Parijs (2007)
    
    
    Na één van de vorige bezoeken aan Parijs had ik mezelf beloofd om pas terug te keren wanneer er sprake zou zijn van een romantische aanleiding. Maar ach, wat een onzinnige belemmering. Eigenlijk zou ik ieder jaar een paar dagen naar Parijs moeten. Er gaat immers niks boven Parijs! In het begin van de zomer heb ik de plattegrond van Parijs tevoorschijn gehaald. Al ronddwalend boven het stratenplan, borrelde mijn enthousiasme op. Van Gare du Nord tot Chinatown, met daartussen genoeg om te verkennen, of opnieuw te zien. Op 11 juli boek ik treinkaartjes en een hotel. Wat de Thalys betreft ben ik vrij laat, want wanneer je 2 of 3 maanden voor vertrek boekt, zijn de tickets minder duur en dat kan ook nog per dag verschillen. Vroeg boeken en even puzzelen kan dus geld besparen.
    Woensdag 1 augustus. Rond tien uur stap ik in Rotterdam over op de Thalys. Ik heb een plekje bij het raam in wagon achttien gereserveerd. Het merendeel van de passagiers is zo te horen Nederlands. Na iets meer dan vier uur reizen, arriveert de Thalys in Parijs. Het mooie weer is net op tijd teruggekeerd. Het is volop zomer! Ook voor Nederland is een prachtig zomers weekend voorspeld. Ik overweeg nog even om nu al een metrokaartje te kopen, maar neem toch maar een taxi naar mijn hotel. Dat gesleep met een koffer in de metro zie ik niet zitten. Hoe krijg je die überhaupt door de tourniquets? Ik houd een taxichauffeur het briefje van de reservering van het hotel voor de neus. Die schudt even zijn hoofd en pakt er een dik stratenboek bij. Mijn hotel zit kennelijk niet in een algemeen bekende straat. En een navigatiesysteem heeft hij niet. Dat mag ik wel, zonder zo’n modieus hulpmiddel is het reizen veel avontuurlijker. "Abbesses", murmelt de beste man, hij gooit het boekwerk op de vloer en de Peugeot 407 schiet vooruit. Wanneer we volgens mijn gevoel al vlakbij het hotel zijn, moet de chauffeur nogmaals het stratenboek raadplegen. Ik had net de Sacré Coeur al gespot, dus we zitten warm. Hotel Utrillo, 7, rue Aristide Bruant. Het meisje bij de receptie spreekt uitstekend Engels. Haar achternaam is volgens het bureaubordje Cassidy, dat zou kunnen wijzen op een Engelse achtergrond. Ik krijg de sleutel van kamer 42. Het hotel is precies zoals een goedkoop hotelletje in Parijs zou moeten zijn: een lift zo groot als een kast, een bed met een gekleurde streepjessprei, een kleine badkamer, grote openslaande ramen aan de straatzijde, een kleine televisie en een koelkastje. Alles is zondermeer schoon te noemen. Niks mis mee dus. Ik wil graag zoveel mogelijk profiteren van mijn verblijf in deze fabuleuze stad, verlaat dus na een half uurtje, opgefrist en vol goede moed, het hotel en loop direct door de gezellig- heid bij de Sacré Coeur. Daarna ga ik op zoek naar de Champion supermarkt aan de Boulevard de Clichy voor een broodje met notenkaas en een fles water. Na de lunch duik ik metrostation Pigalle in. Bij de goedlachse lokettiste koop ik een kaartje voor vijf dagen onbeperkt reizen in het centrum. Kosten: 27 euro 20. Willem Frederik Hermans Het eerste doel van mijn bezoek aan Parijs zijn de voormalige woningen van Willem Frederik Hermans in het westen van de stad, in het zeventiende arrondissement: 86 Avenue Niel, derde verdieping 18 Rue Théodule Ribot, vijfde verdieping Bij Metro Péreire kom ik op een tiensprong waar ook Avenue Niel op