Bolivia (2007)
Dit is een deelverslag van de reis Bolivia & Peru (6 tot en
met 29 oktober). Voor een compleet beeld van de reis is het
aan te raden om te beginnen met het lezen van het verslag
van Peru. Vanaf 14 oktober volgen negen dagen in Bolivia,
waarvan hieronder een verslag te lezen is. Bolivia is het
armste, het meest geïsoleerde, en meest Indiaanse land van
Zuid-Amerika. Ruim zestig procent van de bevolking is
Indiaan.
Zondag 14 oktober. Aan de overkant moet ik bij "migration"
een soortgelijk formulier invullen voor Bolivia, met de naam
van het eerstvolgende hotel en de busmaatschappij erop
vermeld. Het strookje aan het formuliertje komt samen met
een stempel weer in het paspoort. Dat moet weer worden
ingeleverd bij het verlaten van het land. Goed bewaren dus!
Zo kunnen ze nagaan wanneer je het land in- en uitgaat.
Uiteraard zijn hier ook weer allerlei kraampjes. Bij een
geldwisselvrouwtje wissel ik 11 US-dollars om naar 83
bolivianos. Geld dat voor vandaag is bestemd, voor de lunch
en zo. In La Paz ga ik voor de komende dagen wel geld uit de
muur halen.
De bagage komt op een bakfiets over de grens. We moeten nog
even wachten op de Boliviaanse bus. Dat is een bus die we
voor de rit vanaf hier tot La Paz hebben. Hij is antiek en
kleurrijk. Aan de bus is al te zien dat Bolivia armer is dan
Peru. De bagage kan niet onderin de bus, maar moet op het
dak, onder een stuk blauwe plastic.
Er gaan 150 bolivianos per persoon in de fooienpot. Het
tijdsverschil met Nederland is zes uur. Vanaf de grens is
het nog acht kilometer naar Copacabana. Daar lunchen we in
hotel Gloria, in een grote zaal met uitzicht op het hotel
waar op de terugreis zal worden overnacht. Achter het hotel
ligt het Titicacameer te schitteren.
Na een mooie bergroute over het schiereiland waar Copacabana
op ligt, slingert de bus naar beneden, naar het haventje van
Tiquina. Daar gaat de bus op een drijfbak naar de overkant;
wij gaan over twee passagiersbootjes verdeeld. Aan beide
kanten van de pont zijn allerlei eettentjes. Aan de overkant
is een erg vieze baño (toilet), aldus het getuigenverslag
van mijn reisgenoten. Maar goed dat ik nog niet hoef.
Vanaf hier is La Paz nog 112 kilometer. Langs de Boliviaanse
kust van het Titicacameer zijn zomerhuisjes en enkele hotels
voor de rijke Bolivianen uit La Paz. Er zijn hier meer bomen
dan in Peru, en de natuur is groener. Even later zijn
spectaculaire sneeuwtoppen van het hooggebergte te zien.
Tijd voor een fotostop!
La Paz
Voor we La Paz bereiken, komen we door El Alto. Dat is de
voorstad van La Paz. Er wonen één miljoen mensen. Het valt
op dat veel huizen nog niet zijn afgebouwd. Er steekt vaak
betonijzer uit de daken die het begin van een volgende
vierdieping aankondigen. Bij sommige gebouwen heeft alleen
een eerste verdieping beglazing. Ook in Puno en Arequipa
waren al dergelijke bouwsels te zien. Wat verder opvalt,
zijn de vele witte kerkjes met de smalle blauwwitte
torentjes. El Alto staat synoniem voor armoede en
criminaliteit.
Na het tolstation stoppen we bij een mirador aan de rand van
La Paz (3625m). De stad ligt schitterend in een kom aan de
rand van een vlakte en bergen. Ook in de kom wonen ruim één
miljoen mensen.
We dalen af naar het centrum. De stadssfeer is zeer
levendig. Het leven speelt ook hier grotendeels op straat
af. Ik krijg een mooie hotelkamer op de derde verdieping aan
de voorzijde van hotel Estrella Andina (nummer 304). De
douche heeft een elektrisch verwarmende douchekop. Dat
klinkt gevaarlijk, maar er valt prima mee te leven. De
warmwaterkraan moet met een beetje respect worden
opengedraaid, dan komt alles ondanks een beetje geknetter
wel goed.
Ik laat mijn T-shirts in het hotel wassen. In de buurt van
het hotel haal ik 1400 bolivianos uit de muur. Omgerekend is
dat ongeveer 140 euro.
Vanavond eten we met de groep in LAYQ’A. Op het verhoogde
deel achterin het restaurant staat een lange tafel waar we
aan plaatsnemen. Ik neem slechts een "Omelet Diablo", want
ik heb vanmiddag al een groot stuk kip met patat gehad. Net
als het hotel heeft het restaurant fraaie muurschilderingen.
Samen met het kleurrijke straatleven typerend voor Bolivia.
Maandag 15 oktober. Het ontbijt van het hotel is prima.
Vooral de dikke stukken verse bruinbrood zijn lekker.
Daarnaast is er veel vers fruit. We maken vandaag eerst een
drie uur durende stadstour door La Paz. De bus gaat
allereerst naar een mirador met een parkje waar we een erg
mooi uitzicht over de stad hebben. Ik weet het niet zeker,
maar ik denk dat deze plek Monticulo heet.
De bus gaat vervolgens door rijke buitenwijken, langs
ambassades, een ziekenhuis, de universiteit, en gaat daarna
terug in het centrum, waar hij aan het Plaza Murillo stopt.
Vanaf dat plein lopen we naar de koloniale straat Calle
Jean. Calle Jean is het beroemdste steil lopende straatje
van La Paz.
De stadstour eindigt op de heksenmarkt, die in de buurt van
het hotel ligt.
[fragment uit de mail]
Ik zit in La Paz in een internetcafetaria naast
het hotel, al heeft het hotel zelf ook internet.
Hier even rustig een tosti gegeten. Moet nog
steeds wennen aan de hoogte, soms een beetje
duizelig en traplopen is redelijk zwaar. Maar
de poep is niet meer dun.
[einde du n]
Na het gratis mailen vanuit hotel Rosaria, gaan Leo, zijn
vrouw Willemien, Rian en ik naar de heksenmarkt. Die markt
zit in enkele authentieke straatjes waar grote hoeveelheden
spulletjes worden verkocht die een relatie hebben met
bijgeloof. De spullen zijn hoog opgestapeld.
