Peru (2007) deel 1
    
    
    In de lente van dit jaar was ik in de Spaanse plaats Trujillo. Daar is de conquistador Francisco Pizarro geboren. Deze veroveraar was vanaf 1532 samen met drie broers en een halfbroer verantwoordelijk voor de verovering van onder andere Peru en Bolivia en de ondergang van het Incarijk. Vier maanden later ga ik zelf naar Zuid-Amerika. Ik had het continent al een paar jaar op mijn verlanglijstje staan, maar nu ben ik er helemaal klaar voor. Ik heb specifiek voor Bolivia en Peru gekozen vanwege de indrukwekkende hoogtes, de Indianen, en rijke geschiedenis van voor en na de Spaanse overheersing. De reis begint in Lima, de hoofdstad van Peru. Om vervolgens langzaam het hooggebergte van de Andes in te trekken. Na een 'rondje' door het zuidwesten van Bolvia keer ik terug in Peru om een bezoek te brengen aan het ultieme hoogtepunt van Zuid-Amerika: Machu Picchu! Veel plezier bij het lezen van uitgebreide Notas de Viaje.
    Zaterdag 6 oktober. De wekker gaat om tien over vier. Wat een tijdstip; alleen voor een vakantie ben ik zo vroeg uit mijn nest te krijgen. Een uur later komt Hans mij halen. Hij heeft het gisteren laat gemaakt en was deze nachtrit al bijna vergeten. Hans brengt mij naar Schiphol. Wanneer de naam schiphol op de wegwijzers verschijnt, begin ik zenuwachtig te worden. Zenuwen voor het onbekende dat me te wachten staat: een continent dat ik alleen nog maar ken uit boeken, van televisie en foto’s. Ik ben ook benieuwd - bang is denk ik een beter woord - of ik slachtoffer zal worden van kenmerkende verschijnselen als hoogteziekte en diarree. Bij incheckbalie nummer 6 van Iberia staat rond zes uur al een lange rij. Na ruim een uur schuifelen, ben ik door de controles. Ik had me lange tijd verheugd op een rechtstreekse vlucht op Lima met de KLM, maar dat zit er helaas niet in. Bij de ‘gate’ van mijn vliegtuig zoek ik met een beker thee een rustig plekje in een ligstoel. Nog even tijd om ontspannen de ogen dicht te doen. Om tien over acht vertrekt de vlucht met een Airbus A-321 naar Madrid. Boven Spanje is het genieten van het door mij zo geliefde natuurlandschap. De velden met olijfbomen zijn goed te onderscheiden. Op het vliegveld van Madrid moet lopend en per metro een tocht naar de terminal van de internationale vluchten worden afgelegd. Ik ben zo verstandig om tijdens de overstap alvast stokbrood met kaas en een flesje water te nuttigen. Ik ben de dag tenslotte al vroeg begonnen. De vervolgvlucht van elf en een half uur naar Lima valt me mee. Ik ben het lange afstandvliegen geloof ik al een beetje gewend, al heb ik nog maar weinig vliegreizen gemaakt. Boven de oceaan valt niks te zien. Maar boven Brazilië zie ik slingerende rivieren door oerwouden. Boven Peru een zeer woest landschap, en enkele kleine onbewoonde eilandjes wanneer het vliegtuig bij Lima boven zee draait. Het toestel moet vanaf ruim elf km dalen. Een kleine Peruaanse man met cowboyhoed loopt door het gangpad terwijl de landing al ingezet is. Hij is onverstoorbaar en lapt de regels aan zijn laars. Ik kan er wel om lachen. Hij ook. We zakken door een grijze, mistige laag boven Lima. Vanuit het vliegtuig zijn in eerste instantie sloppenwijken en industrie te zien. Op het vliegveld zie ik een toestel van KLM staan. Zou dat die rechtstreekse vlucht zijn? Ondanks dat het niet is gelukt om te slapen, stap ik redelijk fit uit het vliegtuig. Ik heb min of meer kunnen rusten door de stoel achterover te doen en de ogen af en toe te sluiten. Jammer dat de service van Iberia niet zo royaal is: wil je tussen de lunch en het diner iets te drinken hebben, dan zul je het zelf moeten halen. Wanneer ik de trappen afdaal om de bagage af te halen, hangt er een grote foto van Machu Picchu in het trappenhuis met de tekst "Welcome to Peru". Een mooi plaatje. Kort daarop zie ik in de hal een ATM staan en haal direct maar 400 soles uit de automaat, dan heb ik dat alvast maar. Daarna moet ik van een mejuffrouw op een knopje drukken dat willekeurig bepaalt of je nog door een bagagecontrole moet. Ik krijg groen licht. Tussen de opdringerige taxichauffeurs door zie ik een groep met Hollandse gezichten. Mijn reisgenoten? Ja dus. Ik had me totnogtoe bewust niet bekend gemaakt, maar met dit gemêleerd gezelschap ga ik ruim drie weken op pad. Lima Ik ben in Lima. In een compleet andere wereld! Ik ontwaar een soort van wild west: kleine wisselkantoortjes met tralies langs de weg, auto’s en bussen wisselen gevaarlijk van rijstrook, veel claxongeluiden en geknipper met lichten, een ondergaande zon, reclameteksten van internationals en Las Vegas-achtig neon. Lima is een wereldstad met bijna tien miljoen inwoners. Mijn eerste indruk: Een gekkenboel! Het is tien uur in de avond. Het tijdsverschil met Nederland is zeven uur. Van het hotel krijgen we een welkomstdrankje: Pisco sour. Dat is een soort van grappa, met een wit schuimlaagje. Salut! Reisleider Arwin houdt een welkomstpraatje. Hij woont bijna zes jaar in Peru. In Cuzco. Bij het voorstelrondje vertel ik dat dit mijn eerst grote groepsreis is. Ik hoop dat het me zal bevallen. Normaal zou ik niet snel met een groep reizen. Maar omdat ik de taal nauwelijks beheers, en omdat ik nog niet eerder in Zuid-Amerika ben geweest, heb ik voor een groepsreis gekozen. Reisorganisatie Koning Aap biedt bovendien de in mijn ogen ideale reis om veel van zowel Bolivia als Peru te zien. Daarna kan ik de ogen nog wel even openhouden. Ik neem plaats achter een pc van het hotel om een berichtje naar het thuisfront te mailen. Ik heb zelfs nog de puf om voor een tweede keer verslag te doen, nadat het eerste verloren is gegaan doordat iemand van de groep per ongeluk de stekker uit het stopcontact schopt. Op de hotelkamer is het fris. En de enkelglazige ramen kunnen niet helemaal dicht worden geschoven. Op de tegels in de badkamer staat een waarschuwing in het Spaans en Engels. O ja, daar had ik in een reisverslag al over gelezen. Vanaf nu moet het gebruikte toiletpapier in prullenbakjes worden gedumpt. De rioleringssystemen van Peru en Bolivia kunnen namelijk niet tegen de ladingen papier. Opletten geblazen dus! Zondag 7 oktober. Vanmorgen vroeg opstaan. En dat zal niet de laatste keer zijn tijdens deze reis. Het ontbijt stelt weinig voor: slechts één broodje met zoute boter en jam. Enkele meters van het hotel (de straat is ongelukkigerwijs opengebroken) staat een blauwe bus voor de rit naar het zuiden. In de vroegte worden we begroet door lachende vrouwelijke straatvegers. Panamericana Iets na zessen rijden we met de chauffeurs Miguel en Lorenzo via de Panamericana Sur naar het zuiden. Aan de rand van Lima zit een tolstation. Daar is tevens de gelegenheid om koekjes, water en bananen in te slaan voor onderweg. Er gaan 100 soles per persoon in de fooienpot. We komen door een grauw woestijnlandschap. Totaal anders dan ik ken van de droge delen in Spanje