uitkomt. Op de hoek zit een restaurant met een straatterras, daarnaast een bloemenwinkel. De Avenue is breed met veel bomen. Het verkeer komt snel voorbij, maar het is - op dit moment - niet druk. Even verderop speelt een jongetje op het trottoir. Oma zit op een bankje te haken en houdt een oogje in het zeil. Nummer 86 is niet ver lopen vanaf het metrostation. Het is een klassiek zandkleurig pand uit de negentiende eeuw waar eigenlijk weinig over te zeggen valt. Volgens het glimmende naamplaatje woont er nu een psycholoog/psychiater. En er zit een advocatenkantoor. Op de afwateringsbuizen zijn briefjes geplakt waarop mensen van verschillende nationaliteiten hun diensten aanbieden, waaronder een Ukraïnse au pair. Via Rue Rennequin loop ik binnendoor naar Rue Th. Ribot 18. Hermans’ woning alvorens hij naar Avenue Niel verhuisde. Onderweg passeer ik een Smart autodealer, een hotel, een wasserette en enkele kleine winkels. De straat komt uit op de drukke Avenue de Wagram. Deze moet ik oversteken om in Ribot te komen: een smal en rustig straatje waar net Chinezen aan het verhuizen zijn. Even verderop had Hermans zijn Parijse Noorderplantsoen: Parc Monceau. Omdat ik er nu toch in de buurt ben, loop ik ook naar Rue Verniquet. Daar was de hoofdpersoon uit Hermans’ roman Au Pair, Pauline, in dienst bij het advocatenechtpaar Maître Pauchard. Boven de RER-lijn zijn tennisbanen aangelegd. Rue Verniquet en Rue Alfred Roll zijn weinig anders dan straten met hoge appartementengebouwen. Om iets van het bekende Parijs te zien, ga ik met de metro naar Trocadero, voor het mooiste uitzicht op de Eiffeltoren en de voorliggende fonteinenpracht. Daarna reis ik door naar Chinatown. Deze wijk ligt diep in het zuiden van de stad. De metro dus maar weer in. Wat is dat hier toch een ideaal vervoermiddel! Lijn 6 richting Nation loopt grotendeels bovengronds, onder andere over de brug van Passy naar BirHakeim. Bij Porte de Choisy verlaat ik de metro. Nou, niet dat ik er hoge verwachtingen van had, maar dit Chinatown is niet zo bijzonder als bijvoorbeeld in Sydney of San Francisco. Vooral veel hoge flatgebouwen, en ondanks de typische Aziatische winkeltjes heeft de wijk weinig sfeer. Maar het eten van de Aziaten is eigenlijk altijd overal ter wereld wel te genieten, dus ik ga voor een buffet (a Volante) in een restaurant aan Rue Baudicourt. Mijn bordje vul ik in drie ronden met: rundersate, slarol gevuld met rijst, salade, vis, rijst, noedels en miniloempias. Vergezeld van een potje jasmin thee. Terug naar het hotel neem ik de lijn via het Louvre, Concorde naar Abbesses. Dit laatste metrostation ligt denk ik het dichtst bij het hotel, maar door de diepe ligging vind ik het maar een onaangenaam mijnwerkershol (de muren in het trappenhuis zijn wel mooi gevarieerd beschilderd). Voortaan neem ik Pigalle wel als start- en eindstation. Bij de Sacré Coeur start net een voorstelling van de openlucht bioscoop. Een film van Blake Edwards met zijn vrouw Julie Andrews, en muziek van Henry Mancini. Jammer dat ze geen betere film draaien. Dit is bovendien geen Franse film! Montmartre is ook vanavond weer ondergedompeld in typische, eeuwige gezelligheid. Amerikaanse Ponygirls gillen over straat. Rond elf uur beland ik in mijn hotel. Het is nog warm op de kamer. Toch val ik snel in slaap. Donderdag 2 augustus. Nog zo’n cliché: het ontbijt is in de kelder van het