Er zijn lamafoetussen, kruiden, en heel veel miniatuur-
figuurtjes die als functie hebben om ze in werkelijkheid te
krijgen, zoals bijvoorbeeld: een taxi of vrachtwagen
(beroep), een poppetje (partner), etc.
De lamafoetussen worden traditioneel onder de drempel van
een nieuw huis begraven en moeten geluk brengen. Overigens
schrijven ze in Bolivia Llama met dubbel ‘l’. Merkwaardig.
Op een gegeven moment zien we een grote groep dames met
polleras (plooirokken) en bombínas (bolhoedjes). Zowel
staand als op het trottoir zittend. Ik ben nog net op tijd
om ongemerkt iets van dit schouwspel met mijn camera vast te
leggen, maar heb geen zin in ophef en loop wat sneller door
dan me lief is, mede om mijn metgezellen hier snel weg te
krijgen. Op de één of andere manier vertrouw ik het niet.
Misschien onterecht.
Op bijna iedere straathoek stoppen colectivos. Je schrikt je
soms rot. De persoon die de schuifdeur opent, roept luid een
rijtje straatnamen op waar de bus langskomt. De colectivos
zitten vaak stampvol gepropt; bagage kan eventueel op het
dak. Naast erg veel colectivos en taxi’s vallen oude kleine
bussen op van het merk Dodge of Ford. Die hebben hun eerste
leven in Argentinië gehad, en nu brullen ze met bijna
profielloze banden in de steile Calle Sante Cruz omhoog.
Voor Boliviaanse begrippen zijn ze nog lang niet versleten.
Een straatje lager, in Calle Murillo, zitten meerdere
kapperszaken naast elkaar. Lekker overzichtelijk zo. Wanneer
ik een jongetje bij de heksenmarkt een snoepje geef in ruil
voor een foto, is hij niet tevreden. Hij roept vijf en houdt
zijn vingers omhoog; hij wil minstens vijf snoepjes hebben!
Ja ja, dat zal wel. De ouderen lachen om het jochie.
In een andere straat staan langs beide kanten lange rijen
blauw geverfde houten marktkramen. Dit is de zwarte markt.
Hier worden allerlei producten van dubieuze merken verkocht.
Ik zie allerlei namen die met ‘spelfouten’ wel erg veel op
bekende merken lijken. Zouden de spullen uit China afkomstig
zijn? Dat zou me niks verbazen. Of Zuid-Amerika moet ook al
een regio zijn van namaakfabricage. Ik heb geen idee.
We brengen de aankopen van vandaag naar het hotel. Rian en
ik gaan rond zeven uur naar het Hard Rock Cafe op de hoek
van Calle Santa Cruz en Illampu (waar het hotel aan ligt).
Je waant je hier binnen in een westers land. Het personeel
is hip en de meeste klanten zijn toeristen of ‘rijke’
jeugdige Bolivianen. De gigantische hamburger met patat kan
ik net niet op. In het hotel krijg ik mijn was terug. Dat
heeft me 12 bolivianos gekost. Ze hebben stukjes blauw draad
in de hals genaaid om de kleding van een ieder te
onderscheiden.
Dinsdag 16 oktober. Vanmorgen mogen we om zeven uur
vertrekken. Het zal een zware tocht worden. Volgens Arwin
staat er tien tot twaalf uur voor de rit naar Uyuni. Onze
bagage moet opmerkelijk genoeg door een opengeschoven
zijruit in de bus. De tassen worden daar helemaal achterin
opgestapeld.
In El Alto moet de bus de weg verlaten vanwege een
wegomleiding. De chauffeur rijdt vervolgens, tot grote
ergernis van Arwin, door weilanden en ´dorpjes´ en langs
velden met zwerfvuil. En dit allemaal via soms wel zeer
matige onverharde paden, voor die te onderscheiden zijn.
Een vrachtwagen voor ons wordt op een gegeven moment met
stenen bekogeld. Bolivianen zijn een opstandig volkje.
Overigens is het meer dan terecht dat de indianen - circa
65 procent van de bevolking - tegen uitbuiting en onder-
drukking protesteren. Discriminatie en ongelijkheid behoren
helaas nog niet tot het verleden.
Ondertussen duurt de omleiding maar, en duurt maar.
De chauffeur vraagt een paar keer de weg aan tegenliggers.
Arwin heeft er weinig vertrouwen in. Wanneer we na minstens
twee uur de asfaltweg naar het zuiden bereiken, is het
inmiddels hoog tijd voor een eerste bañostop, een plasstop.
Zwerfvuil kondigt na weer twee uur rijden een stad aan. Het
is Oruro. Een strategisch gelegen stad. Oruro lijkt een
grijze en troosteloze stad, maar volgens Arwin heeft het wel
een aardig centrum. Wij beperken ons bezoek aan Oruro tot
een korte tank- en plasstop. De volgende stop is in Huari,
hier worden de lunchpakketjes uitgedeeld: een broodje kip en
een broodje kaas.
Het laatste deel van de rit van vandaag is onverhard. En
eigenlijk begint het echte avontuur nu pas. Die omleiding
van vanmorgen was slechts een voorproefje van wat nog gaat
komen. De bus blijft al snel in een zanderig gedeelte vast
zitten. Iedereen moet de bus uit. De chauffeur en bijrijders
scheppen zand weg en dan moet de bus achteruit om een betere
route door de duinen te nemen. Af en toe is het net alsof we
aan Parijs-Dakar meedoen! Zo val je van de ene in de andere
verrassing. Leuk, zo’n avontuurlijke rit. Arwin daarentegen
straalt één en al ergernis uit.
Hoe later, des te stiller het in de bus wordt. Rian en Arwin
zitten vredig naast elkaar te slapen, op de zittingen voor
mij. En zij zijn niet de enigen die hun ogen hebben
gesloten. Hobbeldebobbel. Eindeloos gehobbel en gerammel van
de bus. Soms valt er een vest uit het bagagerek, dan een
fles water. Zou de bus het overleven?
Soms is de spoorlijn te zien waar de weg langs loopt. We
passeren ook enkele treindorpjes, waarbij we de spoorrail
een paar keer kruisen. Het laatste deel van de route
slingert weer door de bergen. Ik had graag even in zo’n
primitief dorpje willen stoppen. Maar we zijn al zo lang
onderweg. Elke stop levert alleen maar nog meer vertraging
op.
