Peru (2007) deel 1
In de lente van dit jaar was ik in de Spaanse plaats
Trujillo. Daar is de conquistador Francisco Pizarro geboren.
Deze veroveraar was vanaf 1532 samen met drie broers en een
halfbroer verantwoordelijk voor de verovering van onder
andere Peru en Bolivia en de ondergang van het Incarijk.
Vier maanden later ga ik zelf naar Zuid-Amerika. Ik had het
continent al een paar jaar op mijn verlanglijstje staan,
maar nu ben ik er helemaal klaar voor. Ik heb specifiek voor
Bolivia en Peru gekozen vanwege de indrukwekkende hoogtes,
de Indianen, en rijke geschiedenis van voor en na de Spaanse
overheersing.
De reis begint in Lima, de hoofdstad van Peru. Om vervolgens
langzaam het hooggebergte van de Andes in te trekken. Na een
'rondje' door het zuidwesten van Bolvia keer ik terug in
Peru om een bezoek te brengen aan het ultieme hoogtepunt
van Zuid-Amerika: Machu Picchu!
Veel plezier bij het lezen van uitgebreide Notas de Viaje.
Zaterdag 6 oktober. De wekker gaat om tien over vier. Wat
een tijdstip; alleen voor een vakantie ben ik zo vroeg uit
mijn nest te krijgen. Een uur later komt Hans mij halen. Hij
heeft het gisteren laat gemaakt en was deze nachtrit al
bijna vergeten. Hans brengt mij naar Schiphol.
Wanneer de naam schiphol op de wegwijzers verschijnt, begin
ik zenuwachtig te worden. Zenuwen voor het onbekende dat me
te wachten staat: een continent dat ik alleen nog maar ken
uit boeken, van televisie en foto’s. Ik ben ook benieuwd -
bang is denk ik een beter woord - of ik slachtoffer zal
worden van kenmerkende verschijnselen als hoogteziekte en
diarree.
Bij incheckbalie nummer 6 van Iberia staat rond zes uur al
een lange rij. Na ruim een uur schuifelen, ben ik door de
controles. Ik had me lange tijd verheugd op een
rechtstreekse vlucht op Lima met de KLM, maar dat zit er
helaas niet in. Bij de ‘gate’ van mijn vliegtuig zoek ik met
een beker thee een rustig plekje in een ligstoel. Nog even
tijd om ontspannen de ogen dicht te doen.
Om tien over acht vertrekt de vlucht met een Airbus A-321
naar Madrid. Boven Spanje is het genieten van het door mij
zo geliefde natuurlandschap. De velden met olijfbomen zijn
goed te onderscheiden. Op het vliegveld van Madrid moet
lopend en per metro een tocht naar de terminal van de
internationale vluchten worden afgelegd. Ik ben zo
verstandig om tijdens de overstap alvast stokbrood met kaas
en een flesje water te nuttigen. Ik ben de dag tenslotte al
vroeg begonnen.
De vervolgvlucht van elf en een half uur naar Lima valt me
mee. Ik ben het lange afstandvliegen geloof ik al een beetje
gewend, al heb ik nog maar weinig vliegreizen gemaakt. Boven
de oceaan valt niks te zien. Maar boven Brazilië zie ik
slingerende rivieren door oerwouden. Boven Peru een zeer
woest landschap, en enkele kleine onbewoonde eilandjes
wanneer het vliegtuig bij Lima boven zee draait.
Het toestel moet vanaf ruim elf km dalen. Een kleine
Peruaanse man met cowboyhoed loopt door het gangpad terwijl
de landing al ingezet is. Hij is onverstoorbaar en lapt de
regels aan zijn laars. Ik kan er wel om lachen. Hij ook.
We zakken door een grijze, mistige laag boven Lima. Vanuit
het vliegtuig zijn in eerste instantie sloppenwijken en
industrie te zien. Op het vliegveld zie ik een toestel van
KLM staan. Zou dat die rechtstreekse vlucht zijn?
Ondanks dat het niet is gelukt om te slapen, stap ik
redelijk fit uit het vliegtuig. Ik heb min of meer kunnen
rusten door de stoel achterover te doen en de ogen af en toe
te sluiten. Jammer dat de service van Iberia niet zo royaal
is: wil je tussen de lunch en het diner iets te drinken
hebben, dan zul je het zelf moeten halen.
Wanneer ik de trappen afdaal om de bagage af te halen, hangt
er een grote foto van Machu Picchu in het trappenhuis met de
tekst "Welcome to Peru". Een mooi plaatje.
Kort daarop zie ik in de hal een ATM staan en haal direct
maar 400 soles uit de automaat, dan heb ik dat alvast maar.
Daarna moet ik van een mejuffrouw op een knopje drukken dat
willekeurig bepaalt of je nog door een bagagecontrole moet.
Ik krijg groen licht.
Tussen de opdringerige taxichauffeurs door zie ik een groep
met Hollandse gezichten. Mijn reisgenoten? Ja dus. Ik had me
totnogtoe bewust niet bekend gemaakt, maar met dit gemêleerd
gezelschap ga ik ruim drie weken op pad.
Lima
Ik ben in Lima. In een compleet andere wereld! Ik ontwaar
een soort van wild west: kleine wisselkantoortjes met
tralies langs de weg, auto’s en bussen wisselen gevaarlijk
van rijstrook, veel claxongeluiden en geknipper met lichten,
een ondergaande zon, reclameteksten van internationals en
Las Vegas-achtig neon. Lima is een wereldstad met bijna tien
miljoen inwoners. Mijn eerste indruk: Een gekkenboel!
Het is tien uur in de avond. Het tijdsverschil met Nederland
is zeven uur. Van het hotel krijgen we een welkomstdrankje:
Pisco sour. Dat is een soort van grappa, met een wit
schuimlaagje.
Salut!
Reisleider Arwin houdt een welkomstpraatje. Hij woont bijna
zes jaar in Peru. In Cuzco. Bij het voorstelrondje vertel ik
dat dit mijn eerst grote groepsreis is. Ik hoop dat het me
zal bevallen. Normaal zou ik niet snel met een groep reizen.
Maar omdat ik de taal nauwelijks beheers, en omdat ik nog
niet eerder in Zuid-Amerika ben geweest, heb ik voor een
groepsreis gekozen. Reisorganisatie Koning Aap biedt
bovendien de in mijn ogen ideale reis om veel van zowel
Bolivia als Peru te zien.
Daarna kan ik de ogen nog wel even openhouden. Ik neem
plaats achter een pc van het hotel om een berichtje naar het
thuisfront te mailen. Ik heb zelfs nog de puf om voor een
tweede keer verslag te doen, nadat het eerste verloren is
gegaan doordat iemand van de groep per ongeluk de stekker
uit het stopcontact schopt.
Op de hotelkamer is het fris. En de enkelglazige ramen
kunnen niet helemaal dicht worden geschoven. Op de tegels in
de badkamer staat een waarschuwing in het Spaans en Engels.
O ja, daar had ik in een reisverslag al over gelezen. Vanaf
nu moet het gebruikte toiletpapier in prullenbakjes worden
gedumpt. De rioleringssystemen van Peru en Bolivia kunnen
namelijk niet tegen de ladingen papier. Opletten geblazen
dus!
Zondag 7 oktober. Vanmorgen vroeg opstaan. En dat zal niet
de laatste keer zijn tijdens deze reis. Het ontbijt stelt
weinig voor: slechts één broodje met zoute boter en jam.
Enkele meters van het hotel (de straat is ongelukkigerwijs
opengebroken) staat een blauwe bus voor de rit naar het
zuiden. In de vroegte worden we begroet door lachende
vrouwelijke straatvegers.
Panamericana
Iets na zessen rijden we met de chauffeurs Miguel en Lorenzo
via de Panamericana Sur naar het zuiden. Aan de rand van
Lima zit een tolstation. Daar is tevens de gelegenheid om
koekjes, water en bananen in te slaan voor onderweg. Er gaan
100 soles per persoon in de fooienpot.
We komen door een grauw woestijnlandschap. Totaal anders dan
ik ken van de droge delen in Spanje of Australië. Vooral de
kleur: een overvloed aan hard, grijsbruin zand. In het begin
staan langs de kust met enige regelmaat legbatterijen. Ze
hebben geen muren, maar slechts een dak en een beetje
wapperend plastic. De kippen zijn vanaf de weg te zien. Ze
worden gevoed met maïs en vismeel. Dat laatste is volop
voorhanden in deze regio.
We rijden door dorpjes waar het plots een drukte van belang
is. De buschauffeur remt echter nauwelijks af, die is niet
onder de indruk. Elders staan zomaar allerlei hutjes in het
landschap verspreid. Dat zijn eenvoudige huisjes van vissers
of van mensen die op het land aan het werk zijn. Want
ondanks de woestijn zijn er toch plekken waar onder andere
artisjokken, asperges en uien worden verbouwd. En bij
riviermondingen verbouwen ze rijst. Het water voor al deze
gewassen komt uit de bergen.
