Vietnam (2009)
    
    
    Een half jaar geleden heb ik van mijn werkgever toestemming gekregen voor een sabbatical leave van vijf maanden. Die periode wil ik graag gebruiken om meer te kunnen reizen. Mijn eerste reisbestemming is Vietnam. Mijn reisgids begint er mee dat je snel naar Vietnam moet gaan, voordat de commercie het land heeft verpest. Vietnam is sinds de overwinning van het communisme min of meer ‘afgesloten’ geweest van de rest van de wereld. Sinds een paar jaar klimt het land uit een dal, de economie is sterk gegroeid. Vietnam heeft ruim 86 miljoen inwoners. De gemiddelde leeftijd van de bevolking ligt laag. Die jonge bevolking kon wel eens een mooie toekomst tegemoet gaan. Dat sommige ouderen daar sceptisch over zijn, daar kom ik later op terug. Op een stopover in Singapore na, heb ik nog geen ervaring met reizen door Zuidoost-Azië. Daarom heb ik er voor gekozen om een groepsreis met Djoser te doen, voornamelijk omdat ik dan geen vervoer en hotels hoef te regelen. Djoser geeft bovendien de vrijheid om veel zelfstandig op pad te gaan. Dat kan goed omdat er in bijna iedere stad twee of meer overnachtingen zijn. Omdat Vietnam een lang gerekt land is (van kop tot staart 1650 km) en - daardoor - met verschillende weerseizoenen te maken heeft, is het voor een reis die het volledige land bestrijkt even puzzelen wat de beste periode is. Tot in april zou nog voor het regenseizoen zijn. In dit geval kies ik er bewust voor om na het Tet-festival (Tet Nguyen Dan, rond de eerste volle maan in het nieuwe jaar) in februari te gaan, omdat de Vietnamezen dan zelf een week vrij hebben. De route loopt van noord naar zuid. Daarna gaat de reis nog enkele dagen door Cambodja. Maar meer daarover in een apart verslag. Het visum voor Vietnam laat ik door Het VisumBuro in Amsterdam verzorgen. Op 4 februari kan ik mijn paspoort met het visum na vijf werkdagen weer afhalen. Het visum zelf kost 60 euro en de servicekosten zijn 30 euro. Voor Cambodja zal het visum tijdens de reis in Saigon worden verzorgd. Op 19 februari neem ik op mijn werk met appeltaart en tompouces afscheid van één van de leukste klussen. Het werk op zich beviel me goed en het gevarieerde team (met mannen en vrouwen van diverse rassen en diverse achtergronden) was aangenaam om acht maanden deel van uit te maken. Mijn eerstvolgende werkdag zal 3 augustus zijn. Maar daar wil ik nu niet aan denken. Tussen dit reisverslag zijn fragmenten opgenomen van de e-mail die ik tijdens de reis heb gestuurd. Niet de volledige berichten, want dan zou er veel overlap zijn. Allereerst een samenvatting van de geschiedenis van Vietnam.
      Voor het jaar nul verovert een leger van de Han-dynastie Nam Viet. De Chinezen heersen ruim duizend jaar. De invloed van die Chinese periode zie je terug in onder andere het confucianisme en het Mahayana boeddhisme; tempels lijken soms veel op die in China. Bij het zwakker worden van de Tang-dynastie begint in 939 de geschiedenis van een sterk Vietnam met Thang Long (later Hanoi) als hoofdstad. Ze zijn bijvoorbeeld in staat om de Mongolen te verslaan. Na de Le-dynastie ontstaan twee rivaliserende groepen: de Tinh in het noorden en de Nguyen in het centrum (die de Mekongdelta van de Khmer overnemen). Vanaf de vierde eeuw tot de samensmelting met Vietnamezen in de zeventiende eeuw, was er nog het machtige Champa-rijk, met hoofdstad My Son op veertig kilometer van Hoi An. De Cham hadden een hindoeïstische levensbeschouwing en waren nauw verbonden met Java, hun oorsprong lag bij de Indonesische Malay. Ze waren bedreven in (specerij)handel met China, Japan, India en Arabië. Symbool van hun godkoning was de Lingam, een gestileerde fallus. Hun maatschappij was ingericht volgens een streng kastensysteem. Het Vietnamese fonetische schrift is in 1651 ontwikkeld door de Franse Jezuïet Alexandre de Rhodes. Na veel onrust in de achttiende eeuw neemt keizer Gia Long met hulp van de Fransen de macht. De Fransen krijgen in ruil voor militaire hulp territoria en handelsconcessies. De keizer verplaatst de hoofdstad naar Hue. In 1858 sticht Napoleon Cochin-China uit angst voor Britse expansie vanuit China. In 1887 worden Cambodja en Laos toegevoegd tot de Unie van Indochina. Een kleine elite mag het Franse onderwijs volgen en in sommige gevallen zelfs in Frankrijk studeren. Maar de mooie banen blijven voor de Fransen. Dit is een voedingsbodem voor verzet. Ho Chi Minh (1890 - 1969), neemt in 1911 een boot naar Frankrijk en zwerft door Spanje, Portugal, Afrika, Engeland en de Verenigde Staten. In 1917 gaat hij in Parijs worden en in 1920 wordt hij lid van de Franse communistische partij. In 1925 richt Ho Chi Minh in China de Revolutionaire Jeugd Vietnam op die vier jaar later in Hongkong overgaat in een communistische partij. Opgejaagd door de Fransen verblijft hij een periode in Moskou. De Franse Vichy-regering staat de Japanse bezetting toe met handhaving van het Franse bestuur. In 1941 keert Ho Chi Minh na dertig jaar afwezigheid via China terug en sticht de Liga voor de Onafhankelijkheid van Vietnam (Viet Minh). De Japanners plunderen het land en alleen al in 1945 sterven twee miljoen mensen van de honger. Na de capitulatie van de Japanners leest Ho Chi Minh op 2 september 1945 de onafhankelijkheidsverklaring voor en wordt gekozen tot President van een onafhankelijke democratische republiek. Het Verdrag van Potsdam erkent de republiek niet. Het noorden wordt bezet door het leger van de Kwomintang van Chiang Kai-Sjek en het zuiden na Brits gezag (na de overgave van de Japanners) door de Fransen. Maar geen democratie voor de Vietnamezen, dus blijvende onvrede. Ho Chi Minh kiest voor de Fransen, omdat zijn communistisch hart botst met de Kwomintang. Frankrijk en de Kwomintang komen overeen dat de Fransen het hele land weer innemen. In ruil moet Frankrijk de Democratische Republiek binnen een Franse Unie erkennen. De Fransen willen echter dat het zuiden een kolonie blijft en het noorden een protectoraat. Er ontstaan militaire conflicten en Ho Chi Minh vestigt zich met zijn legers in de bergen. De Fransen staan zwak. Ze krijgen geen steun van de bevolking met marionet Bao Dai als leider van een verenigd Vietnam. Keerpunt is de overwinning van de communisten in China in 1949. Steun en erkenning van China en de Sovjet- Unie maken Ho Chi Minh sterker. De slag bij Dien Bien Phu is beslissend in het besluit van de Fransen om akkoord te gaan met een opdeling in Noord en Zuid bij de Conferentie van Genève van 1954 (die over de vrede in Korea ging). De VS en de regering van Bao Dai gaan echter niet akkoord, Amerika vreest voor een grote overwinning van Ho Chi Minh bij vrije verkiezingen en ze installeren de katholieke anticommunist Ngo Dinh Diem in Saigon. Na de conferentie ontstaat een volksverhuizing: een miljoen Vietnamezen trekken naar het zuiden en honderdduizend sympathisanten van Ho Chi Minh trekken naar het noorden. Diem ontketent een heksenjacht op tegenstanders waarbij circa vijftigduizend slachtoffers vallen. Vanaf 1960 wordt via Ho Chi Minh- route door Laos en Cambodja het zuiden van wapens voorzien. (Bron: Vietnam, Landenreeks, Herbert Paulzen)
    Verderop in het verslag kom ik terug op de Vietnamoorlog. Ho Chi Minh zal het einde daarvan niet meer meemaken. Vrijdag 20 februari. Om 6:00 gaat de wekker. Ik kon moeilijk in slaap vallen want mijn neus zit verstopt. Exact om tien over zeven staat een taxi voor de deur die me naar het station brengt (7,50 euro). Via Djoser heb ik een treinkaartje. Schiphol Ik ben voor half negen al op Schiphol, en dat is ruim op tijd. Ik loop op mijn gemak naar balie 24. Het inchecken van de grote tas van 19,2 kilo bij een blondine van Singapore Airlines gaat vlot. Dat geldt ook voor de douanecontrole. Ik voel me alsof ik nu al ruim twaalf uur in een vliegtuig heb gezeten. De volgende keer neem ik zelf een flesje water mee, want drinken op het vliegveld is duur. Het is nu wachten tot het boarden om 9:55 begint bij Gate 6. Het toestel zit niet helemaal vol, dat geeft wat meer bewegingsruimte. Aan mijn kant zijn de leukste stewardessen, zoals Felicia Bin met een rond en zacht gezicht. Wat zijn ze toch mooi, die dames van Singapore Airlines! Ik vul de tijd met twee goede films op het schermpje in de stoel voor mij. "Burn After Reading" van de gebroeders Coen en de Vlaamse film "Aanrijding in Moskou". Tijdens de korte nacht probeer ik mijn ogen veel dicht te houden. Ik heb de rust nodig om sneller van de verkoudheid te herstellen. De bediening gaat vlot. Het eten smaakt beter dan het gebruikelijke vliegtuigvoedsel en komt op grotere dienbladen dan ik gewend ben. Eerst bief met champignons en pastasalade. Het ontbijt bestaat uit een kaasomelet, worstje, muffin, fruithapje en yoghurt. Ik heb slechts kort contact met mijn buurvrouw uit Melbourne. Singapore Zaterdag 21 februari. Op het vliegveld van Singapore - Changi - moet ik met een treintje van terminal drie naar twee. Daar koop ik wat te drinken en probeer bij te komen van de lange vlucht. [fragmenten uit e-mail] Dag allemaal, Ik ben in Singapore. Net aangekomen. Het is hier rond 6:30 (ik heb eigenlijk geen idee van tijd...). Een goede vlucht gehad. Singapore Airlines is zoals vaak gehoord, een erg goede luchtvaartmaatschappij. Het toestel zat niet helemaal vol, dus ik kon de plek naast me ook gebruiken. Dinsdag kreeg ik keelpijn, donderdagavond zat mijn neus vol, maar woensdag heb ik goed geslapen en de nacht voor vertrek minstens zes uur achtereen. In het vliegtuig wel redelijk uitgerust maar niet kunnen slapen. Ik loop hier binnen in T-shirt; gelukkig zo handig geweest om mijn jackje op Schiphol al in de grote tas te doen. Ik wacht nu op de vlucht naar Hanoi, die om 10:05 gaat. Ik heb maar drie minuten over van een gratis sessie van vijftien minuten, dus ik stop voorlopig even. Het gaat prima. En de stewardessen van Singapore Airlines waren echt zo leuk als in reclamefilmpjes en op foto's ;-) [einde e-mail] Er heerst een relaxte sfeer op het vliegveld. Bij zonsopgang is het warm en een beetje klam. De vlucht naar Hanoi duurt vervolgens bijna drie uur. Ik deel dit keer drie stoelen met een meisje van een voetbalteam uit Canada. De lunch bestaat uit onder andere visfilet en flancake. Ook nu weer prima verzorgd door Singapore Airlines. Maggi Wong is nu ‘mijn’ stewardess. Hanoi Bij aankomst in Hanoi krijg ik langzaam Nederlanders in mijn blikveld die vermoedelijke bij de groep van Djoser horen. De sfeer op dit vliegveld doet mij erg aan de communistische toestanden van vroeger in Oost-Europa denken. Overal staat wel een mannetje in een groen uniform. Bij de douane krijg ik een stuk of vier stempels in mijn paspoort en op het visum. Ik moet een gezondheidsverklaring inleveren waar onder andere op staat dat ik niet hoest, en laat ik nu net na het passeren van die controle hoesten... Gelukkig