Aan één zijde van de bus zijn regelmatig bordjes te zien
waarop de afstand naar Uyuni staat. Bij de laatste stop
moesten we nog 114 kilometer. Rogier rekent uit hoe lang we
er nog over doen. Het aftellen is begonnen.
Jammer van de vertraging van vanmorgen, want de natuur is
vooral tijdens het laatste deel van de rit erg mooi, maar
daar krijgen we niet veel van te zien. Het is al een paar
uur donker wanneer we rond negen uur in Uyuni arriveren.
Uyuni, zomaar een stad midden in de wildernis.
In totaal zijn we veertien uur onderweg! Met nauwelijks
pauzes, en geen toilet in de bus. En al dat gerammel. De
chauffeur is nota bene bijna niet van zijn plek geweest. De
twee bijrijders hebben "alleen naar de kuilen uitgekeken",
aldus de geïrriteerde Arwin.
Uyuni
Uyuni is een soort van grauw en stoffig westernstadje. Ook
wel de koelkast van de Altiplano genoemd. Bij het hotel zit
het populaire restaurant Minuteman Pizza van de Amerikaan
Chris, die met de Boliviaanse Sussy is getrouwd. Hier zou de
lekkerste pizza van Bolivia te krijgen zijn. De pizza
Napolitano smaakt inderdaad voortreffelijk.
In de eetzalen zitten Amerikanen en meer groepen
Nederlanders. Nu krijgen we ook te weten dat de chauffeur en
zijn bijrijders de bagageruimte vol met handelswaar hadden
gevuld. Vandaar dat onze bagage niet onderin kon en de bus
moeite had om een beetje vaart te maken.
Omdat het Toñito Hotel de komende nacht onvoldoende ruimte
heeft, moeten vier van ons in een ander hotel. Ik bied me
aan als vrijwilliger. Dat andere hotel is eigenlijk nóg
beter. Leon en ik gaan daar alvast samen in een taxi naar
toe, ook al is het slechts drie blokken verderop. Jacco en
Peter blijven Arwin gezelschap houden en bestellen nog een
cerveza. Ik kan net de baño halen. In de Minuteman was ik al
twee keer tevergeefs naar het toilet geweest, maar nu was
het kielekiele.
Woensdag 17 oktober. Vanmorgen begin ik met een loperamide
en hoop dat ik daar de dag mee doorkom, want het is
onverstandig om lang aan die stoppers te zitten.
We ontbijten tussen Amerikanen, Engelsen en Fransen. Verse
platte broodjes, cakejes, koekjes en cocathee. We checken
direct uit en Arwin zorgt per taxi dat onze bagage in het
andere hotel komt. Ik struin vervolgens in mijn eigen tempo
door het merkwaardige stadje. De kindertjes worden naar
school gebracht en de marktstandjes nemen in aantal toe. Er
zijn diverse internetcafés in het centrum.
[fragmentje uit de mail]
De helft van de reis ligt achter me. Ik moet zeggen
dat ik bij de derde dag al het idee had dat ik
al een week onderweg was. Dit is een megareis in
vierentwintig dagen. Af en toe is het een beetje
afzien, maar de 'zware' dagen leveren vaak ook
een goede nachtrust op.
De temperaturen vallen me alleszins mee. Ik had
het kouder verwacht. Het koelt op deze hoogte
's avonds wel snel af, en het is ‘s ochtends soms
nog fris. Maar de lente is mild gestemd.
Want het kan hier ijzig koud worden. Niet voor
niks staan er straalkacheltjes op de hotelkamer
en liggen er in sommige hotels extra dekens.
[einde mail]
Salar de Uyuni
Vandaag gaan we bewapend met zonnebrillen in drie ‘jeeps’ de
zoutvlakte op. Speciaal voor vandaag heb ik mijn zonnebril
op. Normaal draag ik die alleen in mijn auto. Dichtbij het
hotel zit een kazerne. De militairen zijn prominent aanwezig
in het straatbeeld van Uyuni.
We gaan vanmorgen eerst naar een treinenkerkhof, net buiten
Uyuni. Helaas is het bewolkt. Het kerkhof valt me ook een
beetje tegen. Er zijn teksten op sommige treinstellen geklad
en het licht is niet optimaal voor fotografie. Desondanks is
het indrukwekkend hoe de roestreuzen hier slijten. In
sommige gevallen zijn ze zelfs enkele centimeters in het
zand weggezakt.
We zijn met een Chevrolet - waar ik met de oudjes van de
groep in zit - en twee Toyota’s onderweg. De bewolking trekt
langzaam weg. Zonder dat ik het doorheb, hebben we op de
wasboarded toegangsweg een lekke band. De band is er zelfs
bijna afgelopen. Met al die hobbels en trillingen had ik dat
niet eens door, terwijl ik nota bene op de plek boven die
lekke band zat.
Voor we de ‘eindeloze’ zoutvlakte opdraaien, stoppen we in
het dorp Colchani, waar het zout wordt ontgonnen. Er worden
beeldjes van zout verkocht. Van een oude onttakelde
vrachtwagen gebruikt men de motor om een machine aan te
drijven. Verder gebeurt hier veel met de hand. Zwaar werk.
En het zijn niet alleen mannen die werken. Enthousiaste
Japanners helpen mee met het scheppen van het zout en laten
zich op de foto zetten door hun landgenoten. De hard
werkende zoutontginners protesteren wanneer ik een foto wil
maken. Tja, waarom eigenlijk?
De vlakke en harde ondergrond lijkt wel een bevroren meer.
Toch is dit zout en geen sneeuw. De zoutvlakte is qua
grootte gelijk aan een derde van Nederland. Na ruim een half
uur rijden stoppen we bij het zouthotel. Daar houden we de
lunch. Het muren van het hotel zijn gemaakt van pan de salar
(zoutbroodjes), met daarop een rieten dak en houden deuren
en kozijnen.
De keurig meegebrachte lunch wordt verzorgd door de twee
dames die voorin de Chevrolet zaten te handwerken. We
krijgen: kip, pasta, tomaat, komkommer, thee of koffie en
een banaan. Bij het hotel pauzeren ook twee fietsers. Het
zijn een man en vrouw die vermoedelijk vanuit Chili komen,
want ze rijden nu richting Uyuni. Dat is pas een
onderneming. Petje af voor deze moedige avonturiers.
Vervolgens rijden de drie ‘jeeps’ een uur lang achter elkaar
aan naar Isla Incahuasi. Ook wel Isla de Pescado genoemd,
vanwege de visvorm die het eiland heeft.
