Bolivia (2007)
    
    
    Dit is een deelverslag van de reis Bolivia & Peru (6 tot en met 29 oktober). Voor een compleet beeld van de reis is het aan te raden om te beginnen met het lezen van het verslag van Peru. Vanaf 14 oktober volgen negen dagen in Bolivia, waarvan hieronder een verslag te lezen is. Bolivia is het armste, het meest geïsoleerde, en meest Indiaanse land van Zuid-Amerika. Ruim zestig procent van de bevolking is Indiaan.
    Zondag 14 oktober. Aan de overkant moet ik bij "migration" een soortgelijk formulier invullen voor Bolivia, met de naam van het eerstvolgende hotel en de busmaatschappij erop vermeld. Het strookje aan het formuliertje komt samen met een stempel weer in het paspoort. Dat moet weer worden ingeleverd bij het verlaten van het land. Goed bewaren dus! Zo kunnen ze nagaan wanneer je het land in- en uitgaat. Uiteraard zijn hier ook weer allerlei kraampjes. Bij een geldwisselvrouwtje wissel ik 11 US-dollars om naar 83 bolivianos. Geld dat voor vandaag is bestemd, voor de lunch en zo. In La Paz ga ik voor de komende dagen wel geld uit de muur halen. De bagage komt op een bakfiets over de grens. We moeten nog even wachten op de Boliviaanse bus. Dat is een bus die we voor de rit vanaf hier tot La Paz hebben. Hij is antiek en kleurrijk. Aan de bus is al te zien dat Bolivia armer is dan Peru. De bagage kan niet onderin de bus, maar moet op het dak, onder een stuk blauwe plastic. Er gaan 150 bolivianos per persoon in de fooienpot. Het tijdsverschil met Nederland is zes uur. Vanaf de grens is het nog acht kilometer naar Copacabana. Daar lunchen we in hotel Gloria, in een grote zaal met uitzicht op het hotel waar op de terugreis zal worden overnacht. Achter het hotel ligt het Titicacameer te schitteren. Na een mooie bergroute over het schiereiland waar Copacabana op ligt, slingert de bus naar beneden, naar het haventje van Tiquina. Daar gaat de bus op een drijfbak naar de overkant; wij gaan over twee passagiersbootjes verdeeld. Aan beide kanten van de pont zijn allerlei eettentjes. Aan de overkant is een erg vieze baño (toilet), aldus het getuigenverslag van mijn reisgenoten. Maar goed dat ik nog niet hoef. Vanaf hier is La Paz nog 112 kilometer. Langs de Boliviaanse kust van het Titicacameer zijn zomerhuisjes en enkele hotels voor de rijke Bolivianen uit La Paz. Er zijn hier meer bomen dan in Peru, en de natuur is groener. Even later zijn spectaculaire sneeuwtoppen van het hooggebergte te zien. Tijd voor een fotostop! La Paz Voor we La Paz bereiken, komen we door El Alto. Dat is de voorstad van La Paz. Er wonen één miljoen mensen. Het valt op dat veel huizen nog niet zijn afgebouwd. Er steekt vaak betonijzer uit de daken die het begin van een volgende vierdieping aankondigen. Bij sommige gebouwen heeft alleen een eerste verdieping beglazing. Ook in Puno en Arequipa waren al dergelijke bouwsels te zien. Wat verder opvalt, zijn de vele witte kerkjes met de smalle blauwwitte torentjes. El Alto staat synoniem voor armoede en criminaliteit. Na het tolstation stoppen we bij een mirador aan de rand van La Paz (3625m). De stad ligt schitterend in een kom aan de rand van een vlakte en bergen. Ook in de kom wonen ruim één miljoen mensen. We dalen af naar het centrum. De stadssfeer is zeer levendig. Het leven speelt ook hier grotendeels op straat af. Ik krijg een mooie hotelkamer op de derde verdieping aan de voorzijde van hotel Estrella Andina (nummer 304). De douche heeft een elektrisch verwarmende douchekop. Dat klinkt gevaarlijk, maar er valt prima mee te leven. De warmwaterkraan moet met een beetje respect worden opengedraaid, dan komt alles ondanks een beetje geknetter wel goed. Ik laat mijn T-shirts in het hotel wassen. In de buurt van het hotel haal ik 1400 bolivianos uit de muur. Omgerekend is dat ongeveer 140 euro. Vanavond eten we met de groep in LAYQ’A. Op het verhoogde deel achterin het restaurant staat een lange tafel waar we aan plaatsnemen. Ik neem slechts een "Omelet Diablo", want ik heb vanmiddag al een groot stuk kip met patat gehad. Net als het hotel heeft het restaurant fraaie muurschilderingen. Samen met het kleurrijke straatleven typerend voor Bolivia. Maandag 15 oktober. Het ontbijt van het hotel is prima. Vooral de dikke stukken verse bruinbrood zijn lekker. Daarnaast is er veel vers fruit. We maken vandaag eerst een drie uur durende stadstour door La Paz. De bus gaat allereerst naar een mirador met een parkje waar we een erg mooi uitzicht over de stad hebben. Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat deze plek Monticulo heet. De bus gaat vervolgens door rijke buitenwijken, langs ambassades, een ziekenhuis, de universiteit, en gaat daarna terug in het centrum, waar hij aan het Plaza Murillo stopt. Vanaf dat plein lopen we naar de koloniale straat Calle Jean. Calle Jean is het beroemdste steil lopende straatje van La Paz. De stadstour eindigt op de heksenmarkt, die in de buurt van het hotel ligt. [fragment uit de mail] Ik zit in La Paz in een internetcafetaria naast het hotel, al heeft het hotel zelf ook internet. Hier even rustig een tosti gegeten. Moet nog steeds wennen aan de hoogte, soms een beetje duizelig en traplopen is redelijk zwaar. Maar de poep is niet meer dun. [einde du n] Na het gratis mailen vanuit hotel Rosaria, gaan Leo, zijn vrouw Willemien, Rian en ik naar de heksenmarkt. Die markt zit in enkele authentieke straatjes waar grote hoeveelheden spulletjes worden verkocht die een relatie hebben met bijgeloof. De spullen zijn hoog