige galerijtunnels over in een serie van 14 haarspeldbochten. Het is weer een beetje gaan regenen. Ik stop bij het gebouw met de tekst "Casa Cantoneria" kort om de route achter mij te bewonderen, met de galerijtunnels en haarspeldbochten. Helemaal rechts zie ik nog een oude haarspeldbocht met kasseien zitten. Hierna volgt een stukje hoogvlakte met grazende koeien en een paar eenzame grote gebouwen, waarna het restant van de klim me op een met vers sneeuw voorziene top brengt. Ik had me al verbaasd over auto's waar restjes sneeuw op lagen, die ik tegenkwam. Brrr, wat een verschil met Bormio in het dal waar ik daarnet nog in de zon zat. De Passo di Stelvio heeft meerdere borden en gebouwen die verschillende hoogtes aangeven. Ik houd het op de 2758 die op mijn kaart staat, maar 2757 en 2760 zouden ook mogelijk kunnen zijn. Op deze pas is veel te zien. Je kunt er ook nog hoger, naar bijvoorbeeld restaurant Tibet, de Drei-Sprachen-Spitze op 2860m (een soort van drielandenpunt), of naar een skistation (men is daar zelfs aan het skiën, op 5 juli!). Na een glas thee (twee euro), begin ik aan de afdaling: de beroemde 48 haarspeldbochten. Lange tijd houd ik zicht op de bergen en gletsjer aan de overzijde, en een opmerkelijk huis met een oranje dak op een zo op het eerste gezicht wel erg moeilijk bereikbare plek. Het asfalt is in sommige bochten gescheurd. Iedere haarspeldbocht is genummerd, waardoor na te gaan is hoeveel bochten er nog volgen. Het is een enerverende afdaling! Aan het begin van het zeer nette dorpje Prad / Prato (dit gebied is tweetalig), staan bij een huis tientallen totempalen en allerlei andere versierselen. Bij de vijfsprong in het dorp is een camping, maar ik kies voor de andere camping, aan de rand van het dorp bij een sportpark met een zwembad. Deze camping lijkt me rustiger. De volgende ochtend is het weer enorm verbeterd. Ik besluit nogmaals naar de top van de Stelvio te rijden. Vandaag is het veel drukker. Met name veel fietsers wagen de beklimming. Die heb ik gisteren niet eens gezien. Ik blijf ruim een uur op de top en maak er foto's, onder meer van een politiehelikopter en een arrenslee. Dolomieten Via Merano en Bolzano sla ik bij een tunnel af naar het Eggental. Eggental is een wat tegenvallende bergkloof, zeker in vergelijking met de Franse Gorges waar ik de afgelopen jaren door ben gereden. Wel mooi is het spiegelende meer "Karersee". Een beetje merkwaardig dat men hier parkeergeld vraagt. Na een korte fotostop (zonder te betalen), rijd ik snel door richting de Dolomieten, met haar scherpe bergkammen. Snel, want er komt bewolking opzetten vanuit het westen. De zon dreigt te verdwijnen. Ik kan nog net een paar foto's maken van de Rosengarten / Catinazzio (een fraaie lichtbruine bergkam) en hotel Savoy (zandsteen, witte kozijnen, met diverse lichtblauwe en gele tinten). Na de Karerpass / Passo d. Costalunga (1745) zie ik het Marmolada gebergte in de verte. En dan is het afgelopen met het mooie weer. Na de top van de Costalunga zijn meerdere leuk picknickplekjes (tip voor een volgende reis). In het dal rijd ik door drukke en zeer toeristische dorpjes: veel kleurrijke muurschilderingen, een opvallend kitscherige bouwstijl en allerlei mooie mensen. Een beetje overkill allemaal. In Canazei ga ik op de veel te drukke camping staan. Bij Fazza zit een grote luxe supermarkt: COOP