houdt niemand me tegen. Ik haal direct twee miljoen dong uit een ATM (omgerekend bijna 100 euro). De mensen uit de groep verzamelen zich langzaam en stellen zich aan elkaar voor. In totaal zijn we met zeventien, waarvan zeven stellen, een weduwvrouw en een vrouw van net iets ouder dan ik. Het merendeel zit qua leeftijd tussen vijftig en zestig jaar. Maar dat hoeft geen belemmering te zijn. Ik merk al snel dat ze veel reiservaring hebben naar verre bestemmingen. Dat is een pluspunt. Reisbegeleidster Maria maakt een opmerking over de klikkende fotocamera’s: "begint dat nu al?!". Ze vraagt of het is gelukt om geld uit de automaat te halen: "Jullie zijn allemaal miljonair?" Naast Maria worden we in Vietnam vergezeld door de lokale gids Luc. Luc vertelt onderweg naar het hotel over de politieke hoofdstad Hanoi en de Rode Rivier. Mijn eerste indrukken: vele brommers, fietsen en voetgangers die wijken voor de sterkste in het verkeer: onze bus. Met de claxon laat je hier horen dat je er bent. De huizen zijn smal en hoog. Soms staan ze wat eenzaam in het landschap en is alleen de voorgevel beschilderd. De vrachtwagens en bussen zijn van Russische, Chinese of Zuid-Koreaanse makelij. Tussen twee en vier is er tijd om op de kamer op te frissen en bij te komen van de lange reis. Om vier uur geeft Maria een rondleiding door het centrum. Het is even wennen om de straat over te steken met het krioelende verkeer. Volgens Maria kun je zelfs bij de drukste straten gewoon doorlopen, want ze zien je wel. Oversteken is een kwestie van de bestuurders van de scooters en motors in de ogen kijken en af en toe stoppen. Wat dat betreft kun je blij zijn dat hier in verhouding nog nauwelijks auto’s rijden. In het vervolg zal ik het vaak hebben over motorbikes, want dat zeggen de Vietnamezen zelf. Overigens zie ik tijdens deze reis een paar keer een toerist met een been of arm in verband. Misschien wel het gevolg van een mislukte poging om over te steken? Maria leidt ons langs de Dong Xuan markt, we lopen door smalle straten en bezoeken twee kleine tempels. Circa 40% van de bevolking is boeddhist. Bij de eerste tempel worden net grote maquettes verbrand. Er worden stukken nootwafel aan ons uitgedeeld en we krijgen geldbriefjes ter waarde van vijfhonderd dong. Het briefje geef ik even later aan een verkoopster op straat, die in eerste instantie niet op de foto wil. Ik maak uit haar gezichtsuitdrukking op dat je met vijfhonderd nagenoeg niks kunt kopen. Toch wil ze voor het briefje wel op de foto. In de tempels staan onder andere stapels met blikjes cola en bier en sigaretten voor overleden familieleden. Het straatbeeld in de oude wijk is druk, met overvolle kleine winkeltjes. In veel gevallen is een woonhuis gelijkertijd winkel of restaurantje met, in dat laatste geval op een bord het misschien wel meest voorkomende Vietnamees woord langs de weg: ‘pho’ (bouillon). Iedere straatje in de oude wijk heeft een specialiteit: koekjes, schoenen, kleding, et cetera. Bij ons zouden de winkels van hetzelfde type juist meer verspreid zijn, hier zitten ze naast elkaar. Elektriciteitskabels lopen boven de straat en lijken willekeurig aan elkaar geknoopt. Naast de fietsen en motorbikes worden de trottoirs bezet door hurkzitkrukjes van restaurantjes zodat je vaak gedwongen bent om op straat te lopen. Het straatleven is in schril contrast met de strenge sfeer op het vliegveld. We komen bij het Hoan Kiem meer uit en lopen naar de St.-Joseph kathedraal, waar net een mis gaande is. Het is grijs weer met aardig wat wind. Voor de kathedraal bedelen gehandicapten en kinderen. Maria legt uit dat je kinderen geen geld moet geven, want dan krijgen ze van hun ouders opdracht om meer te bedelen en gaan ze niet meer naar school. Mijn eerste 100.000 dong geef ik uit door voor een deel van de groep de koffie te betalen bij Paris Deli. Aan de andere kant van de straat zit restaurant Mocca, waar je volgens Maria goed kunt eten. Met de gehele groep gaan we eten bij Little Hanoi aan een lange smalle tafel, met ‘doi dua’ (stokjes)! Ik probeer van de gelegenheid gebruik te maken de namen van mijn reisgenoten te leren. Maria heeft het eten uitgezocht: kip met pittige kruiden en vissaus, varkensvlees in zoet zuur, zoete en pittige aubergines, ananas met meloen, en een flesje water en blikje Fanta voor in totaal 150.000 dong per persoon. Het eten met stokjes gaat nog erg onwennig. Terug naar het hotel zitten veel mensen op trottoirs te eten. De markt is op dit tijdstip ook nog open. In de buurt van het hotel koop ik voor 10.000 dong een verzegelde fles met anderhalve liter water (omgerekend 50 eurocent). Flesjes van een halve liter kosten 5.000 Dong. Om kwart over negen ben ik in mijn kamer op de vierde verdieping. Op de tweede verdieping van het hotel zit een massagesalon die er professioneel uitziet, maar ik ben verreisd en uitgeteld na vele eerste indrukken. Rond één uur ben ik even wakker en neem een kijkje op mijn balkon. Het regent een beetje. Het tijdsverschil met Nederland is zes uur. Zondag 22 februari. Om zeven uur gaat de wekker. Het toiletpapier moet in een afvalemmer. Dat komt vaak voor in landen waar de riolering al dat papier niet aankan. Bij het ontbijt zit ik aan tafel bij Martin, Margriet en Sonja. Ik kies gebakken ei met stokbrood (Franse invloed) en ‘tra’ (thee). Rond half negen gaan we met drie taxi’s naar het mausoleum van Ho Chi Minh. Uit de folder: "The Mausoleum of President Ho Chi Minh is an architectural work of great political and ideological significance, expressing the profound feelings of the entire Vietnamese people towards the Late President [..] the revolutionary path He had charted to build a peaceful, united, democratic and prosperous Vietnam". Rugtassen moeten worden ingeleverd bij een controlehokje. Dan sluiten we aan in de rij, deels onder afdakjes. Net voor het mausoleum worden onze camera’s door Maria en Luc in beheer genomen. Controleurs staan naast de rij om te kijken of je wel twee aan twee loopt en de handen uit je zakken hebt. Ho Chi Minh ligt vredig in een aircoruimte omringd door opvallend veel bewaking. Wat is het maar een tenger mannetje. Dat kereltje heeft dus van de Amerikanen gewonnen. Ondanks dat hij zelf gecremeerd wilde worden, is hij net als Lenin en Mao geconserveerd en opgebaard. Ieder jaar gaat hij naar Moskou voor een schoonmaakbeurt en nieuwe make-up. Voor ik probeer de Amerikaanse Oorlog duidelijk te maken, wil ik nog melden dat Vietnam daarvoor ook al een lange geschiedenis had van oorlogen.
      Vietnam was een Franse kolonie, en onderdeel van Indochina (Laos, Cambodja en Vietnam). Voor de Fransen toegangspoort naar China. Het katholicisme leek een aantrekkelijk alternatief voor het strenge feodalisme. De infrastructuur en stedenbouw werden verbeterd, maar gelijktijdig werden de kolonies uitgezogen. In de jaren twintig en dertig ontstond steeds meer behoefte aan onafhankelijkheid en werden nationalistische partijen opgericht. Een hoofdrolspeler in die tijd was Nguyen Sinh Cung, beter bekend als Ho Chi Minh (Brenger van Licht). Ho richtte in 1941 de Viet Minh op, een verzameling van nationalistische groeperingen. De Viet Minh vocht een guerrillaoorlog tegen de Japanners, die in de Tweede Wereldoorlog een groot deel van Azië in handen hadden (met instemming van het Franse Vichy-regime) en de rijstoogst aan de eigen strijdkrachten gaven. Twee miljoen Vietnamezen stierven van de honger. Na de Japanse overgave in 1945 veroverde de Viet Minh grote delen van het land. Ho werd president van de Democratische Republiek Vietnam (DRV). De Fransen wilden hun macht echter terug. Frankrijk en de Democratische Republiek Vietnam sloten een verdrag, maar al snel bleek dat beide partijen het niet eens waren over de invulling daarvan. Frankrijk wilde de controle over Zuid-Vietnam niet uit handen geven en een nieuwe oorlog was een feit. De Viet Minh werden gesteund door de Sovjet-Unie en China. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten waren beducht voor een opmars van het communisme en stonden aan de kant van de Fransen. Op 21 juli 1954 sloten de Fransen en de Viet Minh een wapenstilstand. Beide partijen stemden in met een tijdelijke deling van Vietnam in een noordelijke en een zuidelijke zone. Binnen twee jaar zou er een nieuwe regering moeten zijn. Het werd Ho Chi Minh echter duidelijk dat de hereniging van het land zonder strijd niet zou slagen en hij steunde in 1960 de oprichting van het Nationaal Bevrijdingsfront voor Zuid-Vietnam. Dit front, dat bekend werd onder de naam Viet Cong (Vietnamese communisten), begon een guerrilla in het zuiden van Vietnam. De Zuid-Vietnamese regering werd met geld en wapens gesteund door de Amerikanen. Het geweld in het zuiden nam snel toe, dat was voor Amerika aanleiding om steeds meer militaire adviseurs naar Vietnam te sturen om het Zuid-Vietnamese leger te trainen. Dit leverde onvoldoende op en begin 1965 stuurde Amerika grondtroepen, het begin van een massale inzet. In vier jaar tijd liep het aantal manschappen op tot meer dan een half miljoen militairen. Op papier waren de Amerikanen oppermachtig. De Viet Cong en de Noord- Vietnamezen waren echter in de meerderheid en hadden meer kennis van de jungle. De Amerikanen beheersten de kuststrook en waren overdag in het voordeel. Maar een totale overwinning bleek onmogelijk. Om een lang verhaal kort te maken: door groeiende kritiek vanuit Amerika zelf, hebben de Amerikanen hun troepen in 1973 teruggetrokken. Op 30 april 1975 was de oorlog voorbij. Noord- Vietnam had gewonnen. Maar gelijktijdig waren de Vietnamezen dusdanig verzwakt dat je je kunt afvragen of er wel een winnaar was. Aan Amerikaanse zijde zijn ongeveer 58.000 slachtoffers gevallen. Het aantal burgerslachtoffers is mogelijk twee miljoen. Deze zogenaamde Amerikaanse oorlog heeft nog een lange nasleep gehad, met bijvoorbeeld voor Vietnamezen die met de Amerikanen hadden samengewerkt nare gevolgen. 300.000 Zuid-Vietnamezen werden naar heropvoedingskampen gestuurd. In 1978 volgt een antikapitalistische campagne. Twee miljoen Vietnamese vluchtelingen zullen elders een nieuw leven beginnen. De Socialistische Republiek Vietnam is een eenpartijstaat, de Communistische Partij is de enige toegestane partij. Het volk is overgeleverd aan het communisme, corruptie en machtsmisbruik. Terzijde nog een oorlog die niemand van mijn reisgezelschap kende, maar waar Luc ons op attendeerde: In februari 1979 volgt een inval door China. Een wraakactie voor de antikapitalistische campagne die veel etnische Chinezen heeft geraakt, bovendien is Vietnam op 25 december 1978 Cambodja binnengevallen en heeft de met China bevriende dictator Pol Pot verdreven. Vietnam slaat verbeten van zich af en China trekt zich binnen een paar weken terug. In 1994 heffen de Amerikanen het handelsembargo op. Tot zover de geschiedenis.