De zee is woest. En de ruitenwissers van de bus moeten zelfs
even aan het werk. Het is moeilijk denkbaar dat we zo meteen
zonnig weer krijgen en zonder zeeziek te worden de zee op
kunnen. Arwin stelt ons gerust. Al informeert hij ook nog
even bij Lorenzo voor de meest recente weerberichten.
De gevolgen van de aardbeving van 14 augustus zijn bij Pisco
nog goed te zien: veel puin, en tenten van het Rode Kruis
die noodonderdak bieden. Het voelt ongemakkelijk om hier als
‘ramptoerist’ te zijn. Vandaar dat we ook om de stad heen
rijden.
Islas Ballestas
Het water in de baai bij Paracas is gelukkig opvallend
rustig en de zon schijnt! In een snelvaart gaan we de oceaan
over naar Islas Ballestas, naar een natuurreservaat. De
petten vast houden, anders waaien ze weg! Onderweg is tegen
de kust een afbeelding van El Candelabro (kandelaar) te
zien. Dit lijnenfiguur is uit het rotslandschap gehouwen en
is een voorproefje van de nazcalijnen.
Op de Ballestas eilanden leven diverse vogelsoorten, zoals
aalscholvers, de bruine pelikaan en de Humboldtgent. Maar
ook zeeleeuwen, zeeberen en Humboldtpinguïns. Dat zijn
kleine pinguïns de hier kunnen leven dankzij de koude
stroming. De eilanden zijn een beschermd gebied. De boot
nadert op enkele plekken de kust zodat we de dieren van
dichtbij kunnen bekijken. Dit is heel wat prettiger dan de
trieste aanblik van opgesloten dieren in een dierentuin,
waarbij ik me niet op mijn gemak voel.
Na de boottocht drinken we wat op een terras aan de
boulevard in het heerlijke zonnetje. De zonnebrand komt uit
de tas!
De excursies van touroperator "Pure! Peru" moeten in dollars
worden betaald. In Nederland heb ik alvast $188 bij de bank
gehaald. Hier zijn vrij eenvoudig dollars te krijgen. Want
naast de soles kun je vaak ook Dollars uit de muur te halen.
We rijden een stukje het binnenland in naar Ica. Dat is de
stad die naast Pisco ook ernstig door de recente aardbeving
is getroffen.
De lunch houden we bij een haciënda-achtig hotelrestaurant
in een oase. De oase ligt tussen circa 200 meter hoge
zandduinen, met op het laagste punt in het dal een mooi
meertje. Deze verrassende omgeving ligt net buiten Ica bij
Huacachina. Wanneer wij eten, liggen bij het zwembad jonge
blanke dames in bikini te zonnen. Vermoedelijk backpakkers.
Een deel van de groep gaat tot na zonsondergang met buggy’s
over de duinen racen, a la Parijs - Dakar. Je kunt hier ook
sandboarden. Ik ben niet zo’n liefhebber van dat soort
trendy activiteiten.
In plaats daarvan wandel ik rond het meertje. Het lopen gaat
zwaar in het mulle duinzand. Op een gegeven moment vraagt
een gezin mij om met hen op de foto te gaan. Ze vinden het
kennelijk erg leuk om met een blond figuur op de foto te
komen. In ruil mag ik hen ook op de foto zetten. Zij houden
hier een zondags uitje. Dit zijn ‘rijkere’ inwoners van het
land.
Het verschil tussen arm en rijk in Peru is groot, zoals
meestal in armere landen. Toch is het land in wezen rijk aan
grondstoffen, maar iedere volgende president verkoopt weer
iets van het land om zichzelf en zijn verwanten te
verrijken. Zo is de elektriciteit in handen van België, het
gas van Argentinië, en zijn de mijnen van onder andere
Amerika.
Dan moet er in het donker nog ruim 140 kilometer worden
afgelegd naar Nazca. Eigenlijk nogal jammer met zo’n fraai
landschap. Ik wil altijd graag zien waar ik ben. Gelukkig
zitten er geen nachtbussen in deze reis.
De vermoeidheid slaat toe. Zodra er lichtjes verschijnen, en
we dus weer een stad naderen, denk ik dat het Nazca wel zal
zijn, maar eerst moeten we nog door Santa Cruz, Río Grande
en Palpa. Een hele beproeving, die rit van vandaag.
De chauffeurs rijden hier graag bij donker, want dan zijn de
tegenliggers op de smalle bergwegen aan de lichtbundels
sneller te zien. De bus komt halverwege de avond aan in
Nazca (op ruim 600m hoogte).
Nazca
Door het late tijdstip neem ik een ‘lichte’ maaltijd: Arroz
a la Cubana. Dat is zeezoute rijst, gebakken ei en banaan
met een sinaasappelsausje. Ik maak een foto van mijn bord.
Mijn reisgenoten maken daar opmerkingen over. Ik ben gewend
geraakt om tijdens reizen van de meest bijzondere maaltijden
foto´s te maken. Ook in Zuid-Amerika weten ze het eten
smakelijk te serveren.
Maandag 8 oktober. Vanmorgen tot half acht uitslapen. Ik heb
goed geslapen. Mijn keel is wel een beetje gevoelig. Het
ontbijt bestaat uit twee broodjes, bij de Amerikaanse
variant zitten scrambled eggs, en een groot glas vruchtensap
met een rietje. Om kwart over tien vertrekt de bus naar het
vliegveld aan de rand van de stad. We hebben vandaag een
andere bus. Een bruine Ford met smoezelige bekleding. De bus
die we gisteren hadden is, tot grote ergernis van Arwin,
afgelopen nacht weer teruggereden naar Lima. De chauffeur
werd om vier uur in de nacht gebeld. Gekkenwerk!
Nazca-lijnen
Oorspronkelijk zou ik niet over de Nazca-lijnen vliegen,
vooral doordat de verhalen die ik erover gelezen heb nogal
beangstigend waren. Iets meer dan de helft van de groep doet
wel een vlucht. Op de een of andere manier blijft er een
plaatsje over, waar wel door de organisatie voor is betaald,
maar niemand zich voor heeft ingeschreven. Omdat ik toch mee
ben gegaan naar het vliegveld, kan ik mee. Ik hoef er niet
eens voor te betalen ($67). Tja, waarom eigenlijk ook niet.
Om het weer hoef ik het niet te laten. Dat kan niet beter.
Zomer ten top! Ik krijg een kwartier om de vliegpil te laten
inwerken.
De Cessna hangt in allerlei bochten om beide zijkanten zicht
te bieden op de bijzondere lijnfiguren en andere lijnen in
de Nazcawoestijn tussen Nazca en Palpa. Maar gelukkig word
ik niet misselijk in de ‘eend met vleugels’. De figuren
liggen soms redelijk ver uit elkaar. Dit is dé manier om de
lijnen goed te kunnen zien, al moet de piloot soms wel
helpen met aanwijzingen. Vooral de aap en de kolibrie (60
meter breed) zijn zeer fraai.
Buurvrouw Matty zegt op een gegeven moment niks meer, ze
kijkt me aan en houdt de hand voor haar mond. Oei. Ik wijs
haar op het kostzakje dat achterin de stoel voor haar zit.
Maar we houden het droog!
Er is geen sluitende verklaring voor het hoe en waarom van
de lijnen. Een recente verklaring wijst er op dat het
processiepaden zijn. Die processies werden gehouden om de
goden om regen te smeken. Het regent hier nooit. Raar maar
waar. De Humboldtstroom is daar verantwoordelijk voor. De
lucht die over de koude zee stroomt, neemt namelijk
nauwelijks vocht op.
Daarna lunchen we in Nazca in El Porton, zo'n beetje het
eerste restaurant aan het driehoekige plein aan het begin
van het centrum. Ik kies Lomo Saltado: stukjes rundvlees
met patat, aardappel, ui, tomaat en rijst.
In totaal voor 24 soles, dat is ongeveer 6 euro.
Bedenk daarbij dat aardappel hier groente is en het zeer
gebruikelijk is dat er rijst bij een maaltijd zit.
De Lomo Saltado smaakt uitstekend!
Cementerio de Chauchilla
Vanwege de betere lichtval en dalende temperatuur staat
halverwege de middag een excursie naar de begraafplaats van
Chauchilla gepland (entree 5 soles). Deze ligt enkele
kilometers buiten Nazca.
Meestal zorg ik er voor dat ik in de bus op de tweede of
derde rij zit. Dan kan ik ‘meerijden’. Voorin krijg ik ook
goed mee wat reisleider Arwin vertelt. In het bijzonder
dankzij de vragen die de altijd zeer geïnteresseerde Arie
stelt. Vandaag zit ik naast Desiree. Zij werkt bij DAF en
heeft net als ik een Volvo.