Center. Hm, Italianen zijn kennelijk verzot op delicatessen, want dit is in mijn ogen geen 'normale' supermarkt. Ik koop onder andere een verrukkelijke notenstol. Vanuit Canazei hebben de Passo di Sella (2244) en Pordoi (2239) in het begin een gezamenlijke aanloop van 14 haarspeldbochten. Door het bewolkte weer kies ik voor de Pordoi, de kortste doorgaande route. De Sella en de Fedaia (2057) moet ik helaas laten liggen voor een volgende keer. Dat geldt ook voor de Gardena (2121) en de Campolongo (1875). Na Rabba rijd ik door over de Passo di Falzarego (2105). Net voor Cortina d'Ampezzo lunch ik in de auto op een punt met een mooi uitzicht over de stad, direct na een tunneltje. In Cortina sla ik linksaf richting Dobbacio. Eigenlijk had ik op de camping van Corvora, bij de Passo di Gardena, willen overnachten, maar door het slechte weer rijd ik door naar Oostenrijk. Grossglockner-Hochalpenstrasse Omdat Oostenrijk al in de buurt is, zoek ik op de radio een Oostenrijkse zender op om weer eens een weerbericht te kunnen beluisteren. Tja, had ik dat maar niet gedaan. De stemming in dit barre weer verslechtert namelijk wanneer ik hoor dat er vanochtend bomaanslagen in Londen zijn geweest. In Lienz zie ik dat de diesel slechts 89 cent per liter is. Buitengewoon aantrekkelijk om de tank te vullen, alhoewel dat nog niet nodig was. In Italië was de diesel wel 1 euro 14 en in Zwitserland zelfs nog duurder. Even later staat de Grossglockner al aangegeven. Die bergpas is mijn volgende reisdoel. In de stromende regen besluit ik in Heiligenblut (met haar bijzondere kerk), aan de voet van de Grossglockner (2505), te overnachten. In pension Trojerhof vind ik een kamer, voor net iets minder dan dertig euro. Vele malen aantrekkelijker dan met dit weer het tentje opzetten. Vanwege de sneeuwval boven de 1800m is de Grossglockner- Hochalpenstrasse pas vanaf tien uur geopend. Men moet eerst de sneeuw van de afgelopen nacht van de weg schuiven. Het is droog wanneer ik aan de beklimming begin. Bij een tolpoort moet ik 26 euro betalen voor een dagkaart waarmee je 1 dag onbeperkt over de alpenstraat mag rijden. Nog voor de top sla ik af naar de Franz Joseph-Höhe (2369) om een wandeling te maken langs de Pasterzegletsjer. Het wandelpad "Gamsgrubenweg" bestaat voor een groot deel uit tunnels, onderbroken door uitzichtpunten. In de tunnels zijn natuurlijke, soms ludieke, 'kunstwerken' aangebracht. Een groepje Duitstaligen vragen of ik een foto van hen wil maken. Daarna maakt de vrouw met het fototoestel nog een foto van haar zus en moeder. Ze wil dat de dames nog één stap naar achteren doen. Haar man, die naast haar staat, moedigt zijn schoonmoeder met een ironische toon aan om nog een stap naar achteren te doen... Ik ga terug naar de splitsing richting de top (de weg naar de Franz Joseph-Höhe is doodlopend). In bocht 19 zitten nog kasseien. Daarna kom ik op een hoogte waarbij de sneeuwlaag flink toeneemt: tientallen centimeters vers sneeuw. Leuk om even door te wandelen. Er zijn nog sneeuwschuivers bezig om de weg beter berijdbaar te maken. Helaas staat de beroemde Fuscher Törl in de steigers (dit torentje komt veel voor op foto's van deze bergpas). En door de sterke bewolking is het niet de moeite waard de Edelweissspits (2577) te bezoeken. Aan de andere kant had ik deze sneeuw niet willen missen. Het maakt de rondreis