Noord-Spanje & Noord-Portugal (2008)
    
    
    Oorspronkelijk zou ik in september naar Italië gaan, maar op het laatste moment heb ik dat plan laten varen. Het weer in Zwitserland en Noord-Italië zag er in het weekend voor de reis namelijk niet al te best uit, en eigenlijk had ik te weinig verlofdagen om Calabrië en Sicilië tot hun recht te doen komen. Daarom heb ik gekozen voor een plan dat vorig jaar op de terugweg uit Spanje ontstond: een reis door het noorden van Portugal en Spanje. Deze reis kan aldus worden beschouwd als een vervolg op die van vorig jaar.
    Frankrijk op doorreis Woensdag 17 september. De meest eenvoudige manier om in Spanje te komen is terug te vinden in de film Grimm van Alex van Warmerdam. De twee hoofdpersonen hoeven slechts met hun bromfiets onder een viaduct door te rijden en zijn er! Een geniale vondst van de regisseur. Want Spanje ligt niet naast de deur. Toch kies ik er al voor de derde keer achtereen voor om op mijn gemak door Frankrijk te trekken. Omdat ik dit keer niet in een weekend maar op woensdag vertrek, valt dat een beetje tegen. Om kwart voor zeven trek ik de deur achter me dicht. Twee en een half uur later rijd ik België binnen en rond elf uur ben ik in Frankrijk. Aan de N89 staan drie douanebeambten bij de grens. Een ongewone situatie. Kennelijk is deze douanepost nog niet helemaal opgeheven. Voorbij de grens zoek ik de fonetische bedwelming van de radiozender "Nostalgi" op. Alle Franse klassiekers komen voorbij. Iets voorbij het centraal in Frankrijk gelegen Bourges heb ik inmiddels een vaste overnachtingsplek. Voor medio september is het opvallend druk bij het hotel. Ik dacht dat reserveren niet nodig was, maar nu moet ik genoegen nemen met een duurdere familiekamer. Donderdag 18 september. Ik ben vandaag jarig, maar besteed daar geen aandacht aan. Na Bourges volgt tot Châteauroux een stuk Frankrijk met veel industrie. De route loopt langs veel velden met zonnebloemen, soms nog fris maar vaak met hangende koppies. Bij sommige rondwegen hebben Roma's hun kampementen. Hoe kunnen die mensen het hele jaar door in een caravan leven? De temperatuur is vandaag opgelopen naar 23 graden. Voor Pau staat Spanje al op wegwijzers aangekondigd met de verfranste naam "Saragosse". Ik rijd Spanje binnen via de combinatie van col en tunnel de Somport. Daar passeer ik een vervallen fort en een nog deels bestaande oude spoorweg. Bij iedere reis naar Spanje probeer ik op een andere plek de Pyreneeën over te komen, deze route is ook nieuw voor mij. Dit is een redelijk snelle route; geen slechte keuze. Navarra Rond zeven uur ben ik in Spanje. Meteen is de wereld anders. Een veel mooiere weg dan in Frankrijk slingert in een lange afdaling door een vallei naar het zuiden. Wegwijzers richting Pamplona sturen me bijna dwars door de stad Jaca. Het is flaneertijd, dus zijn er veel mensen op straat. Eigenlijk had ik vanavond een nog onbekende camping willen uitproberen, maar omdat het al donker dreigt te worden kies ik voor de 'veiligheid' de eerste camping na Jaca, en dat is die in Santa Cilia de Jaca. Daar heb ik vorig jaar ook gestaan. Dit keer is de camping iets rustiger en zijn de sanitaire voorzieningen een stuk netter. Vrijdag 19 september. Het heeft een groot deel van de nacht geregend. Omdat het tentje niet op gras stond, is zand en modder tegen de tent opgespat. Het voeteneind van de slaapmat en slaapzak zijn daarnaast een beetje nat geworden. Maar de hemel is vanmorgen voor negentig procent blauw, dus met frisse moed ga ik verder. Bovendien heb ik liever 's nachts regen dan overdag. Het is tijd voor een eerste tankbeurt in Spanje. De diesel is hier met 1 euro 13 per liter flink hoger dan vorig jaar, maar goedkoop ten opzichte van veel andere Europese landen. Ik neem dit jaar de smalle weg die zuidelijk van het Embalse de Yesa (stuwmeer) loopt. Deze is hobbelig en zit vol bochten. Ik passeer enkele pelgrims. Wanneer ik goed zicht op het meer heb, zie ik aan de overkant het verlaten dorp Enso, waar ik vorig jaar een korte excursie naartoe heb gemaakt (zie het verslag en de foto's van 2007). Vanaf hier kan ik goed de boerderij achter het dorp zien liggen. Het lijkt er sterk op dat de aangeplante bossen het dorp uit zicht moeten houden. Even verderop kom ik bij het verlaten dorp Ruesta waar een moderne herberg is gevestigd. Op de muren aan de rand van het dorp is opvallend veel graffiti geklad. Het zijn ongewone afbeeldingen en teksten, surrealistisch. Het dorp zelf is vanwege instortingsgevaar met een hek afgesloten. Roestige balkons, kapotte ruiten, ingevallen daken, afgebrokkelde muren. Alsof er een oorlog is geweest. Net als bij andere verlaten dorpen in Spanje spoken vragen door mijn hoofd: waarom de bewoners het hebben verlaten, hoe, waar ze nu wonen, of bleven er tot het laatst slechts een paar oudjes over? Ruesta Ruesta Even verderop staat een camping aangegeven. Misschien iets voor een volgende keer? In Sos del Rey Católico haal ik mijn lunch. In de oude historische straatjes hebben kleine zelfstandigen hun winkeltjes gevestigd. Ik loop een rondje door het mooie heuveldorp tot het hoogste punt. Daarna reis ik verder naar het zuiden. Vanuit de bergen loopt de weg door een vlakte waar veel landbouw is. De boeren uit deze droge streek krijgen water vanuit stuwmeren die in het oosten in de bergen liggen. Er zijn namelijk allerlei kanalen en zijkanaaltjes aangelegd. Las Bárdenas Reales Vorig jaar schreef ik dat ik terug zou keren naar de grillige formaties van kleurrijk mergel en zandsteen, Las Bárdenas Reales. Deze koninklijke woestijn heeft een bijzonder fotogenieke uitstraling. Dat maakt het voor mij zo aantrekkelijk. Terry Gilliam heeft hier opnames gemaakt voor zijn film over Don Quichot, die door vele tegenslagen nooit is gemaakt. Ik las nog niet zo lang geleden dat het filmplan weer van de planken is gehaald. Ik ben benieuwd. Er bestaan wel verfilmingen van de avonturen van de vernuftige edelman, maar dit was een zeer veelbelovend project. Bij Pied à Terre in Amsterdam heb ik een boekje en een met aandacht voor details gemaakte kleurenkaart van schaal 1:35.000 