of Australië. Vooral de kleur: een overvloed aan hard, grijsbruin zand. In het begin staan langs de kust met enige regelmaat legbatterijen. Ze hebben geen muren, maar slechts een dak en een beetje wapperend plastic. De kippen zijn vanaf de weg te zien. Ze worden gevoed met maïs en vismeel. Dat laatste is volop voorhanden in deze regio. We rijden door dorpjes waar het plots een drukte van belang is. De buschauffeur remt echter nauwelijks af, die is niet onder de indruk. Elders staan zomaar allerlei hutjes in het landschap verspreid. Dat zijn eenvoudige huisjes van vissers of van mensen die op het land aan het werk zijn. Want ondanks de woestijn zijn er toch plekken waar onder andere artisjokken, asperges en uien worden verbouwd. En bij riviermondingen verbouwen ze rijst. Het water voor al deze gewassen komt uit de bergen. De zee is woest. En de ruitenwissers van de bus moeten zelfs even aan het werk. Het is moeilijk denkbaar dat we zo meteen zonnig weer krijgen en zonder zeeziek te worden de zee op kunnen. Arwin stelt ons gerust. Al informeert hij ook nog even bij Lorenzo voor de meest recente weerberichten. De gevolgen van de aardbeving van 14 augustus zijn bij Pisco nog goed te zien: veel puin, en tenten van het Rode Kruis die noodonderdak bieden. Het voelt ongemakkelijk om hier als ‘ramptoerist’ te zijn. Vandaar dat we ook om de stad heen rijden. Islas Ballestas Het water in de baai bij Paracas is gelukkig opvallend rustig en de zon schijnt! In een snelvaart gaan we de oceaan over naar Islas Ballestas, naar een natuurreservaat. De petten vast houden, anders waaien ze weg! Onderweg is tegen de kust een afbeelding van El Candelabro (kandelaar) te zien. Dit lijnenfiguur is uit het rotslandschap gehouwen en is een voorproefje van de nazcalijnen. Op de Ballestas eilanden leven diverse vogelsoorten, zoals aalscholvers, de bruine pelikaan en de Humboldtgent. Maar ook zeeleeuwen, zeeberen en Humboldtpinguïns. Dat zijn kleine pinguïns de hier kunnen leven dankzij de koude stroming. De eilanden zijn een beschermd gebied. De boot nadert op enkele plekken de kust zodat we de dieren van dichtbij kunnen bekijken. Dit is heel wat prettiger dan de trieste aanblik van opgesloten dieren in een dierentuin, waarbij ik me niet op mijn gemak voel. Na de boottocht drinken we wat op een terras aan de boulevard in het heerlijke zonnetje. De zonnebrand komt uit de tas! De excursies van touroperator "Pure! Peru" moeten in dollars worden betaald. In Nederland heb ik alvast $188 bij de bank gehaald. Hier zijn vrij eenvoudig dollars te krijgen. Want naast de soles kun je vaak ook Dollars uit de muur te halen. We rijden een stukje het binnenland in naar Ica. Dat is de stad die naast Pisco ook ernstig door de recente aardbeving is getroffen. De lunch houden we bij een haciënda-achtig hotelrestaurant in een oase. De oase ligt tussen circa 200 meter hoge zandduinen, met op het laagste punt in het dal een mooi meertje. Deze verrassende omgeving ligt net buiten Ica bij Huacachina. Wanneer wij eten, liggen bij het zwembad jonge blanke dames in bikini te zonnen. Vermoedelijk backpakkers. Een deel van de groep gaat tot na zonsondergang met buggy’s over de duinen racen, a la Parijs - Dakar. Je kunt hier ook sandboarden. Ik ben niet zo’n liefhebber van dat soort trendy activiteiten. In plaats daarvan wandel ik rond het meertje. Het lopen gaat zwaar in het mulle duinzand. Op een gegeven moment vraagt een gezin mij om met hen op de foto te gaan. Ze vinden het kennelijk erg leuk om met een blond figuur op de foto te komen. In ruil mag ik hen ook op de foto zetten. Zij houden hier een zondags uitje. Dit zijn ‘rijkere’ inwoners van het land. Het verschil tussen arm en rijk in Peru is groot, zoals meestal in armere landen. Toch is het land in wezen rijk aan grondstoffen, maar iedere volgende president verkoopt weer iets van het land om zichzelf en zijn verwanten te verrijken. Zo is de elektriciteit in handen van België, het gas van Argentinië, en zijn de mijnen van onder andere Amerika. Dan moet er in het donker nog ruim 140 kilometer worden afgelegd naar Nazca. Eigenlijk nogal jammer met zo’n fraai landschap. Ik wil altijd graag zien waar ik ben. Gelukkig zitten er geen nachtbussen in deze reis. De vermoeidheid slaat toe. Zodra er lichtjes verschijnen, en we dus weer een stad naderen, denk ik dat het Nazca wel zal zijn, maar eerst moeten we nog door Santa Cruz, Río Grande en Palpa. Een hele beproeving, die rit van vandaag. De chauffeurs rijden hier graag bij donker, want dan zijn de tegenliggers op de smalle bergwegen aan de lichtbundels sneller te zien. De bus komt halverwege de avond aan in Nazca (op ruim 600m hoogte). Nazca Door het late tijdstip neem ik een ‘lichte’ maaltijd: Arroz a la Cubana. Dat is zeezoute rijst, gebakken ei en banaan met een sinaasappelsausje. Ik maak een foto van mijn bord. Mijn reisgenoten maken daar opmerkingen over. Ik ben gewend geraakt om tijdens reizen van de meest bijzondere maaltijden foto´s te maken. Ook in Zuid-Amerika weten ze het eten smakelijk te serveren. Maandag 8 oktober. Vanmorgen tot half acht uitslapen. Ik heb goed geslapen. Mijn keel is wel een beetje gevoelig. Het ontbijt bestaat uit twee broodjes, bij de Amerikaanse variant zitten scrambled eggs, en een groot glas vruchtensap met een rietje. Om kwart over tien vertrekt de bus naar het vliegveld aan de rand van de stad. We hebben vandaag een andere bus. Een bruine Ford met smoezelige bekleding. De bus die we gisteren hadden is, tot grote ergernis van Arwin, afgelopen nacht weer teruggereden naar Lima. De chauffeur werd om vier uur in de nacht gebeld. Gekkenwerk! Nazca-lijnen Oorspronkelijk zou ik niet over de Nazca-lijnen vliegen, vooral doordat de verhalen die ik erover gelezen heb nogal beangstigend waren. Iets meer dan de helft van de groep doet wel een vlucht. Op de een of andere manier blijft er een plaatsje over, waar wel door de organisatie voor is betaald, maar niemand zich voor heeft ingeschreven. Omdat ik toch mee ben gegaan naar het vliegveld, kan ik mee. Ik hoef er niet eens voor te betalen ($67). Tja, waarom eigenlijk ook niet. Om het weer hoef ik het niet te laten. Dat kan niet beter. Zomer ten top! Ik krijg een kwartier om de vliegpil te laten inwerken. De Cessna hangt in allerlei bochten om beide zijkanten zicht te bieden op de bijzondere lijnfiguren en andere lijnen in de Nazcawoestijn tussen Nazca en Palpa. Maar gelukkig word ik niet misselijk in de ‘eend met vleugels’. De figuren liggen soms redelijk ver uit elkaar. Dit is dé manier om de lijnen goed te kunnen zien, al moet de piloot soms wel helpen met aanwijzingen. Vooral de aap en de kolibrie (60 meter breed) zijn zeer fraai. Buurvrouw Matty zegt op een gegeven moment niks meer, ze kijkt me aan en houdt de hand voor haar mond. Oei. Ik wijs haar op het kostzakje dat achterin de stoel voor haar zit. Maar we houden het droog!