opgestapeld. Er zijn lamafoetussen, kruiden, en heel veel miniatuur- figuurtjes die als functie hebben om ze in werkelijkheid te krijgen, zoals bijvoorbeeld: een taxi of vrachtwagen (beroep), een poppetje (partner), etc. De lamafoetussen worden traditioneel onder de drempel van een nieuw huis begraven en moeten geluk brengen. Overigens schrijven ze in Bolivia Llama met dubbel ‘l’. Merkwaardig. Op een gegeven moment zien we een grote groep dames met polleras (plooirokken) en bombínas (bolhoedjes). Zowel staand als op het trottoir zittend. Ik ben nog net op tijd om ongemerkt iets van dit schouwspel met mijn camera vast te leggen, maar heb geen zin in ophef en loop wat sneller door dan me lief is, mede om mijn metgezellen hier snel weg te krijgen. Op de één of andere manier vertrouw ik het niet. Misschien onterecht. Op bijna iedere straathoek stoppen colectivos. Je schrikt je soms rot. De persoon die de schuifdeur opent, roept luid een rijtje straatnamen op waar de bus langskomt. De colectivos zitten vaak stampvol gepropt; bagage kan eventueel op het dak. Naast erg veel colectivos en taxi’s vallen oude kleine bussen op van het merk Dodge of Ford. Die hebben hun eerste leven in Argentinië gehad, en nu brullen ze met bijna profielloze banden in de steile Calle Sante Cruz omhoog. Voor Boliviaanse begrippen zijn ze nog lang niet versleten. Een straatje lager, in Calle Murillo, zitten meerdere kapperszaken naast elkaar. Lekker overzichtelijk zo. Wanneer ik een jongetje bij de heksenmarkt een snoepje geef in ruil voor een foto, is hij niet tevreden. Hij roept vijf en houdt zijn vingers omhoog; hij wil minstens vijf snoepjes hebben! Ja ja, dat zal wel. De ouderen lachen om het jochie. In een andere straat staan langs beide kanten lange rijen blauw geverfde houten marktkramen. Dit is de zwarte markt. Hier worden allerlei producten van dubieuze merken verkocht. Ik zie allerlei namen die met ‘spelfouten’ wel erg veel op bekende merken lijken. Zouden de spullen uit China afkomstig zijn? Dat zou me niks verbazen. Of Zuid-Amerika moet ook al een regio zijn van namaakfabricage. Ik heb geen idee. We brengen de aankopen van vandaag naar het hotel. Rian en ik gaan rond zeven uur naar het Hard Rock Cafe op de hoek van Calle Santa Cruz en Illampu (waar het hotel aan ligt). Je waant je hier binnen in een westers land. Het personeel is hip en de meeste klanten zijn toeristen of ‘rijke’ jeugdige Bolivianen. De gigantische hamburger met patat kan ik net niet op. In het hotel krijg ik mijn was terug. Dat heeft me 12 bolivianos gekost. Ze hebben stukjes blauw draad in de hals genaaid om de kleding van een ieder te onderscheiden. Dinsdag 16 oktober. Vanmorgen mogen we om zeven uur vertrekken. Het zal een zware tocht worden. Volgens Arwin staat er tien tot twaalf uur voor de rit naar Uyuni. Onze bagage moet opmerkelijk genoeg door een opengeschoven zijruit in de bus. De tassen worden daar helemaal achterin opgestapeld. In El Alto moet de bus de weg verlaten vanwege een wegomleiding. De chauffeur rijdt vervolgens, tot grote ergernis van Arwin, door weilanden en ´dorpjes´ en langs velden met zwerfvuil. En dit allemaal via soms wel zeer matige onverharde paden, voor die te onderscheiden zijn. Een vrachtwagen voor ons wordt op een gegeven moment met stenen bekogeld. Bolivianen zijn een opstandig volkje. Overigens is het meer dan terecht dat de indianen - circa 65 procent van de bevolking - tegen uitbuiting en onder- drukking protesteren. Discriminatie en ongelijkheid behoren helaas nog niet tot het verleden. Ondertussen duurt de omleiding maar, en duurt maar. De chauffeur vraagt een paar keer de weg aan tegenliggers. Arwin heeft er weinig vertrouwen in. Wanneer we na minstens twee uur de asfaltweg naar het zuiden bereiken, is het inmiddels hoog tijd voor een eerste bañostop, een plasstop. Zwerfvuil kondigt na weer twee uur rijden een stad aan. Het is Oruro. Een strategisch gelegen stad. Oruro lijkt een grijze en troosteloze stad, maar volgens Arwin heeft het wel een aardig centrum. Wij beperken ons bezoek aan Oruro tot een korte tank- en plasstop. De volgende stop is in Huari, hier worden de lunchpakketjes uitgedeeld: een broodje kip en een broodje kaas. Het laatste deel van de rit van vandaag is onverhard. En eigenlijk begint het echte avontuur nu pas. Die omleiding van vanmorgen was slechts een voorproefje van wat nog gaat komen. De bus blijft al snel in een zanderig gedeelte vast zitten. Iedereen moet de bus uit. De chauffeur en bijrijders scheppen zand weg en dan moet de bus achteruit om een betere route door de duinen te nemen. Af en toe is het net alsof we aan Parijs-Dakar meedoen! Zo val je van de ene in de andere verrassing. Leuk, zo’n avontuurlijke rit. Arwin daarentegen straalt één en al ergernis uit. Hoe later, des te stiller het in de bus wordt. Rian en Arwin zitten vredig naast elkaar te slapen, op de zittingen voor mij. En zij zijn niet de enigen die hun ogen hebben gesloten. Hobbeldebobbel. Eindeloos gehobbel en gerammel van de bus. Soms valt er een vest uit het bagagerek, dan een fles water. Zou de bus het overleven? Soms is de spoorlijn te zien waar de weg langs loopt. We passeren ook enkele treindorpjes, waarbij we de spoorrail een paar keer kruisen. Het laatste deel van de route slingert weer door de bergen. Ik had graag even in zo’n primitief dorpje willen stoppen. Maar we zijn al zo lang onderweg. Elke stop levert alleen maar nog meer vertraging op. Aan één zijde van de bus zijn regelmatig bordjes te zien waarop de