Arie gaat onbevangen het gesprek aan met de chauffeur en de
dames met de staartjes, die daarnaast zitten. Ik bewonder
het karakter van Arie. Hij is nieuwsgierig, belangstellend
en sociaal. Soms is hij wat druk, maar hij heeft ook
zelfspot. Ik mag hem graag.
Bij het eiland staan een vijftigtal vierwiel aangedreven
auto’s op de vlakte, waarvan het merendeel Toyota is. Dat
bevestigt de kwaliteit en betrouwbaarheid van dat merk. Het
eiland en de omgeving zijn bijzonder fotogeniek! Een witte
vlakte in combinatie met een eiland met reuzencactussen en
lava-achtig gesteente. Wonderlijk! De hoge cactussen zijn al
een paar honderd jaar oud wanneer je bedenkt dat ze één of
twee centimeter per jaar groeien. Sommige cactussen bloeien.
Na een uurtje bij het eiland te zijn geweest, stoppen we op
de terugweg bij zeshoekige vormen in het oppervlakte. De
chauffeur van de voorste auto haalt een roze kristal uit een
wak waarin water is te zien. Er zijn hier enkele gaten in
het oppervlakte gemaakt. Maar het zout zou op andere plekken
wel zes meter dik zijn.
Het werkt erg aanstekelijk om effectfoto’s op deze immense
witte vlakte te maken. In het hotel had ik gisteravond al
leuke voorbeelden aan de muur zien hangen. Erg leuk om je op
uit te leven. Je kunt bijvoorbeeld een auto optillen, of
zoals Leon en Peter doen: op elke hand één van de dames van
de groep laten staan (als miniatuurtjes).
Daarna stoppen de Jeeps bij Ojos de Salar, hier komt water
en gas omhoog, en het zout heeft lichtbruine tinten. De
kleur doet me aan bastaardsuiker denken. Vervolgens stoppen
we bij piramidevormige zoutbergjes voor een mystieke
zonsondergang. De kunstige bergjes zijn zo gemaakt om het
zout te laten drogen. De dames met de staartjes verzorgen
koffie en thee.
Het is pikkedonker wanneer we bij het hotel arriveren. Onze
bagage is in een hok achter de receptie opgeslagen. Ik krijg
een kamer in een bijgebouw dat via een binnenplaats te
bereiken is. Buiten is het fris, en op mijn kamer ook.
We eten vanavond weer met de groep in de Minutenman. Je moet
daar vooraf afrekenen, van de bestelling krijg je een
speelkaart mee. Ik ga weer voor een pizza. Dit keer de pizza
works. Die is met diverse soorten vlees en is lekker pittig.
Mijn maag en darmen zijn al de gehele dag prima in orde, dus
ik durf dat wel aan. Net als in Arequipa heb ik slechts
kortstondig last gehad.
De guitige, kleine Indiaanse casera heeft veel lol in haar
werk. Rogier zit op de praatstoel met zijn flesjes Bock
bier. De drieling - reisvriendinnen - zit vanavond aan de
rode wijn. Desiree vertelt een leuk verhaal over een
stagiair die bij haar in bed belandde.
Donderdag 18 oktober. Het ontbijt heeft logischerwijs
Amerikaanse trekjes. En redelijk prijzig, want samen met een
lunchpakket af te rekenen voor 45 bolivianos. Om acht uur
vertrekt de bus. Alweer een andere bus.
De route naar Potosí gaat door de bergen, nog steeds alleen
maar via een onverharde weg. Er zijn gelukkig erg weinig
tegenliggers. Onderweg stoppen we voor een wandeling langs
een stroompje in een wonderlijk sprookjesachtige
natuuromgeving. Ik zie een bloeiende cactus en klauter naar
boven voor een close-up foto. Wanneer we weer in de bus
stappen is het hoog tijd voor de lunch: pasta, appel,
chocoladekoekjes en een flesje water.
Vanaf een derde van de bergroute zijn veel painted desert
landschappen te zien, die me doen denken aan landschappen in
Arizona of Spanje. Daarnaast steeds veel graspollen van het
harde andesgras. Het laatste deel van het traject zijn
wegwerkers druk bezig met de verbreding van de weg. Over een
paar jaar zal de weg naar Uyuni geasfalteerd zijn, dankzij
buitenlandse investeerders.
Potosí
Rond half drie zijn we al in Potosi, met 4070m is dit de
hoogste stad ter wereld. Vandaag dus geen lange rit. Na het
opfrissen in het sfeervolle Hotel Cerro Rico Velasco, ga ik
met een groot deel van de groep de stad verkennen.
We gaan het dak op van de San Francisco, en krijgen een
korte rondleiding door het bijbehorende klooster. De entree
is 5 bolivianos; om foto’s te mogen maken moet daar nog een
kaartje van 10 bolivianos bij worden gekocht. Het uitzicht
over de stad en de berg Cerro Rico is schitterend!
De blauwe lucht met enkele wolkjes maakt het ideale plaatje
compleet.
De straat naar het Plaza de 10 Noviembre is die van de
abogados (advocaten). Het is een mooi straatje met houten
‘nisjes’. Er zijn in dit land veel advocaten en notarissen
nodig om de bureaucratie in stand te houden.
In een café aan het plein drinken we koffie en thee. Ik voeg
me wat onrustig bij de groep. Het liefste zou ik nu - zolang
er nog daglicht is - op en rond het plein foto’s maken. Op
het plein creëert een groep vrouwen met bloemen een
schildpadfiguur in een stuk gazon. Ik heb net al snel even
wat plaatjes geschoten.
Potosí is een zeer aardig stadje. Erg leuk om te wandelen.
Al kwamen we ook twee zeer jonge lijmsnuivertjes tegen op de
markt. Dat is een keerzijde van dit prachtige land.
Het eten is ook vanavond weer voortreffelijk. In restaurant
Fologno kies ik Pique Macho. Dat is een bodem van patat, met
daarop diverse stukjes vlees, paprika, ui, gekookt ei en
schijfjes tomaat. Lekker, maar net iets te veel. Ik neem een
‘submarino’ vooraf, dat is een glas warme chocolademelk. En
een flesje aqua sin gas. In totaal voor 47 bolivianos.
Omgerekend ongeveer 4,70 euro.
Vanmiddag werkte het internet in het hotel niet, maar
vanavond zitten we op toerbeurt met z’n vieren naast elkaar
te tikken.
[fragmentje uit de mail]
Ik zit in Potosí, met de klemtoon op de laatste
lettergreep en de tweede o kort uitgesproken.