van dit gebied besteld. Daar ben ik bijzonder content mee. Ik heb een gevarieerde wandeling gevonden rond een tafelberg in de buurt van de hoodoo Castildetierra. Voor wie het verslag van Amerika niet heeft gelezen: een hoodoo is een restant van een zandstenen heuvel waarvan de bovenste laag meer weerstand heeft geboden tegen de erosie waardoor een 'pilaar' is ontstaan met een breder bovendeel. De wandelroute loopt langs een 'vijver' genaamd Baisa de las Cortinas. Het is opmerkelijk dat veel van deze natuurformaties een naam hebben gekregen. In de verte zie ik een klein vrachtbrommertje van het Italiaanse merk Ape bij een boerderijschuur staan. Wanneer ik al heel dicht bij die schuur ben, zie ik een hond in de schaduw liggen. Hij heeft me al lang in het vizier, maar is nog stil gebleven. Ik besluit om niet dichterbij te komen. De hond houdt zich gelukkig koest. Links van de boerderij zie ik plotseling roofvogels op een rots. Wanneer ik het goed beoordeel, zijn het een echtpaar en twee jongen. Gieren. De ouders gaan boven de rots cirkelen wanneer ik te dichtbij kom. Wanneer ik weer bij de grootste tafelberg kom, waar de eigenlijke wandelroute omheen loopt, zie ik een pad omhoog lopen. Ik bestudeer het kaartje nog een keer en komt tot de conclusie dat er inderdaad ook een pad over de berg loopt. Als het goed is, zou ik dan in de buurt van mijn auto weer moeten kunnen afdalen. Dat lijkt me een nog mooiere route! Vanaf de tafelberg kan ik de omgeving goed overzien. Op de berg zijn boompjes gepland. Het lijken wel olijfbomen. Maar het veld is niet onderhouden. De afdaling is heel wat lastiger. Ik moet eerst zoeken langs de rand waar dat het beste kan. Gelukkig heb ik geen hoogtevrees. Wanneer ik weer bij mijn auto kom, zie ik een tweede Franssprekend stel dat met mountainbikes door dit gebied trekt. Daarna verlaat ik de Koninklijke woestijn, maar kom zeker nog een keer terug in deze mooie wereld! Arguedas is een dorp aan de rand van het natuurgebied, gelegen bij de meest voor de hand liggende toegangsweg. Aan de doorgaande weg hangen plakkaten met aankondigingen van stierengevechten. De meeste van die gevechten vinden deze week nog plaats. Kennelijk is het in deze regio daar op dit ogenblik het seizoen voor. Wanneer ik in het dorp Villafranca kom, is men bezig met de voorbereidingen van zo'n stierengevecht. De meeste bewoners zijn in helder witte broeken en witte shirts met enkele rode accenten gekleed. Ik kan merken dat het een belangrijk evenement is. Je kunt tegen stierengevechten zijn, maar het is wél iets dat bij de cultuur hoort. Bij groot en klein heerst opwinding over wat er vanavond gaat gebeuren. Aan de stevige rode houten hekken die voor sommige deuren zijn geplaatst, krijg ik de indruk dat ze hier een kleine versie van de beroemde 'encierro' in Pamplona gaan houden. Bij Falces rijd ik naar het kappelletje op de heuvel. Door het bos loopt een smalle asfaltweg naar boven, die te aantrekkelijk is om te laten liggen. Na een bocht komen plotseling windmolens tevoorschijn. Ik voel me even Don Quichot. Het kerkje is te modern om indruk te maken. Maar het uitzicht over Falces is wel fraai. Al met al een mooi plekje om ongestoord te dagdromen. Camino de Santiago In Puente la Reina komen de pelgrimroutes uit het noorden en oosten samen, en vormen hier de definitieve Camino de Santiago. In het stadje zijn veel wandelaars die door de lange historische straat naar de beroemde brug lopen voor een foto. Ik doe dat ook. Het is een charmante en gemoedelijke plaats. Ik zie twee campingbordjes. Maar ik reis nog een stukje verder, want ik heb een camping bij Lerate uitgezocht. Het dorp Lerate ligt bij een stuwmeer. Wanneer ik daar na een klimpartij aankom, is de receptie gesloten. De jonge vrouw die aan de bar in een gebouw achter de receptie staat, zegt dat er over vijf minuten wel iemand komt. Maar er komt niemand. Jammer dan. De camping ziet er wel zeer mooi uit. Dan ga ik maar naar Estella. Dat is na Pamplona de grootste plaats in de omgeving. Baskenland In Estella (Lizarra in het Baskisch) ga ik naar de stadscamping waar heel veel vaste kampeerders een plekje hebben. Helemaal achteraan het terrein zet ik mijn tentje op, op een vrij veldje. Helaas is het weekend, dus zijn veel 'bewoners' aanwezig. Het is nogal rumoerig, ondanks dat het in de avond snel afkoelt. Zaterdag 20 september. Ik ben door de onrustige nacht later dan gebruikelijk wakker. Pas rond half tien verlaat ik de camping. Het zonnetje schijnt weer lekker. Maar ten opzichte van mijn ervaringen in de lente zijn de dagen in september korter en loopt de temperatuur ook minder snel op. Burgos Ik zie veel pelgrims langs de weg lopen over goed herkenbare paden. Aan de rand van Logroño doe ik inkopen bij een gloednieuwe Carrefour. De nieuwe autosnelwegen in deze regio zijn tolvrij. Waarom je voor de ene wel en voor de andere geen tol hoeft te betalen, is mij niet duidelijk. Ik zie er geen logica in. Voordat Valladolid in 1492 hoofdstad van Spanje werd, is Burgos dat bijna vijf eeuwen geweest. Ik volg eerst de wegwijzers richting het centrum en sla bij een rotonde af naar Cartuja de Miraflores. Dat ligt enkele kilometers buiten Burgos. Daar wil ik graag de kloosterkerk bezoeken waar de graftombe van Isabel van Portugal en Juan II in staat. De bouwstijl van de tombe doet me sterk denken aan die van Inês de Castro en Pedro de Wrede in Alcobaça (in Portugal, zie het verslag van 2007). Het is een gigantisch albasten sarcofaag met allerlei symboliek. Er is vier jaar aan dit meesterwerk gewerkt. Bijzonder indrukwekkend! Daarna ga ik Burgos verkennen. Het is 27 graden. Heerlijk! Wanneer ik geld in de parkeerautomaat wil doen, laat het apparaat het geld doorvallen. Ik bestudeer de tekst naast het schermpje en kom tot de conclusie dat je op 'sabado' vanaf twee uur niet meer hoeft te betalen. Dat zou in Nederland ondenkbaar zijn. Ik wandel via een lange formatie van straten en pleinen naar de kathedraal in de historische binnenstad. Daar is het lopende bandwerk met bruidsparen die in klassieke auto's of met een koets op het plein worden gebracht. Burgos is