Op sommige muren langs de weg zijn afbeelding en teksten op
de muren gekalkt. De afbeeldingen van eenvoudig herkenbare
figuren komen overeen met een partij of een politicus. Op
die manier maakt men hier het stemmen voor analfabeten
mogelijk.
Aan het begin van de zandweg naar de begraafplaats ligt
rechts een eenvoudige in gebruik zijnde begraafplaats met
kruisjes, bestemd voor mensen die geen duur graf kunnen
betalen. De gewone begraafplaatsen lijken op die in Spanje,
een soort witte dodendorpen waar je de kisten in ‘etages’
kunt stapelen (inschuiven).
Gids Suzy wijst ons links van de weg op een grondnest van
een woestijnuil: een gat in het zand. De uil is niet thuis.
De buschauffeur heeft getrainde ogen en ziet de uil even
verderop rechts van het pad zitten. Na het lege nest had ik
niet meer verwacht dat we de vogel nog zouden zien. Het leek
wel alsof dit in scène was gezet. Maar toch, prachtig om ook
eens een woestijnuil te hebben gezien.
De bus mag onder een afdakje worden geparkeerd. Er zijn
weinig andere bezoekers. In een gebouwtje liggen fascinerend
gave kindermummies in een vitrinekast. Ze liggen in de
foetushouding vanwege de kans op wedergeboorte, althans het
geloof daarin door de Inca’s.
De opzet van de begraafplaats is helaas nogal kunstmatig. We
lopen over een tussen stenen aangegeven pad langs de open
graven. Om de graven zijn houten hekken geplaats, en een dak
erover om in de schouwe onder te kunnen staan. Voor het
allemaal zo netjes tentoongesteld werd, schijnt er flink
geplunderd te zijn.
In de graven liggen of zitten spierwitte skeletten van
mummies met of zonder lang haar. De vergelijking met Bob
Marley ligt voor de hand. De mummies en kledingstukken zijn
zo mooi intact gebleven dankzij de extreem lage vochtigheid.
Na de begraafplaats stoppen we onderweg kort om van de
zonsondergang over het woestijnlandschap te genieten. Daarna
bezoeken we een keramiekwerkplaats waar keramiek te
verkrijgen is. Volgens Arwin de beste uit het land. Suzy en
de man van de demonstratie fluiten een deuntje op
keramiekpanfluiten.
Vanavond eten we bij El Grecko: stukjes maniok, papa à la
huancaina (aardappel met gesmolten kaas) op sla, biefstuk met
patat en een ijsje. Voor het eerst van mijn leven drink ik
Inca Kola, "El Sabor del Peru", oftewel: de smaak van Peru
Dat is een mierzoet groengelig en licht prikkend drankje.
Eigenlijk best wel lekker.
In het hotel is internet.
[fragmentje uit de mail]
We zitten ruim een kilometer buiten Nazca in
een haciëndahotel. Een prachtig rustig plekje.
Vanmiddag voor het avondeten heb ik nog plaatjes
geschoten op de markt en in de gezellige straatjes
van Nazca. Ook vandaag was weer een prachtige dag.
De mensen zijn erg vriendelijk. Er heerst een zeer
ontspannen sfeer. En het eten is steeds weer
uitstekend! En wat is dit land mooi!
Ik ben met een leuke groep op reis. Drie oudere
echtparen, een jonger echtpaar van rond de 40, zes
vrije vrouwen (van 29 tot halverwege 40) en vier mannen
(van 34 - dat ben ik - tot ergens halverwege 40).
De meesten hebben veel reiservaring, vooral wat
verre reizen betreft. Iedereen kan enthousiast
over diverse landen verhalen.
[einde mail]
Het is leuk om reiservaringen met mensen uit de groep te
delen. Naast China ben ik in het bijzonder geïnteresseerd in
Hong Kong als mogelijke stopover voor een volgende reis naar
Down Under. Peter en Jacco vertellen daar uitgebreid over.
Persoonlijke ervaringen zeggen mij vaak meer dan reisgidsen.
Vandaar dat ik ook graag reisverslagen lees.
Ik ben afgepeigerd wanneer ik op mijn kamer kom. Het is een
zware reis, met een vol programma. Vandaag was het ook nog
eens zeer zomers weer. De wisselingen in temperatuur hebben
zo hun effect op de mens. Puf.
Dinsdag 9 oktober. Vanmorgen krijgen we ons ontbijt wel erg
traag voorgeschoteld. De president had gisteren tot een
extra vrije dag uitgeroepen, en het personeel heeft het laat
gemaakt (op 8 oktober was de Slag om Angamos). Ik help maar
even met de bediening. Wat zijn rietjes eigenlijk in het
Spaans? Gisteren hadden we namelijk rietjes bij de verse
vruchtensap.
Vanuit Nazca rijdt de bus weer richting de kust. De rit van
vandaag beslaat een route van meer dan tien uur, grotendeels
langs de woestijnkust. De weg bestaat uit veel bochten,
heuvels en enkele bergpassen. We houden een koffiestop in
een erg kille zaal van een hotel in de kustplaats Chala. Het
zeewater ziet er niet uitnodigend uit.
In verhouding is er erg veel vrachtverkeer. Er staan
regelmatig kruisjes langs de weg. Soms een heel rijtje.
Waarschijnlijk slachtoffers van een busongeluk. Op sommige
plekken waait zand over de weg. Op een gegeven moment zelfs
serieuze zandverstuivingen. Er moeten shovels aan te pas
komen om de weg vrij te houden. In de binnenspiegel zien we
dat chauffeur Lorenzo moeite heeft om zijn ogen open te
houden, dat zint ons niet.
221 kilometer na de koffiestop lunchen we in Camaná bij
hotel San Diego. Lorenzo kan intussen even een dutje doen.
Het hotel zit op een hoek van het centrale Plaza. We zitten
in een eetzaal die deels in de openlucht is. Ik neem
Anticucho de Lomo met patat en een flesje Inca Kola (20 Sol
voor het eten, 3 voor het drinken, en 2 fooi).
Net voor het terras staan verkoopsters en kinderen met
souvenirs, waaronder veel zelfgemaakte vingerpoppetjes. Ik
bezwijk tijdens het eten voor de blik van de jonge
verkoopster. Na het eten koop ik van haar een zwart-bruin—
witte chullos (muts met oorkleppen) en bijhorende
handschoenen. Voor 15 soles. Die zouden bij de kille avonden
en nachten in het hooggebergte nog wel eens van pas kunnen
komen. Het meisje trilt helemaal wanneer ik haar een hand
geef. Kennelijk is het erg spannend voor haar. Het blijft
bij wat bescheiden en verlegen glimlachen. Tja, wat kun je
anders ook doen?
Kort na Camaná verlaten we de kust en volgt een lange rechte
weg richting Arequipa (2325m). Ik heb kort voor de reis een
horloge met hoogtemeter gekocht. Geleidelijk neemt het
aantal hoogtemeters toe. Aan de kust heb ik het ding geijkt.
Wanneer ik op de waarden op de borden moet afgaan, dan geeft
het horloge op plekken boven de 2000 meter een afwijking van
minstens 150 meter. Jammer.
De lange afstandbussen rijden met een bedenkelijk hoge
snelheid. Meestal zijn dat redelijk luxe touringcars. Ze
halen het andere verkeer veelvuldig in en duwen de
langzamere medeweggebruikers desnoods van de weg, zoals wij
ook bijna hebben ervaren. Veel geknipper met groot licht en
sommige chauffeurs laten het dat ‘gewoon’ aan. Prettig is
anders. Wanneer het al een paar uur donker is, ligt in een
afdaling naar Arequipa in een haarspeldbocht een gekantelde
oplegger. Maar wij hebben het vandaag weer overleefd!
Met ongeveer de helft van de groep zit ik nog te dineren in
de eetzaal van het hotel. Ik neem een tosti. Daar worden
hier zoute chips bij geserveerd. Maf. Het afrekenen gaat ook
vanavond weer erg moeizaam. De casero weet niet meer wat je
gegeten hebt, dus dat moet je hem zelf vertellen. Vervolgens
moet hij met een rekenmachine uitrekenen, want hoofdrekenen
lijkt men hier niet te kunnen, uitzonderingen daargelaten
uiteraard. En het wisselgeld moet ook weer met de
rekenmachine worden berekend. Met de complete groep zijn we
op die manier soms wel een half uur kwijt.
Arequipa
Woensdag 10 oktober. Ik voel een lichte druk in mijn hoofd,
ben moe, verreist, en een beetje verkouden. Vanmorgen staat
er een heerlijk luxe ontbijtbuffet (21 soles) klaar in hotel
Andina. Dit schijnt het beste hotel van de reis te zijn. Het
heeft een zeer westerse uitstraling.