    Er is geen sluitende verklaring voor het hoe en waarom van de lijnen. Een recente verklaring wijst er op dat het processiepaden zijn. Die processies werden gehouden om de goden om regen te smeken. Het regent hier nooit. Raar maar waar. De Humboldtstroom is daar verantwoordelijk voor. De lucht die over de koude zee stroomt, neemt namelijk nauwelijks vocht op. Daarna lunchen we in Nazca in El Porton, zo'n beetje het eerste restaurant aan het driehoekige plein aan het begin van het centrum. Ik kies Lomo Saltado: stukjes rundvlees met patat, aardappel, ui, tomaat en rijst. In totaal voor 24 soles, dat is ongeveer 6 euro. Bedenk daarbij dat aardappel hier groente is en het zeer gebruikelijk is dat er rijst bij een maaltijd zit. De Lomo Saltado smaakt uitstekend! Cementerio de Chauchilla Vanwege de betere lichtval en dalende temperatuur staat halverwege de middag een excursie naar de begraafplaats van Chauchilla gepland (entree 5 soles). Deze ligt enkele kilometers buiten Nazca. Meestal zorg ik er voor dat ik in de bus op de tweede of derde rij zit. Dan kan ik ‘meerijden’. Voorin krijg ik ook goed mee wat reisleider Arwin vertelt. In het bijzonder dankzij de vragen die de altijd zeer geïnteresseerde Arie stelt. Vandaag zit ik naast Desiree. Zij werkt bij DAF en heeft net als ik een Volvo. Op sommige muren langs de weg zijn afbeelding en teksten op de muren gekalkt. De afbeeldingen van eenvoudig herkenbare figuren komen overeen met een partij of een politicus. Op die manier maakt men hier het stemmen voor analfabeten mogelijk. Aan het begin van de zandweg naar de begraafplaats ligt rechts een eenvoudige in gebruik zijnde begraafplaats met kruisjes, bestemd voor mensen die geen duur graf kunnen betalen. De gewone begraafplaatsen lijken op die in Spanje, een soort witte dodendorpen waar je de kisten in ‘etages’ kunt stapelen (inschuiven). Gids Suzy wijst ons links van de weg op een grondnest van een woestijnuil: een gat in het zand. De uil is niet thuis. De buschauffeur heeft getrainde ogen en ziet de uil even verderop rechts van het pad zitten. Na het lege nest had ik niet meer verwacht dat we de vogel nog zouden zien. Het leek wel alsof dit in scène was gezet. Maar toch, prachtig om ook eens een woestijnuil te hebben gezien. De bus mag onder een afdakje worden geparkeerd. Er zijn weinig andere bezoekers. In een gebouwtje liggen fascinerend gave kindermummies in een vitrinekast. Ze liggen in de foetushouding vanwege de kans op wedergeboorte, althans het geloof daarin door de Inca’s. De opzet van de begraafplaats is helaas nogal kunstmatig. We lopen over een tussen stenen aangegeven pad langs de open graven. Om de graven zijn houten hekken geplaats, en een dak erover om in de schouwe onder te kunnen staan. Voor het allemaal zo netjes tentoongesteld werd, schijnt er flink geplunderd te zijn. In de graven liggen of zitten spierwitte skeletten van mummies met of zonder lang haar. De vergelijking met Bob Marley ligt voor de hand. De mummies en kledingstukken zijn zo mooi intact gebleven dankzij de extreem lage vochtigheid. Na de begraafplaats stoppen we onderweg kort om van de zonsondergang over het woestijnlandschap te genieten. Daarna bezoeken we een keramiekwerkplaats waar keramiek te verkrijgen is. Volgens Arwin de beste uit het land. Suzy en de man van de demonstratie fluiten een deuntje op keramiekpanfluiten. Vanavond eten we bij El Grecko: stukjes maniok, papa à la huancaina (aardappel met gesmolten kaas) op sla, biefstuk met patat en een ijsje. Voor het eerst van mijn leven drink ik Inca Kola, "El Sabor del Peru", oftewel: de smaak van Peru Dat is een mierzoet groengelig en licht prikkend drankje. Eigenlijk best wel lekker. In het hotel is internet. [fragmentje uit de mail] We zitten ruim een kilometer buiten Nazca in een haciëndahotel. Een prachtig rustig plekje. Vanmiddag voor het avondeten heb ik nog plaatjes geschoten op de markt en in de gezellige straatjes van Nazca. Ook vandaag was weer een prachtige dag. De mensen zijn erg vriendelijk. Er heerst een zeer ontspannen sfeer. En het eten is steeds weer uitstekend! En wat is dit land mooi! Ik ben met een leuke groep op reis. Drie oudere echtparen, een jonger echtpaar van rond de 40, zes vrije vrouwen (van 29 tot halverwege 40) en vier mannen (van 34 - dat ben ik - tot ergens halverwege 40). De meesten hebben veel reiservaring, vooral wat verre reizen betreft. Iedereen kan enthousiast over diverse landen verhalen. [einde mail] Het is leuk om reiservaringen met mensen uit de groep te delen. Naast China ben ik in het bijzonder geïnteresseerd in Hong Kong als mogelijke stopover voor een volgende reis naar Down Under. Peter en Jacco vertellen daar uitgebreid over. Persoonlijke ervaringen zeggen mij vaak meer dan reisgidsen. Vandaar dat ik ook graag reisverslagen lees. Ik ben afgepeigerd wanneer ik op mijn kamer kom. Het is een zware reis, met een vol programma. Vandaag was het ook nog eens zeer zomers weer. De wisselingen in temperatuur hebben zo hun effect op de mens. Puf. Dinsdag 9 oktober. Vanmorgen krijgen we ons ontbijt wel erg traag voorgeschoteld. De president had gisteren tot een extra vrije dag uitgeroepen, en het personeel heeft het laat gemaakt (op 8 oktober was de Slag om Angamos). Ik help maar even met de bediening. Wat zijn rietjes eigenlijk in het Spaans? Gisteren hadden we namelijk rietjes bij de verse vruchtensap. Vanuit Nazca rijdt de bus weer richting de kust. De rit van vandaag beslaat een route van meer dan tien uur, grotendeels langs de woestijnkust. De weg bestaat uit veel bochten, heuvels en enkele bergpassen. We houden een koffiestop in een erg kille zaal van een hotel in de kustplaats Chala. Het zeewater ziet er niet uitnodigend uit. In verhouding is er erg veel vrachtverkeer. Er staan regelmatig kruisjes langs de weg. Soms een heel rijtje. Waarschijnlijk slachtoffers van een busongeluk. Op sommige plekken waait zand over de weg. Op een gegeven moment zelfs serieuze zandverstuivingen. Er moeten shovels aan te pas komen om de weg vrij te houden. In de binnenspiegel zien we dat chauffeur Lorenzo moeite heeft om zijn ogen open te houden, dat zint ons niet. 221 kilometer na de koffiestop lunchen we in Camaná bij hotel San Diego. Lorenzo kan intussen even een dutje doen. Het hotel zit op een hoek van het centrale Plaza. We zitten in een eetzaal die deels in de openlucht is. Ik neem Anticucho de Lomo met patat en een flesje Inca Kola (20 Sol voor het eten, 3 voor het drinken, en 2 fooi). Net voor het terras staan verkoopsters en kinderen met souvenirs, waaronder veel zelfgemaakte vingerpoppetjes. Ik bezwijk tijdens het eten voor de blik van de jonge verkoopster. Na het eten koop ik van haar een zwart-bruin— witte chullos (muts met oorkleppen) en bijhorende handschoenen. Voor 15 soles. Die zouden bij de kille avonden en nachten in het hooggebergte nog wel eens van pas kunnen komen. Het meisje trilt helemaal wanneer ik haar een hand geef. Kennelijk is het erg spannend voor haar. Het blijft bij wat bescheiden en verlegen glimlachen. Tja, wat kun je anders ook doen? Kort na Camaná verlaten we de kust en volgt een lange rechte weg richting Arequipa (2325m). Ik heb kort voor de reis een horloge met hoogtemeter gekocht. Geleidelijk neemt het aantal hoogtemeters toe. Aan de kust heb ik het ding geijkt. Wanneer ik op de waarden op de borden moet afgaan, dan geeft het horloge op plekken boven de 2000 meter een afwijking van minstens 150 meter. Jammer. De