vijfhonderd jaar lang de hoofdstad van het koninkrijk Castilla y Léon geweest, en ook de geboorte- plaats van El Cid, de held die het Arabische gedeelte van Spanje heroverde en wiens graf in de kathedraal ligt. Tijdens de burgeroorlog was Burgos een nationalistische bolwerk en de zetel van waaruit Franco zijn militaire operaties plande. Franco wilde Spanjes nieuwe El Cid worden, en aan het hoofd staan van een heilige kruistocht om Spanje van de communisten, vrijmetselaars en buitenlanders te bevrijden. Bij een terrasrestaurant tegenover de kathedraal hebben groepjes bruiloftsgasten zich verzameld voor een receptie met drankjes en tapas. Een gezellige boel. Er zijn veel bars en restaurants in Burgos. Het is een wandelstad pur sang. En het is een mooie en aangename stad. Het park langs de rivier biedt veel schaduw en is een prachtig flaneergebied. Vandaag is daar een soort van straatfestival gaande; vooral bestemd voor kinderen. In de buurt van de kerk waar Isabel en Juan II in begraven liggen, is een camping in een grote parkomgeving met veel schaduw. De sanitaire voorzieningen zijn wat oud. Zondag 21 september. Er liggen opvallend veel hotels langs de route. Waarschijnlijk voor de pelgrims, die hier met maar liefst een half miljoen per jaar langskomen. Verderop richting Portugal zie ik ook opvallend veel nachtclubs. Zouden die hier zijn omdat het een truckroute is? Kastelenroute Castilla-León Na Palencia verlaat ik de autosnelweg en neem een route over landweggetjes door enkele dorpen met kastelen. In het fraaie dorp Ampudia zijn bijzondere overdekte trottoirs, die je ook vaak rondom een Plaza Mayor ziet. Ampudia staat er bekend om. De kerk valt een beetje uit de toon door de enorme omvang. Aan de rand van het dorp staat een prachtig sprookjeskasteel. Met ophaalbrug, maar zonder grachten. Irritante vliegen belagen mijn gezicht en armen. Het volgende dorp op mijn wenslijstje is Montealegro. Hier staat het 'blokkenkasteel' dat op de voorkant van de reisgids van Rik Zaal prijkt. Naast het kasteel staan vijf stoere motorfietsen en even verderop staat een opgetutte dame van middelbare leeftijd in een roze mantelpakje met een verrekijker de omgeving af te turen. Ze zegt tegen me dat de deur nog een uur open is. Ik maak daaruit op dat zij de sleutel in beheer heeft. Daarna kom ik nog door een paar dorpen waarvan de kastelen weinig meer voorstellen. Het zijn vooral ruïnes, die een betere toekomst verdienen. Want op deze manier blijft er weinig van over. Hoe verder ik naar het westen kom maakt de omgeving een armoediger indruk. De weilanden lijken erg droog. In elk dorp lopen vooral oudere vrouwen in hun zondagse kleding. De ooievaarsnesten zijn leeg; heel anders dan met de aanwezigheid van de druktemakers met hun geklepper in de lente. Zamora Wanneer ik in Zamora kom, is de lucht bewolkt. Ik parkeer de auto bij de kathedraal aan de westrand van de stad in het oude stadsdeel. Van het kasteel is weinig te zien. Langs de stadsmuur is een deel met een hek afgesloten. Het lijkt er op dat ze de ruïne restaureren. De rest van het oude stadsdeel ziet er keurig uit. Ik loop richting het oosten en passeer enkele historische gebouwen, steek pleinen over en kom uit bij het moderne stadsdeel. De zon breekt weer door. Dan loop ik ongeveer dezelfde route terug. Bij een restaurant valt mijn oog op een bord MET een afbeelding met Arroz de Zamora. Dat ziet er lekker uit. Helaas staat er bij dat het menu voor minimaal twee personen is. En honger voor twee heb ik niet. Aan de overzijde van het Plaza Mayor besluit ik daarom in een snacktent een Turkse Pizza met kip te eten, de zogenoemde "completo". En een witte magnum als toetje. IJsjes en vakantie zijn uiteraard onlosmakelijk met elkaar verbonden. Na het eten is het erg stil op straat. Alsof de bewoners een spelletje met mij spelen. Wanneer ik in de auto stap is het 25 graden. Ik rijd naar het dorpje El Campillo aan de rand van de wereld. Iedereen lijkt wel naar de plaatselijke bar El Rodeo te zijn gegaan. Rik Zaal schreef over deze graanstreek Tierra del Pan, land van het brood: "Een tochtje door deze wat treurige streek lijkt me alleen geschikt voor romantische geesten." In Alañices vul ik de tank voor de zekerheid. Het meisje bij het tankstation heet Ana Belen. Hoeveel Spaanse meisjes zouden er wel niet zo heten? Daarna reis ik langs de grens met Portugal door een bergstreek, volgens de kaart is het een natuurpark. Zo bijzonder is de natuur niet; misschien ben ik in vele voorgaande reizen wel verwend door wél schitterende landschappen. Ik passeer een vrij nieuwe camping en de route loopt deels over vernieuwde wegen. Maar sommige delen van de weg zijn nog smal, zoals over de bergpas. Bij bijna elke splitsing neem ik een kijkje op de kaart om te weten te komen welke kant ik op moet. Sommige wegen lijken dood te lopen. Ik zie onderweg overwegend oudere mensen. Vaak kijken de bewoners naar mij wanneer ik passeer. Zo veel auto's komen hier dagelijks vast niet langs. En ik denk ook niet dat in deze uithoek vaak buitenlanders komen. In één van de dorpen stop ik om de boel te verkennen. Eén van de oudere vrouwen spreekt Mirandees - een mengeling van Spaans en Portugees - tegen een jonge vrouw. In deze primitieve wereld ga ik terug in de tijd: zwart geklede weduwen, schapen die over straat lopen, en oude Simca's die je bij ons allang uit het straatbeeld zijn verdwenen zijn nog gewoon in gebruik. Ik heb een camping bij Lago de Sanabria op het oog. De oude man bij de receptie helpt me in zijn beste Engels. Het is een stille camping in een donker spookachtig bos aan een meer. Naast mij zijn er hooguit zes medekampeerders, waarvan twee stellen in tentjes. 's Nachts hoor ik uilen roepen. Maandag 22 september. Net als tijdens de eerste nacht in Spanje heeft het een groot deel van de nacht geregend. Maar gelukkig is het nu weer droog. Ik reis naar het zuiden en kom via een kronkelige bergroute rond tien uur in Portugal. Nevel hangt over de bergflanken. Deze regio zou volgens sommigen gelijkenissen vertonen met Indonesië. Nu wil het toeval dat mijn ouders op dit moment in dat land zijn.