Potosí is een gezellig stadje, met een leuke
boulevard waar het net voor het eten druk werd met
jeugd die uit school kwam. De markt was niet zo
bijzonder. Alle cd's op de markt worden illegaal
gekopieerd. Daar doen ze niet moeilijk over.
[eind mail]
Cerro Rico
Vrijdag 19 oktober. Vandaag staat een excursie naar de
coöperatieve mijnen in de Cerro Rico (Rijke Berg) op het
programma. Er gaat weer een plaatselijke gids mee: een
grappige, kleine Indiaanse dame en twee assistenten. We gaan
in een kleine bus waar we maar net in passen.
Op de mijnwerkersmarkt kopen Arwin en de gids cocabladeren
en dynamiet. Op een binnenplaatsje krijgen we beschermende
overkleding. Groene broeken en overjasjes en helmen. En de
mensen die de mijn in gaan krijgen daarnaast nog laarzen en
een mijnlamp op de helm. Er gaat ook een Japanner met ons
mee, die alleen op reis is.
De Cerro Rico heeft vele mijnschachten. Het werken in de
mijn is erg zwaar. De gemiddelde levensverwachting van de
mannen die er werken is circa vijfenveertig jaar. Ze hebben
een dikke stapel cocabladeren aan de binnenkant van een wang
zitten om de ‘pijn’ te verdoven. Een mijnwerker verdient
zo’n 50 tot 140 Bol per dag, afhankelijk van hoe belangrijk
de functie is.
De Spanjaarden hebben tijdens de ‘bezetting’ geprofiteerd
van de schatten uit deze berg - minerale vondsten - en er
diverse oorlogen mee bekostigd. Ooit was Potosí het
financiële centrum van de wereld.
Op een verhoogde plek bij een kerk, een eindje buiten de
mijn, zet de gids de spullen in elkaar die ter demonstratie
tot ontploffing worden gebracht. Special voor de Japanner
grapt het vrouwtje dat de ontploffing zo zwaar zal zijn als
die van Hiroshima. Ze schatert het uit!
Ongeveer de helft van de groep gaat de mijn in. Ze blijven
er bijna anderhalf uur in. Ik blijf buiten de mijn. Binnen
valt waarschijnlijk nauwelijks iets goed te fotograferen, en
de blubber en stof zijn slecht voor mijn camera, al was een
foto van mijngod El Tio leuk geweest.
Op verzoek van Marijke maak ik ook met haar toestel foto’s
buiten de mijn. Vandaar dat er nu een Canon 350D en een 400D
om mijn nek hangen.
De arbeiders zijn erg blij met de zakjes cocablaadjes. De
gids die we buiten de mijn hebben, weet helaas de tijd niet
goed te vullen. Ze had ons wel wat meer kunnen laten zien en
een beter verhaal mogen houden. Toch heb ik me wel vermaakt.
De lunch is in restaurant San Marcos. Het restaurant bestaat
uit een grote hal met oude mijnwerktuigen. Er is een buffet:
soep met daarin haast altijd wel een stuk aardappel, salade,
rijst en bonen. Daarnaast neem ik vette karbonade met
aardappelpuree en tomaat (20 bol. voor het eten, 3 voor thee
en 4 voor een flesje Fanta).
Een klein deel van de groep gaat vervolgens nog naar
meertjes met warm water (Tarapaya). Ik wil liever meer van
Potosí zien en blijf dus in de stad.
De mensen die buiten de mijn bleven krijgen 20 Bol van Arwin
terug, omdat de rondleiding tegenviel. Daar betaal ik de
entree van het museum Casa de la Moneda mee. Op de
binnenplaats van het 'munthuis' zijn hysterische
schoolkinderen in uniform die op de foto willen, en door
elkaar het eerste woordje Engels dat ze hebben geleerd
uitkramen: "Hello!". Het opvallende kitschmasker op de
binnenplaats stelt de wijngod Bacchus voor.
Er loopt een Amerikaan met ons mee tijdens de Engelstalige
rondleiding van Maria. Het museum is divers, maar keurig
ingericht en zeker de moeite waard (entree 20 bolivianos)!
Mij blijven vooral de zilverbar in een vitrinekast bij, een
grote verzameling oude zilvermunten, en enorme
matrijsconstructies die werden gebruikt om de teksten op de
munten te drukken. Die werden destijds aangedreven door
lastdieren op een verdieping lager. De huidige munten van 5
worden in Canada gemaakt, de andere munten in Spanje en de
briefjes in Frankrijk. Jammer dat Bolivia zo afhankelijk is
van andere landen.
Wanneer we over de binnenplaats lopen, is er net een
hagelbui gaande. We hoorden het in het museum al onweren.
Rennen dus! We komen ook in een zaal met extravagante
mineralen uit de Cerro Rico en een zaal met schilderijen,
waaronder een prachtig schilderij van olie op canvas,
gemaakt door een anonieme kunstenaar, met daarop symboliek
van de Cerro Rico. Het portretteert de kroning van de Maagd
Maria, die gebeurtenis is als het ware in de Cerro Rico
verwerkt: haar rode kleding sluit aaneen met de rode berg.
De Incagoden Inti (zon) en Quilla (maan) zijn getuigen. Een
reproductie van deze afbeelding hing gisteravond in het
restaurant.
Met Arie, Matty en Rian drink ik gezellige thee en
chocolademelk in confiteria/restaurante "Santa Clara", op
een hoek aan het Plaza. Voor zover ik kan zien zitten hier
buiten ons alleen Bolivianen. Ik neem ook nog een empanada
de queso.
Om half acht verzamelt de groep op het plein voor het
avondeten bij het klassieke restaurant Los Azogueros. Ik
neem kip met een milde saus met vruchten, patat en rijst.
Zaterdag 20 oktober. Vandaag staat een lange rit van Potosí
naar La Paz (550km) op het programma. Om kwart over zeven
rijden we met een kleine bus naar het stadion waar we
overstappen in een grote en luxe bus van El Dorado, dus
lekker comfortabel. Bovendien bestaat de route van vandaag
uitsluitend uit asfaltwegen.
Bijna iedereen heeft een eigen plekje in de riante bus
gekozen; ongestoord zonder buur- of buurvrouw. Helemaal
voorin de bus kun je boven de chauffeur plaatsnemen, maar
dan zit je wel de hele tijd tegen kogelgaten en glassterren
te kijken. Dat kan allemaal in Bolivia.