lange afstandbussen rijden met een bedenkelijk hoge snelheid. Meestal zijn dat redelijk luxe touringcars. Ze halen het andere verkeer veelvuldig in en duwen de langzamere medeweggebruikers desnoods van de weg, zoals wij ook bijna hebben ervaren. Veel geknipper met groot licht en sommige chauffeurs laten het dat ‘gewoon’ aan. Prettig is anders. Wanneer het al een paar uur donker is, ligt in een afdaling naar Arequipa in een haarspeldbocht een gekantelde oplegger. Maar wij hebben het vandaag weer overleefd! Met ongeveer de helft van de groep zit ik nog te dineren in de eetzaal van het hotel. Ik neem een tosti. Daar worden hier zoute chips bij geserveerd. Maf. Het afrekenen gaat ook vanavond weer erg moeizaam. De casero weet niet meer wat je gegeten hebt, dus dat moet je hem zelf vertellen. Vervolgens moet hij met een rekenmachine uitrekenen, want hoofdrekenen lijkt men hier niet te kunnen, uitzonderingen daargelaten uiteraard. En het wisselgeld moet ook weer met de rekenmachine worden berekend. Met de complete groep zijn we op die manier soms wel een half uur kwijt. Arequipa Woensdag 10 oktober. Ik voel een lichte druk in mijn hoofd, ben moe, verreist, en een beetje verkouden. Vanmorgen staat er een heerlijk luxe ontbijtbuffet (21 soles) klaar in hotel Andina. Dit schijnt het beste hotel van de reis te zijn. Het heeft een zeer westerse uitstraling. Ik neem alvast een kijkje op straat. De vuilniswagen kondigt zijn komst aan met een piepende versie van "Für Elise". Je verzint het niet. De stralende zon en aangename temperatuur maken er vandaag een T-shirt dag van. De vochtigheid is hier ongeveer 10%, terwijl dat in het mistige en grijze Lima vaak meer dan 90% is. Na het ontbijt krijgen we een korte aanwijsrondleiding van Arwin door de stad waarna we ‘vrij’ worden gelaten. Rian vraagt mij om met haar op pad te gaan. Zij maakt ook graag foto's, en met de grote groep is een wandeling door een stad niet zo handig; je moet elkaar in de gaten houden en moet het iedereen een beetje naar zijn of haar zin maken. Precies de afhankelijkheid die me vooraf al zo tegenstond aan een groepsreis. Haar aanbod is dus zeer welkom. We maken er een mooie dag van. Het museum met de ijsmummie Juanita slaan we over. Het verhaal van deze mummie is wel vermeldenswaardig: In de tijd van de Inca’s was dit gebied ook al gevoelig voor aardbevingen. De Inca’s dachten echter dat dit kwam door boosheid van de goden. Er zat maar één ding op: er moest een jonge maagd worden geofferd. Na een barre beklimming van de vulkaan Ampato (6288m) werd het meisje door een priester met een slag op haar slaap gedood. Ze werd in de gletsjer begraven en meer dan een halve eeuw later gevonden doordat in 1995 sneeuw smolt na een vulkaanuitbarsting. En nu ligt Juanita nog vrijwel intact in een vriesvitrine in Musea Santuarios Andinos. In een straatje op weg naar de markt zijn meerdere winkels naast elkaar met enorme taarten. Werkelijk gigantisch! Het komt hier overigens opvallend vaak voor, dat winkels met dezelfde soort artikelen naast elkaar zitten. In een klein winkeltje beluisteren we enkele cd’s. We willen graag muziek hebben uit Peru en dan het liefste met zang. Het duurt even voor dat verkoopster dat doorheeft. De cd "4 Grandes del Folklor" kost slechts 2 Sol (50 eurocent). Al moeten we het dan wel met een kopie doen. Het is hier namelijk heel gewoon om illegaal gekopieerde cd’s te verkopen. Het bezoek aan de markt is zeer bijzonder. De markt is onderverdeeld in afdelingen voor: hoeden, kazen, fruit, aardappelen, vlees en vis. Het fruit is hoog opgestapeld om de ruimte ten volste te benutten. De dames die het fruit verkopen genieten zo te zien van hun werk. Er zijn tientallen soorten aardappels in allerlei kleuren en vormen. Er komen meer dan 3000 soorten aardappel voor in Peru. De oorsprong van de aardappel ligt in de Peruaanse Andes rond het Titicacameer, op de grens met Bolivia. Sommige soorten kunnen tot op 4200 meter hoogte worden geteeld. Er zijn ook levende dieren op de markt: puppies, kittens, cavia’s (schel gepiep) en ook nog kikkers in een klein aquarium. We zetten jongetjes met inktvissen op de foto. Naast het dode vlees liggen er ook allerlei ingewanden in de verkoop. En ook nog een compleet lamahoofd... Het ziet er niet allemaal even smakelijk uit. Bij kleinere kraampjes met allerhande spulletjes zie ik een verkoper wegdommelen. Die is ongetwijfeld vanmorgen vroeg begonnen en maakt vast lange dagen. Aan de rand van de markt zijn stoffen te koop. Je kunt er een maatpak of je trouwjurk laten maken. Daar in de buurt zijn ook allerlei eettentjes, die voor westerse begrippen hygiënisch gezien zeer onbetrouwbaar zijn. In de straat achter de markt zitten langs de kant maïsverkoopsters die niet op de foto willen. Maar daar heb ik de telelens voor meegenomen. Kleine gele taxi’s bepalen grotendeels het straatbeeld van Arequipa. En er rijden opvallend veel Volkswagen Kevers rond, in dit geval de in Brazilië gefabriceerde Fusca. Wanneer we nog iets verder willen lopen, adviseert een agent van de toeristenpolitie ons om vanwege de veiligheid weer richting het Plaza de Armas te lopen. De toeristenpolitie is in het leven geroepen om de toerist te beschermen en te helpen. Afhankelijkheid van toerisme heeft ertoe geleid dat men er alles aan doet om die toeristen te laten blijven komen. Verhalen van berovingen en andere slechte reclame zijn zeer onwelkom. Je moet goed Engels kunnen spreken om bij toeristenpolitie te mogen werken. Het valt mij op dat er opvallend veel mooie dames bij de toeristenpolitie zitten. Vermoedelijk een prestigebaantje. Stuk voor stuk hebben ze hun haar in een haarnetje gebonden. We drinken wat in een net modern tentje in een straat die op het plein uitkomt. Arequipa straalt pure levendigheid uit. De mensen leven hier veel op straat. De vriendelijke bewoners lopen er vaak keurig gekleed bij; aan de andere kant zien we ook een gehandicapte bedelaar op een bed die op het trottoir is gestald. In een achterstraatje aan het Plaza de Armas koopt Rian sjaals van alpacawol. Achteraf gezien blijken die vooral van synthetisch materiaal te zijn gemaakt, anders zouden ze nooit zo goedkoop zijn geweest. Rond één uur zitten we zeer gezellig met de complete groep op de eerste verdieping van restaurant Soncollay aan het Plaza de Armas. Het eten bestaat uit allerlei lokale specialiteiten (40 soles): ceviche (in limoensap gemarineerde vis), trucha (forel), cuy (cavia), kreeftjes, papa rellena (gevulde aardappel) en alpacabiefstuk. Al het eten krijgen we op warmhoudstenen geserveerd. De cavia vind ik niet zo bijzonder, vooral doordat er niet veel vlees aan zit. De groep reageert emotioneel op de presentatie van de gebakken diertjes. Er worden foto’s van gemaakt, maar ik denk dat iedereen ook wel even gruwt. Daarna worden ze in de keuken in hanteerbare stukjes gesneden. Je kunt ze het beste afkluiven als een kippenbotje. Ze smaken ook een beetje als kip. Het is moeilijk te begrijpen dat ze hier een delicatesse zijn. De argumenten die ik lees zijn: rijk aan proteïne, weinig vet en afrodisiacum (seksueel stimulerend). Rogier is vandaag jarig. Na het eten is als verrassing een enorme taart voor hem geregeld. Er is ook livemuziek. De muzikanten verkopen hun cd’s voor 30 Sol per stuk. Dat is wel even wat anders dan de 2 Sol voor een cd op de markt. Het toetje bestaat uit zelfgemaakt chocolade-ijs met gember. En cocathee met een stuk verjaardagstaart.