    Noord-Portugal Wat Portugal betreft was er nog een hiaat. Begin jaren negentig ben ik namelijk in Lissabon en de Algarve geweest, en vorig jaar heb ik door het midden van het land getrokken. Dit keer komt het noorden aan bod. De eerste stad die ik tegenkom is Bragança. Ik maak een rondje om het centrum om me te oriënteren. Er is een markt gaande met een hoog zigeunergehalte. Aan de zuidrand van de oude stad weet ik een parkeerplek te vinden. Heel bijzonder kan ik Bragança niet noemen, maar het is wel een prettige stad om even te pauzeren en te 'wennen' aan het Portugees. Net buiten het centrum doe ik inkopen bij een Intermarche. Dan volgt een mooie en trage kronkelroute door de bergen naar Chavez en Braga. Onderweg kom ik bordjes tegen die waarschuwen voor kromme oudjes die met een stok over straat lopen. Die borden kennen we in Nederland niet. Het laatste deel van de route naar het westen loopt langs een stuwmeer. Hier zijn erg veel cafés en snackbars. Helaas is de lucht donkergrijs geworden. Het regent onderweg gedurende ongeveer een uur. Bom Jesus do Monte De stad Braga schrikt me nogal af. Ik had al gelezen dat er veel flats waren. Daartussen zou een mooi centrum liggen waar winkelliefhebbers zich kunnen uitleven. Omdat ik niet weet hoe het weer er morgen uit zal zien, besluit ik eerst naar Santuário do Bom Jesus do Monte te rijden. Deze berg (564m) ligt aan de oostkant van de stad. Misschien komt het door de grijze lucht, maar de Bom kan mij niet bekoren. Het zou een toeristische topper moeten zijn, maar niet voor mij. Een pelgrim zou via de dubbele monumentale trap omhoog lopen. Ik doe dat iets anders. Namelijk eerst de auto boven parkeren, afdalen tot de plek waar ik een foto wil maken, en dan weer naar boven. Guimãeres Ik reis door naar Guimãeres. In die stad vind ik het erg lastig om me te oriënteren. Het is druk en ik verlies veel tijd. Op een gegeven moment leidt een weg me naar de andere kant van de autosnelweg en lijk ik hopeloos verdwaald. Ik vraag de weg aan een jongeman, die geen Engels spreekt, maar iets zegt als "Tire mir". "Rijd achter mij aan", maak ik daar van. Hij brengt me in een rap tempo weer bij de stad. Daar gekomen zie ik op een bordje een naam die me bekend voorkomt: Penha. Daar zou de camping moeten zijn; op een berg aan de oostkant van de stad. Na enkele kilometers klimmen kom ik bij een soort van parkklooster. Ik zie campingbordjes. Wanneer ik bij de ingang van de camping kom, blijkt die te zijn gesloten. Tja, wat nu? Ik kan nog een eind verder rijden. Ik heb onder andere routebeschrijvingen naar twee campings die door voormalige Nederlanders worden beheerd. Maar dan ben ik Guimãeres voorbij, terwijl ik die stad graag wil zien. Het lijkt me een mooie plaats. Ik rijd weer richting het centrum en herken inmiddels enkele rotondes en kruisingen. Met een beetje mazzel kom ik uit bij een hoog hotel waar drie sterren op staan. Het is hotel Fundador. Zal ik die maar proberen? Dat kon wel eens prijzig zijn. Bij de receptie blijkt dat ik voor 45 euro een kamer inclusief ontbijt kan krijgen. Dat valt reuze mee. En al helemaal wanneer ik op de kamer kom. Die ziet er namelijk uitstekend uit. Vooral de badkamer, voorzien van alles wat je maar kunt bedenken. Ik neem direct een bad. Daar ben ik na die regennacht en lange bochtige rit wel aan toe! Na het bad heb ik geen zin meer om de kamer te verlaten. Op het nieuws zie ik dat er een bomaanslag is geweest in Bilbao, stortregens hebben voor overstromingen gezorgd in Coimbra. Oei! Over een paar dagen ben ik van plan om naar die stad te gaan. Dinsdag 23 september. Het ontbijt is op de tiende verdieping van het hotel. Het uitzicht over de stad is mooi. En de lucht helemaal blauw! In de ontbijtzaal zijn naast mij een groep Franse toeristen en twee Zweedse (zaken)mannen. Het ontbijt is goed verzorgd. De kleine broodjes zijn heerlijk vers en er is fruit en yoghurt. Amerikanen zouden dit continental breakfast noemen. Op mijn kamer doe ik mijn mobiel aan en ontvang een sms van mijn zus. Ze schrijft over regenval in Spanje en de bomaanslag in Bilbao. Misschien maakt ze zich ongerust? Ik antwoord dat ik de beelden heb gezien en dat het nu mooi weer is. De auto parkeer ik even verderop bij het station en loop langs mijn hotel naar het autovrije oude stadsdeel. Deze stad staat bekend om mooie gevels. Het is ook een studentenstad, maar volgens mij niet de meest opwindende. Ik zie schoenenpoetsers. Hoe kan dat? Het lijkt hier wel Zuid-Amerika. Ik loop tot het andere eind van de oude stad en beklim de kasteelmuren. Het kasteel bestaat uit 8 vierkante torens en een slottoren waar een expositie in is over het kasteel. Ook hier is een groep oudere Franse toeristen. Portugal lijkt erg in te zijn bij Fransen. In de buurt van 'mijn' hotel eet ik voor 5 euro het "menu de dia" in een eenvoudig eetzaaltje. Er zitten opvallend veel alleenstaande mannen. Ze kijken bijna allemaal naar het blauwe oog. De zeer vriendelijke serveerster brengt me brood, een bord met chorizoworst, een schaaltje olijven, vis met aardappelen en groente. De soep sla ik af, het is zo wel genoeg. Wanneer ik bij mijn auto kom, heeft een zogenaamde parkeerwachter (lees: zigeuner) het parkeerterrein in beheer. Hij maakt allerlei gebaren om mij te helpen bij het wegrijden. Ik geef hem een paar amandelkoekjes. Hij dankt me hartelijk. Ik verlaat de stad richting het zuiden. Op een gegeven moment zoek ik de autobaan op. Dat lijkt me de snelste manier om Porto te passeren. In die drukke stad van de wijn heb ik als niet-drinker denk ik niet zo veel te zoeken. Tot Porto hoef ik overigens slechts 2 euro 60 tol te betalen. Portugese kust Daarna volg ik de kustroute richting Espinho. Bij Miramar zoek ik het strand op. Het strand is rustig en breed. De zee is minder rustig. Op het strand staat een mooi kappelletje. In Granja bezoek ik het treinstation. Dat is schitterend betegeld. Alle beroemde plekken van Portugal zijn op witblauwe azulejo's (wandtegels) weergegeven. Naast Intermarche kom ik in Portugal ook regelmatig een Lidl tegen. De laatstgenoemde keten verovert