hotel. Keuze: een croissantje, een pistolletje met jam of kaas, cornflakes, koffie of thee, een glas jus, en een bakje appelmoes. Je kunt natuurlijk ook ontbijten met een krantje op een terras van een café. Dat laatste doet me denken aan de populaire Spaanse manier van ontbijten in bars. Rond half tien verlaat ik het hotel. Van metrostation Pigalle reis ik naar station Grands Boulevards. In de prachtige historische winkelpassage Jouffroy zit film- affichewinkel Cinedoc, waar ik een vaste bezoeker van ben. Ik vind er dit keer niks bijzonders, maar het rondneuzen op zich was weer een prettige bezigheid. Ik duik weer onder de grond en kom bij George V aan de Champs Elysees boven. Hier zit een megavestiging van FNAC. De aanwinsten van ruim een uur rondneuzen zijn: de DVD van de film Pola X, de cd’s: Best Of Brigitte Bardot (met veel verrassend leuke liedjes uit de jaren zestig), de soundtrack van de film Blue Velvet en een dubbelcd met muziek uit films van Woody Allen. Even verderop zit op de hoek met Rue de Boétie een vestiging van Monoprix, het vroegere Prisunic - de Franse Hema - met in de kelder een volwaardige supermarkt. Het broodje roti nuttig ik op straat. Het valt me op dat hier nergens vuilnisbakken langs de straat te vinden zijn. Père Lachaise Ik neem de metro bij Franklin D. Roosevelt en eindig de rit bij station Père Lachaise. Met het inmiddels tien jaar oude plattegrondje zoek ik de graven van ‘vruchtbaarheidsheer’ Victor Noir en het helaas te modern aandoende graf van Victor Hugo. Noir heeft weer knap werk afgeleverd, want een trotse moeder heeft babyschoentjes in zijn hoed achtergelaten. Daarnaast zoek ik fotogenieke plekjes door zomaar een route over deze gigantische begraafplaats af te leggen. Hier kun je gemakkelijk een middag doorbrengen. Sommige grote familiegraven hebben mooie glas-in-lood raampjes. Op andere graven zitten engeltjes, soms complete beeldenpartijen. Overigens liggen er minder beroemdheden dan men wil doen geloven. Voor niet-Fransen dan tenminste. Een greep uit de lijst: Isadora Duncan Honoré de Balzac Sarah Bernhardt Frédéric Chopin Yves Montand Jim Morisson Edith Piaf Marcel Proust Simone Signoret Getrude Stein Oscar Wilde Terug naar de bewoonde wereld. Aan Rue Rambuteau (bij het gelijknamige metrostation), vlakbij het winkelcentrum Les Halles, ontdek ik een winkel met nagenoeg alleen maar modebladen. Het walhalla voor de modeliefhebber! Ik eet bij het Italiaanse fastfoodrestaurant Viagio een Ceasar Salad. Dat is een tegenvaller. Relatief weinig voor veel geld. Aan het einde van Rue St. Denis staat een ‘eenzame’ historische Romeinse Triomfboog. Het vervolg van de St. Denis is een zeer multiculturele straat: Rue du Faubourg Saint Denis. Ik zie vooral Aziatische supermarkten, slagerijen en restaurants. En op een gegeven moment aan de rechterkant een passage met Indiase winkels en eettentjes; een compleet andere wereld. Van metro E.Marcel, via Gare de l’Est en Gare du Nord, kom ik weer uit waar ik vanmorgen begon: Pigalle. Onderweg voel ik iets kriebelen in mijn haar. Wanneer ik omkijk staat achter me een piepklein negerinnetje met haar handjes naar mij te grijpen. Bij Pigalle ontdek ik supermarkt Mr.Ed. Met een nieuwe voorraad water struin ik omhoog naar Rue Abbesses. Vandaag was een koelere dag met veel bewolking, vooral op de begraafplaats was dat handig bij het maken van foto’s. In een apartement