    Vanaf het terras en op het dak van het restaurant heb je een mooi uitzicht op het plaza, de kathedraal, en daarachter de vulkaan Misti (5825m). Misti is helaas niet meer wit, zoals hij op foto’s in de oudere reisgidsen is afgebeeld. Het is te hopen dat er komende zomer veel lang blijvende sneeuw zal vallen. Ik vermeld af en toe hoogtes van steden en bergen, maar wel onder voorbehoud. In reisgidsen, folders en reisverslagen kom ik namelijk verschillende waarden tegen. En wie heeft er dan gelijk? Monesterio de Santa Catalina Aan het einde van de middag gaan Rian en ik naar het Monesterio de Santa Catalina (entree 30 Sol en nog 12 Sol voor de gids). We krijgen een uitstekende Engelstalige rondleiding van Gregoria. Detail: er mogen hier alleen vrouwelijke gidsen werken. In het begin overhoort ze ons om te weten te komen of we wel goed luisteren. Gregoria vraagt wie de oprichtster was van het klooster. Ai, dat weten we niet meer. Beter opletten dus. Ik kan me voorstellen dat ze soms twijfelt aan onze interesse. Ze kijkt een beetje bedenkelijk. Maar wij willen gelijktijdig ook nog foto’s maken, en door de snel zakkende zon betekent dat soms dat we wat minder aandacht hebben voor haar verhaal, hoe goed het ook is. Bovendien voel ik me een beetje opgejaagd door de groepen scholieren, die wil ik namelijk liever niet op de foto’s die ik van het klooster maak. Het klooster is in vele opzichten zeer de moeite waard om te bezoeken. Het complex is als het ware een dorp. De straatjes zijn genoemd naar Spaanse steden zoals Toledo en Granada, en er is net als in Toledo een plein dat de naam Zocodover draagt. Het ziet er bovendien allemaal bijzonder fraai uit; we krijgen een goed beeld hoe de - veelal - rijke nonnen hier leefden. We zien een bijzondere wasplaats, namelijk een lange rij stenen wasbekkens, diverse kamertjes (van eenvoudig tot luxe), een binnenplaats met een sinaasappelboom, mooie oranje, donkerroze en lichtblauw geverfde muren, fresco’s, schilderijen en een rouwkapel. Zeer indrukwekkend! Sinds 1970 is het klooster open voor het publiek. Ooit leefden er 500 nonnen in het kloosterdorp, nu nog maar 20. Vanuit de verte ontwaren we op een gegeven moment op een bovenplaats Arie met zijn videocamera. Rian en ik moeten lachen en leggen Gregoria uit dat Arie tijdens de reis zoals gebruikelijk prominent met - of zonder - camera aanwezig is. Wanneer wij op het dakterras komen, is daar een groep schoolmeiden die door hun leraar op de foto worden gezet. Wanneer ik de trap neem om het terras te verlaten, beginnen de meiden naar mij te roepen. Ik moet terugkomen om met deze gillende chica’s op de foto te gaan. Daar sta ik dan: een blonde man tussen donkerharige meiden. En de meiden maar giechelen. Tegenover het klooster zit Casona de Santa Catalina, een zaak met luxe souvenirartikelen, waaronder vesten en truien van echte alpacawol. Daar zit een vriendelijk en bescheiden weefvrouwtje met een schootweefgetouw op de vloer, om voor een paar centen op de foto te komen. Ze draagt zeer kleurrijke kleding, en het kleed waar ze aan werkt is minstens zo vol van kleuren. [fragmentje uit de mail] Er zitten nu vijf Zweden achter me in een ruimte van het hotel liggend aan de straatzijde. Ik heb erg veel te vertellen, maar dat komt wel in het verslag. Ik heb hier al een beetje last van de hoogte. Heb na het eten cocathee gedronken en overdag energierijke cocasnoepjes genomen, die ik vanmorgen in het winkeltje van het hotel heb gekocht. Die schijnen goed te helpen.
    We blijven nog een nacht in Arequipa. Eigenlijk had ik wel langer willen blijven, om te wennen aan de hoogte en meer van deze bijzonder aangename stad te zien. De zon schijnt hier bijna het hele jaar! Dat klinkt erg aanlokkelijk. Of zou de zon op den duur gaan vervelen? Arequipa is de leukste stad totnogtoe; volgens Arwin wonen hier de meest vriendelijke mensen van het land. Hij wil de massatoerisme in Cuzco wel verruilen voor deze stad. [einde mail] Omdat ik vanmiddag flink gegeten het, kies ik maar weer voor een tosti in het hotel, met een flesje aqua sin gas, en een kop thee (17 soles in totaal). Met Leon, Jacco en Peter loop ik na het eten naar het Plaza de Armas om foto’s in het donker te maken. Zij hebben daar om negen uur afgesproken om wat te gaan drinken, maar Leon en ik houden het snel voor gezien. Wij wandelen terug naar het hotel. Moe maar voldaan. Op mijn hotelkamer loop ik de televisiekanalen van ‘cable mágico’ langs. Naast de nationale zenders zijn ook veel Spaanstalige zenders te ontvangen, uit andere landen in Zuid- en Midden-Amerika, uit Spanje, de Spaanse versie van CNN en de Franse zender TV5. Ik constateer dat ik vandaag een tikkeltje door de zon ben verbrand. Mijn ogen vallen dicht. Donderdag 11 oktober. Ik heb sterk de indruk dat ik een beetje in de schijterij ben. Eh, okay, niet alleen de indruk. Daarom ontbijt ik vanmorgen voorzichtig: een bakje thee en twee bananen, waarvan ik één voor onderweg bewaar. Omdat ik slechts kort ontbijt, de bus nog lang nog niet vertrekt, en ik gisteren nauwelijks op het Plaza de Armas ben geweest, ga ik nog even in een hoog tempo een uurtje alleen op pad om op het plein rond te kijken en foto’s te maken. Het is nog relatief vroeg, en niet zo druk. Toch is er altijd wel wat te zien, zoals een Indiaanse dame met een bolhoedje, die voor een muntstuk voor een foto wil poseren. En ook de dames van de toeristenpolitie werken met hun stralende glimlach leuk mee. De bankjes raken snel bezet. Een jong verliefd zit ongestoord aan elkaar te friemelen; ik heb niet de indruk dat men hier in Peru preuts is. Vanaf Arequipa gaat de reis pas echt de hoogte in. We hebben vanmorgen gezelschap gekregen van Pilar, zij is de lokale gids voor de tour van vandaag en morgen naar, en door, de Colca Canyon. Pilar deelt een woordenlijstje uit met woorden in het Quechua, de lokale indianentaal. Voor de komende twee dagen hebben we een mooie moderne bus met veel meer motorvermogen dan de bus uit Lima. Onze chauffeur heet Carlos en bevalt zeer goed. We stoppen eerst aan de rand van de stad in shantytown San Jeronimo, voor een nieuw voorraad water. De huizen zijn vaak niet gedecoreerd, want dan hoeven de eigenaars minder belasting te betalen. Het gevolg is een troosteloze aanblik van stenen en beton. Bij alleen van winkels en andere bedrijvigheid zijn de muren geverfd om zich te onderscheiden. Ik neem onderweg veel cocasnoepjes, andere zoetigheid en water. Om de hoogteziekte tegen te gaan is het belangrijk om veel zout, suiker en water in te nemen. Drink je te weinig, dan krijg je een witte tong. In de beklimming halen we regelmatig zwaarbeladen vrachtwagens in, van de cementfabriek of de mijnen. Op de hoogvlakte (circa 3900 meter) ligt het natuurreservaat Pampa Cañahuas. Dit reservaat staat bekend om de vicuña´s die hier leven. Dat is een kleine kameelachtige en familie van de lama’s en alpaca’s. Vicuña brengt slechts 250 gram zeer kostbaar wol op. We houden een fotostop zodra er in de buurt van de weg vicuña´s te zien zijn. Zomaar uit het niets zit daar langs de weg een jonge vrouw met een kindje op haar arm, en een lading verkoopwaren. Ze heeft een zilveren randje om een voortand. Dat zie je hier vaak. Vanaf hier is de achterkant van Misti te zien. Er steekt net een groepje Vicuña´s de weg over wanneer de bus weer wil wegrijden. Ze worden opgedreven door een ander mannetje. Vicuña´s zijn een beschermde diersoort, ze leven in het wild. Lama´s (één miljoen) en alpaca´s (drie miljoen) zijn geen wilde dieren. Die worden gehoed en ´s avonds door de lameros (lamadrijvers) in ronde ommuurde veldjes gedreven om te slapen. De volgende pauze is op de splitsing Arequipa - Colca Canyon - Puno. Daar zijn uiteraard weer dames die de gebruikelijke kleurige spullen verkopen: mutsen, handschoenen, hoeden, sjaals, doeken en flessenhouders. Maar de natuur is hier ook bijzonder mooi. Prachtige door erosie gevormde natuurformaties. Ik zie enkele hoodoos in de woestijnheuvels. Zonder het restaurant in te gaan, loop ik enthousiast rond om foto´s te