Ik neem alvast een kijkje op straat. De vuilniswagen kondigt
zijn komst aan met een piepende versie van "Für Elise". Je
verzint het niet. De stralende zon en aangename temperatuur
maken er vandaag een T-shirt dag van. De vochtigheid is hier
ongeveer 10%, terwijl dat in het mistige en grijze Lima vaak
meer dan 90% is.
Na het ontbijt krijgen we een korte aanwijsrondleiding van
Arwin door de stad waarna we ‘vrij’ worden gelaten. Rian
vraagt mij om met haar op pad te gaan. Zij maakt ook graag
foto's, en met de grote groep is een wandeling door een stad
niet zo handig; je moet elkaar in de gaten houden en moet
het iedereen een beetje naar zijn of haar zin maken. Precies
de afhankelijkheid die me vooraf al zo tegenstond aan een
groepsreis. Haar aanbod is dus zeer welkom.
We maken er een mooie dag van. Het museum met de ijsmummie
Juanita slaan we over.
Het verhaal van deze mummie is wel vermeldenswaardig: In de
tijd van de Inca’s was dit gebied ook al gevoelig voor
aardbevingen. De Inca’s dachten echter dat dit kwam door
boosheid van de goden. Er zat maar één ding op: er moest een
jonge maagd worden geofferd. Na een barre beklimming van de
vulkaan Ampato (6288m) werd het meisje door een priester met
een slag op haar slaap gedood. Ze werd in de gletsjer
begraven en meer dan een halve eeuw later gevonden doordat
in 1995 sneeuw smolt na een vulkaanuitbarsting.
En nu ligt Juanita nog vrijwel intact in een vriesvitrine in
Musea Santuarios Andinos.
In een straatje op weg naar de markt zijn meerdere winkels
naast elkaar met enorme taarten. Werkelijk gigantisch!
Het komt hier overigens opvallend vaak voor, dat winkels met
dezelfde soort artikelen naast elkaar zitten. In een klein
winkeltje beluisteren we enkele cd’s. We willen graag muziek
hebben uit Peru en dan het liefste met zang. Het duurt even
voor dat verkoopster dat doorheeft. De cd "4 Grandes del
Folklor" kost slechts 2 Sol (50 eurocent). Al moeten we het
dan wel met een kopie doen. Het is hier namelijk heel gewoon
om illegaal gekopieerde cd’s te verkopen.
Het bezoek aan de markt is zeer bijzonder. De markt is
onderverdeeld in afdelingen voor: hoeden, kazen, fruit,
aardappelen, vlees en vis. Het fruit is hoog opgestapeld om
de ruimte ten volste te benutten. De dames die het fruit
verkopen genieten zo te zien van hun werk. Er zijn
tientallen soorten aardappels in allerlei kleuren en vormen.
Er komen meer dan 3000 soorten aardappel voor in Peru. De
oorsprong van de aardappel ligt in de Peruaanse Andes rond
het Titicacameer, op de grens met Bolivia. Sommige soorten
kunnen tot op 4200 meter hoogte worden geteeld.
Er zijn ook levende dieren op de markt: puppies, kittens,
cavia’s (schel gepiep) en ook nog kikkers in een klein
aquarium. We zetten jongetjes met inktvissen op de foto.
Naast het dode vlees liggen er ook allerlei ingewanden in de
verkoop. En ook nog een compleet lamahoofd... Het ziet er
niet allemaal even smakelijk uit.
Bij kleinere kraampjes met allerhande spulletjes zie ik een
verkoper wegdommelen. Die is ongetwijfeld vanmorgen vroeg
begonnen en maakt vast lange dagen. Aan de rand van de markt
zijn stoffen te koop. Je kunt er een maatpak of je trouwjurk
laten maken. Daar in de buurt zijn ook allerlei eettentjes,
die voor westerse begrippen hygiënisch gezien zeer
onbetrouwbaar zijn. In de straat achter de markt zitten
langs de kant maïsverkoopsters die niet op de foto willen.
Maar daar heb ik de telelens voor meegenomen.
Kleine gele taxi’s bepalen grotendeels het straatbeeld van
Arequipa. En er rijden opvallend veel Volkswagen Kevers
rond, in dit geval de in Brazilië gefabriceerde Fusca.
Wanneer we nog iets verder willen lopen, adviseert een agent
van de toeristenpolitie ons om vanwege de veiligheid weer
richting het Plaza de Armas te lopen.
De toeristenpolitie is in het leven geroepen om de toerist
te beschermen en te helpen. Afhankelijkheid van toerisme
heeft ertoe geleid dat men er alles aan doet om die
toeristen te laten blijven komen. Verhalen van berovingen en
andere slechte reclame zijn zeer onwelkom. Je moet goed
Engels kunnen spreken om bij toeristenpolitie te mogen
werken. Het valt mij op dat er opvallend veel mooie dames
bij de toeristenpolitie zitten. Vermoedelijk een
prestigebaantje. Stuk voor stuk hebben ze hun haar in een
haarnetje gebonden.
We drinken wat in een net modern tentje in een straat die op
het plein uitkomt. Arequipa straalt pure levendigheid uit.
De mensen leven hier veel op straat. De vriendelijke
bewoners lopen er vaak keurig gekleed bij; aan de andere
kant zien we ook een gehandicapte bedelaar op een bed die op
het trottoir is gestald.
In een achterstraatje aan het Plaza de Armas koopt Rian
sjaals van alpacawol. Achteraf gezien blijken die vooral van
synthetisch materiaal te zijn gemaakt, anders zouden ze
nooit zo goedkoop zijn geweest.
Rond één uur zitten we zeer gezellig met de complete groep
op de eerste verdieping van restaurant Soncollay aan het
Plaza de Armas.
Het eten bestaat uit allerlei lokale specialiteiten (40
soles): ceviche (in limoensap gemarineerde vis), trucha
(forel), cuy (cavia), kreeftjes, papa rellena (gevulde
aardappel) en alpacabiefstuk. Al het eten krijgen we op
warmhoudstenen geserveerd.
De cavia vind ik niet zo bijzonder, vooral doordat er niet
veel vlees aan zit. De groep reageert emotioneel op de
presentatie van de gebakken diertjes. Er worden foto’s van
gemaakt, maar ik denk dat iedereen ook wel even gruwt.
Daarna worden ze in de keuken in hanteerbare stukjes
gesneden. Je kunt ze het beste afkluiven als een
kippenbotje. Ze smaken ook een beetje als kip. Het is
moeilijk te begrijpen dat ze hier een delicatesse zijn. De
argumenten die ik lees zijn: rijk aan proteïne, weinig vet
en afrodisiacum (seksueel stimulerend).
Rogier is vandaag jarig. Na het eten is als verrassing een
enorme taart voor hem geregeld. Er is ook livemuziek. De
muzikanten verkopen hun cd’s voor 30 Sol per stuk. Dat is
wel even wat anders dan de 2 Sol voor een cd op de markt.
Het toetje bestaat uit zelfgemaakt chocolade-ijs met gember.
En cocathee met een stuk verjaardagstaart.
Vanaf het terras en op het dak van het restaurant heb je een
mooi uitzicht op het plaza, de kathedraal, en daarachter de
vulkaan Misti (5825m). Misti is helaas niet meer wit, zoals
hij op foto’s in de oudere reisgidsen is afgebeeld. Het is
te hopen dat er komende zomer veel lang blijvende sneeuw zal
vallen.
Ik vermeld af en toe hoogtes van steden en bergen, maar wel
onder voorbehoud. In reisgidsen, folders en reisverslagen
kom ik namelijk verschillende waarden tegen. En wie heeft er
dan gelijk?
Monesterio de Santa Catalina
Aan het einde van de middag gaan Rian en ik naar het
Monesterio de Santa Catalina (entree 30 Sol en nog 12 Sol
voor de gids). We krijgen een uitstekende Engelstalige
rondleiding van Gregoria. Detail: er mogen hier alleen
vrouwelijke gidsen werken.
In het begin overhoort ze ons om te weten te komen of we wel
goed luisteren. Gregoria vraagt wie de oprichtster was van
het klooster. Ai, dat weten we niet meer. Beter opletten
dus. Ik kan me voorstellen dat ze soms twijfelt aan onze
interesse. Ze kijkt een beetje bedenkelijk. Maar wij willen
gelijktijdig ook nog foto’s maken, en door de snel zakkende
zon betekent dat soms dat we wat minder aandacht hebben voor
haar verhaal, hoe goed het ook is. Bovendien voel ik me een
beetje opgejaagd door de groepen scholieren, die wil ik
namelijk liever niet op de foto’s die ik van het klooster
maak.
Het klooster is in vele opzichten zeer de moeite waard om te
bezoeken. Het complex is als het ware een dorp. De straatjes
zijn genoemd naar Spaanse steden zoals Toledo en Granada, en
er is net als in Toledo een plein dat de naam Zocodover
draagt. Het ziet er bovendien allemaal bijzonder fraai uit;
we krijgen een goed beeld hoe de - veelal - rijke nonnen
hier leefden. We zien een bijzondere wasplaats, namelijk een
lange rij stenen wasbekkens, diverse kamertjes (van
eenvoudig tot luxe), een binnenplaats met een
sinaasappelboom, mooie oranje, donkerroze en lichtblauw
geverfde muren, fresco’s, schilderijen en een rouwkapel.