    Bij de voorbereiding heb ik onder andere Hoge bomen in Hanoi van Carolijn Visser gelezen. Twee citaten uit dat boek: "Wie zichzelf kent en we zijn vijand kent, is onoverwinnelijk. Daarom hadden de Amerikanen Vietnam niet moeten bezetten. Ze kenden ons niet. De Amerikanen waren zo onwetend." "In deze flats wonen veel oorlogsveteranen. Aan de overkant staat een blok vol oorlogsinvaliden met hun gezinnen. Ze hebben deze flats toegewezen gekregen als beloning voor hun inzet. Vele mannen zitten de hele dag thuis te drinken, zelfgestookte drank van suikerriet." Het is vandaag een beetje vochtig en klam. Bij het mausoleum is een park (entree 5.000 dong) waar veel Vietnamezen komen, waaronder groepen kinderen. Bij de Eénzuilige Pagode (Chua Mot Cot) ontmoet ik het Canadese voetbalmeisje uit het vliegtuig. Zij heeft zich ook aangesloten bij een groep. In het park staat het paalhuisje van Ho Chi Minh waar hij van 1958 tot zijn dood in 1969 woonde. In zijn werkkamer hangen de portretten van Lenin en Marx. Vervolgens gaan we weer met drie taxi’s naar de literatuurtempel (Van Mieu) slalommend tussen de motorbikes. Dit is een groter en mooier tempelcomplex dan de tempels van gisteren. Kinderen picknicken bij de tempel. Ze proberen hun Engels uit, maar veel verder dan "Where do you come from?", komen ze vaak niet. Naast de tempel zit restaurant Koto. Daar eet ik net als Luc ‘bun bo nam bo’ (bief, verse Zuid-Vietnamese rijstnoedels, een mix van kruiden, nootjes, limoen, chili, knoflook en vissaus) voor 110.000 dong. Het personeel bestaat uit voormalige straatjongeren. Naast mij zit een student antropologie met twee mooie giechelende meiden. Hij is geïnteresseerd in waar wij vandaan komen en wat we in Vietnam doen. Daarna gaan we naar het overgebleven deel van de Hoa Lo gevangenis. In de gevangenis zijn cellen te bezichtigen, daarnaast is er een guillotine (oorspronkelijk was dit de Maison Centrale voor de tegenstanders van het Franse koloniale bewind), historische foto’s, en propaganda artikelen die gevang Amerikaanse piloten in een kwaad daglicht stellen. We lopen naar het Hoan Kiem meer en worden daar ‘losgelaten’. Aan de zuidwestkant van het meer blijf ik lange tijd bij verkeerslichten staan om motorbikes te fotograferen. Regelmatig levert dat glimlachende en wijzende reacties op. In een naburige eetzaal (Fanny) met leuke serveersters, bestel ik crêpe met aardbeienijs en jasmijnthee (42.000 en 14.000 dong). Aan de zuidoostpunt van het meer nodigt een jonge vrouw me uit om Engels te praten. Haar zusje zit naast haar. Ze lijken totaal niet op elkaar. Wanneer ik het goed begrijp, hebben ze verschillende vaders. Na de standaardvragen als: waar ik vandaan kom, hoe oud ik ben, en of ik getrouwd ben en kinderen heb, blijft de vrouw ‘opgewonden’ zoeken naar nieuwe vragen. Na een uur wil ik graag verder. We wisselen mailadressen uit. (Naschrift augustus 2009: Al tijdens deze reis ontvang ik een lading e-mail en ik heb nu nog steeds contact met Thuy. Het is boeiend om contact te hebben met iemand die over het leven in Vietnam schrijft. Bovendien kan het handig zijn om een contactpersoon te hebben voor een volgende reis. Thuy mailt vrij regelmatig. Inhoudelijk valt ze soms in herhaling en ze vergelijkt Vietnam veel in negatieve zin met Europa. Het land zou honderd jaar achterop lopen. Haar Engels is matig, maar meestal is er wel iets van te ontcijferen. Haar leventje maakt haar soms ‘sad’. De mails van mij inspireren haar. Soms is ze nogal emotioneel. En dat op basis van een ontmoeting van nauwelijks een uur. Ik schijn "very handsome" te zijn. Althans in de ogen van sommige Aziatische vrouwen, heb ik gemerkt.) Ik maak een foto van een bruidspaar in prachtige kleding bij een poortje en een nachtfoto van het meer. Dan zoek ik een restaurant op aan de noordkant. Daar eet ik: papajasalade, verse citroensap en appelsap voor 107.000 Dong. Onderweg naar het hotel stopt een motorbike voor mijn neus met twee mooie meisjes - ik denk zusjes - met iets te veel make-up. Of ik marihuana wil? "He?" Eerst versta ik het niet, maar na een herhaling wel. "Nee!", zeg ik lachend en schud mijn hoofd. Dan vragen ze of ik "boem boem" wil? "Ha!" Ik schud van nee. Ze waren wel mooi... In het hotel ga ik voor het slapen naar de massagesalon op de tweede verdieping. Ik douche me eerst in mijn kamer en verruil mijn schoenen voor teenslippers. De ontvangst is door een dame in een prachtig traditioneel blauw kostuum en ik krijg thee aangeboden. Ik kies het duurste programma op het lijstje: stoomkamer, bubbelbad en Thaise massage, exclusief fooi voor 250.000 dong (ruim 12 euro). Dat kan ik iedereen aanraden! Ik heb nooit eerder Thaise massage gehad, maar die is behoorlijk stevig. Het massagemeisje in haar roze pakje spreekt nauwelijks een woord Engels, maar is lief en erg grappig. Maandag 23 februari. Vanaf het balkon van mijn kamer sla ik het verkeer gade. De grootste en snelste voertuigen rijden bij een kruising gewoon door en remmen nauwelijks af. Bij links afslaan is het gebruikelijk om de bocht af te snijden, en niet zoals bij ons te wachten op tegemoetkomend verkeer. Een vermakelijk schouwspel dat verrassend probleemloos werkt. Slechts een enkele keer moet iemand iets meer afremmen om een botsing te voorkomen. Halong Bay In de buurt van de markt doe ik inkopen voor de lunch. Rond half twee rijden we met een bus Hanoi uit. Op weg naar de Halong Bay, de baai van de neerdalende draak. De weg is soms gevaarlijk druk met veel motorbikes, fietsen en voetgangers en bussen die sneller rijden. Onderweg zijn enkele tolpoortjes. We houden een fotostop bij rijstvelden. De bus komt door dorpjes, langs kolenbergen, de koeien zijn mager en bruin. We pauzeren in een borduurfabriekje van gehandicapten. De prijzen zijn in dollars en nogal hoog. Foto’s maken is helaas niet toegestaan. Het fabriekje staat hier puur om de vele toeristen die langskomen onderweg geld af te troggelen. Mijn dollars blijven in de portemonnee, maar Maria wil wel graag veertig euro per persoon voor de fooienpot. Om half zes arriveert de bus in Bai Chay, het oude centrum. We zijn de toeristische haven die westelijker ligt al gepasseerd. Daar lagen tientallen toeristenboten. In een hoger gelegen hotel krijgen we van een mooie dame in een prachtig kostuum een welkomstdrankje. Ik heb een kamer op de zevende verdieping. De lucht is helaas niet helder genoeg voor een fraaie foto van de omgeving. We eten vanavond aan de kust tegenover de nachtmarkt. De parelkettingen zijn nogal bij de dames in trek. Wel eerst controleren of ze echt zijn. Om een onduidelijke reden hebben enkele straatverkoopsters ruzie: scheldende vrouwen, altijd leuk. Ik bestel een pizza, Fanta en thee, afgerond voor 100.000 dong (inclusief 16.000 fooi). Dat is omgerekend iets minder dan 5 euro. Tegenover het hotel betaal ik nu slechts 8.000 dong voor anderhalve liter water. Dinsdag 24 februari. Om half zeven gaat de wekker. Om 7 uur is er een ontbijtbuffet inclusief oliebolletjes. Om acht uur is iedereen uitgecheckt. Vandaag staat een boottocht in de Halong Bay op het programma. Het ticket voor de boot kost 40.000 dong. Aan boord krijgen we groene thee aangeboden. Langszij komt een sampan met een vader, moeder en zoontje en een lading fruit. Achteraf gezien ik had daar iets van moeten kopen. Maar ja, zo gaat dat. De lucht klaart langzaam op. De boot vaart langs drijvende vissersdorpen. Dat is een mooi gezicht. We varen tussen bergpieken die uit het water steken. Er zijn ruim 3.000 van deze kalkrotsformaties in de Golf van Tonkin. We passeren een traditionele Chinese jonk met roodbruine zeilen. Bij een eilandje voert een voetpad naar de mooie Hang Dau Go ‘grot der wonderen’ met gekleurde verlichting. Kitsch, maar wel fotogeniek. Bij een volgend eiland is een mooi strandje en een uitzichtpunt. Hier zie ik ook een vrouw met klederdracht uit Sa Pa, behorend tot een minderheid uit de bergen in het noorden van Vietnam. Op de terugweg krijgen we in de boot een uitstekende lunch voor 115.000 dong inclusief het drankje. Ik raak in gesprek met Sonja, die ook alleen meereist. Zij heeft een schoonzus uit Peru. Terug naar Hanoi Wanneer we van boord komen, is er nog gelegenheid om wat drinken en koekjes te kopen. Dan rijdt de bus ons terug naar Hanoi, naar het hotel van de eerste twee nachten. Dit was dus Halong Bay. Mooi, maar misschien ben ik verwend met veel mooie natuur zodat het toch niet zo heel veel indruk op me heeft gemaakt. Onderweg stoppen we bij een keramiekfabriekje. In de tuin naast het parkeerterrein zoek ik contact met drie jonge vrouwen die spinazie planten: Tuyen, Thuong en Loi. Veel meer dan namen en leeftijden uitwisselen lukt niet. En lachen natuurlijk, in het land van de glimlachende mensen. Rond half zeven zijn we bij het hotel. Na snel opfrissen, ga ik de stad in. Aan de zuidkant van het Hoan Kiem meer zoek ik naar een zonnekap voor mijn Tamron lens. Die is namelijk vorig jaar in Amerika bij een val gebroken en de plakband en lijm houden het niet langer. In dit deel van de stad ontdek ik moderne winkelcentra en ook een zonnekap die past! Ik eet in hetzelfde restaurant als de tweede avond. Nu bestel ik: biefsalade, aardbeimilkshake en Vietnamese thee. Tip: door alles gelijktijdig te bestellen, duurt het minder lang voor het op tafel verschijnt. Inclusief fooi betaal ik 80.000 dong. In de lobby van het hotel stuur ik een e-mail naar Nederland. [fragmenten uit e-mail] Dit is de laatste avond in Hanoi. Het weer is gelukkig een beetje grijzig begonnen. Het beetje regen dat viel verdampte direct. Hanoi is een drukke stad. Zeer veel toeterende brommertjes, met gigantische bepakkingen, soms de gehele familie tot een enorme lading zakjes met goudvissen aan toe. Vandaag in Halong Bay geweest met de boot tussen spitse eilandjes doorgevaren, naar een strand geweest en door een mooie grot. Lekker eten onderweg in de oude donkerbruine houten boot. Veel vis, van garnaal tot inktvis en erg lekker klaargemaakt. Het eten is hier uitstekend. Morgen rond tien uur gaat het vliegtuig waarmee ik een uurtje naar het zuiden afzak en een minder interessant stuk oversla. Eergisteren mijn mailadres afgegeven aan twee zusjes, door de oudste word ik nu al bedolven onder de mail. De laatste dagen gaan erg heet worden. In Cambodja is het op dit moment 38 graden. Tot zover even. Ik ga nu slapen. Het is bijna tien uur. [einde e-mail] Daarna besluit ik weer naar de massagesalon te gaan. Dit keer heb ik een kamertje aan de andere kant van de gang en een ander massagemeisje. Ook weer klein en grappig in een roze flanellen pakje. Ze draait mooie muziek en zingt af en toe een beetje mee. Ik vraag wie de zangeres is. Ze haalt de cd uit het apparaat: Minh Tuyet. Die naam noteer ik zodra ik op mijn kamer kom. Woensdag 25 februari. Om half negen verlaten we het hotel. Rond tien uur gaat het vliegtuig naar Hué (1.130.000 dong, bij de reis inbegrepen). In Hanoi is het een beetje vochtig, maar buiten de stad schijnt de zon. De bus passeert fabrieken van Canon en Panasonic. Die hebben ontdekt dat de productie in Vietnam nog goedkoper is dan in China. Op het vliegveld blijkt dat de vlucht van Vietnam Airlines twee uur vertraging heeft. We doden de tijd door wat te drinken in Lucky Café. Ik heb een kokos milkshake. Overigens, die milkshake van gisteren vonden mijn maag en darmen niet zo’n geweldig idee. Dat had ik kunnen weten. Hué We vliegen met een nieuw toestel. Een bus brengt ons in Hué naar het Golden Hotel. Vanaf Hué tot de grens met Cambodja houden we deze bus. Het hotel ligt in de door de Fransen ontworpen ‘nieuwe stad’. De oude stad ligt aan de andere kant van de rivier. Tot 1945 was Hué de politieke hoofdstad van het land en zetel van de Keizers uit de Nguyen-dynastie. Omdat we iets verlaat zijn, is de tijd voor een bezoek aan de citadel krap. Maria geeft voor een deel van de groep een kleine rondleiding door het centrum van de stad. De zon is nadrukkelijk aanwezig. Ik moet oppassen dat ik niet verbrand. We eten bij een hotel aan de Parfumrivier (Huong Giang). Ik bestel Bo Xao Tho’m (bief, ui, champignon en ananas) en Vietnamese groene thee. Puf. Eerst maar even bijkomen van de warmte. Hué is een groene stad met veel bomen en ik hoor overal krekels. Met Henk en Vera loop ik de brug over naar de Dong Ba markt. Deze is rommelig, maar wel bijzonder fotogeniek. Veel handelswaar wordt via de rivier aangevoerd. Vera laat haar teennagels mooi rood met wit lakken. Sommige mensen op de markt willen niet op de foto, dat respecteer ik. Hué is een echte fietsstad. Voor de aardigheid blijf ik een tijdje fietsers fotograferen die over de brug komen. Op de brug worden we aangesproken door een groepje enthousiaste studenten. Henk moedigt ze aan om Engels te leren. Op de brug is meer wind, het is hier lekker. Terug in het hotel zit ik even op het kleine balkon uit te waaien. Het is warm! ’s Avonds is het straatleven heerlijk omdat de zon dan niet meer brandt. In het centrum ga ik eten bij restaurant Friendly: rijst met bief, crispy banaan met chocoladesaus en een flesje water. Voor ik ging eten werd ik aangesproken door een cyclo (fietstaxi’s met een zitbak voorop; een Franse uitvinding) die me eerst voor 10.000 en later voor 5.000 dong bij een mooi meisje wilde brengen. Omdat ik niet resoluut was in mijn afwijzing, en omdat die mannen niet snel opgeven, blijft hij voor het restaurant staan en houdt me in de gaten. Gedurende de hele avondwandeling door het centrum blijft hij me nog volgen, tot aan het hotel. Parfumrivier Donderdag 26 februari. De dag begint met bewolking, opmerkelijk na gisteren. Op de zesde verdieping van het hotel is een uitgebreid ontbijtbuffet met veel vruchten, maar ook warm eten zoals noedels en bacon en gebakken ei. Om acht uur lopen we naar de Parfumrivier. We gaan vandaag de rivier op met een drakenboot. Onderweg