maken. Maar dat had ik beter niet kunnen doen, want ik word kortademig en duizelig in mijn hoofd en krijg een bloedneus. Ik ga zitten. Arwin is alert en voelt mijn nek die te koud is, en de polshartslag die te hoog ligt. Hij verzorgt snel een mok cocathee. Vanaf nu moet ik even wat rustiger doen. En nog meer cocasnoepjes nemen! Iets verderop stoppen we bij waterstroompjes, omdat daar veel lama’s en alpaca’s grazen. Het hoogste punt van de route van vandaag is 4910 meter, op de bergpas Patapampa. Maar daar gaan we morgen pas stoppen. Eerst moeten we meer gewend zijn aan de hoogte. Een deel van de weg over de pas en alle wegen door de canyon zijn niet geasfalteerd. Het grote voordeel van deze reis is dat de route vanaf zeeniveau in Lima geleidelijk het hooggebergte ingaat. Zou je de reis al snel in hooggelegen steden als Cuzco, La Paz of Sucre voortzetten, dan loop je het risico dat je op het vliegveld aan de zuurstof moet en de eerste dagen ziek bent. Colca Canyon In afdaling begin ik me weer wat beter te voelen. Bij Chivay, de grootste plaats in de Colca Canyon, moeten de entreekaartjes worden getoond (entree 35 soles). Het dorp is authentiek en heeft een mooie stenen boogpoort. Alle andere dorpjes in de vallei hebben ook zo’n poort. We overnachten in het prachtige gelegen hotel Casa de Mamayacchi aan de rand van het rustige dorp Coporaque. We worden begroet door een huislama en het personeel dat in rijk bewerkte kleding is gestoken: prachtige, kleurrijke jurken in de traditie van de Collagua-indianen. De kamers zijn in lage ronde gebouwtjes ondergebracht. We krijgen een lunchbuffet in het hotel met onder andere: kippensoep, pittige tomatensoep, rijst en aardappelavocado. Door het gesjouw met mijn bagage voel ik me niet okay. Ik ben moe en heb pijn in mijn nek, maar gelukkig nog geen hoofdpijn. Ik koop nu ook maar Excedrin pillen van Arwin (8 soles). Liever had ik zonder gedaan; ze zijn namelijk slecht voor nieren en lever. Aspirines werken overigens contra, want die verdunnen het bloed. Daar heb je hier dus niks aan. Na die pillen ben ik redelijk snel opgeknapt. Ik heb ook nog druivensuiker gekregen (dank Jeanine!). En er worden enkele bakjes cocathee bij me gebracht, terwijl ik nagenoeg zonder te bewegen in de frisse wind op het terras blijf zitten. Dat is op dit moment het enige dat ik wil. Er zijn meer uit de groep die last hebben van de hoogte. Martine ligt zelfs plat, die is er veel slechter aan toe. Toch gaat een deel met Pilar een wandeling maken naar ruïnes boven het dorp. Rond half zes gaan we via Chivay (3651m) en een weg door de vallei naar de Baños Termales - warmwaterbronnen - van La Calera. Daar is ook een etnologisch museumpje gevestigd. De entree is 5 soles. Het museum is primitief en wat amateuristisch. Het meest bijzondere van de tentoonstelling vind ik een groot authentiek weefgetouw gemaakt van takken en stokken. Omdat ik me niet te veel wil inspannen, ga ik niet in het bad. Met Arwin (watervrees) en Desiree (maag- en darmproblemen) blijf ik aan de kant. Zo kan ik foto’s maken van de zwemmers. Die overigens lekker lui met hun drankje aan de rand van het bad liggen. Wat wil je nog meer?! Het avondeten in het hotel is een buffet met verrukkelijke soep en een mierzoet stuk taart. Het glazuur spat je bij wijze van spreken van de tanden. Maar voor zoetigheid hebben we op deze hoogte een goede smoes. Na het eten blijf ik als laatste over om Arwin gezelschap te houden. Een grote fles cerveza (bier) en een flesje Inca Kola staan tussen ons op tafel. Ik voel me nog steeds prima. Om morgen oponthoud te vermijden, betaal ik alvast de rekening. De pientere en bescheiden dame van de receptie heeft keurig in een schrijfblok genoteerd wat ik moet betalen. Elke kamer heeft een vakje met daarin de uitgaven. 18 soles voor de lunch, 21 voor het diner, daarnaast nog mate de té en Inca Kola. Een andere dame van het hotel komt op mijn verzoek langs om de verwarming van mijn kamer uit te draaien. Volgens de voorschriften mag je dat niet zelf doen. Ik heb liever geen droge, warme lucht wanneer ik slaap. Vrijdag 12 oktober. Vanmorgen trekken we verder de zestig kilometer lange Colca Canyon in. Weer vroeg op. Om half zes ontbijten, om tien over zes vertrekt de bus. Want de condors zijn vooral tussen half negen en tien uur te zien. Buiten is het al licht. Bij de ingang van de bus houdt een oud ongeschoren mannetje zijn hand op. Ik geef hem een muntstuk van 2 sol. Men leeft hier primitief. In de vallei wonen veel boertjes. De mensen lopen langs de onverharde weg met één of meerdere ezels, koeien (ook zwart met wit) of paarden. Of men is in groepjes op het land aan het werk. Dit is een vruchtbare regio. Vandaar de overvloed aan terrasvormige agricultuur. Ieder terras heeft zijn eigen microklimaat. Her en der staan eucalyptusbomen. Die zijn uit Australië geïmporteerd, maar komen hier eigenlijk niet zo van pas, ze onttrekken namelijk veel vocht uit de grond. Onderweg door de Canyon zijn aan de zuidkant diverse miradors waar lokalen in hun kleurrijke kleding staan. Ze maken dansjes of poseren met lama´s en alpaca´s, soms zelfs met babydiertjes in de armen. In afwachting op een beloning van de ‘kapitalisten’. Pilar raadt het af om de kinderen geld te geven, want dat ontmoedigt hen om naar school te gaan. Maar vooral die kleine kinderen zijn erg fotogeniek en vertederend. De kleinere meisjes bibberen van de kou. Ze moeten wel koude voeten hebben, in hun versleten zomerschoentjes, zo vroeg op deze frisse ochtend. De jurkjes zien er in tegenstelling tot de schoentjes voorbeeldig mooi en schoon uit. Op de achtergrond 'duwt' de moeder het kind vermoedelijk naar voren. En de kans schijnt reëel te zijn dat papa het gegeven geld aan drank zal besteden. Zonder geld krijgt moeder de klappen te verduren, en moeder reageert zich weer af op de kinderen. Bedenk daarbij nog dat 'wij' nauwelijks enig benul hebben van wat voor hun de waarde van dit geld is, mogelijk geven 'we' te veel. Dit is de reden waarom ik op een gegeven moment ben overgegaan op het geven van snoepjes aan de kinderen. Het smalle pad loopt langs het ravijn en de bus moet ook nog door een stoffige, smalle en bochtige tunnel. Pilar wijst ons bij één van de stops op Vizcacha’s. Dat zijn bijzondere konijntjes met lange krulstaarten. Cruz del Cóndor We stoppen weer zodra er drie condors met hun enorme spanwijdte overvliegen; het zijn de boodschappers van de Hananpacha (bovenwereld). Aan het einde van de Canyon stoppen we wat langer bij Cruz del Cóndor. Het is lastig om die zwevende reuzen op de foto te krijgen - ze gaan snel om goed op te focussen - maar het is enerverend om mee te maken. Dit doet me denken aan mijn bezoek aan Park Monfragüe in Spanje, afgelopen lente, waar op een ochtend op soortgelijk wijze vale gieren boven mijn hoofd cirkelden. Bij Cruz del Cóndor is een grote mirador gebouwd om de Condors van dichtbij en bovenaf te zien. Ik blijf bij de bus, want wil me niet veel inspannen. Eerst moet ik wat meer aan de hoogte gewend zijn. Ik ben een gewaarschuwd mens. Naast onze bus staat een BMW motorfiets uit Duitsland. Die heeft extra binnenbanden achteropgebonden. Dat is pas echt avontuurlijk! Op de terugweg door de vallei stoppen we nog bij een mirador met een fraai zicht op een mozaïek van agricultuurterrassen, en in de diepte de Río Colca. Het rivierwater is bestemd voor de lager gelegen landsdelen. Irrigatiekanaaltjes voorzien de terrassen van water uit de bergen. Arwin ligt vanmorgen met koorts voorin de bus. Pilar deelt stukje van cactusvruchten uit die ze van de dames langs de weg heeft gekocht. Sancayo is groen en zuur, Tuna is rood en zoet. Lekker! We stoppen vervolgens in Maca, een dorp met een bijzondere iglesia. Deze kerk heeft prachtige altaren ("No flash"). De kerk is na een aardbeving met Spaanse steun gerestaureerd. Pilar waarschuwt om niet voor geld op de foto te gaan met de mensen die roofvogels aan een touw of ketting houden. Dat soort activiteiten moet we vooral niet stimuleren. De dames tegenover de kerk verdienen flink