Zeer indrukwekkend! Sinds 1970 is het klooster open voor het
publiek. Ooit leefden er 500 nonnen in het kloosterdorp, nu
nog maar 20.
Vanuit de verte ontwaren we op een gegeven moment op een
bovenplaats Arie met zijn videocamera. Rian en ik moeten
lachen en leggen Gregoria uit dat Arie tijdens de reis zoals
gebruikelijk prominent met - of zonder - camera aanwezig is.
Wanneer wij op het dakterras komen, is daar een groep
schoolmeiden die door hun leraar op de foto worden gezet.
Wanneer ik de trap neem om het terras te verlaten, beginnen
de meiden naar mij te roepen. Ik moet terugkomen om met deze
gillende chica’s op de foto te gaan. Daar sta ik dan: een
blonde man tussen donkerharige meiden. En de meiden maar
giechelen.
Tegenover het klooster zit Casona de Santa Catalina, een
zaak met luxe souvenirartikelen, waaronder vesten en truien
van echte alpacawol. Daar zit een vriendelijk en bescheiden
weefvrouwtje met een schootweefgetouw op de vloer, om voor
een paar centen op de foto te komen. Ze draagt zeer
kleurrijke kleding, en het kleed waar ze aan werkt is
minstens zo vol van kleuren.
[fragmentje uit de mail]
Er zitten nu vijf Zweden achter me in een ruimte van
het hotel liggend aan de straatzijde. Ik heb erg veel
te vertellen, maar dat komt wel in het verslag.
Ik heb hier al een beetje last van de hoogte. Heb
na het eten cocathee gedronken en overdag energierijke
cocasnoepjes genomen, die ik vanmorgen in het
winkeltje van het hotel heb gekocht. Die schijnen goed
te helpen.
We blijven nog een nacht in Arequipa. Eigenlijk had
ik wel langer willen blijven, om te wennen aan de
hoogte en meer van deze bijzonder aangename stad te
zien. De zon schijnt hier bijna het hele jaar!
Dat klinkt erg aanlokkelijk. Of zou de zon op den
duur gaan vervelen?
Arequipa is de leukste stad totnogtoe; volgens
Arwin wonen hier de meest vriendelijke mensen van
het land. Hij wil de massatoerisme in Cuzco wel
verruilen voor deze stad.
[einde mail]
Omdat ik vanmiddag flink gegeten het, kies ik maar weer voor
een tosti in het hotel, met een flesje aqua sin gas, en een
kop thee (17 soles in totaal).
Met Leon, Jacco en Peter loop ik na het eten naar het Plaza
de Armas om foto’s in het donker te maken. Zij hebben daar
om negen uur afgesproken om wat te gaan drinken, maar Leon
en ik houden het snel voor gezien. Wij wandelen terug naar
het hotel. Moe maar voldaan.
Op mijn hotelkamer loop ik de televisiekanalen van ‘cable
mágico’ langs. Naast de nationale zenders zijn ook veel
Spaanstalige zenders te ontvangen, uit andere landen in
Zuid- en Midden-Amerika, uit Spanje, de Spaanse versie van
CNN en de Franse zender TV5. Ik constateer dat ik vandaag
een tikkeltje door de zon ben verbrand. Mijn ogen vallen
dicht.
Donderdag 11 oktober. Ik heb sterk de indruk dat ik een
beetje in de schijterij ben. Eh, okay, niet alleen de
indruk. Daarom ontbijt ik vanmorgen voorzichtig: een bakje
thee en twee bananen, waarvan ik één voor onderweg bewaar.
Omdat ik slechts kort ontbijt, de bus nog lang nog niet
vertrekt, en ik gisteren nauwelijks op het Plaza de Armas
ben geweest, ga ik nog even in een hoog tempo een uurtje
alleen op pad om op het plein rond te kijken en foto’s te
maken. Het is nog relatief vroeg, en niet zo druk.
Toch is er altijd wel wat te zien, zoals een Indiaanse dame
met een bolhoedje, die voor een muntstuk voor een foto wil
poseren. En ook de dames van de toeristenpolitie werken met
hun stralende glimlach leuk mee. De bankjes raken snel
bezet.
Een jong verliefd zit ongestoord aan elkaar te friemelen; ik
heb niet de indruk dat men hier in Peru preuts is.
Vanaf Arequipa gaat de reis pas echt de hoogte in. We hebben
vanmorgen gezelschap gekregen van Pilar, zij is de lokale
gids voor de tour van vandaag en morgen naar, en door, de
Colca Canyon. Pilar deelt een woordenlijstje uit met woorden
in het Quechua, de lokale indianentaal. Voor de komende twee
dagen hebben we een mooie moderne bus met veel meer
motorvermogen dan de bus uit Lima. Onze chauffeur heet
Carlos en bevalt zeer goed.
We stoppen eerst aan de rand van de stad in shantytown San
Jeronimo, voor een nieuw voorraad water. De huizen zijn vaak
niet gedecoreerd, want dan hoeven de eigenaars minder
belasting te betalen. Het gevolg is een troosteloze aanblik
van stenen en beton. Bij alleen van winkels en andere
bedrijvigheid zijn de muren geverfd om zich te
onderscheiden.
Ik neem onderweg veel cocasnoepjes, andere zoetigheid en
water. Om de hoogteziekte tegen te gaan is het belangrijk om
veel zout, suiker en water in te nemen. Drink je te weinig,
dan krijg je een witte tong. In de beklimming halen we
regelmatig zwaarbeladen vrachtwagens in, van de
cementfabriek of de mijnen.
Op de hoogvlakte (circa 3900 meter) ligt het natuurreservaat
Pampa Cañahuas. Dit reservaat staat bekend om de vicuña´s
die hier leven. Dat is een kleine kameelachtige en familie
van de lama’s en alpaca’s. Vicuña brengt slechts 250 gram
zeer kostbaar wol op. We houden een fotostop zodra er in de
buurt van de weg vicuña´s te zien zijn. Zomaar uit het niets
zit daar langs de weg een jonge vrouw met een kindje op haar
arm, en een lading verkoopwaren. Ze heeft een zilveren randje
om een voortand. Dat zie je hier vaak.
Vanaf hier is de achterkant van Misti te zien.
Er steekt net een groepje Vicuña´s de weg over wanneer de
bus weer wil wegrijden. Ze worden opgedreven door een ander
mannetje. Vicuña´s zijn een beschermde diersoort, ze leven
in het wild. Lama´s (één miljoen) en alpaca´s (drie miljoen)
zijn geen wilde dieren. Die worden gehoed en ´s avonds door
de lameros (lamadrijvers) in ronde ommuurde veldjes gedreven
om te slapen.
De volgende pauze is op de splitsing Arequipa - Colca Canyon
- Puno. Daar zijn uiteraard weer dames die de gebruikelijke
kleurige spullen verkopen: mutsen, handschoenen, hoeden,
sjaals, doeken en flessenhouders.
Maar de natuur is hier ook bijzonder mooi. Prachtige door
erosie gevormde natuurformaties. Ik zie enkele hoodoos in de
woestijnheuvels. Zonder het restaurant in te gaan, loop ik
enthousiast rond om foto´s te maken. Maar dat had ik beter
niet kunnen doen, want ik word kortademig en duizelig in
mijn hoofd en krijg een bloedneus. Ik ga zitten. Arwin is
alert en voelt mijn nek die te koud is, en de polshartslag
die te hoog ligt. Hij verzorgt snel een mok cocathee.
Vanaf nu moet ik even wat rustiger doen.
En nog meer cocasnoepjes nemen!
Iets verderop stoppen we bij waterstroompjes, omdat daar
veel lama’s en alpaca’s grazen. Het hoogste punt van de
route van vandaag is 4910 meter, op de bergpas Patapampa.
Maar daar gaan we morgen pas stoppen. Eerst moeten we meer
gewend zijn aan de hoogte. Een deel van de weg over de pas
en alle wegen door de canyon zijn niet geasfalteerd.
Het grote voordeel van deze reis is dat de route vanaf
zeeniveau in Lima geleidelijk het hooggebergte ingaat. Zou
je de reis al snel in hooggelegen steden als Cuzco, La Paz
of Sucre voortzetten, dan loop je het risico dat je op het
vliegveld aan de zuurstof moet en de eerste dagen ziek bent.
Colca Canyon
In afdaling begin ik me weer wat beter te voelen. Bij
Chivay, de grootste plaats in de Colca Canyon, moeten de
entreekaartjes worden getoond (entree 35 soles). Het dorp is
authentiek en heeft een mooie stenen boogpoort. Alle andere
dorpjes in de vallei hebben ook zo’n poort.