over de alpenreuzen nog afwisselender. Bovendien is het avontuurlijk en spannend om in zo'n winters landschap in de bergen te rijden. Na een voorzichtige afdaling, kom ik via de Pass Turn (1274) in Kitzbühel. Vanaf hier trekken de wolken zich terug en begint de lucht weer een beetje blauw te worden. In Innsbruck raak ik wegnummer 171 even kwijt. Ik wil niet via de autobahn, heb ook geen vignet voor Oostenrijk, dus ik zoek snel weer de provinciale weg op. Bij Landeck sla ik af richting de Reschenpass (weg 180) met als einddoel weer Zwitserland. Zernez / Flüelapass Bij Sur-en, aan de 27, ligt een camping aan de overzijde van de rivier. De toegangsweg loopt via een schitterende houten brug. Ik bekijk de camping even, maar de receptie is gesloten en het bevalt me hier bovendien niet. Volgens planning rijd ik dan maar door naar Zernez. Daar is een uitstekende camping. De volgende ochtend begin ik aan de klim van de Flüelapass (2382), met een steil begin. De weg is redelijk druk als gevolg van een rally met dure klassieke auto's. Na Davos rijd ik door naar Glarus, waar ik inkopen voor de lunch doe in een Spar. De lunch nuttig ik in het zeer welkome zonnetje. Klausenpass De Klausenpass (1952) is in verhouding zeer rustig. Er is een veel snellere omrijdroute via de autobahn, vandaar. De beklimming bestaat uit twee delen, met daartussen een hoogvlakte waar veel, zo op het eerste gezicht, enkele armoedige boertjes leven. Weer heel anders dan voorgaande passen. Op de top heb ik zicht op een indrukwekkende rotspartij. De afdaling is redelijk smal, met voor een groot deel een ijzeren hek als 'vangrail'. Bij Altdorf zit een museum over de Zwitserse volksheld Wilhelm Tell (van de appel en pijl en boog). Ik rijd door naar Sempach bij Luzern, om er op een grote familie camping te overnachten. Bij Luzern zweeft een Zeppelin. Terugreis Via Basel kom ik in Duitsland. Vanaf hier is het voor mij een oude bekende route naar huis. Bij een autohof aan weg 61, in de buurt van kilometerpaal 258 (ik ben de naam vergeten), zit een uitstekend restaurantje achter een Shell-tankstation. Hier eet ik voor negen euro een overheerlijke gemende salade. Onderwijl bekijk ik de Formule 1 van Silverstone. Na een prachtige afwisselende bergreis van 6616 kilometer kom ik op zondagavond 10 juli thuis. Johan (16 juni t/m 10 juli 2005)
    Supermarkten op de route: Epinal, Carrefour Luxeuil les Bains, Auchan (aan de N57 in een bosrijke bocht) Vesoul, E.Leclerc Besançon, Carrefour Pontarlier, Hyper U Albertville, Géant (zuid) Champion, Vizille Briançon, Géant Guillestre, Intermarch (richting Embrun) Barcelonette, Casino (west) Villeneuve-Loubet / Antibes, Intermarché Nice, Carrefour aan de N202 Mandelieu, Géant Draguignan, Carrefour (zuid) Digne-les-Bains, Carrefour Bourg-St-Maurice, Intermarché Visp, Carrefour Fazza, Coop (dure omgeving in de Dolomieten) Lienz, Spar (oost bij een rotonde) Glarus, Spar Campings: Embrun, redelijke campings Brig, sanitair en veld uitstekend Fiesch, sanitair uitmuntend (duur) Ulrichen, semi-boerencamping, sanitair matig, douche ½ CHF Splügen, sanitair uitstekend, douche ½ CHF Valdisotto, sanitair uitstekend, zeer steile terrascamping Prad, sanitair uitstekend Canazei, sanitair matig (een gat in de vloer) Zernez, sanitair uitstekend, groot rustig terrein Sempach, familiecamping, niet schoon sanitair door drukte