We rijden door een prachtige bergomgeving. De bus heeft
weinig moeite om de bergen te trotseren, dat is een enorm
verschil met eerdere bussen. Onderweg stoppen we bij het
dorpje Cuiza. Misschien een keuze van de chauffeur. Dat weet
ik niet. Arwin had nog niet om een stop gevraagd.
Links en rechts van de weg staan een paar adobe huisjes, in
het overige woestijnrode en woest glooiende landschap. Er
struinen kinderen rond, die op de bus afkomen. Ik hoor een
vrouw roepen om "De sleutel". Wanneer we tussen de kinderen
staan, deelt Rian stiften, pennen en ballonnen uit.
Die sleutel blijkt van een gemeenschapshuisje te zijn, waar
je ook in zou kunnen overnachten. Dat terzijde. Want waar
het de vrouw om gaat, is dat er kleedjes, mutsen, en andere
met noest handenarbeid vervaardigde spulletjes te koop zijn.
Gebreid, gehaakt of geweven. Spulletjes die tot doel hebben
wat aan de toeristen te verdienen. Er ligt ook een prachtig
boek over textiel. Daar zijn twee exemplaren van, maar ze
zijn helaas niet te koop. Erg jammer. Handwerkjuf Willemien
had ook serieuze interesse.
Maar goed, ik ben dus in een dorpje onderweg naar La Paz. Ik
dwaal letterlijk af, struin buiten nog wat rond om foto's te
maken. De meeste huisjes hebben een omheind terreintje van
steenlemen muurtjes waar wat vee rond kan lopen. Een vrouw
verwijdert snel stenen uit een rechtop staande
vrachtwagenband, die de 'deur' van haar veldje vormt.
De schaapjes vliegen één voor één uit.
Wanneer wij in het redelijk nieuw gemeenschapsgebouwtje
staan, draait een moeder haar kindje in de aguayo
(draagdoek) naar voren en haalt een tepel onder haar trui of
vest vandaan, zomaar waar iedereen bij is. Ze zijn zeer
bedreven met die draagdoeken. Een kindje wordt overigens
eerst in een faja (ceintuur) gewikkeld, voor ze in de aguayo
op de rug worden geslingerd.
Omdat de bus nog geen aanstalten maakt om te vertrekken,
dwaal ik nog wat verder.
Heel voorzichtig was een klein meisje komen aanlopen. Ze is
naar schatting een jaar of vier. Ik nader haar, maar haar
toeloop is gestokt.
Ze blijft verlegen op een afstandje staan.
Ik wil haar niet bang maken. In haar ogen ben ik
waarschijnlijk een grote blonde gringo. En hoe vaak heeft ze
zo iemand in haar leventje gezien? Wat zal ze van me denken?
Ondergetekende kapitalist houdt een snoepje op. En jawel,
het ijs is gebroken, het verlegen meisje komt namelijk in
een drafje op me aflopen. In haar linkerarm heeft ze stevig
een pop geklemd.
De glimlach van een kind. Ik kan mezelf troosten met de
gedachte dat ik haar even blij heb gemaakt.
Haar wangetjes zijn beschadigd. Het is heel normaal dat
inheemse kindertjes paarse wangen hebben, en meermaals
heb ik gezien dat er wondjes op zitten. Misschien omdat het
net winter is geweest. Die kleur heeft te maken met een
andere bloedsamenstelling. Kennelijk kunnen ze beter tegen
de kou en de hoogte, ze zijn vanaf hun geboorte ook niet
anders gewend.
Ze heeft vieze handjes, vieze kleertjes, een vieze pop. Ze
draagt versleten zomerschoentjes. Zouden dit haar enige
schoenen zijn? Bij beide voetjes zijn papieren zakdoekjes of
iets dergelijks ingestopt, welke de grote teentjes
omwikkelen.
Had ik maar een paar schoentjes voor haar bij me.
Soms zijn het nog schrijnender situaties, zoals een meisje
zopas in het gemeenschapsgebouwtje met schimmel op haar
huidje. Tja.
Tot Challapata rijdt de bus door een prachtige bergomgeving,
met vruchtbare valleien, daarna weer over de hoogvlakte die
we kennen van de heenreis. We lunchen direct na het
tolstation van Pazna bij Termales. Dat is een lichtblauw
gebouw met een zwembad. De lunch: een broodje kip, een
broodje met ham en kaas, een appel, een flesje water en een
chocoladereep. Vanaf Oruro is La Paz nog 227 kilometer.
Terug in La Paz
Om half zes zijn we terug in La Paz. Dit keer krijg ik kamer
407 (alweer een Peugeot!). Dat is in vergelijking met 304
een eenvoudige en kleinere kamer met uitzicht op een
zijstraatje.
Ik heb nog even de tijd om voor 8 bolivianos per stuk
miniatuur bolhoedjes te kopen. De verkoopster moet giechelen
om mijn keuze. Om half acht lopen we vanuit het hotel weer
naar LAYQ’A. Ik kies vanavond zalmforel met patat, en Inca
Kola voor in totaal 76 bol.
We zitten weer aan de lange tafel achterin het restaurant.
Daarachter staat nog een kleine tafel waar een meisje aan
zit. Ze kijkt nors en verveeld. Volgens mij wacht ze op haar
moeder die in de bediening werkt. Ze kijkt soms nieuwsgierig
naar ons, of loopt achter haar moeder aan, krast wat op een
schrijfblok, maar er kan geen lachje van af. Ik teken een
lachend gezichtje achterop een stuk papier en toon haar dat.
Met een vinger maak ik een half ronde beweging langs mijn
lippen. Dan moet ze lachen! Wij ook.
Van de zaak krijgen we een romertje rum of sterk water uit
een fles met een baby boa constrictor aangeboden. Dat
laatste schijnt niet zo sterk te zijn, aldus Rian. Ik skip
zoals gewoonlijk ‘the booze’.
[fragmentje uit de mail]
Er rijden hier opvallend veel Volvo vrachtwagens.
Vaak zijn ze in Europa afgeschreven en hier aan
een tweede leven begonnen. De oorspronkelijke
bedrijfsnamen staan er soms nog op. De kleinere
Nissan personenbussen hebben aan de tekens te zien
een eerste leven in Azië gehad.
Ik ben wederom moe, maar voldaan. Morgen ga ik naar
de hoogste skipiste ter wereld (circa 5300m).
En daarna naar de maanvallei.
Maar nu eerst slapen.