afstand naar Uyuni staat. Bij de laatste stop moesten we nog 114 kilometer. Rogier rekent uit hoe lang we er nog over doen. Het aftellen is begonnen. Jammer van de vertraging van vanmorgen, want de natuur is vooral tijdens het laatste deel van de rit erg mooi, maar daar krijgen we niet veel van te zien. Het is al een paar uur donker wanneer we rond negen uur in Uyuni arriveren. Uyuni, zomaar een stad midden in de wildernis. In totaal zijn we veertien uur onderweg! Met nauwelijks pauzes, en geen toilet in de bus. En al dat gerammel. De chauffeur is nota bene bijna niet van zijn plek geweest. De twee bijrijders hebben "alleen naar de kuilen uitgekeken", aldus de geïrriteerde Arwin. Uyuni Uyuni is een soort van grauw en stoffig westernstadje. Ook wel de koelkast van de Altiplano genoemd. Bij het hotel zit het populaire restaurant Minuteman Pizza van de Amerikaan Chris, die met de Boliviaanse Sussy is getrouwd. Hier zou de lekkerste pizza van Bolivia te krijgen zijn. De pizza Napolitano smaakt inderdaad voortreffelijk. In de eetzalen zitten Amerikanen en meer groepen Nederlanders. Nu krijgen we ook te weten dat de chauffeur en zijn bijrijders de bagageruimte vol met handelswaar hadden gevuld. Vandaar dat onze bagage niet onderin kon en de bus moeite had om een beetje vaart te maken. Omdat het Toñito Hotel de komende nacht onvoldoende ruimte heeft, moeten vier van ons in een ander hotel. Ik bied me aan als vrijwilliger. Dat andere hotel is eigenlijk nóg beter. Leon en ik gaan daar alvast samen in een taxi naar toe, ook al is het slechts drie blokken verderop. Jacco en Peter blijven Arwin gezelschap houden en bestellen nog een cerveza. Ik kan net de baño halen. In de Minuteman was ik al twee keer tevergeefs naar het toilet geweest, maar nu was het kielekiele. Woensdag 17 oktober. Vanmorgen begin ik met een loperamide en hoop dat ik daar de dag mee doorkom, want het is onverstandig om lang aan die stoppers te zitten. We ontbijten tussen Amerikanen, Engelsen en Fransen. Verse platte broodjes, cakejes, koekjes en cocathee. We checken direct uit en Arwin zorgt per taxi dat onze bagage in het andere hotel komt. Ik struin vervolgens in mijn eigen tempo door het merkwaardige stadje. De kindertjes worden naar school gebracht en de marktstandjes nemen in aantal toe. Er zijn diverse internetcafés in het centrum. [fragmentje uit de mail] De helft van de reis ligt achter me. Ik moet zeggen dat ik bij de derde dag al het idee had dat ik al een week onderweg was. Dit is een megareis in vierentwintig dagen. Af en toe is het een beetje afzien, maar de 'zware' dagen leveren vaak ook een goede nachtrust op. De temperaturen vallen me alleszins mee. Ik had het kouder verwacht. Het koelt op deze hoogte 's avonds wel snel af, en het is ‘s ochtends soms nog fris. Maar de lente is mild gestemd. Want het kan hier ijzig koud worden. Niet voor niks staan er straalkacheltjes op de hotelkamer en liggen er in sommige hotels extra dekens. [einde mail] Salar de Uyuni Vandaag gaan we bewapend met zonnebrillen in drie ‘jeeps’ de zoutvlakte op. Speciaal voor vandaag heb ik mijn zonnebril op. Normaal draag ik die alleen in mijn auto. Dichtbij het hotel zit een kazerne. De militairen zijn prominent aanwezig in het straatbeeld van Uyuni. We gaan vanmorgen eerst naar een treinenkerkhof, net buiten Uyuni. Helaas is het bewolkt. Het kerkhof valt me ook een beetje tegen. Er zijn teksten op sommige treinstellen geklad en het licht is niet optimaal voor fotografie. Desondanks is het indrukwekkend hoe de roestreuzen hier slijten. In sommige gevallen zijn ze zelfs enkele centimeters in het zand weggezakt. We zijn met een Chevrolet - waar ik met de oudjes van de groep in zit - en twee Toyota’s onderweg. De bewolking trekt langzaam weg. Zonder dat ik het doorheb, hebben we op de wasboarded toegangsweg een lekke band. De band is er zelfs bijna afgelopen. Met al die hobbels en trillingen had ik dat niet eens door, terwijl ik nota bene op de plek boven die lekke band zat. Voor we de ‘eindeloze’ zoutvlakte opdraaien, stoppen we in het dorp Colchani, waar het zout wordt ontgonnen. Er worden beeldjes van zout verkocht. Van een oude onttakelde vrachtwagen gebruikt men de motor om een machine aan te drijven. Verder gebeurt hier veel met de hand. Zwaar werk. En het zijn niet alleen mannen die werken. Enthousiaste Japanners helpen mee met het scheppen van het zout en laten zich op de foto zetten door hun landgenoten. De hard werkende zoutontginners protesteren wanneer ik een foto wil maken. Tja, waarom eigenlijk? De vlakke en harde ondergrond lijkt wel een bevroren meer. Toch is dit zout en geen sneeuw. De zoutvlakte is qua grootte gelijk aan een derde van Nederland. Na ruim een half uur rijden stoppen we bij het zouthotel. Daar houden we de lunch. Het muren van het hotel zijn gemaakt van pan de salar (zoutbroodjes), met daarop een rieten dak en houden deuren en kozijnen. De keurig meegebrachte lunch wordt verzorgd door de twee dames die voorin de Chevrolet zaten te handwerken. We krijgen: kip, pasta, tomaat, komkommer, thee of koffie en een banaan. Bij het hotel pauzeren ook twee fietsers. Het zijn een man en vrouw die vermoedelijk vanuit Chili komen, want ze rijden nu richting Uyuni. Dat is pas een onderneming. Petje af voor deze moedige avonturiers. Vervolgens rijden de drie ‘jeeps’ een uur lang achter elkaar aan naar Isla Incahuasi. Ook wel Isla de Pescado genoemd, vanwege de visvorm die het eiland heeft. Arie gaat onbevangen het gesprek aan met de chauffeur