door een opvallende schone toilet aan te bieden. We verlaten de vallei. De buschauffeur stopt eerst even om de motorkap open te doen, zodat de motor beter naar lucht kan happen. Op het hoogste punt, Patapampa (4910m), stoppen we even. Op een steen staat: "Mirador de los Andes Tramo de la Cordillera Volcanica en los Andes Centrales." Ik merk direct weer dat ik me niet te veel moet inspannen. Even rustig rondlopen en dan weer langzaam in de bus stappen. De dames in hun kleurrijke kleding met hun souvenirs zitten tussen stenen muurtjes hun fruithapjes te eten. Die zijn gewend dat de toeristenstroom die hier langs komt en even stopt. Na de afdaling komen we weer bij de splitsing waar de weg rechtdoor terug naar Arequipa gaat, en linksaf naar Puno. Hier nuttigen we de meegekregen lunch uit het hotel. Allerlei bakjes met: kip, groene boontjes, worteltjes, een stuk cake, een appel en een mandarijn, mosterd, mayonaise en ketchup, een chocoladereepje en een flesje water. En voor 2 soles een grote mok cocathee. Met échte cocablaadjes, zoals het hoort. Het landschap is vervolgens weer adembenemend. Woestenij in al haar schoonheid! Af en toe passeren we kuddes met lama’s en/of alpaca’s. Helaas komen we niet echt dicht in de buurt van de flamingo’s. Wanneer ik even omkijk, hebben de meeste reisgenoten hun ogen gesloten. Dan krijgt de bus een lekke band. Net nu de weg al een tijdje weer prima in orde was. De chauffeur kan zonder dat iedereen hoeft uit te stappen snel de band wisselen. Op de vlakte heb je niet in de gaten dat je je op 4000 meter hoogte bevindt. Maar wanneer ik even rond de bus loop, merk ik duidelijk dat er minder zuurstof in de ijle luchtlaag voorhanden is. Zuurstofgebrek, een open verhemelte door de snoepjes, een onrustige maag en dito darmen. Het hoort er allemaal bij. Na vervolgens flink wat kilometers, door nog steeds een prachtig natuurlandschap, stoppen we in een dorp op een splitsing van wegen. Hier moet de band worden gerepareerd, anders kunnen we later pas echt een probleem hebben. De bandenreparateur heeft een eenvoudig werkplaatsje naast het wegrestaurant. Op het dak van het gebouw zijn banden gemonteerd om de aandacht te trekken. Voor het gebouwtje zitten schoonmoeder en de vrouw van de monteur op de grond te breien. De dames beheren een eenvoudige, kleine kiosk. Achter het restaurant is een hurktoilet. Verrassend schoon, moet ik zeggen. In het huis achter het restaurant komt een jongenshoofdje uit het raam steken. Hij wil graag op de foto. Ik toon hem de foto via de display. Hij is enthousiast. Zijn moeder komt ook kijken en moet lachen. Achteraf gezien jammer dat hij het resultaat niet in handen krijgt. Voor het restaurant zitten drie dames met etensborden uit het restaurant achterop een pick-up te eten. Ze hebben veel plezier wanneer ik daar een foto van maak. De bestuurder van de auto voor hen laat me een gevilde baby-alpaca zien. Dat rozige lichaampje is minder fraai. Ieks, ik gruwel even. De man lacht om mijn reactie, evenals de twee dames met bolrokken die naast hem plaatsnemen. We gaan weer verder. Juliaca is volgens Arwin de meest vieze stad van Peru. Het is er erg druk. Een rommelige markt, veel mensen op de been, fietstaxi’s en colectivos (kleine personenbusjes) die voor de bus langs schieten of plotseling stilstaan. Kort voor we het Titicacameer naderen, worden we op een fraaie zonsondergang getrakteerd: donkere heuvels in het westen onderbreken de zongloed. Puno Het laatste deel van het traject is het meest lastig. De chauffeur manoeuvreert de bus door de nauwe straatjes naar het hotel in Puno (3828m). Sommige auto’s moeten aan de kant, van anderen worden de spiegels ingeklapt. Achter ons toetert het ongeduldige verkeer. Bij aankomst worden we getrakteerd op een hotel zonder lift. Gelukkig zit ik slechts op de derde verdieping. In kamer 305. Arwin vertelt dat iemand van een andere groep van zijn fotocamera is beroofd. We zijn gewaarschuwd! Driewielige blauwgele bromfietstaxi’s bepalen voor een groot deel het straatbeeld van Puno. Soms zijn ze persoonlijk eigendom; anders worden ze gehuurd. De bestuurders verdienen ongeveer 20 Sol per dag. We eten in Jirón de Lima. Het is vrijdagavond. De straat is vol met jeugd. Er zijn nog reisgenoten die willen pinnen. Ik maak snel van de gelegenheid gebruik om een processie vast te leggen. Bij Rkoko’s kies ik pizza met chorizo en olijven (bewust iets zouts), thee en Inca Kola. Lekker. De slanke caseras zien er leuk uit. Ik stel Arwin voor om Inka Cola naar Nederland te exporteren. Hij betwijfelt of Nederland warm loopt voor die zoete troep. Ik ben trouwens een beetje duizelig. Ik heb moeite om me in de drukte van het restaurant te concentreren. Maar ik wil de anderen niet ongerust maken, dus zeg maar niks. Uroseilanden Zaterdag 13 oktober. Vandaag beginnen we met een excursie naar de Uroseilanden op het Titicacameer (op ruim 3800m). Volgens de Inca’s was dit de geboorteplek van de maan en de zon. De rand van het meer is tevens het riool van Puno... Onze plaatselijke gids heet Juan-José, de kapitein Juan- Carlos. Voor ik de boot op stap, word ik aan een korte enquête van Jennifer en Karin onderworpen. Ze vragen waar ik vandaan kom, welke plekken ik bezoek, en wat ik totnogtoe het mooiste vind. Ik vermoed dat ze dit ook doen om hun Engels te oefenen. En nee, ik heb door de haast helaas geen foto van deze meiden gemaakt. De Urosgemeenschap leeft op ruim veertig drijvende rieteilanden van een metersdikke laag totora-riet. Die eilanden liggen vast aan eucalyptuspalen. De groet "Caramachi" betekent: goedemorgen, maar ook goedemiddag en goedenavond, of hoe gaat het met jou? Dat is een efficiënte taal! We worden bijzonder vriendelijk door de bewoners ontvangen. De dames dragen wijde, bolle rokken. Geel van kleur met lichtblauwe vesten en zwarte bolhoeden. De dames hebben vlechten die bij elkaar worden gehouden door een pocacha, een koord van zwarte of gekleurde wol met kwastjes. Dat koord wordt in de vlechten meegevlochten om ze dikker te laten lijken. O, wat is dit allemaal fotogeniek! En ze zijn ook nog eens bijzonder aardig. De Urosindianen zijn voor een deel afhankelijk van het toerisme, dus ze doen niet voor niks zo hun best om ons te plezieren. We krijgen een taai stukje brood aangeboden. Vers gebakken, want het is nog een beetje warm. Er zit weinig smaak aan. Juan-José legt met de enthousiaste hulp van de bewoners uit hoe de eilanden worden gemaakt en onderhouden, en hoe men op de eilanden leeft. De dames rennen over het rietoppervlak om attributen te halen. Het voelt grappig om over zo’n eiland te lopen en een beetje weg te zakken in de dikke laag riet. De bewoners leven van nachtvissen en van toerisme. De vis ruilen ze voor aardappelen op de markt in Puno. Toch heeft het leven op het water als nadeel dat er veel vocht is, en in combinatie met kou is dat niet ze goed voor het lichaam. Tijdens de uitleg komt een klein indianenmeisje naast me staan en tikt met een bijna leeg colaflesje op mijn schoen. Een klein monstertje. Ze is nog maar vijf jaar en drijft even later ook al handel met ons. Ik koop twee armbandjes van haar. De aandacht is al snel op haar gevestigd. Iedereen is door haar betoverd. Ik hoop niet dat haar oudere zusjes jaloers zijn. Het kleine meisje heeft een binnenzak in haar vest waar ze van haar moeder het geld in mag stoppen. De moeder heeft het geld onder de trui ergens bij haar boezem zitten. (Wanneer je iets op straat koopt, grijpt de verkoopster ook vaak onder haar trui om een handvol wisselgeld tevoorschijn te toveren.) Ik koop ook een kleurrijke muts voor mijn nichtje. Zonder af te dingen, want anders raken die soles nooit op. Manuela toont de binnenkant van een riethuisje. Veel meer dan een rietbed, dekens, en een stapeltje spullen is er niet te zien. Toch hebben ze ook nog een televisie die op een accu is aangesloten. Ze worden dus ook met de beeldenstroom van de rest van de wereld geconfronteerd. Zouden ze onze manier van leven net zo boeiend vinden? De gids maakt vervolgens enkele groepsfoto’s van