We overnachten in het prachtige gelegen hotel Casa de
Mamayacchi aan de rand van het rustige dorp Coporaque. We
worden begroet door een huislama en het personeel dat in
rijk bewerkte kleding is gestoken: prachtige, kleurrijke
jurken in de traditie van de Collagua-indianen. De kamers
zijn in lage ronde gebouwtjes ondergebracht. We krijgen een
lunchbuffet in het hotel met onder andere: kippensoep,
pittige tomatensoep, rijst en aardappelavocado.
Door het gesjouw met mijn bagage voel ik me niet okay. Ik
ben moe en heb pijn in mijn nek, maar gelukkig nog geen
hoofdpijn. Ik koop nu ook maar Excedrin pillen van Arwin (8
soles). Liever had ik zonder gedaan; ze zijn namelijk slecht
voor nieren en lever. Aspirines werken overigens contra,
want die verdunnen het bloed. Daar heb je hier dus niks aan.
Na die pillen ben ik redelijk snel opgeknapt. Ik heb ook nog
druivensuiker gekregen (dank Jeanine!). En er worden enkele
bakjes cocathee bij me gebracht, terwijl ik nagenoeg zonder
te bewegen in de frisse wind op het terras blijf zitten. Dat
is op dit moment het enige dat ik wil. Er zijn meer uit de
groep die last hebben van de hoogte. Martine ligt zelfs
plat, die is er veel slechter aan toe. Toch gaat een deel
met Pilar een wandeling maken naar ruïnes boven het dorp.
Rond half zes gaan we via Chivay (3651m) en een weg door de
vallei naar de Baños Termales - warmwaterbronnen - van La
Calera. Daar is ook een etnologisch museumpje gevestigd. De
entree is 5 soles. Het museum is primitief en wat
amateuristisch. Het meest bijzondere van de tentoonstelling
vind ik een groot authentiek weefgetouw gemaakt van takken
en stokken.
Omdat ik me niet te veel wil inspannen, ga ik niet in het
bad. Met Arwin (watervrees) en Desiree (maag- en
darmproblemen) blijf ik aan de kant. Zo kan ik foto’s maken
van de zwemmers. Die overigens lekker lui met hun drankje
aan de rand van het bad liggen. Wat wil je nog meer?!
Het avondeten in het hotel is een buffet met verrukkelijke
soep en een mierzoet stuk taart. Het glazuur spat je bij
wijze van spreken van de tanden. Maar voor zoetigheid hebben
we op deze hoogte een goede smoes. Na het eten blijf ik als
laatste over om Arwin gezelschap te houden. Een grote fles
cerveza (bier) en een flesje Inca Kola staan tussen ons op
tafel. Ik voel me nog steeds prima.
Om morgen oponthoud te vermijden, betaal ik alvast de
rekening. De pientere en bescheiden dame van de receptie
heeft keurig in een schrijfblok genoteerd wat ik moet
betalen. Elke kamer heeft een vakje met daarin de uitgaven.
18 soles voor de lunch, 21 voor het diner, daarnaast nog
mate de té en Inca Kola. Een andere dame van het hotel komt
op mijn verzoek langs om de verwarming van mijn kamer uit te
draaien. Volgens de voorschriften mag je dat niet zelf doen.
Ik heb liever geen droge, warme lucht wanneer ik slaap.
Vrijdag 12 oktober. Vanmorgen trekken we verder de zestig
kilometer lange Colca Canyon in. Weer vroeg op. Om half zes
ontbijten, om tien over zes vertrekt de bus. Want de condors
zijn vooral tussen half negen en tien uur te zien. Buiten is
het al licht. Bij de ingang van de bus houdt een oud
ongeschoren mannetje zijn hand op. Ik geef hem een muntstuk
van 2 sol.
Men leeft hier primitief. In de vallei wonen veel boertjes.
De mensen lopen langs de onverharde weg met één of meerdere
ezels, koeien (ook zwart met wit) of paarden. Of men is in
groepjes op het land aan het werk. Dit is een vruchtbare
regio. Vandaar de overvloed aan terrasvormige agricultuur.
Ieder terras heeft zijn eigen microklimaat. Her en der staan
eucalyptusbomen. Die zijn uit Australië geïmporteerd, maar
komen hier eigenlijk niet zo van pas, ze onttrekken namelijk
veel vocht uit de grond.
Onderweg door de Canyon zijn aan de zuidkant diverse
miradors waar lokalen in hun kleurrijke kleding staan. Ze
maken dansjes of poseren met lama´s en alpaca´s, soms zelfs
met babydiertjes in de armen. In afwachting op een beloning
van de ‘kapitalisten’.
Pilar raadt het af om de kinderen geld te geven, want dat
ontmoedigt hen om naar school te gaan. Maar vooral die
kleine kinderen zijn erg fotogeniek en vertederend. De
kleinere meisjes bibberen van de kou. Ze moeten wel koude
voeten hebben, in hun versleten zomerschoentjes, zo vroeg op
deze frisse ochtend. De jurkjes zien er in tegenstelling tot
de schoentjes voorbeeldig mooi en schoon uit.
Op de achtergrond 'duwt' de moeder het kind vermoedelijk
naar voren. En de kans schijnt reëel te zijn dat papa het
gegeven geld aan drank zal besteden. Zonder geld krijgt
moeder de klappen te verduren, en moeder reageert zich weer
af op de kinderen. Bedenk daarbij nog dat 'wij' nauwelijks
enig benul hebben van wat voor hun de waarde van dit geld
is, mogelijk geven 'we' te veel.
Dit is de reden waarom ik op een gegeven moment ben
overgegaan op het geven van snoepjes aan de kinderen.
Het smalle pad loopt langs het ravijn en de bus moet ook nog
door een stoffige, smalle en bochtige tunnel. Pilar wijst
ons bij één van de stops op Vizcacha’s. Dat zijn bijzondere
konijntjes met lange krulstaarten.
Cruz del Cóndor
We stoppen weer zodra er drie condors met hun enorme
spanwijdte overvliegen; het zijn de boodschappers van de
Hananpacha (bovenwereld). Aan het einde van de Canyon
stoppen we wat langer bij Cruz del Cóndor. Het is lastig om
die zwevende reuzen op de foto te krijgen - ze gaan snel om
goed op te focussen - maar het is enerverend om mee te
maken. Dit doet me denken aan mijn bezoek aan Park Monfragüe
in Spanje, afgelopen lente, waar op een ochtend op
soortgelijk wijze vale gieren boven mijn hoofd cirkelden.
Bij Cruz del Cóndor is een grote mirador gebouwd om de
Condors van dichtbij en bovenaf te zien. Ik blijf bij de
bus, want wil me niet veel inspannen. Eerst moet ik wat meer
aan de hoogte gewend zijn. Ik ben een gewaarschuwd mens.
Naast onze bus staat een BMW motorfiets uit Duitsland. Die
heeft extra binnenbanden achteropgebonden. Dat is pas echt
avontuurlijk!
Op de terugweg door de vallei stoppen we nog bij een mirador
met een fraai zicht op een mozaïek van agricultuurterrassen,
en in de diepte de Río Colca. Het rivierwater is bestemd
voor de lager gelegen landsdelen. Irrigatiekanaaltjes
voorzien de terrassen van water uit de bergen.
Arwin ligt vanmorgen met koorts voorin de bus. Pilar deelt
stukje van cactusvruchten uit die ze van de dames langs de
weg heeft gekocht. Sancayo is groen en zuur, Tuna is rood en
zoet. Lekker!
We stoppen vervolgens in Maca, een dorp met een bijzondere
iglesia. Deze kerk heeft prachtige altaren ("No flash"). De
kerk is na een aardbeving met Spaanse steun gerestaureerd.
Pilar waarschuwt om niet voor geld op de foto te gaan met de
mensen die roofvogels aan een touw of ketting houden. Dat
soort activiteiten moet we vooral niet stimuleren. De dames
tegenover de kerk verdienen flink door een opvallende schone
toilet aan te bieden.
We verlaten de vallei. De buschauffeur stopt eerst even om
de motorkap open te doen, zodat de motor beter naar lucht
kan happen. Op het hoogste punt, Patapampa (4910m), stoppen
we even. Op een steen staat: "Mirador de los Andes Tramo de
la Cordillera Volcanica en los Andes Centrales."
Ik merk direct weer dat ik me niet te veel moet inspannen.
Even rustig rondlopen en dan weer langzaam in de bus
stappen. De dames in hun kleurrijke kleding met hun
souvenirs zitten tussen stenen muurtjes hun fruithapjes te
eten. Die zijn gewend dat de toeristenstroom die hier langs
komt en even stopt.
Na de afdaling komen we weer bij de splitsing waar de weg
rechtdoor terug naar Arequipa gaat, en linksaf naar Puno.
Hier nuttigen we de meegekregen lunch uit het hotel.