en de dames met de staartjes, die daarnaast zitten. Ik bewonder het karakter van Arie. Hij is nieuwsgierig, belangstellend en sociaal. Soms is hij wat druk, maar hij heeft ook zelfspot. Ik mag hem graag. Bij het eiland staan een vijftigtal vierwiel aangedreven auto’s op de vlakte, waarvan het merendeel Toyota is. Dat bevestigt de kwaliteit en betrouwbaarheid van dat merk. Het eiland en de omgeving zijn bijzonder fotogeniek! Een witte vlakte in combinatie met een eiland met reuzencactussen en lava-achtig gesteente. Wonderlijk! De hoge cactussen zijn al een paar honderd jaar oud wanneer je bedenkt dat ze één of twee centimeter per jaar groeien. Sommige cactussen bloeien. Na een uurtje bij het eiland te zijn geweest, stoppen we op de terugweg bij zeshoekige vormen in het oppervlakte. De chauffeur van de voorste auto haalt een roze kristal uit een wak waarin water is te zien. Er zijn hier enkele gaten in het oppervlakte gemaakt. Maar het zout zou op andere plekken wel zes meter dik zijn. Het werkt erg aanstekelijk om effectfoto’s op deze immense witte vlakte te maken. In het hotel had ik gisteravond al leuke voorbeelden aan de muur zien hangen. Erg leuk om je op uit te leven. Je kunt bijvoorbeeld een auto optillen, of zoals Leon en Peter doen: op elke hand één van de dames van de groep laten staan (als miniatuurtjes). Daarna stoppen de Jeeps bij Ojos de Salar, hier komt water en gas omhoog, en het zout heeft lichtbruine tinten. De kleur doet me aan bastaardsuiker denken. Vervolgens stoppen we bij piramidevormige zoutbergjes voor een mystieke zonsondergang. De kunstige bergjes zijn zo gemaakt om het zout te laten drogen. De dames met de staartjes verzorgen koffie en thee. Het is pikkedonker wanneer we bij het hotel arriveren. Onze bagage is in een hok achter de receptie opgeslagen. Ik krijg een kamer in een bijgebouw dat via een binnenplaats te bereiken is. Buiten is het fris, en op mijn kamer ook. We eten vanavond weer met de groep in de Minutenman. Je moet daar vooraf afrekenen, van de bestelling krijg je een speelkaart mee. Ik ga weer voor een pizza. Dit keer de pizza works. Die is met diverse soorten vlees en is lekker pittig. Mijn maag en darmen zijn al de gehele dag prima in orde, dus ik durf dat wel aan. Net als in Arequipa heb ik slechts kortstondig last gehad. De guitige, kleine Indiaanse casera heeft veel lol in haar werk. Rogier zit op de praatstoel met zijn flesjes Bock bier. De drieling - reisvriendinnen - zit vanavond aan de rode wijn. Desiree vertelt een leuk verhaal over een stagiair die bij haar in bed belandde. Donderdag 18 oktober. Het ontbijt heeft logischerwijs Amerikaanse trekjes. En redelijk prijzig, want samen met een lunchpakket af te rekenen voor 45 bolivianos. Om acht uur vertrekt de bus. Alweer een andere bus. De route naar Potosí gaat door de bergen, nog steeds alleen maar via een onverharde weg. Er zijn gelukkig erg weinig tegenliggers. Onderweg stoppen we voor een wandeling langs een stroompje in een wonderlijk sprookjesachtige natuuromgeving. Ik zie een bloeiende cactus en klauter naar boven voor een close-up foto. Wanneer we weer in de bus stappen is het hoog tijd voor de lunch: pasta, appel, chocoladekoekjes en een flesje water. Vanaf een derde van de bergroute zijn veel painted desert landschappen te zien, die me doen denken aan landschappen in Arizona of Spanje. Daarnaast steeds veel graspollen van het harde andesgras. Het laatste deel van het traject zijn wegwerkers druk bezig met de verbreding van de weg. Over een paar jaar zal de weg naar Uyuni geasfalteerd zijn, dankzij buitenlandse investeerders. Potosí Rond half drie zijn we al in Potosi, met 4070m is dit de hoogste stad ter wereld. Vandaag dus geen lange rit. Na het opfrissen in het sfeervolle Hotel Cerro Rico Velasco, ga ik met een groot deel van de groep de stad verkennen. We gaan het dak op van de San Francisco, en krijgen een korte rondleiding door het bijbehorende klooster. De entree is 5 bolivianos; om foto’s te mogen maken moet daar nog een kaartje van 10 bolivianos bij worden gekocht. Het uitzicht over de stad en de berg Cerro Rico is schitterend! De blauwe lucht met enkele wolkjes maakt het ideale plaatje compleet. De straat naar het Plaza de 10 Noviembre is die van de abogados (advocaten). Het is een mooi straatje met houten ‘nisjes’. Er zijn in dit land veel advocaten en notarissen nodig om de bureaucratie in stand te houden. In een café aan het plein drinken we koffie en thee. Ik voeg me wat onrustig bij de groep. Het liefste zou ik nu - zolang er nog daglicht is - op en rond het plein foto’s maken. Op het plein creëert een groep vrouwen met bloemen een schildpadfiguur in een stuk gazon. Ik heb net al snel even wat plaatjes geschoten. Potosí is een zeer aardig stadje. Erg leuk om te wandelen. Al kwamen we ook twee zeer jonge lijmsnuivertjes tegen op de markt. Dat is een keerzijde van dit prachtige land. Het eten is ook vanavond weer voortreffelijk. In restaurant Fologno kies ik Pique Macho. Dat is een bodem van patat, met daarop diverse stukjes vlees, paprika, ui, gekookt ei en schijfjes tomaat. Lekker, maar net iets te veel. Ik neem een ‘submarino’ vooraf, dat is een glas warme chocolademelk. En een flesje aqua sin gas. In totaal voor 47 bolivianos. Omgerekend ongeveer 4,70 euro. Vanmiddag werkte het internet in het hotel niet, maar vanavond zitten we op toerbeurt met z’n vieren naast elkaar te tikken. [fragmentje uit de mail] Ik zit in Potosí, met de klemtoon op de laatste lettergreep en de tweede o