[einde mail]
Chacaltaya
Zondag 21 oktober. Vandaag naar Chacaltaya, de hoogste
skipiste ter wereld (5300m), gelegen in het Corderilla Real
gebergte. Om acht uur vertrekken we. De rit gaat in eerste
instantie wat onduidelijk door een deel van de voorstad
El Alto, en vervolgens via een erg rustige, onverharde weg
door de prachtige woeste Andes. Bij het laatste klimdeel
rijden de Toyota-busjes dicht langs de diepe afgrond.
Je kunt op zo'n moment maar beter geen hoogtevrees hebben.
We passeren de hut van Tio Tom. Een paar honderd meter hoger
komen we bij een gebouw. Het is hier fris, maar ik heb me
daar goed op voorbereid met de wollen muts en handschoenen
uit Peru. De entree is 15 bolivianos. Een deel van de groep
gaat nog een eindje hoger, naar de echte top (5480m). Ik
blijf bij het ´hospitium´, omdat ik een beetje duizelig word
wanneer ik sneller beweeg. Dan begint het zomaar te sneeuwen
en hagelen.
We gaan terug naar La Paz.
Met de twee busjes rijden we daarna dwars door de stad naar
de maanvallei van Mallasa. Buiten het centrum komen we
allereerst een processie tegen. De rit door het centrum is
erg leuk. Ik zie weer nieuwe straatjes met leuke kraampjes
van de Indigenas (Indianen), in de buurt van het hotel.
Zoals kraampjes met opgestapelde bolhoedjes. En dat stapelen
kan zo te zien ook met damesschoentjes, zakjes met nootjes,
of ananas. De verkoopsters en hun kraampjes blijven leuk!
De architectuur in La Paz is over het algemeen niet zo
bijzonder, maar de inwoners zijn dat des te meer!
We komen terecht in verkeersopstoppingen. Iedere centimeter
moet worden benut. Zodra er ergens een beetje ruimte is,
volgt er een straal gas van degene met het meeste lef.
Maanvallei
Onderweg is er onduidelijkheid over dat we ook voor de
maanvallei weer entree moeten betalen. De gids wil geld
innen. Ik zeg tegen hem dat ik verbaasd ben dat we, naast de
dollars die we voor de excursie hebben betaald, hier ook
weer, net als op de skipiste, entree moeten betalen. In dit
geval ook weer 15 bolivianos. Ik betaal wel persoonlijk bij
de entree. (Achteraf blijkt de entree niet bij het
excursiegeld in te zitten.)
Bij de ingang zie ik voor 8 dollar een bruin bolhoedje te
koop. Leuk, maar wat moet ik er eigenlijk mee. En past het
wel in de bagage. Ik twijfel nog, maar weet nu in ieder
geval wat een gangbare prijs is, want dit is één van de
weinige plekken waar prijzen op de spullen staan...
De gids gaat Matty veel te snel. Ze is verontwaardigd en wil
in haar eigen tempo door de vallei. Arie en ik zijn het
volledig met haar eens. We blijven een eind achter en laten
ons niet opjagen. De maanvallei lijkt een beetje op Bryce
Canyon, maar dan met grijsbruine klei, en het gebied is ook
kleinschaliger. Een bui verstoort de wandeling in het begin.
Ik houd de camera in eerste instantie in de rugtas. Daar wil
ik geen risico mee nemen. Maar de zon breekt aan het einde
van de wandeling door. Het wordt zelfs zo warm dat een T-
shirt meer dan genoeg is! De maanvallei ligt ook wat lager,
dus automatisch is dit een warmere omgeving.
Terug bij het hotel houden we een tostilunch in buurhotel
Rosario. Daarna ga ik alleen op pad. Eerst naar de zwarte
markt. De steile straatjes door. Een meisje dat in een hoger
tempo omhoog loopt moet om mij lachen. Een enkele keer waait
er een bolhoedje van een Chola-vrouw af. Die hoedjes zitten
ook zo hoog op het hoofd. Ook daar kan om worden gelachen.
Zoals overal is het straatleven levendig en ontspannen.
Ik geniet nog wat langer aan de rand van Plaza Murillo van
de mensen op het plein. Het is zondag, dus een familiedag.
Er worden gelatine puddinkjes met slagroom (crema) verkocht.
Het ziet er lekker uit, maar net als de straatijsjes zijn ze
onbetrouwbaar voor mijn westerse darmen.
Bij het centrale plein, Plaza de los Héroes, met kleine
draaimolens zijn veel mensen op de been. Ik blijf bij een
podium staan waar jonge mannen het publiek vermaken. Ik maak
er een foto van. Eén van de jongens heeft mij gespot en
vraagt waar ik vandaan kom. "Olanda", roep ik. Dan zegt hij
iets waar het publiek om moet lachen, maar ik versta er niks
van. Oei. Alle ogen zijn op mij gericht. Dit kan ik niet
aan, ik duik weg.
De schemer valt in. Het is tijd om weer richting het hotel
te lopen. Twee dames lopen elk met een kruiwagen vol popcorn
over straat. Een heel normaal verschijnsel in het
straatbeeld van La Paz.
[fragment uit de mail]
Gisteravond heb ik zalmforel gehad (lekker!) Nog
niet bij een Zuid-Amerikaanse Chinees gegeten.
Misschien komt dat nog één van de komende dagen.
[einde mail]
Het grappige is dat ik vanavond Chinees eet. Echte nasi met
pittige saté bij Sol & Luna! Doordat de eigenaar uit
Nederland komt, staan er eigenlijk alleen maar bekende
gerechten op de menukaart. Die gerechten staan er in het
Nederlands, Spaans en Engels op. Arie bestelt direct een
portie bitterballen. Ook de tomatensoep met balletjes vindt
haar liefhebbers. Als vooraf vraag ik de mooie Monica om een
submarino. Met een flesje aqua sin gas komt het eten
inclusief fooi op 50 bolivianos.
Maandag 22 oktober. We verlaten La Paz en reizen af naar
Copacabana. Ik vraag me af waar we nu weer langs gaan. In
ieder geval niet via de rondweg. De chauffeur neemt volgens
Arwin een sluiproute om het tolstation te omzeilen. Het
tolgeld steekt hij in zijn eigen zak. We komen zelfs over
een oude spoorbrug.
Dan is er plots een wegblokkade van mensen met een rij
gasflessen. O jee, daar gaan we weer. Het is ons kennelijk
niet gegund om La Paz op een normale manier te verlaten. De
chauffeur gaat spookrijden om de blokkade te omzeilen. Slim.