passeren we smalle boten, sommige worden gebruikt voor zandwinning. Onze boot moet stoppen bij een politiecontrole: een boot die midden in de rivier ligt. Na vier kilometer legt de boot aan bij de mooie Thien Mu tempel. Hier staat de blauwe Austin tentoongesteld van de beroemd geworden monnik Thich Quang Duc, die in 1963 naar Saigon reed en zichzelf in brand stak uit protest tegen het antireligieuze bewind van Ngo Dinh Diem. Er zijn ook monniksleerlingen, kale jochies, die volgens Luc tot hun achttiende kunnen beslissen of ze het monniksleven voortzetten. Vervolgens moeten we nog een afstand met de boot afleggen. Dan volgt een traject te voet naar de graftombe van keizer Tu Duc (1847-1883). Dit is zeven kilometer ten zuiden van Hué bij het dorp Dong Xuan Thuong. Onderweg worden kleding, tekeningen en drinken aangeboden. Er is een wierookfabriekje en er ligt rijst op de weg te drogen. De entree voor de tombe is 55.000 dong. Het is een parkachtige omgeving, met tempels, vijvers en beelden. Dat lijkt overdreven maar tijdens het leven van de keizer diende het complex als ontspanningsoord. Hij schijnt 104 echtgenotes te hebben gehad en nog meer concubines. Bij een stenentrap zoek ik een plekje in de schaduw. Een vrouw met een baboestok en twee rieten manden komt langs om het personeel van het complex warm eten aan te bieden. Dat doet ze handig. De bamboestok met draagmanden heet ‘don ganh’. Vanmorgen heb ik een ‘voorzichtig’ ontbijt gehad omdat mijn maag en darmen een beetje onrustig zijn. Ik heb een stoppil ingenomen en een vitamine C bruistablet. Maar nu is het sultanatijd! In plaats van met de boot, gaan we met een bus terug naar Hué. Dat is sneller. Met Henk en Vera stap ik bij de citadel uit. Daar eten we eerst. Ik bestel biefnoedelsoep en een cola. Met Henk en Vera bezoek ik vervolgens het enorme ommuurde citadelcomplex, ook wel de keizerlijke Verboden Purperen Stad genoemd (entree is 55.000 dong). In een kamertje kijken dames van het personeel naar een nagesynchroniseerde Chinese of Koreaanse soap. Je mag op de troon plaatsnemen, verkleed als Keizer, en je op de foto laten zetten. We lopen rechtsaf door naar het theater. Daar begint om half drie een prachtige dansvoorstelling met traditionele kleding en muziek. De meiden die meespelen, hadden we al zien arriveren op hun scooters in hippe kleding op hoge hakken. Nu dragen ze schitterende kleurrijke kostuums. Er is veel te weinig publiek. We adviseren na afloop om een bord bij de poort van de citadel te plaatsen met daarop de aanvangstijden van de voorstelling. Dat trekt vast meer bezoekers (ter info: de voorstellingen zijn om 9u, 10u, 14u30 en 15u30 voor 50.000 dong). Er valt steeds weer iets nieuws te ontdekken. Vooral de kleurrijke poorten zijn bijzonder mooi. In de Amerikaanse oorlog is veel vernietigd, maar gelukkig is daar al veel van gerestaureerd. Bij de paviljoenen moet je de schoenen uit doen om naar binnen te mogen. Henk en Vera gaan met een cyclo terug naar het hotel. Ik blijf bij de poort nog een tijdje foto’s maken. Dan laat ik me na lang onderhandelen voor 10.000 dong door een cyclo naar de brug bij de markt brengen. Daar geniet ik nog een tijdje van de massa’s fietsers die over de brug komen. Wanneer ik de brug over ben gelopen, kom ik als eerste de cyclo tegen die me gisteren lange tijd heeft gevolgd. "O, nee toch!", is mijn eerste reactie. Hij moet lachen. Ik ook. Ik loop door een beeldenpark bij de rivier naar het centrum. Bij Ushi eet ik bief met tomaat, rijst, Vietnamese thee en een overheerlijke mango smoothie. Die vruchtendrankjes zijn in dit soort landen heerlijk! De eigenares van het restaurant is Ushi, en laat dat nu net de Ushi zijn die Wendy van Dijk heeft geïnspireerd voor haar rol van Ushi. Beneden hangt een foto van de Nederlandse Ushi ingelijst aan de muur. De echte Ushi is helaas op dit moment in het buitenland (Thailand). Op mijn kamer gekomen, zie ik de schone was liggen: 10.000 dong per shirt, 5.000 per onderbroek en 14.000 voor de lange broeken. Ik betaal mijn was bij de receptie en ga daarna internetten op de zesde verdieping. Het schijnt zo te zijn dat net als in China het internetverkeer door de regering wordt gecontroleerd. Maar ik heb geen problemen ondervonden en ook niet naar ‘risicosites’ gezocht. [fragmenten uit e-mail] Ik zit sinds gistermiddag in Hué. Vanuit Hanoi met een nieuwe Boeing van Vietnam Airlines gevlogen, en niet met een (oud) Russisch toestel. Hué is een leuk stadje aan de Parfumrivier. In verhouding tot Hanoi zijn hier veel meer fietsen en ook cyclo’s (fietstaxi's). Die laatsten zijn volhardend. Het schijnt zo te zijn dat hoe verder je naar het zuiden komt, des te opdringeriger de mensen. Maar ze blijven vriendelijk. Het verkeer in de stad is een verhaal apart. Op veel plekken zijn geen verkeerslichten; enkel een paar lichten die dertig tellen met een afteller op rood staan. Het verkeer kronkelt door elkaar, en wanneer je als voetganger oversteekt moet je lef hebben (of er aan gewend zijn...). Vooral in het donker is dat een avontuur. Vanmorgen de Parfumrivier afgevaren naar een Pagode (een tempel) en daarna een graftombe van een keizer. Maar nog indrukwekkender was vanmiddag het bezoek aan de citadel. Het weer is hier uitstekend. Overdag rond 30 graden en 's avonds vooral nog heerlijk om buiten te zijn. Mijn polsen zijn een beetje verbrand door de zon. Tot later. [einde e-mail] Vrijdag 27 februari. Om acht uur vertrekt de bus. We reizen verder naar het zuiden. De natuur is hier mooier dan in de directe omgeving van Hanoi. Bij een strandje pauzeren we. Een Vietnamese komt heel bescheiden bij mij om euromunten om te wisselen voor een briefje van tien. Ze heeft die munten verdient met schoudermassages. Ze heeft net niet genoeg, maar daar maak ik geen probleem van. Een oude man komt aan de kost door zich voor te doen als visser en wil voor geld op de foto. De route gaat over de Hai Van bergpas. Op de pas staan verkoopsters in pyjama’s met spullen te leuren. Ik ontdek een broedende kip en een deel van de groep wandelt een heuvel op naar ruïnes van een fort. We houden even later bij een brug een fotostop. Er liggen typische ronde mandbootjes (coracles) in de water. Er passeren ook veel scholieren waarvan de meisjes een traditionele witte ao dai dragen. Dat is een soort jurk die over een broek met lange pijpen wordt gedragen. De zijkant van de jurk is open met een split die tot de buik loopt. De meisjes vouwen het achterste deel vaak op onder hun achterwerk en het voorste deel houden ze met een hand vast op het stuur, mooi wapperend in de wind. Het komt wel voor dat twee meisjes op één fiets zitten en ze samen de trappers bedienen. Bij studentes zijn ao dai wit, of gebroken wit. Wanneer het om een werkuniform gaat, dan komen vele andere kleuren voor. Donkerrood op goudgeel, helder blauw op wit, of kikkergroen op geel, enzovoort. Luc heeft twee schriftjes met onderwerpen die hij tijdens de busritten ter sprake brengt. Hij vertelt vandaag over voedsel, symboliek en het programma voor de komende dagen. Bij Da Nang komen we langs de kust bij China Beach, waar de Amerikanen tijdens de oorlog konden ontspannen en genieten van de Vietnamese vrouwtjes. Da Nang Op mij na wil iedereen in de groep de sculpturen in het Chammuseum van Da Nang zien. Ik heb weinig met musea. Voor mij is het straatleven veel boeiender. Het museum ligt hier immers op straat. Achter het museum ontdek ik een universiteit. De studenten komen één voor één opdagen omdat de lunchpauze bijna afgelopen is. Ongeveer een derde komt met een motorbike, soms bestuurd door iemand van de familie. Om half één sluit het hek, en niet iedereen is op tijd... Ik vraag wat er nu gaat gebeuren. Een prachtige studente zegt met een zeer zachte en bescheiden stem dat ze te laat zijn. Ja, dat had ik ook al gezien, maar zouden ze ook straf krijgen? Volgens Luc worden ze later wel binnengelaten. We zijn inmiddels bij de Marble Mountains (Ngu Hanh Son) aangekomen. Omdat je hier twee keer per dag warm eten krijgt, neem ik als lunch iets anders dan noedels of rijst: bananenpannenkoek en een blikje ijsthee voor 35.0000 dong. Voor we aan de beklimming van een marmerberg beginnen, ontdekken we een werkplaats waar allemaal marmerbeelden staan. Bij een heel groot liggend beeld staan en zitten (hurkzit) acht vrouwen aan het polijsten. Met mondkapjes om. Alles handmatig. Wat een werk! De entree voor de Thuy Son berg is 15.0000 Dong. Dit is zeker de moeite waard. Onderweg komen we langs enkele Boeddhabeelden in grotten, pagodes, en bananenbomen. Dat is zo leuk in een tropisch land: al die vruchtenbomen. Hoi An Rond vijf uur komen we aan bij het hotel in Hoi An. Het is een luxe hotel met op de kamer mooie donkere meubels en een zwembad in de binnenruin. Rond zeven uur geeft Maria een verkennende rondleiding door het centrum. Hoi An blijkt een schitterend historisch stadje aan het water te zijn met veel laagbouw. De straten zijn vrij rustig, sommige worden autovrij gehouden. Er zijn veel kostuumwinkels en restaurants. We eten met de helft van de groep bij Miss Ly. Ik bestel: cao lau (dikke noedels, geroosterd varkensvlees, sojascheuten, sla, croutons en crispy rijstpannenkoek), witte roos / banh bao, banh vac (garnaal gewikkeld in pannenkoek met knoflook, chili dressing, in de vorm van een roos) en gefrituurde wontons / hoanh thanh chien (vlees, garnalen, tomaat, ui en saus). (Tip voor hondenliefhebbers: zoek naar thit cho op het menu.) Ik zit in de raamopening aan een tafeltje met Maria en Luc. Hij vertelt dat hij na deze reis maar een paar dagen thuis is en daarna weer zo’n reis doet. Hij kan daardoor helaas maar kort bij zijn vrouw en zoontje zijn. We worden opgeschrikt door een rat die langs mijn voeten schiet en vervolgens naar achteren in de keuken verdwijnt. Gegil! Ik heb zicht op het straatleven. Een klein meisje komt steeds voorbij op een step. Tegenover het restaurant zit de plaatselijke bevolking op rode hurkzitkrukjes op het trottoir te eten. Dat is ongetwijfeld goedkoper. Na het eten loop ik met de onvermoeibare Maria via een omweg langs de rivier, door de straten die mooi verlicht zijn met lampionnen, naar de Japanse brug. De rest van de groep is moe en via de kortste route naar het hotel gegaan. Maria geeft nog enkele restauranttips. Zaterdag 28 februari. Ik heb de airco op de kamer van negentien graden naar drieëntwintig verhoogd, anders is het verschil met buiten zo groot. In de gang en lobby van het hotel is het al warm. Ik ga eerst even internetten. [fragmenten uit e-mail] Ik ga zo ontbijten. Gisteren de hele dag met de groep opgetrokken, een relatief kort traject met de bus met vele stops, en 's avonds met het grootste deel van de groep en de reisbegeleidster (Maria) en gids (Luc) gedineerd. Ik heb traditionele gerechten genomen, van alles een beetje. Vandaag is helemaal vrij, dan ga ik het stadje bij daglicht bekijken, even over de markt struinen en bij de rivier kijken. De bouwstijl is hier deels Japans en Chinees. Veel combinaties van zachtgeel en zwart. Je kunt hier kleding op maat laten maken of je schoenen laten kopiëren en dag later ophalen. Maria is een pittige blondine, meisjesachtig, vrolijk en vriendelijk. Zeer geschikt als begeleidster. Niet streng of schooljufachtig. Zeer flexibel. En Luc is de Vietnamese gids die meegaat voor de details. Een grappig mannetje van mijn leeftijd. Het is vanmorgen grijzig, maar even zonder zon is wel zo prettig. De temperatuur blijft hoog (circa 30). Zo, en nu ga ik ontbijten! [einde e-mail] Met een bonnetje van de receptie geniet ik uitgebreid van het ontbijtbuffet: bacon, blue dragon fruit (wit vruchtvlees met zwarte spikkeltjes zonder een nadrukkelijk aanwezige smaak), banaan, mango, appelpannenkoek, stokbrood en thee. Daarna loop ik naar het centrum om foto’s te maken. Ik hoor iemand roepen: "one dollar, one photo". Jongeren spelen voetbal op twee rijen computers. Bij kledingwinkeltjes spreken ze me aan om kleding of schoenen te laten maken. Eerst probeer ik vanaf een brug een overzichtsfoto van de markt te maken. Maar het ligt is ’s ochtends niet optimaal voor foto’s. Ik koop miniatuur versies van de conische ‘non la’ hoed (20 dong), die zo typisch zijn voor het Vietnamese straatbeeld. De vismarkt is erg levendig. Het zijn de vrouwen die vis verhandelen. De mannen zitten op de boten. De dames parkeren hun motorbikes tot vlakbij het water. Alles krioelt hier door elkaar. Onverstoorbaar gaan ze door terwijl ik er met mijn camera tussendoor probeer te komen. Het merendeel draagt dunne stoffen pyjama’s. Ook weer zo typisch voor Vietnam. Lekker licht en luchtig in dit klimaat. Halverwege de kade van het stadje pauzeer ik in een kleinschalig restaurantje; de dochter des huizes bedient mij. Daar zie ik dat veerpontjes af en aan varen om mensen met of zonder fiets te vervoeren. In dit geval ook veel schoolmeisjes in ao dai. In het centrum ontmoet ik Sonja en Thea, de twee anderen uit de groep die alleen reizen en veel met elkaar optrekken. We gaan samen eten. Ik kies: noedels met bief, ui en tomaat, Vietnamese thee en een papaja shake. De dames doen het 5-ticket systeem waarbij je verschillende Japanse en Chinese huizen en tempels in het centrum kunt bezoeken. Ik blijf liever buiten en kom later op de middag af en toe een echtpaar uit de groep tegen. Bij de Japanse brug is het fotolicht ook nog niet optimaal. Ik heb behoefte aan een pauze en ga in de schaduw op een muurtje zitten achter een straatverkoopster. Ze draagt erg veel kleding met deze temperatuur en zelfs meerdere conische hoeden. Er ligt een boek naast haar dat mijn interesse wekt. Het is een lesboek Engels, van haar vriendin zoals later blijkt. Ze heet Trang en spreekt nog nauwelijks Engels. Trang is 41, een gescheiden moeder van een zoon en een dochter. Ik maak een foto en we wisselen mailadressen uit.