kort uitgesproken. Potosí is een gezellig stadje, met een leuke boulevard waar het net voor het eten druk werd met jeugd die uit school kwam. De markt was niet zo bijzonder. Alle cd's op de markt worden illegaal gekopieerd. Daar doen ze niet moeilijk over. [eind mail] Cerro Rico Vrijdag 19 oktober. Vandaag staat een excursie naar de coöperatieve mijnen in de Cerro Rico (Rijke Berg) op het programma. Er gaat weer een plaatselijke gids mee: een grappige, kleine Indiaanse dame en twee assistenten. We gaan in een kleine bus waar we maar net in passen. Op de mijnwerkersmarkt kopen Arwin en de gids cocabladeren en dynamiet. Op een binnenplaatsje krijgen we beschermende overkleding. Groene broeken en overjasjes en helmen. En de mensen die de mijn in gaan krijgen daarnaast nog laarzen en een mijnlamp op de helm. Er gaat ook een Japanner met ons mee, die alleen op reis is. De Cerro Rico heeft vele mijnschachten. Het werken in de mijn is erg zwaar. De gemiddelde levensverwachting van de mannen die er werken is circa vijfenveertig jaar. Ze hebben een dikke stapel cocabladeren aan de binnenkant van een wang zitten om de ‘pijn’ te verdoven. Een mijnwerker verdient zo’n 50 tot 140 Bol per dag, afhankelijk van hoe belangrijk de functie is. De Spanjaarden hebben tijdens de ‘bezetting’ geprofiteerd van de schatten uit deze berg - minerale vondsten - en er diverse oorlogen mee bekostigd. Ooit was Potosí het financiële centrum van de wereld. Op een verhoogde plek bij een kerk, een eindje buiten de mijn, zet de gids de spullen in elkaar die ter demonstratie tot ontploffing worden gebracht. Special voor de Japanner grapt het vrouwtje dat de ontploffing zo zwaar zal zijn als die van Hiroshima. Ze schatert het uit! Ongeveer de helft van de groep gaat de mijn in. Ze blijven er bijna anderhalf uur in. Ik blijf buiten de mijn. Binnen valt waarschijnlijk nauwelijks iets goed te fotograferen, en de blubber en stof zijn slecht voor mijn camera, al was een foto van mijngod El Tio leuk geweest. Op verzoek van Marijke maak ik ook met haar toestel foto’s buiten de mijn. Vandaar dat er nu een Canon 350D en een 400D om mijn nek hangen. De arbeiders zijn erg blij met de zakjes cocablaadjes. De gids die we buiten de mijn hebben, weet helaas de tijd niet goed te vullen. Ze had ons wel wat meer kunnen laten zien en een beter verhaal mogen houden. Toch heb ik me wel vermaakt. De lunch is in restaurant San Marcos. Het restaurant bestaat uit een grote hal met oude mijnwerktuigen. Er is een buffet: soep met daarin haast altijd wel een stuk aardappel, salade, rijst en bonen. Daarnaast neem ik vette karbonade met aardappelpuree en tomaat (20 bol. voor het eten, 3 voor thee en 4 voor een flesje Fanta). Een klein deel van de groep gaat vervolgens nog naar meertjes met warm water (Tarapaya). Ik wil liever meer van Potosí zien en blijf dus in de stad. De mensen die buiten de mijn bleven krijgen 20 Bol van Arwin terug, omdat de rondleiding tegenviel. Daar betaal ik de entree van het museum Casa de la Moneda mee. Op de binnenplaats van het 'munthuis' zijn hysterische schoolkinderen in uniform die op de foto willen, en door elkaar het eerste woordje Engels dat ze hebben geleerd uitkramen: "Hello!". Het opvallende kitschmasker op de binnenplaats stelt de wijngod Bacchus voor. Er loopt een Amerikaan met ons mee tijdens de Engelstalige rondleiding van Maria. Het museum is divers, maar keurig ingericht en zeker de moeite waard (entree 20 bolivianos)! Mij blijven vooral de zilverbar in een vitrinekast bij, een grote verzameling oude zilvermunten, en enorme matrijsconstructies die werden gebruikt om de teksten op de munten te drukken. Die werden destijds aangedreven door lastdieren op een verdieping lager. De huidige munten van 5 worden in Canada gemaakt, de andere munten in Spanje en de briefjes in Frankrijk. Jammer dat Bolivia zo afhankelijk is van andere landen. Wanneer we over de binnenplaats lopen, is er net een hagelbui gaande. We hoorden het in het museum al onweren. Rennen dus! We komen ook in een zaal met extravagante mineralen uit de Cerro Rico en een zaal met schilderijen, waaronder een prachtig schilderij van olie op canvas, gemaakt door een anonieme kunstenaar, met daarop symboliek van de Cerro Rico. Het portretteert de kroning van de Maagd Maria, die gebeurtenis is als het ware in de Cerro Rico verwerkt: haar rode kleding sluit aaneen met de rode berg. De Incagoden Inti (zon) en Quilla (maan) zijn getuigen. Een reproductie van deze afbeelding hing gisteravond in het restaurant. Met Arie, Matty en Rian drink ik gezellige thee en chocolademelk in confiteria/restaurante "Santa Clara", op een hoek aan het Plaza. Voor zover ik kan zien zitten hier buiten ons alleen Bolivianen. Ik neem ook nog een empanada de queso. Om half acht verzamelt de groep op het plein voor het avondeten bij het klassieke restaurant Los Azogueros. Ik neem kip met een milde saus met vruchten, patat en rijst. Zaterdag 20 oktober. Vandaag staat een lange rit van Potosí naar La Paz (550km) op het programma. Om kwart over zeven rijden we met een kleine bus naar het stadion waar we overstappen in een grote en luxe bus van El Dorado, dus lekker comfortabel. Bovendien bestaat de route van vandaag uitsluitend uit asfaltwegen. Bijna iedereen heeft een eigen plekje in de riante bus gekozen; ongestoord zonder buur- of buurvrouw. Helemaal voorin de bus kun je boven de chauffeur plaatsnemen, maar dan zit je wel de hele tijd tegen kogelgaten en glassterren te kijken. Dat kan allemaal in