overigens ook steeds meer Frankrijk, en in Spanje zijn ze ook. Ik haal er een paar keer stokbrood, beleg, amandelkoekjes, geroosterde honingnootjes en toetjes. In Estarreja zie ik een grote woning met een fraaie azulejo-gevel. Praia de Mira Bij Mira rijd ik weer naar de kust. Ik kan me herinneren dat mijn ouders hier een keer hebben gekampeerd. Bij Praia de Mira liggen vissersboten op het strand. Op oude karren liggen stapels visnetten. Woensdag 24 september. De volgende morgen is er om negen uur nog niemand bij de receptie. Ik hoor achter het receptiegebouw geluiden, maar dat is de wasvrouw. Die zegt me dat er over vijf minuten vast wel iemand komt. In dit geval is het wachten niet zo erg, want de jongedame die me helpt is een zeer fraaie verschijning. Ze verontschuldigt zich uitgebreid. Ik ga vanmorgen nog een keer naar het strand van Praia de Mira. Daar zijn vissers druk in de weer om netten binnen te halen met tractoren. De vrouwen helpen mee om de visnetten leeg te halen. Naast mij zijn meer mensen het strand opgegaan om dit harde leven te aanschouwen. De boten liggen op het strand. Hoe zal ik ze omschrijven? Ik heb geen verstand van scheepsbouw, maar wat het eerste in mij opkomt is: opgeblazen gondels met kleurtjes. Aan de rand van het dorp zit overigens een heel aardig vissersmuseumpje. Daarna reis ik langs de kust een stukje terug in de richting van Porto, naar Cabo Nova. Dat is een mooi dorp met gerestaureerde visserwoningen die in zuurstokkleuren zijn beschilderd. Een tikkeltje toeristisch, maar zeker de moeite waard! Ook de markt in een moderner gebouw is een belevenis. Daar liggen ontelbare vissoorten. Onderweg kom ik door dorpjes met mooie muurschilderingen en azulejo's. De afbeeldingen hebben vaak met de visserij te maken. Praia de Quiaios In het centrum van het dorp Quiaios zie ik vrouwen die bij een gezamenlijke wasplaats aan het wassen zijn. Bij Praia de Quiaios staan opvallen veel luxe woningen; een groot contrast met het oude dorp in het binnenland. Zowel Quiaios als Mira hebben een Praia-variant aan de kust liggen. Maar waarom liggen de plaatsen zelf niet aan de kust? Praia de Quiaios heeft een schitterend - bijna verlaten - strand achter de duinen. Na een strandwandeling reis ik verder naar het zuiden door bossen via een bergpas en Cabo Mondego naar Buarcos. Onderweg zie ik een moderne vuurtoren. Figueira da Foz Het dorp Buarcos ligt pal naast de stad Figueira da Foz, waar een prachtig breed strand in de baai ligt. Op het strand staan enkele houten barakken. Die veel minder ordinair zijn als Nederlandse strandtenten. Hier is het ook weer heerlijk om met een verfrissend zeebriesje over het strand te lopen. Na een paar uur in deze zalige omgeving te hebben doorgebracht, rijd ik terug naar de camping van Praia de Quiaios. Vandaag heb ik de hele dag langs een prachtig stuk van de Portugese kust doorgebracht. Donderdag 25 september. Ik heb gisteren de camping al betaald, dus kan ik vanmorgen iets eerder vertrekken. Rond half negen ben ik onderweg. Het eerste doel van vandaag is het gigantische Kasteel van Montemor-o-Velho. Dat is nog gesloten. Pas vanaf tien uur is het te bezichtigen, maar daar wacht ik niet op. Ik wil graag verder. Coimbra De schitterende studentenstad Coimbra ken ik van vorig jaar. En deze stad stond snel bovenaan mijn lijstje om nog een keer te bezoeken. Ik parkeer de auto weer ongeveer op dezelfde plek als afgelopen jaar en loop over de brug de stad in. Uiteraard ga ik weer naar het hoger gelegen deel waar de oude universiteit is. Dit keer heb ik mazzel. Want de studenten dragen nu wél hun zwarte capes. Vorig jaar was ik te laat. Nu is het studiejaar net begonnen en alleen bij speciale gelegenheden zijn ze zo gekleed. Wanneer ik terug in het stadscentrum ben, zoek ik een restaurant op. Op de tweede verdieping van Nicola vind ik een eenvoudig cafetaria waar zo te zien voornamelijk lokalen en studenten op afkomen. Ik kies lasagna met tuinbonen. Aan de andere tafels te zien is dat vandaag de populairste maaltijd. Met een blikje frisdrank ben ik wederom slechts 5 euro kwijt voor smakelijk eten. Daarna wandel ik door de vele smalle straatjes die bijna allemaal op het Praça 8 de Maio uitkomen. Ik bewonder de mooie tegelafbeelding op de binnenplaats van het Paleis van Justitie. Op het plein worden op twee handkarren gepofte kastanjes verkocht. Ik koop een puntzakje van de oude vrouw. Ik versta er geen bal van wat ze allemaal mompelt. Spaans kan ik dan nog een beetje volgen, dit is helemaal abracadabra. Tot slot ga ik nog een keer naar het moderne droomwinkelcentrum "Forum" op de heuvel aan de andere oever. Het winkelcentrum heeft ook een FNAC. In de supermarkt vind ik een doos met wijn uit deze regio voor mijn familie. Nadat ik de wijn in de auto heb gebracht haal ik salade verde bij één van de vele eettentjes op de bovenste verdieping. Ik eet die op het mooie panoramaterras op. Via Penacova reis ik naar het kuuroord Luso. In het hele land kun je flessen water kopen met water uit dit stadje. Het blijkt nogal lastig te zijn om de camping van Luso te vinden. Het is er een wirwar van kronkelwegen op verschillende hoogtes. Maar op een gegeven moment zie ik gelukkig een campingbordje in de spiegel. Wanneer ik bij de receptie kom, vraag ik meteen een plattegrond van Luso omdat ik geen idee heb waar ik nu ben. O, beaamt de beheerster: "Vanuit die richting is de camping inderdaad heel moeilijk te vinden." Het kleine kampeerterrein is zeer net en erg mooi, deels in een bos gelegen. Naast mij kamperen er slechts een Frans stel met een hond, twee Nederlandse echtparen, en een Deens echtpaar. Vrijdag 26 september. Afgelopen nacht is een harde wind komen opzetten. Toch is de lucht kraakhelder. Deze camping kan ik kwalificeren als één van de beste die ik ooit in Portugal heb gehad. Zonder veel te treuzelen reis ik richting Spanje. Ik houd alleen nog een pauze in Guarda om inkopen te doen in de mooie supermarkt Feira Nova. Bij de kassa word ik geholpen door de laatste Portugese schone in Portugal. Volgens het kassabonnetje heet ze Fatima Figueiredo.