      Trang
    Ik loop nog verder aan de andere kant van de Japanse Brug. Het is hier rustiger. Ik ontdek naaiateliers en veel winkels van het soort dat ook aan de drukke kant van de brug zit. Wanneer ik terugkom bij Trang, nodigt ze me uit. We spreken vanavond om acht uur op deze plek af. Ik ga in de tussentijd eten bij Tam Tam: pasta met aubergine en parmezaanse kaas. Het is een wat luxer restaurant in een koloniaal huis met een uitstekende menukaart en enkele plekken op een balkon. Even verderop zit Goodnight Saigon, van een ‘keten’ die je in de meeste Vietnamese toeristische steden aantreft. Volgens mij heeft die vooral Italiaans eten op de menukaart. Na me opgefrist te hebben in het hotel, ben ik rond acht uur op de plek waar Trang vanmiddag zat. Er is nog niemand. Maar meestal zijn vrouwen te laat, dus ik neem weer plaats op het muurtje. Dan komt ze aanlopen als een geheel andere verschijning: in een shirt met een fraai decolleté, armbanden en een halsketting. Heel anders dan vanmiddag in haar armoedige vermomming. Ze belt haar vriendin Ha, omdat ze nog moeite heeft om met mij in het Engels te communiceren. Met haar vriendin aan de telefoon spreken we af dat we naar het restaurant Before and Now aan Le Loi gaan en zij zal er als tolk bij zijn. Ik help mee om de scooter van Trang door de straten te sleuren. Brommen mag hier namelijk niet. Beneden is veel herrie van de muziek. Een deel van mijn groep blijkt ook op de tweede verdieping te zitten. Ach, ik heb ook niks te verbergen. Trang drinkt vruchtensap, vriendin Ha rode wijn, en ik Sprite. Ha spreekt redelijk goed Engels. Volgens Ha is Trang rijk. Trang heeft zelfs een eigen computer. Ze koopt haar verkoopwaar goedkoop in en verkoopt met honderd tot vierhonderd procent winst. Ha is net als Trang moeder van twee kinderen en gescheiden. Maar in april gaat ze trouwen met een Duitser die in Zwitserland woont. Ze willen weten wat ik voor werk doe, en hoeveel talen ik spreek. De ex van Trang was aan de drank en sloeg haar. Dat clichébeeld komt in dit land helaas veel voor. Zij moest voor de kost zorgen. Ze heeft als noedelkok gewerkt, maar dat werk vond ze saai. Ze heeft volgens Ha onvoldoende zelfvertrouwen. Ze vragen of er veel tulpen zijn in Holland en of er sneeuw valt. Ik zeg dat ze er vanmiddag heel anders uitzag. Met die armoedige kleding kan ze meer geld van ‘stupid tourists’ aftroggelen. Het mondkapje en handschoentjes zijn overigens bedoeld om de huid tegen de zon te beschermen. Een lichte huidskleur voldoet hier meer aan het schoonheidsideaal. De dames brengen mij naar mijn hotel. Ze nemen een sluiproute, want er is geen helm voor mij en zonder helm riskeren we een boete van 200.000 dong. Sinds de helm verplicht is, zijn de helmwinkeltjes als paddenstoelen uit de grond geschoten. Bij de kwaliteit kun je vraagtekens zetten. Zondag 1 maart. Om acht uur staan we klaar in de lobby van het hotel. Deze dansmeisjes zijn er ook vroeg bij.
    (Bovenstaande foto's heb ik met een digitale replica van de klassieke Leica M3 met 5 Megapixels van Minox gemaakt. Dit minicameraatje hing nagenoeg altijd om mijn hals.) We lopen naar de rivier en gaan in twee boten naar de overkant. Er staat vandaag een fietstocht op het programma (240.000 dong). De boten leggen aan bij een restaurant van een Nederlandse eigenaar. Hans, een gewezen wereldreiziger id getrouwd met een Vietnamese. Djoser is een vaste klant van hun. De fietsen staan al gereed met flesjes water in een mandje. De eerste stop is bij een straatmarktje op een splitsing van smalle paden waar een oud vrouwtje vis snijdt. De meeste vis is voor eigen gebruik, de rest is voor de verkoop. Daarom heeft bijna iedereen hier wel een handeltje. Hij (ik heb zijn naam niet genoteerd) haalt een paar vruchten met een rode pitjes van een boom: betelnoten. Sommige oude vrouwen kauwen daar op. Een traditie waardoor hun gebit zwart wordt. De vrucht heeft een hallucinerende werking. Reggie wil er haar lippen wel mee kleuren. Het is mooi om zoals vandaag in plaats van in een bus te zitten zo dicht bij de natuur zijn. Regelmatig roepen kinderen vanaf hun erf: "Hello!" Ze zijn buitenlanders gewend. Soms gaan ze naast het pad staan en slaan tegen je handen. We stoppen bij een huis waar grote platte rijstcrackers worden gemaakt. Daar wordt ui, kokosnoot en zwarte peper in verwerkt. We komen bij een mooie drumtoren. Ha vertelt later dat het naaiatelier waar ze werkt aan het begin van het pad naar de toren zit. We fietsen tussen de rijstvelden en zien een waterbuffel. Fotostop! Het is warm, maar de wind wappert door mijn shirt. In het laatste kwartaal van het jaar staat veel van deze regio tijdelijk onder water. Net buiten Hoi An bezoeken we nog een scheepswerf, waar vakmanschap de boventoon voert. Daarna eten we in zijn restaurant aan het water. Ik neem biefnoedelsoep met stokbrood en citroensap (65.000 dong). De noedels zijn lang en dik en het is lastig te eten zonder te morsen. Met bootjes worden we weer naar de overkant gebracht. Ik loop even over de vismarkt en ga dan naar het hotel. Ik heb namelijk een afspraakje met Trang. Ik fris me op en loop dan naar een kruising waar een motorbike (‘xe om’) me voor 10.000 dong naar het huis van Trang brengt. Ze woont ongeveer drie kilometer buiten Hoi An aan de weg die verder naar het zuiden leidt. De motorrijder wil onderweg nog een keer het huisnummer zien. Ik vraag aan een man of Trang hier woont. "Ja." Hij roept vervolgens iets onverstaanbaars. Daar komt Trang al. Ze draagt een paarse strapless blouse. Ze groet me niet eens (wangzoenen is hier waarschijnlijk not done), ontwijkt soms het oogcontact en lijkt niet op haar gemak. Naast de ingang naar de achterkamers hangt een portret van Ho Chi Minh, held van Vietnam. Voor hun huis heeft haar broer een restaurantje. Ik probeer een gesprek op gang te krijgen. "Hoeveel broers ze heeft?" "Twee." Er stopt een scooter met een echtpaar met jonge kinderen voor. Schijnbaar is dat ook een broer van haar. Ze stelt me niet aan hen voor. Ze haalt het lesboek Engels, maar blijft niet lang tegenover me zitten. Ik krijg water te drinken. Omdat de communicatie moeizaam verloopt, belt ze Ha een paar keer. Volgens mij heeft ze te weinig durf om Engels te spreken, of ze is een perfectionist en bang om fouten te maken. Trang heeft zich omgekleed in een wit shirt en jeans wanneer Ha op haar scooter arriveert. Ik maak foto’s van beide dames op hun racemonsters, maar Ha wil liever niet. Trang is nu duidelijk beter in haar element.