Bolivia. We rijden door een prachtige bergomgeving. De bus heeft weinig moeite om de bergen te trotseren, dat is een enorm verschil met eerdere bussen. Onderweg stoppen we bij het dorpje Cuiza. Misschien een keuze van de chauffeur. Dat weet ik niet. Arwin had nog niet om een stop gevraagd. Links en rechts van de weg staan een paar adobe huisjes, in het overige woestijnrode en woest glooiende landschap. Er struinen kinderen rond, die op de bus afkomen. Ik hoor een vrouw roepen om "De sleutel". Wanneer we tussen de kinderen staan, deelt Rian stiften, pennen en ballonnen uit. Die sleutel blijkt van een gemeenschapshuisje te zijn, waar je ook in zou kunnen overnachten. Dat terzijde. Want waar het de vrouw om gaat, is dat er kleedjes, mutsen, en andere met noest handenarbeid vervaardigde spulletjes te koop zijn. Gebreid, gehaakt of geweven. Spulletjes die tot doel hebben wat aan de toeristen te verdienen. Er ligt ook een prachtig boek over textiel. Daar zijn twee exemplaren van, maar ze zijn helaas niet te koop. Erg jammer. Handwerkjuf Willemien had ook serieuze interesse. Maar goed, ik ben dus in een dorpje onderweg naar La Paz. Ik dwaal letterlijk af, struin buiten nog wat rond om foto's te maken. De meeste huisjes hebben een omheind terreintje van steenlemen muurtjes waar wat vee rond kan lopen. Een vrouw verwijdert snel stenen uit een rechtop staande vrachtwagenband, die de 'deur' van haar veldje vormt. De schaapjes vliegen één voor één uit. Wanneer wij in het redelijk nieuw gemeenschapsgebouwtje staan, draait een moeder haar kindje in de aguayo (draagdoek) naar voren en haalt een tepel onder haar trui of vest vandaan, zomaar waar iedereen bij is. Ze zijn zeer bedreven met die draagdoeken. Een kindje wordt overigens eerst in een faja (ceintuur) gewikkeld, voor ze in de aguayo op de rug worden geslingerd. Omdat de bus nog geen aanstalten maakt om te vertrekken, dwaal ik nog wat verder. Heel voorzichtig was een klein meisje komen aanlopen. Ze is naar schatting een jaar of vier. Ik nader haar, maar haar toeloop is gestokt. Ze blijft verlegen op een afstandje staan. Ik wil haar niet bang maken. In haar ogen ben ik waarschijnlijk een grote blonde gringo. En hoe vaak heeft ze zo iemand in haar leventje gezien? Wat zal ze van me denken? Ondergetekende kapitalist houdt een snoepje op. En jawel, het ijs is gebroken, het verlegen meisje komt namelijk in een drafje op me aflopen. In haar linkerarm heeft ze stevig een pop geklemd. De glimlach van een kind. Ik kan mezelf troosten met de gedachte dat ik haar even blij heb gemaakt. Haar wangetjes zijn beschadigd. Het is heel normaal dat inheemse kindertjes paarse wangen hebben, en meermaals heb ik gezien dat er wondjes op zitten. Misschien omdat het net winter is geweest. Die kleur heeft te maken met een andere bloedsamenstelling. Kennelijk kunnen ze beter tegen de kou en de hoogte, ze zijn vanaf hun geboorte ook niet anders gewend. Ze heeft vieze handjes, vieze kleertjes, een vieze pop. Ze draagt versleten zomerschoentjes. Zouden dit haar enige schoenen zijn? Bij beide voetjes zijn papieren zakdoekjes of iets dergelijks ingestopt, welke de grote teentjes omwikkelen. Had ik maar een paar schoentjes voor haar bij me. Soms zijn het nog schrijnender situaties, zoals een meisje zopas in het gemeenschapsgebouwtje met schimmel op haar huidje. Tja. Tot Challapata rijdt de bus door een prachtige bergomgeving, met vruchtbare valleien, daarna weer over de hoogvlakte die we kennen van de heenreis. We lunchen direct na het tolstation van Pazna bij Termales. Dat is een lichtblauw gebouw met een zwembad. De lunch: een broodje kip, een broodje met ham en kaas, een appel, een flesje water en een chocoladereep. Vanaf Oruro is La Paz nog 227 kilometer. Terug in La Paz Om half zes zijn we terug in La Paz. Dit keer krijg ik kamer 407 (alweer een Peugeot!). Dat is in vergelijking met 304 een eenvoudige en kleinere kamer met uitzicht op een zijstraatje. Ik heb nog even de tijd om voor 8 bolivianos per stuk miniatuur bolhoedjes te kopen. De verkoopster moet giechelen om mijn keuze. Om half acht lopen we vanuit het hotel weer naar LAYQ’A. Ik kies vanavond zalmforel met patat, en Inca Kola voor in totaal 76 bol. We zitten weer aan de lange tafel achterin het restaurant. Daarachter staat nog een kleine tafel waar een meisje aan zit. Ze kijkt nors en verveeld. Volgens mij wacht ze op haar moeder die in de bediening werkt. Ze kijkt soms nieuwsgierig naar ons, of loopt achter haar moeder aan, krast wat op een schrijfblok, maar er kan geen lachje van af. Ik teken een lachend gezichtje achterop een stuk papier en toon haar dat. Met een vinger maak ik een half ronde beweging langs mijn lippen. Dan moet ze lachen! Wij ook. Van de zaak krijgen we een romertje rum of sterk water uit een fles met een baby boa constrictor aangeboden. Dat laatste schijnt niet zo sterk te zijn, aldus Rian. Ik skip zoals gewoonlijk ‘the booze’. [fragmentje uit de mail] Er rijden hier opvallend veel Volvo vrachtwagens. Vaak zijn ze in Europa afgeschreven en hier aan een tweede leven begonnen. De oorspronkelijke bedrijfsnamen staan er soms nog op. De kleinere Nissan personenbussen hebben aan de tekens te zien een eerste leven in Azië gehad. Ik ben wederom moe, maar voldaan. Morgen ga ik naar de hoogste skipiste ter wereld (circa 5300m). En daarna naar de maanvallei. Maar nu eerst slapen. [einde mail] Chacaltaya Zondag 21 oktober. Vandaag naar Chacaltaya, de hoogste skipiste ter wereld (5300m), gelegen in het Corderilla Real gebergte. Om acht uur vertrekken we. De rit gaat in eerste instantie wat onduidelijk door een deel van de voorstad El Alto, en vervolgens via een erg rustige, onverharde weg door de prachtige woeste Andes. Bij het laatste klimdeel rijden de Toyota-busjes dicht langs de diepe afgrond. Je kunt op zo'n moment maar beter geen hoogtevrees hebben.