ons. Voor we het eiland verlaten, klim ik in de gammele uitkijktoren. Ik kan een groot deel van de eilanden zien, en ook veel zonnecollectoren. Dan gaan we met een luxe balsas, een catamaran drakenboot van riet, naar een buureiland. Op dat eiland meer van hetzelfde. Marijke merkt op dat de ogen van de draken van colaflesjes zijn gemaakt. Met onze ‘eigen’ boot gaan we vervolgens naar het hoofdeiland, min of meer centraal gelegen. Daar staat zelfs een primitieve telefooncel. Hier zijn ook diverse winkeltjes en eenvoudige restaurantjes. Ik koop voor een halve Sol een banaan. De Uroseilanden zijn zondermeer een hoogtepunt van de reis! Ik heb even gemist waarom we niet ook het eiland Tauquile bezoeken. Dat schijnt een heel mooi eiland te zijn waar authenticiteit hoog in het vaandel staat. We lunchen aan de drukke autovrije Jirón de Lima bij Giorgio. Deze tent heeft een westerse eigenaar en is relatief duur, maar de kwaliteit is uitstekend. Ik neem Lomo Saltado met Inca Kola. Bij de bar hangt de zuurkijkende geblondeerde eigenaresse, die er niet echt gelukkig uitziet. Sillustani Wanneer we bij het hotel in de bus stappen, staan er weer verkoopsters klaar met vesten en andere artikelen. Niet naar Tauquile dus, maar wel naar Sillustani. Deze ‘attractie’ ligt vierendertig kilometer buiten Puno. Hier zijn onder andere pre-Inca graftorens (Chulpas) te zien. Het is mijn eerste kennismaking met de wonderlijke bouwtechniek waarbij grote en stenenconstructies naadloos in elkaar passen. Zonder cement. Ze moeten bijzonder geduldig zijn geweest om zonder zware machines dit soort bijzondere constructies te maken. We worden opgevangen door schooiende kinderen en een vrouw die wol aan het spinnen is; leuk voor de foto met op de achtergrond de Umayo lagune. De kinderen zitten in de vuilnisbak te wroeten wanneer wij gepasseerd zijn. Ze worden op afstand door een wachter met een fluitje weggejaagd. Maar of dat veel helpt? Want even verderop verstoppen ze zich achter een muurtje. Zo heb je in de steden professionele fluiters (lees: verkeerspolitie), maar de chaos lijkt er met hun aanwezigheid niet minder op te worden. De zon laat ons nu meer en meer in de steek. De wind trekt aan, en ik krijg last van stof onder mijn contactlenzen. Na Sillustani stoppen we bij een gemeenschapje in Atuncolla. Daar had ik op de heenweg al graag willen stoppen, maar ik begrijp dat zo’n stop gebruikelijk is ná een bezoek aan Sillustani. We worden warm ontvangen door de vrouw des huizes. Het gemeenschapje bestaat uit een familie van zeven volwassenen, en op dit moment loopt er ook een klein meisje rond. Voor het ommuurde terreintje staat een alpaca en een lama. Bovenop het poortje staan twee miniatuurstieren. Eerst dacht ik dat het varkentjes waren, maar dat kwam door de rozige kleikleur. Die beeldjes moeten geluk brengen. Net als op de eilanden krijgen we een stukje brood (of koek) aangeboden. Ik vraag me even af of dit wel zo goed is voor de maag, maar wil ook niet afslaan. Ook de kaas en het kleisausje wil ik wel proeven. Er zit weinig smaak aan. Verder is er een hutje dat als keuken dient, en ik zie ook ovens en een fornuis in de buitenlucht. Het is net een openluchtmuseum. Achterin is een miniatuurhuis met cavia’s. Ik ben bang dat het niet slechts huisdieren zijn, al is er nog zoveel aandacht aan het huisje besteed. Alles ziet er overigens keurig uit. Het meisje gaat bij haar speelplekje in de grond zitten. Dat is een soort van uitgegraven loophek. Eén van de dames demonstreert een slingertouw, die gebruiken ze bij het hoeden van de schaapjes. Aan het einde van de kleine rondleiding worden weer spulletjes te koop aangeboden. Ik houd het bij een fooi en een snoepje voor het meisje. Rian heeft ballonnen uitgedeeld. Het meisje is niet zo blij met het piepende geluid van een leeglopende ballon. In de Jirón de Lima zitten nog steeds lokalen op straat in dekens gewikkeld. In sommige gevallen met een kind. Zouden die hier de nacht doorbrengen? Dat lijkt me geen pretje; de temperatuur daalt vannacht flink. We hebben niet voor niks zo’n stapel dekens in het hotel. We eten in La Choza de Oscar in een zijstraatje van de Limastraat. Ik neem warme chocolademelk dat even op zich laat wachten. "Wat heb je nu weer voor bijzonders besteld?", vraagt Petra. Er zit een chocoladetablet onderin het glas en een laagje slagroom on top. Daarna krijg ik forel met knoflooksaus en thee, in totaal voor slechts 26,50 sol. Dat is ongeveer zes en een halve euro. De kapitalisten - wij dus - zitten op de eerste verdieping. Voor en tijdens het eten komen muziek- en dansgroepen op het podiumpje. Die maken er een fantastische show van! Al is het wel een beetje lawaaiig. De dames dragen rokjes, met daaronder nog kortere rokjes, die te zien zijn wanneer ze snel ronddraaien. De mannen voeren de zang, en de dames doen de gilletjes tussendoor. Deze dansers gaan van restaurant naar restaurant. [fragmentje uit de mail] Ik zit in het hotel van Puno onder de trap. Daar staat een PC met gratis internet. Ik werd vanmorgen met een beetje hoofdpijn wakker, maar die is gelukkig snel weggetrokken. Het traplopen gaat niet zo gemakkelijk. Leo, één van de oudere heren uit Noord-Brabant, valt op het moment dat ik dit type door de souvenirkast, met nog één hand aan de trapleuning slingerend. Bij de laatste treden ging het mis. Allerlei gerinkeldekinkel naast mij. Hij wil ook internetten. Maar ja, dat traplopen op 4000 meter hoogte, hè?! [einde mail] Zondag 14 oktober. Om zes uur opstaan. Een uur later vertrekken. Al na achttien kilometer stoppen we in Chucuito. Hier is de Templo de Fertilidad, een vruchtbaarheidstempel. Voor de beeldvorming; een ommuurd plein. Binnen die tempel staan tientallen grote stenen fallussen uit de Incatijd. Het is opmerkelijk dat de uitleg door meisjes van negen en elf gedaan wordt. Arwin vertaalt hun verhaal over de rituelen die zich hier tijdens het Incatijdperk zouden hebben afgespeeld. Wat de vrouwen daar moesten ondergaan, is op zijn zwakst gezegd beschamend. Meisjes waren in de tijd waarin de Inca’s tegen de Spanjaarden streden niet welkom. Daarna gaan we op de muziek af. Dat hoorden we al toen we tussen de penissen liepen. Er is namelijk muziek en dans op het centrale plein van het dorp! Er staat een podium met muzikanten en drie dames die zingen. Ook de dames met de bolhoedjes en mooie kleurrijke kleding dansen mee. Het bier gaat mee tijdens - de rustige - rondte dansen: een fles rouleert en de dansers hebben een bekertje in hun hand. Deze pauze is een zeer aangename verrassing! Arwin geeft bier aan de muzikanten. Ik heb geen behoefte om de kerk te bezichtigen, mij gaat het om het feestleven op dit plein! Direct na Chucuito passeren we grote Incakoppen die in de rotsen langs de weg zitten. Het stellen de twee stichters van de Incadynastie voor. Rond twaalf uur arriveert de bus bij de grens van Peru met Bolivia. We moeten via de grensovergang bij Copacabana, want bij de andere grens is een staking. Het nadeel van deze route is dat we er op de terugweg ook al langskomen, en op deze manier komen we niet bij Tiahuanaco, of Tiwanaku, langs. De ruïnes van Tiahuanaco komen voor in Kuifje en de Zonnetempel. Dus helaas geen mogelijkheid om met eigen ogen de beroemde Puerta del Sol en Ponce-monoliet te aanschouwen. De grensovergang is wat rommelig en onoverzichtelijk. Ik word aangesproken door jonge schoenenpoetsers die in het Nederlands "Schoenen poetsen?" vragen. Daarnaast wachten jongens met bakfietstaxi’s om bagage te vervoeren. Op het hoogste deel van de heuvel is een ronde stenen poort en een ketting die over de weg is gespannen; de werkelijke grens. Ik had een typische dreigende Zuid-Amerikaanse sfeer verwacht, maar de formaliteiten stellen weinig voor. En militair machtsvertoon is al helemaal ver te zoeken. Het visumformulier dat op het vliegveld is ingevuld moet in een kantoortje aan de kant van Peru worden ingeleverd. Er komt een stempel in mijn paspoort met de datum van vandaag. Lees voor het vervolg van de reis het verslag: Bolivia 2007. Johan (9-12-2007)