        Trang
    Haar familie woonde oorspronkelijk in een huis verderop aan het water waar een pottery is. Daarom staan bij haar thuis ook allemaal potten. Niks bijzonders, maar ik begrijp later dat hier vaak toeristen stoppen en zij denkt dat ik om die reden ook bij de ‘pottery’ moet kijken. Maar ik ben geen ‘stupid tourist’ die je geld aftroggelt. Ik heb geen interesse. Ha haalt een extra helm, die nogal onfris ruikt (toch doet ze hem zelf op), daarna rijden we in een hoog tempo (die dames kunnen wel rijden!) naar het Cham eiland. Daar ben ik vandaag ook met de fietstocht over gekomen. Ha zegt dat ik Trang gisteren achter op de motorbike heb beetgepakt toen ze me naar mijn hotel bracht. Dat deed ik om er niet af te vallen. Wanneer je geen koppel vormt, dan is dat in Vietnam niet gebruikelijk. Maar nu daagt Ha me uit om Trang weer beet te pakken. Dat doe ik op een royale manier en beide dames gillen. Niet ver na de brug stoppen we aan de rechterkant van de weg bij een lokaal restaurant. Ha bestelt een lokale specialiteit: ‘hen tron’, een pittige gekruid groentepapje met koriander die je in dunne deeg moet rollen en in sojasaus of vissaus dipt. Er zijn ook rijstcrackers. Ha drukt die met een platte hand in stukken. Ik gooi de ijsblokje uit mijn glas. Ha ziet dat en begrijpt waarom. Ze vraag om een rietje. De dames betalen net als gisteren weer voor mij. Ik kreeg toen de rekening niet eens te zien. Ik had vanmiddag gezien dat het tegenover Hoi An aan het water mooi is, omdat je dan zicht hebt op het stadje. Daarom stel ik voor om daar heen te gaan. En dat is inderdaad een prachtig romantisch plekje. We praten over verschillen tussen Vietnam, Nederland en over Duitsers en hebben vooral veel lol. Ha is een beetje de aanjager, want Trang durft nog nauwelijks Engels te praten. Ze kan wel in cijfers praten, grapt Ha, want ze kan goed onderhandelen met toeristen! We blijven op de kade zitten. Ik zit op een loopplank en links en rechts van mij beide dames op een paaltje waar de boten aan vastgebonden zijn. "Ik ben ontvoerd door twee Vietnamese vrouwen", zeg ik. Ha gunt haar vriendin volgens mij graag een romantische avond met mij alleen, maar iedere keer wanneer ze voorstelt om ons tweeën achter te laten, protesteert Trang. Ha moet blijven om als tolk te dienen! Trang is te verlegen. Wanneer ze me bij mijn hotel hebben gebracht, zie ik dat de dames verderop langs de weg stoppen. Ik ben niet van plan om mijn kamer op te zoeken voordat ze helemaal uit het oog zijn verdwenen. Ze zien mij ook nog staan. Trang komt terug om te vragen waarom ik niet het hotel in ga. "Omdat jullie nog niet weg zijn!" Ze zegt dat ze eten gaan halen voor haar ouders. Even later komt ze nog een laatste keer om afscheid te nemen. "See you soon." We beloven dat we elkaar zullen mailen. [fragmenten uit e-mail] Eens kijken of ik op deze laatste avond in Hoi An nog even snel een stukje in elkaar kan flansen. Vanmorgen met de gehele groep een mooie fietstocht door de omgeving gemaakt. Vanmiddag na de fietstocht had ik bij een straatverkoopster thuis afgesproken. Het is zondag, ze hoefde vandaag maar een halve dag te 'werken'. Ze belde haar vriendin op om weer als tolk te dienen. We zijn per scooter (ik achterop) naar een eilandje gegaan (omringt door een rivierendelta) om te eten. Anyway, we hebben daarna nog gezellig aan de rivier gezeten met zicht op Hoi An. Stel het je allemaal heel overzichtelijk voor. De rivier langs het centrum is maar ongeveer dertig meter breed. En nagenoeg alles is op loopafstand. Toch hebben ze me naar het hotel gebracht. Erg leuk om achter op de scooter door dit stadje te rijden. Het was een zeer gezellige avond. Even wat anders dan met de mensen uit mijn groep. Soms eet ik wel met hen, en doe ook wel excursies samen (sowieso wat we onderweg met de bus tegenkomen), maar in de steden ben ik al snel zelfredzaam en probeer ik ook wat anders dan het al te toeristische. Vooral de lokale markten zijn leuk en de mensen zijn hier geweldig! Vietnam is nog leuker en mooier dan ik had verwacht. Mijn eerste indruk van Vietnam op het vliegveld van Hanoi was wat beangstigend met al die strenge beambten, maar zodra we het vliegveld hadden verlaten en de kennismaking kwam met steden en mensen die erg vrij, hartelijk, vriendelijke en levendig zijn, valt het eigenlijk nauwelijks op dat het een communistisch land is. Morgen om 7 uur vertrekt de bus om weer wat verder naar het zuiden af te zakken. Groet vanuit een warm Vietnam, [einde e-mail] Maandag 2 maart. Vandaag moet er extra vroeg worden ontbeten. Iets na zeven uur vertrekt de bus tijdens een tropische regenbui. Wanneer de bus de weg opdraait, verbeeld ik me dat ik Trang zie, wachtend op haar scooter met een regenponcho. Ze weet dat ik vandaag vertrek. Jammer dat we Hoi An verlaten. Hoi An was de mooiste plek totnogtoe. De bus komt langs het huis van Trang. Ik kijk weemoedig door de natte ramen. Het is stil om me heen. De lucht blijft lange tijd half bewolkt en er vallen nog een paar buien. Het landschap is niet zo bijzonder. (Naschrift augustus 2009: net als met Thuy uit Hanoi, heb ik nog mailcontact met Trang. Ze is haar verkoopplekje kwijt. De overheid lijkt de wildgroei van straatverkopers in Hoi An aan te pakken. Ik ben benieuwd of ze een nieuwe plek vindt. Het Engels van Trang is goed, maar ze schrijft onregelmatig en de berichtjes zijn kort.) My Lai Onderweg bezoeken we het door de Amerikanen uitgemoorde dorp My Lai. Het is hier warm en benauwd. We krijgen eerst een video te zien van het Nederlandse programma ‘reporter’ uit 1993 met ooggetuigenverslagen over deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis waarbij 504 burgers om het leven kwamen. Kinderen die nu volwassen zijn vertellen dat ze deden alsof ze dood waren en roerloos onder de lijken van vermoorde familieleden in greppels bleven liggen. Een Amerikaanse helikopterpiloot die doden en gewonden vervoerde, komt voor het eerst terug. Hij is de hoofdpersoon in de reportage. Tussen de commentaren in het gastenboek van het museum (entree 10.000 dong) vind ik deze: "To all those who walk through these gate realize the horrors of war. America is not always right and as a country we can make mistakes. My Lai is an example of not just 1 person or many peoples mistake but the mistake of a great nation! Robert, Boston, MA., USA" Tijdens de lunch eet ik: gegrilde vis, gestoomde rijst, taugé, wortel en citroensap voor 70.000 dong. De volgende stop is tussen de rijstvelden. Maria en Luc voelen goed aan wanneer er behoefte is aan een fotostop. Zij is zelf ook enthousiast bezig met een compact camera. Luc vertelt over rijst in Vietnam. De rijst uit Cuba is vaak goedkoper. En de beste rijst in Vietnam gaat naar China om schulden af te lossen. Een deel van de groep loopt over de dijkjes om dichterbij de landarbeiders te komen. Er werken vooral vrouwen. Qui Nhon Rond vijf uur arriveren we bij ons hotel aan zee in Qui Nhon. Volgens Maria is dit het duurste hotel van de reis. Djoser heeft in iedere reis een duur hotel zitten. We blijven hier maar één nacht. Qui Nhon heeft verder geen bijzonderheden. Ook hier staat weer een dame gereed in ao dai met een welkomstdrankje op een dienblad. De kamer heeft een balkon met een aardig uitzicht over de stad. Om zeven uur gaan we op zoek naar een restaurant. Het ‘seafood’ schrikt sommigen uit de groep af waardoor we vrij lang op zoek zijn. Bij een rotonde zie ik ‘mooie’ communistische propaganda-afbeeldingen. Soortgelijke heb ik in Hoi An op een kruispunt gezien. Kinderen groeten met "Hello!". Grotere kinderen zitten als verslaafden achter computers games te spelen. Uiteindelijk komen we weer terug bij ons hotel om te dineren. Dat ziet er sjiek uit, maar valt qua prijs eigenlijk best mee: ananassap en appelsap, soep met kip, rijst en gefrituurde banaan als toetjes voor 72.000 dong. Ik vraag een serveerster om Vietnamese muziek te draaien in plaats van deze (kitscherige westerse instrumentale troep). Diverse mensen uit de groep zijn nieuwsgierig naar mijn avonturen met de Vietnamese dames. Dinsdag 3 maart. Om half negen vertrekt de bus. Volgens Luc heeft Vietnam een open cultuur, daarom zijn de huizen aan de voorkant vaak open en zijn er veel contacten. We stoppen op verzoek van Maria bij een vissersdorpje. Dwars door de smalle straatjes zie ik veel was hangen, de mensen lijken niet gewend te zijn aan buitenlanders. Op het strand liggen allemaal kleine mandbootjes en verderop in zee blauwe vissersboten voor anker. Sommige mandbootjes zijn gevuld met zeedieren. Dit zijn de plekken die zo’n reis zo bijzonder maken! Gewoon tussen de bevolking van een vissersdorpje. Bij Chi Thanh moet de bus stoppen voor een spoorwegovergang. Bij Dai Lanh is het tijd voor de lunch. Dit is ook een vissersdorpje. Ik eet biefnoedelsoep met ananas en coca cola voor 50.000 dong. Een serveerster gebaart dat ze honger heeft. Ik geef haar een pakje sultana’s. Naast het terras is een kraampje waar weer parelkettingen worden verkocht; voor de dames in ons gezelschap. Nha Trang Aan de rand van Nha Trang stopt de bus bij de Po Nagar Cham Torens (entree 11.000 dong). Bij de ingang heb ik sjans met een leuke dame in een zwart met witte ao dai. Eh, ik geloof dat ze een trouwring draagt. Na een stenen trap kom ik op een platvorm met rode torens en een mooi zicht op Nha Trang (Nha spreek je uit als Nja). Voor de kust liggen gekleurde visserboten. Wanneer je een toren in wil, moet je de schoenen uitdoen. Mijn oog valt op vier meiden met omslagdoeken die op een bankje een ijsje eten. Even later hebben ze zich omgekleed voor traditionele Cham dansen, waaronder een dans met een kleipotje op het hoofd. Ik heb oogcontact met het meisje rechtsvoor. Ze glimlacht regelmatig in mijn richting. Ik sta ook wel wat opzichtig met een telelens foto’s te maken, realiseer ik me later... Het is nog maar een klein stukje rijden naar het hotel. Wederom krijgen we een welkomstdrankje van een mooie dame in ao dai: ananassap met een rietje. Rond het hotel is de weg opengebroken. De kamer heeft nogal versleten vloerbedekking. Ik breng mijn was naar de receptie (7 shirts en 2 korte broeken) en loop dan de stad in. Nha Trang is een badplaats met een mooi strand. Ik word regelmatig aangesproken door motorbikes, cyclo’s, straatverkoopsters en bij de vele restaurants moet ik de menukaart inzien. Maar eerst wil ik een uurtje internetten. Daarna haal ik twee miljoen uit de ATM. [fragmenten uit e-mail] Ik ben nu in Nha Trang. Net als Qui Nonh gisteren een kustplaats, maar die plaats was niet zo interessant. Deze is door de Fransen ooit omschreven als het Nice van Vietnam. Een echte kustplaats dus. Onderweg hebben we spontaan bij een leuk vissersdorpje gekeken. Voor de kust lagen allemaal blauwe 'versierde' vissersbootjes van ongeveer tien meter lang. Er lagen heel veel kleine ronde mandbootjes op het strand, het beste te beschrijven als een halve kokosnoot waar je naar het schijnt wel met vier mensen in kunt. Ik zou niet durven. De wegen waren vandaag wat van mindere kwaliteit, en de gemiddelde snelheid laag. Maar de chauffeur maakt een rustige en betrouwbare indruk. Hij neemt geen onnodige risico's zoals de 'lijnbussen' die toeterend voorbij racen. Het was vandaag grotendeels bewolkt, maar steeds warm. We blijven twee nachten in Nha Trang. Ik zie wel wat ik morgen doe. Een deel van de groep gaat duiken en snorkelen (niks voor mij). Ik vermaak me wel. Vanavond probeer ik een pizza te scoren. Daar heb ik voor de afwisseling zin in. Bij - en in - steden staan regelmatig hele grote borden met de grote leider Ho Chi Min, rode vlagen met een gele ster en een propagandistische afbeelding (boeren, soldaten, of gezinsleven). Dat is één van de weinige dingen die ik als typisch communistisch zou kunnen bestempelen. En de groene uniformen van de politie. Voor de rest lijkt men hier erg vrij te leven. Sommige 'oudjes' in de bus hebben MP3-spelers. Ze zijn over het algemeen bij de tijd. Ik heb niet het idee dat ik met ouderen op reis ben. De oudste man gedraagt zich juist als een kwajongen. En ze hebben ladingen dropjes mee om in de bus door te geven, dus ik hoef niet te verhongeren. Tot later. Ik denk in Dalat. Dat ligt in de bergen in het binnenland. Nu ga ik alvast de volgende reis naar Vietnam boeken ;-) [einde e-mail] Het is schemerig wanneer ik weer op straat ben. Er