Allerlei bakjes met: kip, groene boontjes, worteltjes, een
stuk cake, een appel en een mandarijn, mosterd, mayonaise en
ketchup, een chocoladereepje en een flesje water. En voor 2
soles een grote mok cocathee. Met échte cocablaadjes, zoals
het hoort.
Het landschap is vervolgens weer adembenemend. Woestenij in
al haar schoonheid! Af en toe passeren we kuddes met lama’s
en/of alpaca’s. Helaas komen we niet echt dicht in de buurt
van de flamingo’s.
Wanneer ik even omkijk, hebben de meeste reisgenoten hun
ogen gesloten. Dan krijgt de bus een lekke band. Net nu de
weg al een tijdje weer prima in orde was. De chauffeur kan
zonder dat iedereen hoeft uit te stappen snel de band
wisselen.
Op de vlakte heb je niet in de gaten dat je je op 4000 meter
hoogte bevindt. Maar wanneer ik even rond de bus loop, merk
ik duidelijk dat er minder zuurstof in de ijle luchtlaag
voorhanden is. Zuurstofgebrek, een open verhemelte door de
snoepjes, een onrustige maag en dito darmen. Het hoort er
allemaal bij.
Na vervolgens flink wat kilometers, door nog steeds een
prachtig natuurlandschap, stoppen we in een dorp op een
splitsing van wegen. Hier moet de band worden gerepareerd,
anders kunnen we later pas echt een probleem hebben. De
bandenreparateur heeft een eenvoudig werkplaatsje naast het
wegrestaurant. Op het dak van het gebouw zijn banden
gemonteerd om de aandacht te trekken. Voor het gebouwtje
zitten schoonmoeder en de vrouw van de monteur op de grond
te breien. De dames beheren een eenvoudige, kleine kiosk.
Achter het restaurant is een hurktoilet. Verrassend schoon,
moet ik zeggen. In het huis achter het restaurant komt een
jongenshoofdje uit het raam steken. Hij wil graag op de
foto. Ik toon hem de foto via de display. Hij is
enthousiast. Zijn moeder komt ook kijken en moet lachen.
Achteraf gezien jammer dat hij het resultaat niet in handen
krijgt.
Voor het restaurant zitten drie dames met etensborden uit
het restaurant achterop een pick-up te eten. Ze hebben veel
plezier wanneer ik daar een foto van maak. De bestuurder van
de auto voor hen laat me een gevilde baby-alpaca zien. Dat
rozige lichaampje is minder fraai. Ieks, ik gruwel even. De
man lacht om mijn reactie, evenals de twee dames met
bolrokken die naast hem plaatsnemen.
We gaan weer verder. Juliaca is volgens Arwin de meest vieze
stad van Peru. Het is er erg druk. Een rommelige markt, veel
mensen op de been, fietstaxi’s en colectivos (kleine
personenbusjes) die voor de bus langs schieten of plotseling
stilstaan. Kort voor we het Titicacameer naderen, worden we
op een fraaie zonsondergang getrakteerd: donkere heuvels in
het westen onderbreken de zongloed.
Puno
Het laatste deel van het traject is het meest lastig. De
chauffeur manoeuvreert de bus door de nauwe straatjes naar
het hotel in Puno (3828m). Sommige auto’s moeten aan de
kant, van anderen worden de spiegels ingeklapt. Achter ons
toetert het ongeduldige verkeer. Bij aankomst worden we
getrakteerd op een hotel zonder lift. Gelukkig zit ik
slechts op de derde verdieping. In kamer 305. Arwin vertelt
dat iemand van een andere groep van zijn fotocamera is
beroofd. We zijn gewaarschuwd!
Driewielige blauwgele bromfietstaxi’s bepalen voor een groot
deel het straatbeeld van Puno. Soms zijn ze persoonlijk
eigendom; anders worden ze gehuurd. De bestuurders verdienen
ongeveer 20 Sol per dag.
We eten in Jirón de Lima. Het is vrijdagavond. De straat is
vol met jeugd. Er zijn nog reisgenoten die willen pinnen. Ik
maak snel van de gelegenheid gebruik om een processie vast
te leggen. Bij Rkoko’s kies ik pizza met chorizo en olijven
(bewust iets zouts), thee en Inca Kola. Lekker. De slanke
caseras zien er leuk uit. Ik stel Arwin voor om Inka Cola
naar Nederland te exporteren. Hij betwijfelt of Nederland
warm loopt voor die zoete troep. Ik ben trouwens een beetje
duizelig. Ik heb moeite om me in de drukte van het
restaurant te concentreren. Maar ik wil de anderen niet
ongerust maken, dus zeg maar niks.
Uroseilanden
Zaterdag 13 oktober. Vandaag beginnen we met een excursie
naar de Uroseilanden op het Titicacameer (op ruim 3800m).
Volgens de Inca’s was dit de geboorteplek van de maan en de
zon. De rand van het meer is tevens het riool van Puno...
Onze plaatselijke gids heet Juan-José, de kapitein Juan-
Carlos. Voor ik de boot op stap, word ik aan een korte
enquête van Jennifer en Karin onderworpen. Ze vragen waar ik
vandaan kom, welke plekken ik bezoek, en wat ik totnogtoe
het mooiste vind. Ik vermoed dat ze dit ook doen om hun
Engels te oefenen. En nee, ik heb door de haast helaas geen
foto van deze meiden gemaakt.
De Urosgemeenschap leeft op ruim veertig drijvende
rieteilanden van een metersdikke laag totora-riet. Die
eilanden liggen vast aan eucalyptuspalen. De groet
"Caramachi" betekent: goedemorgen, maar ook goedemiddag en
goedenavond, of hoe gaat het met jou?
Dat is een efficiënte taal!
We worden bijzonder vriendelijk door de bewoners ontvangen.
De dames dragen wijde, bolle rokken. Geel van kleur met
lichtblauwe vesten en zwarte bolhoeden. De dames hebben
vlechten die bij elkaar worden gehouden door een pocacha,
een koord van zwarte of gekleurde wol met kwastjes. Dat
koord wordt in de vlechten meegevlochten om ze dikker te
laten lijken. O, wat is dit allemaal fotogeniek! En ze zijn
ook nog eens bijzonder aardig. De Urosindianen zijn voor een
deel afhankelijk van het toerisme, dus ze doen niet voor
niks zo hun best om ons te plezieren. We krijgen een taai
stukje brood aangeboden. Vers gebakken, want het is nog een
beetje warm. Er zit weinig smaak aan.
Juan-José legt met de enthousiaste hulp van de bewoners uit
hoe de eilanden worden gemaakt en onderhouden, en hoe men op
de eilanden leeft. De dames rennen over het rietoppervlak om
attributen te halen. Het voelt grappig om over zo’n eiland
te lopen en een beetje weg te zakken in de dikke laag riet.
De bewoners leven van nachtvissen en van toerisme. De vis
ruilen ze voor aardappelen op de markt in Puno. Toch heeft
het leven op het water als nadeel dat er veel vocht is, en
in combinatie met kou is dat niet ze goed voor het lichaam.
Tijdens de uitleg komt een klein indianenmeisje naast me
staan en tikt met een bijna leeg colaflesje op mijn schoen.
Een klein monstertje. Ze is nog maar vijf jaar en drijft
even later ook al handel met ons. Ik koop twee armbandjes
van haar. De aandacht is al snel op haar gevestigd. Iedereen
is door haar betoverd. Ik hoop niet dat haar oudere zusjes
jaloers zijn. Het kleine meisje heeft een binnenzak in haar
vest waar ze van haar moeder het geld in mag stoppen. De
moeder heeft het geld onder de trui ergens bij haar boezem
zitten. (Wanneer je iets op straat koopt, grijpt de
verkoopster ook vaak onder haar trui om een handvol
wisselgeld tevoorschijn te toveren.)
Ik koop ook een kleurrijke muts voor mijn nichtje. Zonder af
te dingen, want anders raken die soles nooit op. Manuela
toont de binnenkant van een riethuisje. Veel meer dan een
rietbed, dekens, en een stapeltje spullen is er niet te
zien. Toch hebben ze ook nog een televisie die op een accu
is aangesloten. Ze worden dus ook met de beeldenstroom van
de rest van de wereld geconfronteerd. Zouden ze onze manier
van leven net zo boeiend vinden?
De gids maakt vervolgens enkele groepsfoto’s van ons. Voor
we het eiland verlaten, klim ik in de gammele uitkijktoren.
Ik kan een groot deel van de eilanden zien, en ook veel
zonnecollectoren. Dan gaan we met een luxe balsas, een
catamaran drakenboot van riet, naar een buureiland. Op dat
eiland meer van hetzelfde. Marijke merkt op dat de ogen van
de draken van colaflesjes zijn gemaakt.