    Terug in Spanje Via een mooie autosnelweg kom ik iets na half twaalf bij de grens met Spanje, waar ik door het tijdsverschil direct een uur verlies. Ik heb dit jaar meer van Portugal genoten dan vorig jaar. Het heeft een betere indruk op me achtergelaten, al zal het Spanje nooit evenaren. De Spanjaarden zijn druk bezig om met het laatste stuk autosnelweg de aansluiting met Portugal te maken. Salamanca In Salamanca aangekomen eet ik eerst de Portugese lunch. De auto parkeer ik in hetzelfde wijkje als vorig jaar. Vandaag is er een grote traditionele markt naast de kathedraal, waar producten door mensen in klederdracht worden verkocht. Vier eeuwen lang, vanaf het begin van de dertiende eeuw, was Salamanca een van de belangrijkste universiteitssteden ter wereld. Ik loop verder door de schitterende historische binnenstad en blijf dit keer extra lang op het Plaza Mayor, waar de nieuwe oogst van de universiteit zittend en liggend het plein bevolkt. Dan herken ik een oud mannetje van vorig jaar. De man heeft een optimistische uitstraling en is keurig in een maatpak gestoken en draagt een bijpassende hoed. Hij loopt het plein rond, gaat af en toe in gesprek met iemand of neemt plaats op één van de twaalf bankjes. Hij zoekt ook contact met mij. Ik zit ook af en toe op een bankje en speur het plein af naar plekken waar ik met mijn camera optimaal van het mooie zonlicht kan profiteren. Het moderne studentenleven past uitstekend bij de oude stad. Trappen van historische gebouwen worden benut om te schrijven, of te filosoferen over het nieuwe studiejaar. De sfeer is sereen en gemoedelijk. Geen gehaastheid, gillende trams, of vervelende hangjongeren. Naast Spaans hoor ik de studenten ook Engels, Duits en Portugees spreken. Onderweg naar de camping doe ik kort enkele inkopen bij E.LECLERC. Het voelt als thuiskomen op de camping. Zo op het eerste gezicht is het veld achter hotel Regio niet zo geweldig, toch is dit een goede camping voor weinig geld. Vanaf het kampeerterrein loop ik even later enkele honderden meters naar het centrum van het voorstadje waar restaurantjes zijn. De chinees is bijna uitgestorven; mijn keuze valt op een pizzeria die erg populair is bij de jeugd. Deze jongeren eten voor Spaanse begrippen opvallen vroeg. Madrigal de las Atlas Torres Zaterdag 27 september. Wanneer ik mijn hoofd uit mijn tentje steek, is de hemel al weer helder blauw. Het belooft weer een mooie dag te worden, ondanks dat het nu slechts 7 graden is. Ik rijd vandaag eerst naar Madrigal de las Atlas Torres. Dat is een plattelandsstadje met een nagenoeg cirkelvormige muur. Het valt me op dat er nauwelijks bebouwing buiten die muur is. Men heeft het volgehouden om de stad er binnen te houden. Aan de zuidrand staat de best bewaarde stadspoort. Daar is ook een klooster. De deur naar het kloosterplein staat open. Ik zie er een motorfiets staan. Zou die van een stoere non zijn? Of van haar minnaar? Op het grote plein staat een enorme tribune die is gebruikt bij het stierenvechten. Wat moet dat een drukte van jewelste zijn geweest. Een enorm feest in het nu zo uitgestorven straatbeeld. Het bijzondere aan dit klooster is dat het oorspronkelijk gebouwd is als paleis voor koning Juan II van Castilië, waarvan ik eerder tijdens deze reis het graf heb bezocht. Zijn dochter Isabel werd in 1452 in dit paleis geboren. Zij zal met haar man, Ferdinand van Aragón, de Moren definitief verslaan. In het parkje naast het klooster staat een mooi standbeeld van Isabel. Zij is het die in 1492 de ontdekkingsreis van Columbus financierde. Direct naast de kloosteringang hangt een eerbetoon aan dit feit afkomstig uit Texas. Texas - Spanje De volgende plaats op mijn route is Medina del Campo. Daar staat een mooi kasteel op een heuvel. Helaas is het niet zo handig gesitueerd voor een foto. Tordesillas Daarna kom ik in Tordesillas. Wat ligt die stad toch prachtig aan de rivier de Duero. In Portugal is de Duero bekend onder de naam Douro, en stroomt bij Porto in de oceaan. Er is nog een parkeerplekje voor mij aan de rand van de stad bij de brug. Tordesillas is de stad waar Juana la Loca, Johanna de Waanzinnige, zesenveertig jaar in Real Monastario de Santa Clara opgesloten heeft gezeten. Zij was de dochter van Isabel en Ferdinand (en ze ligt bij haar ouders in Granada begraven). Het mooie klooster lijkt mij geen onaardige plek om gevangen te zitten. Het orgeltje waar Johanna haar verdriet op kwijt kon staat er treurig en eenzaam bij. Hoe Johanna aan haar bijnaam kwam (verkort uit de reisgids van Rik Zaal): "In 1505 stierf haar man koning Filips. Haar liefde voor hem nam na zijn dood groteske vormen aan. Ze liet zijn lijk opgraven (uit hetzelfde klooster waar Juan II en Isabel begraven liggen) en reisde 's nachts met de doodskist op een wagen, getrokken door vier Friese paarden, van klooster naar klooster door het land. Aan weerskanten liepen monniken met brandende flambouwen. Soms liet ze de stoet halt houden. Dan gaf ze het bevel de kist te openen en liefkoosde bij het flakkerende licht het lijk." Na de prachtige historische zuidrand van de stad valt de rest een beetje tegen. Toch is het er vandaag gezellig met veel weekendtoeristen. Ik koop koekjes die de naam van de stad dragen. Die moeten wel bijzonder smakelijk zijn wanneer ze ruim 13 euro per kilo kosten. Ik kan ze het beste omschrijven als iets tussen eierkoeken en kokosmakronen, en dan extreem zoet en zodanig maagvullend dat ik niks meer voor de lunch hoef te halen. Vandaag dus maar een koekjeslunch. Aan de overzijde van de rivier ligt een mooie camping; iets om te onthouden voor een volgende keer. Bij Valladolid neem ik de zuidelijke afslag om een indruk van de stad te krijgen. Het is een grote stad. Valladolid was hoofdstad van het land tot Madrid het werd. En Columbus is hier als arme man gestorven. Treurig voor de man die aan de wieg stond van de ongekende rijkdom van het Spaanse Rijk. De buitenwijken maken een nieuwe en nette indruk. Ik neem even een