loopt een rat voor me langs. Dat krijg je wanneer je al het vuil langs de straatkant dumpt. Ook weer typisch Vietnamees. In een klein restaurantje met een sympathieke dame die me naar binnen lokt, bestel ik een pizza, Sprite en Vietnamese thee. Een straatverkoopster met haar dochtertje blijft me in de gaten houden. Ze kijkt wat verdrietig en denkt iets aan me te kunnen verdienen. Het is een mooie vrouw. Misschien ziet ze medelijden in mijn ogen. Naast mij zit een ouder echtpaar uit Melbourne van Vietnamese afkomst. Ze wonen al dertig jaar in Australië en zijn nu voor het eerst terug en zoeken familie en vrienden op. In Melbourne zit een grote gemeenschap van Vietnamezen. Je kunt daar goed Vietnamees eten. Volgens mij is Vietnam een land met toekomst, met veel jonge en energieke mensen. De man is echter behoorlijk kritisch op het Vietnamese regime. Volgens hem worden de kinderen volgestouwd met communistische denkbeelden. Hij vindt de propaganda-afbeeldingen langs de weg, "postcards" noemt hij ze, maar niks. In het zuiden zijn de mensen volgens hem meer open. Hij is geïnteresseerd in welke plaatsen ik bezoek. Ik laat hem enkele typische Vietnamese straatbeelden zien met mijn camera. Zij gaan morgen naar de stad waar wij afgelopen nacht waren. Op de terugreis hebben ze een stopover in Darwin. Ik vertel dat het een hele grote wens van mij is om ooit eens door het westen van Australië van Darwin naar Perth te reizen. Woensdag 4 maart. Bij het hotel zit weer een goed ontbijtbuffet met kleine baguettes, fruit, ei, bacon en warm Vietnamees. In de hitte loop ik door rustige straten naar de markt. Dat is nog een aardig eind. Het is warm en ik zoek de schaduw op. Hier zijn weinig toeristen, die vertoeven op het strand of doen een dagexcursie met een boot om te snorkelen en dergelijke, zoals de rest van de groep. Het middendeel van de markt bestaat uit vaste plekken met huishoudelijke spullen, daaromheen zijn sectoren met groente, fruit en vlees, en vrije handelaren zoals een meisje dat tandenborstels en tandpasta verkoopt. Ik slenter in alle rust over de markt en maak foto’s. Hier kan ik me uren vermaken. En de verkoopsters hebben er vaak ook plezier in, ook al verdienen ze meestal niks aan mij. Wanneer ik bij de strandboulevard kom, staat daar een groepje motorbikes onder de bomen. Ik ga uitrusten op een bankje waar een vrouw op zit met een mondkapje om. Naast haar ligt een helm. We komen van elkaar te weten hoe oud de ander is, ze is vierenveertig en spreekt nauwelijks Engels. Ze biedt me aan om een toertje achter op de motorbike te doen door de omgeving. Ik zeg dat ik bijna wil lunchen en wijs haar aanbod af. Maar ze komt op het lumineuze idee dat ik wel bij haar kan eten. Ik twijfel, maar besluit toch mee te gaan. Zo zit ik even later met een helm van haar collega achter op de motorbike. We komen over een brug in een wijk aan de rand van Nha Trang. De straatjes worden steeds smaller, we passeren voetgangers, fietsers en andere motorbikes. Dat kan allemaal net. Ze stopt voor een doodlopend straatje. Aan het einde is het huisje van haar familie. Ik moet op een krukje zitten en kijk om me heen. Het is een ruimte van ongeveer drie bij vier meter met een familiealtaartje om aan de voorouders te offeren en twee gordijnen die naar een achterliggende ruimte leiden; vermoedelijk de slaapkamers. Hoan, zo heet ze, zit in hurkhouding in de keuken en snijdt groente. Er komt vis in een bakpan en in de tussentijd maak ik foto’s van haar kookverrichtingen. Ze glimlacht. Ik voel me wat ongemakkelijk omdat ik de schoenen niet bij de deur heb uitgedaan en loop voor het huisje langs. Door een andere deuropening zie ik een mooi meisje zitten. De moeder van het meisje is er ook. Het meisje haalt een lesboek Engels en probeert zo meer van mij te weten te komen. Ze heet Hung en haar moeder Van. Hung draagt een kort, rood broekje en een hemdje van het merk Kappa. Wanneer ze voorover buigt kan ik haar borstjes zien, voor zover ze die heeft. Haar moeder lijkt blij met de aandacht voor haar dochter. Hung kan een beetje Engels met mij spreken. Wanneer ze horen dat ik niet getrouwd ben, wil de moeder me wel aan Hung koppelen. Hm, ik met een meisje van achttien? Maar de moeder vindt het geen probleem. Haar gezicht heeft een enigszins wanhopige uitdrukking. Waar denk ze aan? De toekomst van haar dochter? Hoan komt zeggen dat het eten gereed is. Een andere vrouw en een jongeman zijn verschenen. Ze eten met ons mee. Hoan, haar zus Thao, en neef Luu zitten op de vloer en ik op een krukje. Hoan ziet hoe onhandig ik met de eetstokjes ben en haalt voor mij de graatjes uit de vis. We glimlachen naar elkaar. Die vis is overigens de beste vis die ik tijdens de reis heb gegeten. Hij is lekker kruidig. Wanneer ik na het eten nog even met het buurmeisje praat, vraag ik haar mailadres zodat ik de foto’s kan mailen. Daarna ga ik met Hoan achter op de motorbike alsnog een toertje door de stad maken. Ze rijdt eerst naar de Cham torens, maar met foto’s in mijn camera maak ik duidelijk dat ik hier gisteren al ben geweest. Dan gaan we naar een grote witte Boeddha. Vervolgens rijdt ze de stad uit over een weg die niet altijd even goed is, we gaan het binnenland in, in de verte is vooral bos te zien. De weg is stoffig en zanderig en dat is geen pretje met contactlenzen. Ik houd mijn gezicht achter de helm van Hoan, kijk achterom en groet andere bestuurders. "Waar gaan we nu heen?", vraag ik. "Boem boem", zegt Hoan, en ze doet haar hand op mijn bovenbeen. Na een kwartiertje minderen we vaart en ze rijdt een gangetje door van een laag langwerpig gebouw dat er uitziet als een obscuur motel. O jee, wat gebeurt er nu? Misschien gaan ze me wel beroven? Zoiets speelde al door mijn hoofd toen ze me naar haar huis ‘ontvoerde’, maar ik vertrouw haar inmiddels. Ze heeft immers voor me gekookt! Ze vraagt aan een vrouw op een binnenplaatsje een sleutel van een kamer en even later zitten we in een vrij kale ruimte met een bed en aangrenzend een eenvoudige badkamer. Tja, daar zit ik dan. Ze denkt toch zeker niet dat ik met iedere willekeurige vrouw het bed in duik. Daar ben ik veel te selectief voor. Bovendien heeft geen van ons een condoom. Het blijft dus bij een korte siësta. Daarna rijden we terug naar de stad. Bij de brug laat ze de tank vullen en vraagt mij om te betalen: 20.000 dong. Dan zet ze me weer af op de plek waar we elkaar hebben ontmoet. Ik bedank haar met een royale fooi. Wanneer ik langs het strand richting het centrum loop, ontdek ik een groepje mensen dat aan strandbingo doet. Het is een klein gezelschap, dat afwisselend de nummertjes trekt en ze gebruiken zand om de nummers af te dekken. Grappig. Bij het plein met het gebouwtje in de vorm van een tulp, vragen twee studentes me of ze hun Engels mogen oefenen. Ze heten Linh Da en Diem. Diem is gekleed in ao dai, Linh Da niet. Diem komt namelijk net uit school. Linh Da was vanmorgen naar school. Ik maak foto’s van de meiden en we wisselen adressen uit zodat ik de foto’s kan sturen. Met enige verbazing ontdek ik in het hotel dat het al half zes is. Na me te hebben opgefrist, loop ik het centrum in op zoek naar een rustig en kleinschalig restaurant. Daar loop ik volgens mijn reisgids recht op af; de eigenaar is een Fransman. Het eten is in iedere geval van een uitstekende kwaliteit: sap met een rietje uit een kokosnoot, caesar salad, pannenkoek met banaan en chocoladesaus voor 82.000 dong. In het restaurant zitten verder een Zweeds gezin, een Zweeds echtpaar en drie luidruchtige Amerikanen waarvan de langharige bij het afrekenen de mooie en jonge serveerster onbeschaamd vraagt of ze seks met hem wil. Die reageert daar niet op - heel verstandig. Donderdag 5 maart. Na weer een uitstekend ontbijt, vertrekt de bus om acht uur. We stoppen bij een katholieke begraafplaats vanwege de fotogenieke grafmonumenten. De volgende stop is bij Thap Cham bij de vier mooie Klong Garai Cham torens (entree 10.000 dong). Het is weer warm. De torens staan op een heuvel. De grootste toren heeft boven de ingang een afbeelding van de dansende hindoegod Shiva met zes armen. Na de torens leidt het pad door een langgerekt gebouw met souvenirs. In dat gebouw staat een mooie weefopstelling. Bij de ingang van het terrein drinken we wat. Er komt een prachtig bruidspaar dat ook wel voor onze camera’s wil poseren. De route leidt vervolgens de bergen in. Onze bus heeft veel meer vermogen dan de lokale bussen. Op de top van de pas staat een groepje meiden koel drinken te verkopen. Dalat De eerste stop in Dalat is bij het Crazy Tree House. Ik heb daar geen interesse in en blijf wat in de buurt rondlopen. Ik zie een bijzonder mooi geklede jonge vrouw lopen. Een motorrijder die goed Engels spreekt zegt tegen me dat het een gevaarlijke vrouw is. Voor vrouwen met veel make-up moet ik volgens hem oppassen. Hij heeft een motor met het embleem van de Easy Riders. Dat zijn Vietnam veteranen die hun kost verdienen door met je op een Russische of Oost-Duitse motor rond te toeren. Hij heeft de motor gekocht van een Easy Rider die met dit werk is gestopt, zelf te jong om een veteraan te zijn. De volgende stop is bij het zomerpaleis van Bao Dai (8.000 dong). Dit was de werkresidentie van de laatste keizer van Vietnam. Bij de entree krijgen we stoffen zakjes om onze schoenen. Het interieur is in zekere zin luxe, maar ook ouderwets. Het art deco gebouw is al lang niet meer bewoond. In een kamer kun je in kostuums poseren voor een foto. Mijn reisgids: "in gewaden met geborduurde draken, zomen afgebiesd met gouden golven en geborduurde muilen." Bao Dai is in 1954 (akkoord van Geneve) naar Frankrijk vertrokken, leefde daar in ballingschap en gaf spannende feestjes. In 1997 is hij op 85 jarige leeftijd overleden. Het regent even wanneer we het paleis verlaten. De temperatuur is flink gedaald. Dalat ligt op een hoogte van ongeveer 1500 meter in de bergen, het is hier sowieso minder warm. De omgeving van Dalat staat bekend om de vruchtbare grond. Het hotel is een beetje oud en versleten. Ik heb een kamer met schuiframen op een binnenruimte. Er is geen airco en het is een beetje gehorig. Morgen staat een uitgebreide excursie op het programma naar een waterval, een minderhedendorp en een pagode voor 400.000 dong. Op die manier zou ik weinig van Dalat zien, dus ik besluit om niet mee te gaan. Bij een soort van bakkerij staan prijzen op de artikelen. Dat maak je hier niet veel mee. Zo kan ik ook eens zien wat iets nu werkelijk kost in plaats van steeds te onderhandelen. In een marktachtige hal, welke lijkt op een soort van Vietnamese Hema, zitten achter de koopwaar verkoopsters op de vloer te eten. Zoals in elke stad zijn er veel mondkapjes te koop met schattige of grappige opdrukken. Ik ga eten bij een duurder uitziend restaurant met mooie serveersters die zwart met rood gekleed zijn: vegetarische pizza met groente en fruit uit de omgeving en watermeloenthee. De serveerster spreekt erg goed Engels. Dat heeft ze van een Amerikaanse tourist geleerd die hier veel kwam. Misschien had ze wel een verhouding met hem. Aan een tafel naast mij komen een moeder en twee dochters zitten, de meiden zijn rond zestien of achttien jaar. Ze drinken wat en delen een bordje ijs. Wanneer ze foto’s van elkaar maken, bied ik aan om een foto van hun drieën te maken. De moeder glimlacht nadrukkelijk naar mij. De oudste dochter spreekt een beetje Engels. Wanneer ik mijn eten op heb, kom ik beneden aan de straat de moeder met haar dochters weer tegen. Ze willen graag met mij op de foto. Vooral de moeder is erg van mij gecharmeerd. Wanneer ze naast me staat voor de foto houd ik mijn arm stevig om haar. Ik vraag me af of er ook een vader is. De moeder heet Hong, de dochters Tham en Quynh. Ze nodigen mij uit om aan de overkant bij één van de straatrestaurants te komen zitten. Ze bestellen soep en drinken. Ik heb al gegeten en krijg een flesje 7-up met een rietje aangeboden. De dochters lijken niet op elkaar. Ik vraag of de ene dochter op haar vader lijkt en waar die vader dan is? De vader is dood. Vervolgens lachen ze alle drie. De moeder weer met die grote verleidelijke smile. Een beetje raar. Alhoewel ze in Boeddhistische landen minder ‘dramatische’ over de dood doen. Klaarblijkelijk vinden zij het geen probleem. De dames komen uit Saigon en houden een korte vakantie. Ze nemen een taxi naar hun hotel. Veel