    We passeren de hut van Tio Tom. Een paar honderd meter hoger komen we bij een gebouw. Het is hier fris, maar ik heb me daar goed op voorbereid met de wollen muts en handschoenen uit Peru. De entree is 15 bolivianos. Een deel van de groep gaat nog een eindje hoger, naar de echte top (5480m). Ik blijf bij het ´hospitium´, omdat ik een beetje duizelig word wanneer ik sneller beweeg. Dan begint het zomaar te sneeuwen en hagelen. We gaan terug naar La Paz. Met de twee busjes rijden we daarna dwars door de stad naar de maanvallei van Mallasa. Buiten het centrum komen we allereerst een processie tegen. De rit door het centrum is erg leuk. Ik zie weer nieuwe straatjes met leuke kraampjes van de Indigenas (Indianen), in de buurt van het hotel. Zoals kraampjes met opgestapelde bolhoedjes. En dat stapelen kan zo te zien ook met damesschoentjes, zakjes met nootjes, of ananas. De verkoopsters en hun kraampjes blijven leuk! De architectuur in La Paz is over het algemeen niet zo bijzonder, maar de inwoners zijn dat des te meer! We komen terecht in verkeersopstoppingen. Iedere centimeter moet worden benut. Zodra er ergens een beetje ruimte is, volgt er een straal gas van degene met het meeste lef. Maanvallei Onderweg is er onduidelijkheid over dat we ook voor de maanvallei weer entree moeten betalen. De gids wil geld innen. Ik zeg tegen hem dat ik verbaasd ben dat we, naast de dollars die we voor de excursie hebben betaald, hier ook weer, net als op de skipiste, entree moeten betalen. In dit geval ook weer 15 bolivianos. Ik betaal wel persoonlijk bij de entree. (Achteraf blijkt de entree niet bij het excursiegeld in te zitten.) Bij de ingang zie ik voor 8 dollar een bruin bolhoedje te koop. Leuk, maar wat moet ik er eigenlijk mee. En past het wel in de bagage. Ik twijfel nog, maar weet nu in ieder geval wat een gangbare prijs is, want dit is één van de weinige plekken waar prijzen op de spullen staan... De gids gaat Matty veel te snel. Ze is verontwaardigd en wil in haar eigen tempo door de vallei. Arie en ik zijn het volledig met haar eens. We blijven een eind achter en laten ons niet opjagen. De maanvallei lijkt een beetje op Bryce Canyon, maar dan met grijsbruine klei, en het gebied is ook kleinschaliger. Een bui verstoort de wandeling in het begin. Ik houd de camera in eerste instantie in de rugtas. Daar wil ik geen risico mee nemen. Maar de zon breekt aan het einde van de wandeling door. Het wordt zelfs zo warm dat een T- shirt meer dan genoeg is! De maanvallei ligt ook wat lager, dus automatisch is dit een warmere omgeving. Terug bij het hotel houden we een tostilunch in buurhotel Rosario. Daarna ga ik alleen op pad. Eerst naar de zwarte markt. De steile straatjes door. Een meisje dat in een hoger tempo omhoog loopt moet om mij lachen. Een enkele keer waait er een bolhoedje van een Chola-vrouw af. Die hoedjes zitten ook zo hoog op het hoofd. Ook daar kan om worden gelachen. Zoals overal is het straatleven levendig en ontspannen. Ik geniet nog wat langer aan de rand van Plaza Murillo van de mensen op het plein. Het is zondag, dus een familiedag. Er worden gelatine puddinkjes met slagroom (crema) verkocht. Het ziet er lekker uit, maar net als de straatijsjes zijn ze onbetrouwbaar voor mijn westerse darmen. Bij het centrale plein, Plaza de los Héroes, met kleine draaimolens zijn veel mensen op de been. Ik blijf bij een podium staan waar jonge mannen het publiek vermaken. Ik maak er een foto van. Eén van de jongens heeft mij gespot en vraagt waar ik vandaan kom. "Olanda", roep ik. Dan zegt hij iets waar het publiek om moet lachen, maar ik versta er niks van. Oei. Alle ogen zijn op mij gericht. Dit kan ik niet aan, ik duik weg. De schemer valt in. Het is tijd om weer richting het hotel te lopen. Twee dames lopen elk met een kruiwagen vol popcorn over straat. Een heel normaal verschijnsel in het straatbeeld van La Paz. [fragment uit de mail] Gisteravond heb ik zalmforel gehad (lekker!) Nog niet bij een Zuid-Amerikaanse Chinees gegeten. Misschien komt dat nog één van de komende dagen. [einde mail] Het grappige is dat ik vanavond Chinees eet. Echte nasi met pittige saté bij Sol & Luna! Doordat de eigenaar uit Nederland komt, staan er eigenlijk alleen maar bekende gerechten op de menukaart. Die gerechten staan er in het Nederlands, Spaans en Engels op. Arie bestelt direct een portie bitterballen. Ook de tomatensoep met balletjes vindt haar liefhebbers. Als vooraf vraag ik de mooie Monica om een submarino. Met een flesje aqua sin gas komt het eten inclusief fooi op 50 bolivianos. Maandag 22 oktober. We verlaten La Paz en reizen af naar Copacabana. Ik vraag me af waar we nu weer langs gaan. In ieder geval niet via de rondweg. De chauffeur neemt volgens Arwin een sluiproute om het tolstation te omzeilen. Het tolgeld steekt hij in zijn eigen zak. We komen zelfs over een oude spoorbrug. Dan is er plots een wegblokkade van mensen met een rij gasflessen. O jee, daar gaan we weer. Het is ons kennelijk niet gegund om La Paz op een normale manier te verlaten. De chauffeur gaat spookrijden om de blokkade te omzeilen. Slim. Even later zien we rijen mensen met gasflessen aan de overkant. Kennelijk