tegenover mijn kamer woont een jong stel. Van hem zie ik ´s avonds een hand die wisselt van een glas wijn naar een computermuis en visa versa. Net voor ik ga slapen is het een hand van een jonge vrouw geworden. Musée Rodin Vrijdag 3 augustus 2007. Het meisje dat bij het ontbijt bedient, is vandaag ’s niet chagrijnig. Ik bereide me voor op mijn 'promenade'. Wil niet te vroeg weg, want ik zal ook niet zo vroeg weer terug zijn. Ik maak dagen van half tien tot half tien of later. Ik zit dus op mijn bed en zie in een ooghoek een vlezig figuur in de kamer aan de overkant. Een slaapkamerraam staat open. Nogmaals beter kijken. En ja hoor: daar staat een jonge meid spiernaakt voor een kast- spiegel zich aan te kleden. Van kledingloos naar een hippe Parijse meid... Hm. Rond tien uur reis ik, uiteraard per metro, naar station Varenne. Dit ligt het dichtst bij Musée Rodin. Daar ben ik nog niet eerder geweest. De ingang van het museum zit aan Rue de Varenne, maar ik loop eerst even helemaal rond, via Rue de Babylone en Rue Barbet de Jouy om de omgeving te verkennen. Het museum ligt in een arrondissement waar statige bouwwerken als Hotel des Invalides en Ecole Militaire zijn gevestigd. De entree voor de tuin alleen is een euro, samen met het museum komt de entree op zeven euro. In het receptiegebouw zit een museumwinkel en er is een expositieruimte met veel tekeningen, waaronder schetsen voor de beelden die Auguste Rodin (1840 - 1917) van de Japanse Hanako heeft gemaakt. Zo te zien was hij rijkelijk gefascineerd door deze Japanse actrice. In de tuin staat, meteen rechts, tussen coniferen, het beroemde beeld "Le Penseur" (De Denker). Ik heb mezelf wel eens de bijnaam Le Penseur gegeven. Ik las overigens dat op het graf van Rodin in Meudon, aan de rand van Parijs, waar het Rodin-huis en ateliermuseum zit, ook een beeld van Le Penseur staat. Een date heeft me dit museum ooit aangeraden, vooral vanwege de prachtige tuin. De parktuin is ruim en goed onderhouden. Ik maak een rondje tegen de wijzers van de klok in. De zwarte beelden staan in de regel redelijk ver uit elkaar. Door het bos aan de oostkant loop ik terug richting het museum. Rechts van het centrale museumgebouw is een dierentuin- achtige galerij vol met rondvormige witte marmeren beelden. Steeds in groepjes van circa 5 beelden. Onder de bomen voor deze galerij staan de indrukwekkende spierrijke "Les Trois Ombres". Net als bij de David van Michelangelo (in Firenze) zijn de handen van deze mannen opvallend groot. Rodin: "Ik heb steeds geprobeerd de innerlijke gevoelens door de bewegelijkheid van de spieren tot uitdrukking te brengen. De kunst kan niet bestaan zonder het leven." Daarna staat helemaal aan de rand van het museumterrein, volop in de zon, het beroemde beeldhouwwerk "Le Porte de l’Enfer" (Hellepoort) te pronken. Jammer dat steeds mensen voor de deuren blijven staan om de fascinerende details van in, uit en over elkaar kruipende menselijke wezens te bekijken; het is me niet gelukt om er een mensvrije foto van te maken. Bovendien is het zonlicht te overdadig. Links van de poort staat Adam, rechts Eva. Beide beelden vind ik maar weinig geslaagd. Dan bezoek ik het centrale museumgebouw zelf: Hôtel Biron. Sommige kamers zijn een beetje overdadig gevuld. Het beeld "Le Baiser" had bijna een kamer voor zich alleen mogen hebben. Gelukkig staat er ook werk van Camille Claudel (1864 - 1943), daar had ik me al op verheugd. En beeldjes die Rodin van haar heeft gemaakt. Overigens lees ik dat Camille model zou hebben gestaan voor diverse vrouwenfiguren op de hellepoort.  