Met onze ‘eigen’ boot gaan we vervolgens naar het
hoofdeiland, min of meer centraal gelegen. Daar staat zelfs
een primitieve telefooncel. Hier zijn ook diverse winkeltjes
en eenvoudige restaurantjes. Ik koop voor een halve Sol een
banaan.
De Uroseilanden zijn zondermeer een hoogtepunt van de reis!
Ik heb even gemist waarom we niet ook het eiland Tauquile
bezoeken. Dat schijnt een heel mooi eiland te zijn waar
authenticiteit hoog in het vaandel staat.
We lunchen aan de drukke autovrije Jirón de Lima bij
Giorgio. Deze tent heeft een westerse eigenaar en is
relatief duur, maar de kwaliteit is uitstekend. Ik neem Lomo
Saltado met Inca Kola. Bij de bar hangt de zuurkijkende
geblondeerde eigenaresse, die er niet echt gelukkig uitziet.
Sillustani
Wanneer we bij het hotel in de bus stappen, staan er weer
verkoopsters klaar met vesten en andere artikelen.
Niet naar Tauquile dus, maar wel naar Sillustani.
Deze ‘attractie’ ligt vierendertig kilometer buiten Puno.
Hier zijn onder andere pre-Inca graftorens (Chulpas) te
zien. Het is mijn eerste kennismaking met de wonderlijke
bouwtechniek waarbij grote en stenenconstructies naadloos in
elkaar passen. Zonder cement. Ze moeten bijzonder geduldig
zijn geweest om zonder zware machines dit soort bijzondere
constructies te maken.
We worden opgevangen door schooiende kinderen en een vrouw
die wol aan het spinnen is; leuk voor de foto met op de
achtergrond de Umayo lagune. De kinderen zitten in de
vuilnisbak te wroeten wanneer wij gepasseerd zijn. Ze worden
op afstand door een wachter met een fluitje weggejaagd. Maar
of dat veel helpt? Want even verderop verstoppen ze zich
achter een muurtje.
Zo heb je in de steden professionele fluiters (lees:
verkeerspolitie), maar de chaos lijkt er met hun
aanwezigheid niet minder op te worden.
De zon laat ons nu meer en meer in de steek. De wind trekt
aan, en ik krijg last van stof onder mijn contactlenzen.
Na Sillustani stoppen we bij een gemeenschapje in Atuncolla.
Daar had ik op de heenweg al graag willen stoppen, maar ik
begrijp dat zo’n stop gebruikelijk is ná een bezoek aan
Sillustani.
We worden warm ontvangen door de vrouw des huizes. Het
gemeenschapje bestaat uit een familie van zeven volwassenen,
en op dit moment loopt er ook een klein meisje rond. Voor
het ommuurde terreintje staat een alpaca en een lama.
Bovenop het poortje staan twee miniatuurstieren. Eerst dacht
ik dat het varkentjes waren, maar dat kwam door de rozige
kleikleur. Die beeldjes moeten geluk brengen.
Net als op de eilanden krijgen we een stukje brood (of koek)
aangeboden. Ik vraag me even af of dit wel zo goed is voor
de maag, maar wil ook niet afslaan. Ook de kaas en het
kleisausje wil ik wel proeven. Er zit weinig smaak aan.
Verder is er een hutje dat als keuken dient, en ik zie ook
ovens en een fornuis in de buitenlucht. Het is net een
openluchtmuseum. Achterin is een miniatuurhuis met cavia’s.
Ik ben bang dat het niet slechts huisdieren zijn, al is er
nog zoveel aandacht aan het huisje besteed. Alles ziet er
overigens keurig uit.
Het meisje gaat bij haar speelplekje in de grond zitten. Dat
is een soort van uitgegraven loophek. Eén van de dames
demonstreert een slingertouw, die gebruiken ze bij het
hoeden van de schaapjes. Aan het einde van de kleine
rondleiding worden weer spulletjes te koop aangeboden. Ik
houd het bij een fooi en een snoepje voor het meisje. Rian
heeft ballonnen uitgedeeld. Het meisje is niet zo blij met
het piepende geluid van een leeglopende ballon.
In de Jirón de Lima zitten nog steeds lokalen op straat in
dekens gewikkeld. In sommige gevallen met een kind. Zouden
die hier de nacht doorbrengen? Dat lijkt me geen pretje; de
temperatuur daalt vannacht flink. We hebben niet voor niks
zo’n stapel dekens in het hotel.
We eten in La Choza de Oscar in een zijstraatje van de
Limastraat. Ik neem warme chocolademelk dat even op zich
laat wachten. "Wat heb je nu weer voor bijzonders besteld?",
vraagt Petra. Er zit een chocoladetablet onderin het glas en
een laagje slagroom on top. Daarna krijg ik forel met
knoflooksaus en thee, in totaal voor slechts 26,50 sol. Dat
is ongeveer zes en een halve euro.
De kapitalisten - wij dus - zitten op de eerste verdieping.
Voor en tijdens het eten komen muziek- en dansgroepen op het
podiumpje. Die maken er een fantastische show van! Al is het
wel een beetje lawaaiig. De dames dragen rokjes, met
daaronder nog kortere rokjes, die te zien zijn wanneer ze
snel ronddraaien. De mannen voeren de zang, en de dames doen
de gilletjes tussendoor. Deze dansers gaan van restaurant
naar restaurant.
[fragmentje uit de mail]
Ik zit in het hotel van Puno onder de trap. Daar
staat een PC met gratis internet. Ik werd vanmorgen
met een beetje hoofdpijn wakker, maar die is
gelukkig snel weggetrokken. Het traplopen
gaat niet zo gemakkelijk. Leo, één van de oudere
heren uit Noord-Brabant, valt op het moment dat ik
dit type door de souvenirkast, met nog één hand
aan de trapleuning slingerend. Bij de laatste
treden ging het mis. Allerlei gerinkeldekinkel
naast mij. Hij wil ook internetten. Maar ja, dat
traplopen op 4000 meter hoogte, hè?!
[einde mail]
Zondag 14 oktober. Om zes uur opstaan. Een uur later
vertrekken. Al na achttien kilometer stoppen we in Chucuito.
Hier is de Templo de Fertilidad, een vruchtbaarheidstempel.
Voor de beeldvorming; een ommuurd plein. Binnen die tempel
staan tientallen grote stenen fallussen uit de Incatijd.
Het is opmerkelijk dat de uitleg door meisjes van negen en
elf gedaan wordt.
Arwin vertaalt hun verhaal over de rituelen die zich hier
tijdens het Incatijdperk zouden hebben afgespeeld. Wat de
vrouwen daar moesten ondergaan, is op zijn zwakst gezegd
beschamend. Meisjes waren in de tijd waarin de Inca’s tegen
de Spanjaarden streden niet welkom.
Daarna gaan we op de muziek af. Dat hoorden we al toen we
tussen de penissen liepen. Er is namelijk muziek en dans op
het centrale plein van het dorp! Er staat een podium met
muzikanten en drie dames die zingen. Ook de dames met de
bolhoedjes en mooie kleurrijke kleding dansen mee. Het bier
gaat mee tijdens - de rustige - rondte dansen: een fles
rouleert en de dansers hebben een bekertje in hun hand.
Deze pauze is een zeer aangename verrassing! Arwin geeft
bier aan de muzikanten. Ik heb geen behoefte om de kerk te
bezichtigen, mij gaat het om het feestleven op dit plein!
Direct na Chucuito passeren we grote Incakoppen die in de
rotsen langs de weg zitten. Het stellen de twee stichters
van de Incadynastie voor.
Rond twaalf uur arriveert de bus bij de grens van Peru met
Bolivia. We moeten via de grensovergang bij Copacabana, want
bij de andere grens is een staking. Het nadeel van deze
route is dat we er op de terugweg ook al langskomen, en op
deze manier komen we niet bij Tiahuanaco, of Tiwanaku,
langs. De ruïnes van Tiahuanaco komen voor in Kuifje en de
Zonnetempel. Dus helaas geen mogelijkheid om met eigen ogen
de beroemde Puerta del Sol en Ponce-monoliet te aanschouwen.
De grensovergang is wat rommelig en onoverzichtelijk. Ik
word aangesproken door jonge schoenenpoetsers die in het
Nederlands "Schoenen poetsen?" vragen. Daarnaast wachten
jongens met bakfietstaxi’s om bagage te vervoeren. Op het
hoogste deel van de heuvel is een ronde stenen poort en een
ketting die over de weg is gespannen; de werkelijke grens.
Ik had een typische dreigende Zuid-Amerikaanse sfeer
verwacht, maar de formaliteiten stellen weinig voor. En
militair machtsvertoon is al helemaal ver te zoeken.
Het visumformulier dat op het vliegveld is ingevuld moet in
een kantoortje aan de kant van Peru worden ingeleverd. Er
komt een stempel in mijn paspoort met de datum van vandaag.
Lees voor het vervolg van de reis het verslag: Bolivia 2007.
Johan (9-12-2007)