is er weer iets om te staken. Dan moet er ook nog worden getankt. Hadden ze dat niet gisteravond of vanmorgen vroeg kunnen doen? Tja. Niet ver buiten La Paz krijgt de bus een lekke band. De chauffeur rijdt even door tot het eerstvolgende dorpje. Om de tijd te doden ga ik op verkenning uit. Kinderen uit de buurt komen een kijkje nemen. Ik deel snoepjes uit. De jonge moeders komen even later ook tevoorschijn. Die hebben alle drie opvallende halskettingen van hennatatoeages. Ze staan te haken, of spinnen wol. En wij vermaken ons met de kinderen. De oudste jongetjes voetballen met Marijke en Martine. De straat waar wij in staan is verrassend mooi bestraat. De huisjes bestaan weer uit ommuurde terreintjes waar kippen, honden, een varken of een koe rondlopen. Achteraf hoor ik hoe de chauffeur met de bandenreparateur in onderhandeling is geweest. De man die ruim een uur voor ons heeft zitten zwoegen, slechts 3 bolivianos heeft gekregen! Wanneer we dat eerder hadden geweten, dan had hij bij voorbeeld van ieder van ons een bolivianos moeten krijgen. Copacabana Om half twee arriveren we in Copacabana. Het hotel lijkt enigszins onaf. Ze hadden het minstens wat mooier kunnen afwerken. Ik krijg kamer 502, met een schitterend uitzicht over het Titicacameer. Copacabana is minder exotisch dan het klinkt. Het Copacabana van het welbekende liedje ligt in Brazilië. De Boliviaanse versie is een erg toeristisch dorp, op een schiereiland aan een baai in het Titicacameer. Het dorpje is een religieus centrum waar duizenden pelgrims jaarlijks de Maagd van Copacabana bezoeken, én auto’s laten inzegenen. Die katholieken kunnen er wat van! De kathedraal is groots. Halverwege de middag is er een uitstapje naar Isla del Sol. Tot die tijd gaat iedereen op eigen gelegenheid even ergens eten, omdat eten met de complete groep te veel tijd zou kosten. Ik loop in een hoog tempo door de straatjes van het kleurrijke centrum en bezoek de witte kathedraal. Vervolgens heb ik nog een uur de tijd om Trucha Criolla (zalmforel) met aardappelpuree op de binnenplaats van restaurant Souna-Wasi te eten. Er blijft jammer genoeg geen tijd meer over om naar de top van Cerro Calvario te lopen, een kruisweg naar een mooi uitzichtpunt over Copacabana. Achteraf hoor ik dat Rian wel een poging heeft gedaan. Ik had thuis wel meer plekken in de reisgids gemarkeerd waar ik niet aan toe kom. Eigenlijk kun je deze reis wel twee keer doen en beide keren anders invullen en totaal andere indrukken opdoen. Isla del Sol De gids geeft eerst aan de rand van het haventje een lijst met onze namen af, bij een steiger van een politiepost. We varen in ongeveer anderhalf uur in een kleine overdekte boot naar Isla del Sol, het eiland van de zon. Bij aankomst op het eiland moet bij een oude man 5 bolivianos entree worden betaald. Als eerste bekijken we een buitenverblijf van de Incakeizer. Voorheen werd dit gebouw gewoon door de lokale bewoners gebruikt. Een meisje en haar moeder die beneden stonden, weten een sluiproute, en staan ons even verderop weer op te wachten. Wij hijgen van het klimmen, maar zij lijken nergens last van te hebben. Het duidelijkste zie je de geschiedenis van de Incacultuur nog wel bij het naderen van het eiland door de opvallende structuur van de vele agricultuurterrassen. En bij het haventje is een mooie bron, waarvan twee van de drie waterstromen nog werken. De terrassen benadrukken maar weer eens de hoogontwikkelde landbouwtechnieken van de Inca’s. De huidige bewoners (circa 3000) vind ik minstens zo interessant. Het onderwijs wordt in het Spaans en in de Indianentaal Chechua gegeven. De bewoners zijn met hun ezeltjes met bepakkingen onderweg op de steile paden, en in het laatste zonlicht van de dag op de terrasakkertjes aan het werk. De temperatuur daalt snel en de wind is fris. Op het Titicacameer is het klimaat gelijk aan vier seizoenen op een dag. Het is jammer dat de zon snel achter het eiland verdwijnt. Er is weinig licht meer om foto’s te maken. We blijven ook niet zo lang. Het is wel erg mooi om vanaf hier de door de zon beschenen sneeuwreuzen te zien met op de voorgrond het buureiland Isla de la Luna (Iñakuyu). De gemoedelijke terugvaart naar Copacabana biedt ons bovendien prachtige oranje kleurende luchten tijdens de zonsondergang. Boven Peru hangen veel regenwolken. Volgens de gids is het mooiste deel van het meer in bezit van Bolivia. Hij grapt: "titi is van Bolivia, caca van Peru". We dineren vanavond bij Hostal Colonial. We krijgen een straalkachel om warm te blijven. Ik neem een chocolade caliente, een flesje aqua en de mixed pizza met veel vlees. Ik heb nog steeds veel geld over, vandaar de keuze voor de duurste pizza. Die lijkt wel van brooddeeg te zijn gemaakt. Hij had wat langer in de oven gemoeten, maar smaakt prima. Ik zie dat anderen een groot deel van de pizza laten staan, en de helft van de groep zoekt snel hun bed op. Ik blijf nog, want heb me verheugd op het toetje: panqueques crema met chocoladesaus. Dinsdag 23 oktober. Vanuit Copacabana is het slechts tien minuten naar de grens met Peru. Bij hetzelfde grensvrouwtje als op de heenreis wissel ik de overgebleven bolivianos om naar Soles. Ik heb ruim 312 overgehouden. Met een wisselkoers van 2,7 krijg ik daar 118 Soles voor. Een briefje van twintig en een vies briefje van tien bewaar ik als souvenir. Met één stap over de grens is een uur tijd gewonnen. Lees voor het vervolg van de reis Peru 2007 (deel 2). Adios amigos & amigas! Johan (9-12-2007) voedsellijst Bolivia