Op de eerste verdieping van het museum staat nog een kleinere versie van Le Penseur. Mijn favorieten in het museum: - La Danaïde, het wit marmeren vooroverliggende vrouwenbeeld (teneergeslagen en in zichzelf gekeerd) - Constellation, brons - Camille met jakobijnenmuts, met haar tristesse blik - L’Implorante door Camille Claudel - Le Baiser, de kus
    In de museumwinkel koop ik een stapeltje ansichtkaarten. Ik mag concluderen dat dit één van de betere musea is die ik ooit heb bezocht. Ik ben een kritische museumbezoeker; in de zin dat ik niet zomaar een museum in ga. Want ik wil visueel verrast worden, of ik moet iets met het tentoongestelde onderwerp hebben. Met abstracte kunst heb ik nagenoeg niks; dat is niet echt aan mij besteed. Na het museum reis ik per metro naar Pont Neuf. Net als voorgaande zomers is vanaf hier een deel van de kade gedurende een maand ingeruimd voor zomerse activiteiten onder de naam "Paris Plage". Het is er druk. Ik lunch hier aan de Seine. Naast me zitten twee Nederlandse meiden te kletsen en hun aanwinsten te besnuffelen. Na wat rondstruinen bij de fonteinen rond de glazen piramide bij het Louvre, kom ik tot de conclusie dat de tijd weer voorbij gevlogen is. En ik heb nog wel zin in wat lekkers. In een zijstraatje van Rue Louvre eet ik op een terras een tonijnsalade. Het Zwitserse echtpaar Statler-Waldorf naast me, becommentarieert op een komisch, kritische wijze mensen die voorbij lopen. Op de Pont des Arts (Mitterrand-brug) geniet ik vervolgens van de zonsondergang en picknickende groepjes: Picnic sur le Pont des Arts. Voordat ik mijn kamer opzoek, loop ik inmiddels traditiegetrouw nog even langs de Sacré Coeur en over het schildersplein. Zaterdag 4 augustus. Gisteravond heb ik een ontstoken keel gekregen. Misschien het gevolg van tochtgaten bij de metro- stations. Toch heb ik redelijk tot goed geslapen. Met aangesproken energiereserves zal ik er vandaag vast weer een mooie dag van kunnen maken. Na de glimlach van het meisje dat het ontbijt verzorgt, kan de dag al niet meer stuk. Het eerste doel van vandaag ligt een flink eind uit het centrum, namelijk Parc des Buttes Chaumont. De metrolijn naar dit station (7bis) is opmerkelijk rustig te noemen. In het park zelf heerst een kalme sfeer. Enkele joggers maken hun rondjes rond het meertje met daarop een rotseiland. Net als bij mijn vorige bezoeken wordt een bruidspaar op de foto gezet. Daar is dit park ideaal voor, met haar fotogenieke plekjes, zoals bloemenperkjes. Handig ook, zo direct naast het stadhuis gelegen. Ik zoek de toeristische drukte weer op. Bij Pont Neuf loop ik via Paris Plage naar de Notre Dame. Daar is het zoals gebruikelijk erg druk. Ik besluit wat te gaan eten in de studentenwijk direct naast de dame: giros met patat. Omdat de snacktent nogal vol is, neem ik noodgedwongen plaats aan tafel bij twee Françaises. Het meisje schuin tegenover me studeert assemblagetechniek. Ze wil ingenieur worden. Ze volgt deze zomer een vijf maanden durende stage bij een zuivelfabriek. Net als in Nederland krijgt een stagiair daar in Frankrijk een kleine vergoeding voor. Doordeweeks moet ze dus werken. Dit weekend bezoekt ze met een studievriendin Parijs. Ik