Even later zien we rijen mensen met gasflessen aan de
overkant. Kennelijk is er weer iets om te staken.
Dan moet er ook nog worden getankt. Hadden ze dat niet
gisteravond of vanmorgen vroeg kunnen doen? Tja.
Niet ver buiten La Paz krijgt de bus een lekke band. De
chauffeur rijdt even door tot het eerstvolgende dorpje. Om
de tijd te doden ga ik op verkenning uit. Kinderen uit de
buurt komen een kijkje nemen. Ik deel snoepjes uit. De jonge
moeders komen even later ook tevoorschijn. Die hebben alle
drie opvallende halskettingen van hennatatoeages. Ze staan
te haken, of spinnen wol. En wij vermaken ons met de
kinderen.
De oudste jongetjes voetballen met Marijke en Martine. De
straat waar wij in staan is verrassend mooi bestraat. De
huisjes bestaan weer uit ommuurde terreintjes waar kippen,
honden, een varken of een koe rondlopen.
Achteraf hoor ik hoe de chauffeur met de bandenreparateur in
onderhandeling is geweest. De man die ruim een uur voor ons
heeft zitten zwoegen, slechts 3 bolivianos heeft gekregen!
Wanneer we dat eerder hadden geweten, dan had hij bij
voorbeeld van ieder van ons een bolivianos moeten krijgen.
Copacabana
Om half twee arriveren we in Copacabana. Het hotel lijkt
enigszins onaf. Ze hadden het minstens wat mooier kunnen
afwerken. Ik krijg kamer 502, met een schitterend uitzicht
over het Titicacameer. Copacabana is minder exotisch dan het
klinkt. Het Copacabana van het welbekende liedje ligt in
Brazilië.
De Boliviaanse versie is een erg toeristisch dorp, op een
schiereiland aan een baai in het Titicacameer. Het dorpje is
een religieus centrum waar duizenden pelgrims jaarlijks de
Maagd van Copacabana bezoeken, én auto’s laten inzegenen.
Die katholieken kunnen er wat van! De kathedraal is groots.
Halverwege de middag is er een uitstapje naar Isla del Sol.
Tot die tijd gaat iedereen op eigen gelegenheid even ergens
eten, omdat eten met de complete groep te veel tijd zou
kosten. Ik loop in een hoog tempo door de straatjes van het
kleurrijke centrum en bezoek de witte kathedraal. Vervolgens
heb ik nog een uur de tijd om Trucha Criolla (zalmforel) met
aardappelpuree op de binnenplaats van restaurant Souna-Wasi
te eten.
Er blijft jammer genoeg geen tijd meer over om naar de top
van Cerro Calvario te lopen, een kruisweg naar een mooi
uitzichtpunt over Copacabana. Achteraf hoor ik dat Rian wel
een poging heeft gedaan. Ik had thuis wel meer plekken in de
reisgids gemarkeerd waar ik niet aan toe kom. Eigenlijk kun
je deze reis wel twee keer doen en beide keren anders
invullen en totaal andere indrukken opdoen.
Isla del Sol
De gids geeft eerst aan de rand van het haventje een lijst
met onze namen af, bij een steiger van een politiepost. We
varen in ongeveer anderhalf uur in een kleine overdekte boot
naar Isla del Sol, het eiland van de zon. Bij aankomst op
het eiland moet bij een oude man 5 bolivianos entree worden
betaald.
Als eerste bekijken we een buitenverblijf van de Incakeizer.
Voorheen werd dit gebouw gewoon door de lokale bewoners
gebruikt. Een meisje en haar moeder die beneden stonden,
weten een sluiproute, en staan ons even verderop weer op te
wachten. Wij hijgen van het klimmen, maar zij lijken nergens
last van te hebben.
Het duidelijkste zie je de geschiedenis van de Incacultuur
nog wel bij het naderen van het eiland door de opvallende
structuur van de vele agricultuurterrassen. En bij het
haventje is een mooie bron, waarvan twee van de drie
waterstromen nog werken. De terrassen benadrukken maar weer
eens de hoogontwikkelde landbouwtechnieken van de Inca’s.
De huidige bewoners (circa 3000) vind ik minstens zo
interessant. Het onderwijs wordt in het Spaans en in de
Indianentaal Chechua gegeven. De bewoners zijn met hun
ezeltjes met bepakkingen onderweg op de steile paden, en in
het laatste zonlicht van de dag op de terrasakkertjes aan
het werk. De temperatuur daalt snel en de wind is fris. Op
het Titicacameer is het klimaat gelijk aan vier seizoenen op
een dag.
Het is jammer dat de zon snel achter het eiland verdwijnt.
Er is weinig licht meer om foto’s te maken. We blijven ook
niet zo lang. Het is wel erg mooi om vanaf hier de door de
zon beschenen sneeuwreuzen te zien met op de voorgrond het
buureiland Isla de la Luna (Iñakuyu).
De gemoedelijke terugvaart naar Copacabana biedt ons
bovendien prachtige oranje kleurende luchten tijdens de
zonsondergang. Boven Peru hangen veel regenwolken. Volgens
de gids is het mooiste deel van het meer in bezit van
Bolivia. Hij grapt: "titi is van Bolivia, caca van Peru".
We dineren vanavond bij Hostal Colonial. We krijgen een
straalkachel om warm te blijven. Ik neem een chocolade
caliente, een flesje aqua en de mixed pizza met veel vlees.
Ik heb nog steeds veel geld over, vandaar de keuze voor de
duurste pizza. Die lijkt wel van brooddeeg te zijn gemaakt.
Hij had wat langer in de oven gemoeten, maar smaakt prima.
Ik zie dat anderen een groot deel van de pizza laten staan,
en de helft van de groep zoekt snel hun bed op. Ik blijf
nog, want heb me verheugd op het toetje: panqueques crema
met chocoladesaus.
Dinsdag 23 oktober. Vanuit Copacabana is het slechts tien
minuten naar de grens met Peru. Bij hetzelfde grensvrouwtje
als op de heenreis wissel ik de overgebleven bolivianos om
naar Soles. Ik heb ruim 312 overgehouden. Met een
wisselkoers van 2,7 krijg ik daar 118 Soles voor. Een
briefje van twintig en een vies briefje van tien bewaar ik
als souvenir. Met één stap over de grens is een uur tijd
gewonnen.
Lees voor het vervolg van de reis Peru 2007 (deel 2).
Adios amigos & amigas!
Johan (9-12-2007)
voedsellijst Bolivia