kijkje bij het winkelcentrum Eroski en vul de tank. Even verderop kom ik via de autosnelweg bij Dueñas op het punt waar ik afgelopen zondag de weg verliet. Vanaf hier volg ik tot Estella een stuk route welke ik in omgekeerde richting al heb gedaan. Santo Domingo de la Calzada Na Logroño had ik een camping op het oog bij een stuwmeer. Daarvoor moet ik een aardige bergroute afleggen. Wanneer ik bij de camping kom, is deze nagenoeg leeg. Ik zie een paar auto's bij de ingang staan. Toch besluit ik om hier niet te blijven en rijd door naar Santo Domingo de la Calzada. Een jonge Duitse pelgrim die met zijn ouders in de herberg overnachtte, ging niet op de verleidingskunsten van de dochter des huizes in. Uit wraak stopte ze een zilveren beker in zijn reistas. De jongeman moet de diefstal bekopen met de strop. Zijn ouders ontdekken dat hij - al hangend - nog in leven is gebleven. Ze gaan naar de rechter en vragen om genade. "Wanneer de kip op mijn bord begint te kakelen, dan krijgen jullie je zoon mee." En prompt werd er gekakeld. Sindsdien leven er een haan en kip in de kerk van Santo Domingo de la Calzada. Ik vind Santo Domingo benauwend. De gevels zijn veelal lelijk en ik mis een duidelijk afgebakende historische binnenstad. Zonder uit te stappen rijd ik door naar de camping aan de rand van de plaats, naast de nieuw aangelegde autosnelweg. Een oude, doof wordende beheerder zit in een ouderwetse receptieruimte waar een klok de tijd luidruchtig weg tikt. Met een keurig handschrift vult hij traag de gegevens in. Ik krijg een plekje toegewezen langs het hek. Niet direct het mooiste plekje. Buiten het hek staan allemaal auto's van weekendkampeerders die hier hun vaste stekkie hebben. Misschien had ik toch voor de camping bij het stuwmeer moeten gaan? Gelukkig komt een half uur na mij een Pools echtpaar met een rode Citroën Berlingo en een tentje naast me staan. Overigens zijn de toiletten en douches zeer modern en brandschoon. Maar dat mocht ook wel. Het is de duurste camping van de reis. Zondag 28 september. Vanaf Estella ga ik naar het noorden. Via een mooie bergroute over de Puerto de Lizarraga (1090m). Voor de col ga ik een doodlopend zijweggetje in naar een klooster. Onderweg passeer ik diverse picknickbanken. Bij het klooster is een restaurant en er zijn wandelroutes uitgezet. Aan de teksten op het asfalt te zien zat deze col in een wielerronde. Dat zou best de Vuelta kunnen zijn geweest. Die is de eerste drie weken van deze maand verreden. Op de top, en direct erna, zijn miradors. Ik volg de weg met haarspeldbochten het dal in. De kronkelige route loopt daarna lange tijd al dalend richting de kust. De natuur is erg groen. Aan de N1 zijn Burdeos (Bordeaux) en Paris op een gegeven moment al aangegeven. Maar ik ben vandaag nog niet aan Frankrijk toe. Golfo de Vizcaya Dichter bij de kust kom ik door een regio met veel industrie. Mijn eerste doel aan de kust is het vissersplaatsje Mutriku. En dat is een mooie plaats. Ook erg nationalistisch. Ik zie namelijk veel Baskische vlaggen aan balkons en teksten op muren geklad. Aan de ene kant voel ik een zekere spanning, die door de symboliek en leuzen (in het Baskisch staat de k voor een c, en z voor een s) wordt gevoed. Gelijktijdig is het een plek waar de bars en restaurants gezellig lijken, en aan de baai geniet men ontspannen van de zon. Op de vlaggen is de kaart van Euskadi, oftewel Baskenland te herkennen. De centralisatie die onder Franco ontstond, heeft de Baskische cultuur nogal onderdrukt. En dat leidde tot verzet. In de jaren vijftig werd de ETA (Euskadi Ta Askatasuna) opgericht. Ondanks de tegemoetkoming van de regeringen onder koning Carlos, en sterke vorm van autonomie, blijft in Baskenland de drang tot volledige onafhankelijkheid. In feite heeft de ETA het eind van de dictatuut ingeluid door in 1973 Franco's rechterhand en vermoedelijke opvolger generaal Carrero Blanco te vermoorden. Even verderop word ik verrast door een prachtig breed strand bij de plaats Deba. Via een tunneltje onder de spoorweg door parkeer ik de auto. Halverwege het strand is een ouderwetse eetzaal waar ik heerlijk verse merluza met rijst en rode paprika's uit de oven krijg voorgeschoteld. Merluza is de vis heek, in Nederland niet zo bekend. Kabeljauw is nauw verwant aan de heek. Het zijn vissen die bij Newfoundland worden gevangen. Het eten en de service zijn prima. Ik heb helaas de naam van het restaurant niet genoteerd en ook het bonnetje niet meegekregen. Anders had ik dat hier uiteraard vermeld. Maar het restaurant is eenvoudig te vinden. Daarna volg ik een prachtig stuk kustroute richting San Sebastian. Na iedere bocht wacht weer een verrassing. In Zarautz ga ik aan de oostkant van de stad naar een camping op een heuvel. Vanaf deze camping heb ik een mooi uitzicht over Zarautz aan de baai, en in de verte het schiereilanddorpje Getaria. Ik sta met mijn tentje tussen een internationaal gezelschap. Alleen al op het grasveldje rondom mij zijn een Engelsman die per fiets reist, een Portugees stel, een Spaans stel, en twee Franse en twee Deense surfjongens die elkaar kennen. Maandag 29 september. Rond negen uur check ik uit. Een ouder Duits echtpaar verlaat de camping te voet. Na het bestuderen van de reisgids ben ik nieuwsgierig geworden naar Getaria, het dorpje aan de andere kant van Zarautz, waar de Trotter reisgids Noord-Spanje zo lovend over is. Daar aangekomen, valt het me tegen. Er is op dit moment in ieder geval niks te beleven. San Sebastian De culinaire hoofdstad van Spanje heet Donostia in het Baskisch. Wanneer ik bij San Sebastian kom, rijd ik intuïtief vanaf de N1 richting de kust en volg de parkeerborden "Kursaal". Gokken op een gratis parkeerplek lijkt me een heilloze zaak. Ik kom uit bij de parkeergarage die onder een modern gebouw aan de kust is gevestigd. Gevels van art nouveau en jugendstil geven de stad een grandeur waar nog geen enkel spoortje van vergane glorie te vinden is. Dit is een stad met allure! Cees Nooteboom