laat op de plattegrond zien waar ik ben geweest. Ze blijken Parijs minder goed te kennen dan ik. Rechts van me zitten twee Japanse meisjes met tanden- stokers tussen de tanden te peuteren. Weer terug aan de andere oever van de Seine, wandel ik via Pont Neuf (en nogmaals een oversteek) naar Place St. Sulpice. Deze wijk is zondermeer de meest stijlvolle en schone die ik ken. Helaas staat de Sulpice en de fontein voor de kerk ingepakt ten behoeve van een renovatie. Ik loop direct maar door naar de Jardin du Luxembourg. Jardin du Luxembourg is één van de mooiste plekken van Parijs. Na een paar uur door te hebben gebracht in het schitterende park, wandel ik terug richting Rue de Seine. In een klein straatje parallel aan deze straat eet ik een pizza Marco Polo. De restauranthouder probeert mensen van straat naar binnen te lokken. Het is niet druk, maar dat heeft weinig met de kwaliteit van de pizza’s te maken, want die is prima. Met mijn buikje rond wandel ik naar de Pont des Arts. Bij het picknickende groepje naast me valt per ongeluk een kurkentrekker tussen de loopplanken door. Andere jeugdige Parijzenaren gooien opzettelijk stukjes fruit in de rondvaart- boten. Het is toch ook wel wat, wanneer je eeuwig van die boten met felle lampen, en speakers die in diverse talen galmen, over de levensader van jouw stad hebt te verduren. Al moet ik zeggen dat de gezelligheid op de brug binnen korte tijd alle massatoerisme op het water overstemt. Bij Mabillon stap ik op de metro. Eigenlijk had ik nog graag even op de trappen voor de oude Opera willen zitten, maar metrostation Opéra is wegens renovatie afgesloten, dus reis ik maar door naar Montmartre, mijn thuisbasis gedurende vier nachten. Er dwarrelen op een gegeven moment zeepbellen boven mijn hoofd. Wat blijkt: achter me in de metro zitten drie meisjes al giechelend belletjes te blazen. Het is een gekkenboel bij de Moulin Rouge. Lange rijen staan te wachten voor de show van vanavond. Meisjes in zomerjurkjes en rokjes stappen boven het grote ronde luchtrooster van de metro voor Marilyn Monroe achtige poses. En je struikelt hier over Oost-Europese fotomodellen. Zondag 5 augustus. Rond half acht sta ik op voor een vroeg ontbijt. Ik wil de trein niet missen. Tot voorbij Pigalle loop ik met de koffer richting het oosten. Mijn doel is de eerste de beste taxistandplaats. Voor vijf euro zeventig word ik door een grote zwrate man bij Gare du Nord gebracht. Daar verwelkomt een Zuid-Amerikaans meisje me door een kartonnetje met daarop een smeekbede tegen de autoruit te drukken. In de trein blader ik mijn aantekeningen door van de afgelopen dagen. Ik kan weer terugzien op een prachtig bezoek aan mijn favoriete stad. Vanaf Brussel neemt een groep van zes Spanjaarden bij mij in de buurt plaats. De gezelligheid neemt ernstige vormen aan. Ik hoor daar zelfs iemand over klagen. De reisgids van de Spanjaarden boeit me. Benamingen als El Grachtengordel, Rio Amstel en Plaza Dam wekken op mijn lachspieren. Vanaf Rotterdam zit een veel te dikke negertienermoeder in een mini-jurkje bij me in de trein. Ze kan de kin op haar borsten laten rusten. Wat is het warm in Nederland. De hondsdagen zijn toch nog niet begonnen? Puf... Johan (1 t/m 5 augustus 2007) Voor meer informatie over Hermans en Rodin: - W.F. Hermans, een Hollander in Parijs (2005) door Ad Fransen - Camille Claudel, film met Adjani en Depardieu