heeft het over "Spaans en niet Spaans". Ik loop over de brug die de twee stadsdelen verbindt en zie voor een winkelcentrum het Duitse echtpaar van de camping. Die zijn waarschijnlijk met de bus gekomen. In de kelderverdieping van het winkelcentrum is een ambachtelijke markt. Achterin zit een vestiging van Lidl. Daar haal ik nog een paar zakjes van die verrukkelijke geroosterde honingnootjes. In de tuin van het zomerpaleis tref ik twee Nederlanders. De man maakt met een grote Sony videocamera opnames van het gebouw. De jonge vrouw blijft een beetje verveeld op een bankje zitten. Ik laat niet merken dat ik ook uit Nederland kom. Rond twee uur heb ik trek gekregen. De bars staan hier bekend om hun 'pichos' die op de tapkast staan, meestal stukjes belegd stokbrood. Elke bar heeft zijn eigen specialiteiten. Pichos zijn een soort luxere vorm van tapas. Maar ik laat de barhangers hangen want ik was op zoek naar een echt restaurant. In restaurant Irutxulo heeft de Merluza een aantrekkelijke prijs, dan zal de rest van het eten ook 'realistisch' geprijsd zijn. Aan gasten in ieder geval geen gebrek. Er is nog één tafeltje voor twee waar ik aan kan plaatsnemen. Omdat op het menu del dia voor 16 euro ook pescado (vis) staat, ga ik niet voor de Merluza, maar ik laat me verrassen. Tot mijn verbazing hangen er antieke reclameborden met Nederlandse merknamen zoals Heineken en Douwe Egberts aan de muren. Misschien is de eigenaar Nederlander? Op de één of andere manier zal er een connectie met ons kikkerlandje zijn. De gemengde salade vooraf is zondermeer uitstekend, de vis smaakt ook erg goed (ondanks het gedoe met graatjes). Het toetje, flan de la casa met extra crème karamel en slagroom, is de beste flan die ik ooit heb gehad. Na het eten is er weinig van het prachtige strand van de schelpenbaai 'la Concha' over. Het grote verschil tussen eb en vloed zorgt namelijk voor een heel smal overblijvend strookje wanneer de baai droogvalt. Met mooie baaien en stranden, prettige wandelpromenades, historische uitstraling, sfeer van een studentenstad, en het uitstekende eten, is San Sebastian mij bijzonder goed bevallen. Wanneer ik Donostia achter me laat, kom ik per ongeluk uit bij een haven. De weg houdt gewoon op. Ik heb kennelijk bij een rotonde een afslag over het hoofd gezien. Net voor de grens met Frankrijk gaat de tank nog een keer vol met 'goedkope' Spaanse diesel. Een volgende keer zou ik toch de tolwegen nemen, zo geweldig is de kustroute langs Biarritz niet. De weg loopt nauwelijks dicht langs de zee.
    Frankrijk Hoe dan ook, ik ben terug in Frankrijk. Omdat veel campings aan de kust rond eind september sluiten, heb ik voor de zekerheid een camping bij Dax uitgekozen. Wanneer ik bij de receptie kom, is het gebouw gesloten. Toch hoor ik geluiden. Achter de receptie doet een grote groep senioren mee aan het avondprogramma. Ik spreek de campingeigenaar aan. Hij doet de slagboom met een afstandbediening voor mij omhoog en volgens zijn vrouw kan ik morgen om negen uur bij haar in het kantoor komen. Ik mag een plekje uitzoeken rond het centrale toiletgebouw. De camping is mooi in het bos gelegen. Terugreis Dinsdag 30 september. De dag begint bewolkt. Alsnog word ik officieel in de computer ingeschreven. Van Dax tot Mont-de-Marsan is de route voor mij nog nieuw, daarna rijd ik hetzelfde traject als op de heenreis. In de ochtend regent het een uurtje. De temperatuur blijft vandaag onder de 20 graden. Bij St. Justin zie ik tot mijn verbazing een stierenarena. Vorig jaar was de 'Spaanse' uitstraling van het centrum van deze plaats al opgevallen. Kennelijk is er een overeenkomst tussen Spanje en dit deel van Frankrijk. Een verschil met Spanje is dat hier veel meer herfstkleuren op mijn netvlies vallen en het seizoen wel een maand verder lijkt. In de buurt van Eymet koop ik twee heerlijke Baskische crêpes, gevuld met appel en pudding. Op de radio hoor ik de groep Americana met het nummer "A Horse With No Name". Door die muziek dwalen mijn gedachten af naar reizen door Amerika. De weemoed die aan het einde van deze reis ontstaat, wakkert het verlangen naar een volgende aan. Ondanks dat ik mijn best doe om voor zes uur in Bourges te zijn, is 'mijn' hotel al volgeboekt. Gelukkig heeft een ander budgethotel aan de overkant nog een kamer. Na het inchecken rijd ik via de rondweg naar het restaurant Flunch bij de Carrefour voor avondeten. Ik kies het menu van de dag, in dit geval 'paupiette boeuf' met worteltjes en buffet: aardappelpuree, rijst of penne, diverse groenten en salades. En een blikje pêche abricot (in totaal voor 8 euro 90). De naam van het restaurant klinkt niet bepaald aanlokkelijk, maar het eten smaakt prima. Woensdag 1 oktober. In de ontbijtzaal zie ik vooral vijftigplussers. Iets na negen uur verlaat ik het hotel. Bij Troyes houd ik een lange pauze. Bij de Géant eet ik een royale cocktailsalade en frambozenbavarois (5 euro 30). Langs de E411 bij Wallin in België houd ik tot slot nog een langere pauze. Daar eet ik een paar stukjes brood met vleeswaren, en doe met de stoel achterover even mijn ogen dicht. Voor ik verder ga neem ik een paar tabletten druivensuiker en een stuk rijstchocolade om een beetje scherp te blijven. Omdat de avondspits in België nagenoeg niks meer voorstelt, kies ik voor de route via autosnelwegen langs Brussel en Antwerpen naar Breda.
    Het was weer een mooie reis. Ik ben zeer tevreden met wat ik binnen vijftien dagen heb kunnen doen. Van die dagen was ik vier in Frankrijk, vijf in Portugal en zes in Spanje. Burgos was een mooie stad, de stranden in Portugal waren zeer aangenaam, Coimbra en Salamanca net als vorig jaar hoogtepunten, en San Sebastian een hele mooie afsluiter. Voorafgaand aan deze reis wist ik al dat ik terug zou keren. Een volgende Iberiëreis zal hoogstwaarschijnlijk door het oosten van Spanje en Andalusië gaan. Min of meer een vervolg op mijn reis van 2005. En Portugal is ook nog niet van mij af. Johan (17 september t/m 1 oktober)