stelletjes brengen hier overigens hun wittebroodsweken door. Bij de hoge trap die naar de centrale rotonde voor de markt leidt, staan veel straatverkoopsters. Ze verkopen wollen sleutelhangers in de vorm van aardbeien, wollen sokken, truien en mutsen. Zodra de politie verschijnt, rennen ze met hun handel weg en de restaurantjes op de trap worden snel aan de kant geschoven. Wanneer ik terugloop naar het hotel, hebben de meeste winkels gesloten rolluiken. [fragmenten uit e-mail] Ik zit nu in Dalat. Een stadje in de bergen. Zeer populair vanwege het klimaat. Vandaag ongeveer 24 graden en dat is lekker na die zweterige dagen. Ik heb voor het eerst sinds het vliegtuig een lange broek aangetrokken voor de avond. Voor de Vietnamezen is Dalat koud, daarom dragen ze warmere jassen en sommigen zelfs mutsen... Alles leeft in dit land op straat, zelfs gehele draagbare restaurantjes met keukens aan een bamboestok (in evenwicht) en stapels kleine plastic hurkstoeltjes en tafeltjes. Minpuntje in de steden die ik heb bezocht: ze gooien vuil langs de weg en daar komen ratten en hele grote kakkerlakken op af... Ik ben op dit moment in de buurt van mijn hotel een internetcafé ingestapt voor dit berichtje. En dan zoek ik zo mijn bed op, het is tien uur geweest en ik heb een redelijk lange reisdag achter de rug met geslinger door de bergen. Morgen ga ik de stad verder bekijken. [einde e-mail] Vrijdag 6 maart. De zon schijnt wanneer ik in de ontbijtzaal plaatsneem. Geen buffet dit keer, je moet van een menukaart bestellen. Ik ben nog maar net op straat of een Easy Rider spreekt me aan. Hij heeft een schriftje bij zich met referenties, ook in het Nederlands. Maar ik wil graag eerst Dalat verkennen. Hij geeft me zijn visitekaartje. Ik loop uitgebreid over de markt. Door smalle gangen kom ik langs allerlei kleine kraampjes die volhangen met onder andere prachtige, kleurrijke vrouwenkleding. Op de verdieping boven de grote markthal zitten allerlei eettentjes. Daar neem ik een groen frisdrankje en geniet van wat ik allemaal om me heen zie. Chicken Village Dan kom ik weer een Easy Rider tegen. Ik wil wel graag naar een minderhedendorp, en spreek met deze man af, maar ga eerst even naar mijn kamer om mijn tas wat minder zwaar te maken. De Easy Rider is een bescheiden man die verre van opdringerig is. Hij brengt me naar het achttien kilometer buiten Dalat in een vallei liggende Chicken Village. In het hart van het dorp (niet veel meer dan een lang zandpad met aan beide kanten huizen en veel tuinbouw) staat een betonnen beeld van kip waar verschillende mythische verhalen over bestaan. Bij een ‘winkel’ met textiel, centraal in het dorp, krijg ik thee aangeboden. De dames die de zaak beheren, zijn zussen en heten Kro en Kdong. Het zijn mooie vrouwen met een donkere huid. Kdong is zeven maanden zwanger. De dames zien er gelukkig uit. Kro demonstreert het weven. De Easy Rider vertelt buiten in de schaduw van een boom de geschiedenis van de kip. Het ware verhaal achter Chicken Village is als volgt: de bewoners woonden vroeger in de bergen en werkten samen met de Amerikanen. Velen zijn na 1975 in een heropvoedingskamp gestopt en vervolgens hier geplaatst zodat de regering ze beter in de gaten kan houden. Bij de school zijn veel kinderen. De gebouwtjes zijn open, maar ik vermoed dat het nu lunchpauze is want er is geen leiding. De kinderen zijn luidruchtig en wild wanneer ik binnen foto’s maak. Een meisje staat zelfs te touwtjespringen op een tafeltje. Een ander sleept een klein zusje mee op de arm. Op straat kom ik her en der kleine groepjes kinderen tegen. Soms heel verlegen, soms rennen ze weg wanneer ik een foto wil maken. Er zijn kassen en een vrouw besproeit een stuk land. Een andere vrouw haalt water uit een waterput. Het is hier wat primitiever dan in de stad, maar dat zal elders op het platteland ook zo zijn. Tot slot neem ik nog een kijkje bij Kro en Kdong. Volgens de dames kost een waterbuffel zeven miljoen dong. Ik geef hun elk 20.000 voor de thee en de gastvrijheid. Ze willen het in eerste instantie niet aannemen. Op de terugweg neemt de Easy Rider een route langs een stuwmeer. Daar is toevallig een mooi bruidspaar voor een fotoreportage. Ik ‘steel’ een paar foto’s. In Dalat stop hij bij een plek waar je een mooi overzicht hebt van de stad. Dalat ligt tussen de bergen aan een meer en de omgeving is erg groen. Ik vraag mijn Easy Rider wat hij wil hebben. We hebben daar vooraf geen afspraak over gemaakt. Hij laat me er vrij in. Ik geef hem 200.000 dong. Hij is zo bescheiden dat ik niet kan merken of hij nu al of niet tevreden is. Het maakt hem misschien niks uit. Bij het restaurant van gisteren drink ik artisjokthee. De serveersters sorteren aardbeien aan een tafel naast de keuken. Ik vraag de menukaart nog een keer en bestel een aardbeienpannenkoek met ijs (respectievelijk 16.000 en 29.000 dong). Richting het hotel vind ik een zaak waar cd’s worden verkocht. Ik vraag het meisje van de winkel of ze iets heeft van Minh Tuyet, de zangeres die ik bij de massage in Hanoi heb ontdekt. Ja, die heeft ze wel! Ze zoekt in een stapel en laat dan een paar fragmenten horen. Prima. Ik hoef slechts 20.000 dong te betalen (1 euro). Het zal wel een kopie zijn, maar dan nog is dit geen geld. Ik koop een kokosbroodje en een flesje water bij de bakkerij Lien Hoa. Voor een luxere winkel met souvenirs ga ik op een trap zitten met mijn broodje. Er komt een straatverkoopsters met tekeningen naast me staan en vervolgens zitten. Ze heeft een grote kartonnen map met tekeningen op stof. Ze vraagt 55.000 per stuk of drie voor 150.000 dong. Ze heet Loan, en is 19 jaar, ze volgt een ochtendschool. Het meisje heeft een prachtig rond gezicht en spreekt behoorlijk goed Engels. Het is een pientere meid. Ik probeer haar te helpen door haar tekeningen bij een Duitse toeriste aan te prijzen. Volgens Loan is zij veel goedkoper dan de zaak waar ik voor zit. "Daar ben ik nog niet geweest", zeg ik. Ik vraag of ze me een restaurant kan aanbevelen. "Tegenover de hoge trap zit een restaurant waar veel Vietnamezen komen", zegt ze. "Met een Engelstalige menukaart?". "Ja." Volgens haar kan ik daar goed en betaalbaar eten. Ik neem afscheid van Loan en bestel bij het betreffend restaurant bief met rijst en artisjokthee (20.000 en 4.000 dong). Wanneer ik buiten aan een tafel zit te eten, komt Loan langs. Ze gaat tegenover me zitten en probeert weer een tekening te slijten. Ik vind die met de studentes in ao dai het mooiste, maar dan wil ik er graag drie, voor 100.000 dong. Maar ze heeft daar geen drie meer van. Ze toont me andere tekeningen. Die ook heel mooi zijn, maar ik hoef ze niet. "Ik ga naar mijn vader om meer tekeningen te halen", zegt ze. Vol vertrouwen laat ze haar koopwaar voor mij op tafel liggen en loopt in de richting van waar ik haar ontmoette. In de tussentijd eet ik verder. Ze heeft het aanbod om mee te eten afgeslagen. Loan komt inderdaad terug met wat ik graag wil. Ik geef haar na nog een paar minuten onderhandelen 100.000 dong op de voorwaarde dat ze voor een foto poseert. "Ik heb vast veel te veel betaald", zeg ik nog. Maar de belevenis op zich was het wel waard en zo’n meisje moet ook inkomen hebben. In de buurt van mijn hotel bots ik bijna tegen de verkoopster van sigaretten, kauwgom en snoep die ik vandaag al een paar keer tegen ben gekomen. Ze heeft haar koopwaar voor haar buik om de nek hangen. "O! You again!", zegt ze. Zaterdag 7 maart. We verlaten Dalat. De eerste stop van vandaag is bij Chicken Village. Ik geef maar toe dat ik hier gisteren ook ben geweest. Maar dat is geen probleem, want nu kan ik nog meer foto’s maken. Een groep jonge vrouwen ‘kruipt’ op hurken over een veld waar uien worden verbouwd. De dames kletsen met elkaar in hun taal die louter uit woorden van één lettergreep bestaat. En ze beginnen te giechelen als kippen, al gaan ze voortvarend door met hun werk. (Buiten Vietnam schrijft men Vietnam, maar hier is het Viet Nam, en Hanoi is Ha Noi. Dalat is Da Lat, enzovoorts.) In de bus rouleren vervolgens veel snoepjes en koekjes. De buschauffeur vindt drop lekker. Om elf uur is er in Bao Loc pauze bij een mooi theehuis. Binnen mogen geen foto’s worden gemaakt. Ze zullen wel moe zijn geworden van al dat geflits. In de winkel ernaast ontdekken de dames van de groep kinderschoentjes met piepende zolen. Voor het thuisfront. Daarna stoppen we bij een theeplantage. De vrouwen die hier werken houden net pauze en spreken geen woord Engels. Ze zijn onder de indruk van de dikke buiken en stevige armen van enkele van mijn reisgenoten. De dames van de plantage zijn tenger, zoals het merendeel van de Vietnamezen, en dragen huidbedekkende kleding en laarzen. Tijdens de lunchpauze in een wegrestaurant bestel ik: rijstnoedelsoep met groenten en artisjokthee voor 50.000 dong, inclusief 10.000 fooi. De serveersters hebben het razend druk. Veel wegrestaurants hebben hier hangmatten om na het eten nog een dutje te kunnen doen. Vervolgens valt er binnen een korte tijd heel veel regen. De weg loopt onder water en is niet meer zichtbaar. Het water kan niet wegkomen. Zo erg zelfs dat de scooters onderuit gaan en mensen spullen uit het bruine water sleuren. Als ramptoeristen worden er vanuit de bus foto’s gemaakt. Gelukkig blijven de Vietnamezen lachen. Het verkeer stokt. De chauffeur gaat ondanks de waarschuwing van Maria om het andere verkeer heen. Hij gokt dat we daar wel langs kunnen rijden, al is niet zichtbaar over wat voor ondergrond we rijden. Saigon We komen over een grote brug en naderen een stad. Het is Ho Chi Minh City, oftewel Saigon. Bij de machtovername van de communisten in 1975 is de naam van de stad veranderd, maar de oorspronkelijke naam is nog veel in gebruik. Na de vertraging door de zware regenval, staan we nu in de file van de avondspits. Het motto van het verkeer: iedere centimeter benutten. Zodra er een beetje ruimte is: gas! Enkele reisgenoten beginnen te zingen. Bertus heeft een liedje op zijn mobiele telefoon dat via de microfoon door de bus schalt. Er gaan weer zakken met snoep door de bus. Maria verrast ons met de mededeling dat er vast wel wat van de bagage onderin de bus nat is geworden. En dat is ook zo. Bij mij gelukkig alleen enkele kraagjes van shirts en een paar sokken. Er zijn er bij die veel meer pech hebben. Gelukkig heeft het hotel een wasservice. Luc gaat direct naar huis, hij woont namelijk in Saigon. Mijn eerste indruk van de stad: druk, lawaaiig en heet. Deze stad grijpt je bij de keel. Op dit soort momenten verlang ik terug naar plaatsen zoals Dalat en Hoi An. We eten om half acht bij een duur restaurant in de buurt van het hotel. De entree is via een steegje. Het presidentsechtpaar Bush heeft in de ruimte waar wij zitten gegeten, dat maken we op uit een foto. Het bestellen gaat een beetje rommelig. Dat is niet de eerste keer deze reis. Ik neem vissoep, citroensap en lipton thee. Inclusief fooi betaal ik 182.000 dong. Met zo’n grote groep en serveersters die niet altijd goed Engels kunnen, kost bestellen en afrekenen erg veel tijd. De dames zijn wel weer schitterend gekleed. Wanneer ik na afloop een foto maak van de serieuze serveerster die met een bezweet voorhoofd alles nog een keer narekent, moet haar collega lachen. Voor het Le Van Tam Park zitten veel verliefde stellen samen op een scooter in het donker onder de bomen. Een mooi gezicht. Langs de straat staan primitieve eetstalletjes met een lamp die verbonden is aan een accu. Het bromverkeer staat te wachten bij het verkeerslicht tot ze ten aanval kunnen gaan. De meest ongeduldige bestuurders schieten over het trottoir. Omdat dat succesvol blijkt, volgen er meer deze alternatieve route. Uitkijken geblazen voor voetgangers dus. In het hotel kan ik even internetten. [fragmenten uit e-mail] Net gearriveerd in Saigon, als groter 'begrip' ook wel Ho Chi Min City naar de grote communistische leider, het tengere kereltje dat ik in het mausoleum in Hanoi heb zien liggen. Onder veel bewaking, want stel je toch eens voor dat iemand hun grote held iets aan zouden doen... Gisteren een mooie dag gehad in Dalat. Halverwege de dag ben ik alleen met een zogenaamde Easy Rider naar een minderheden dorp geweest. De groep had een bijna dagvullend programma met de bus, daar had ik geen zin in. Het dorp was erg mooi en verder geen toerist te zien, dus ik heb me uitgeleefd met mijn camera. Ho Chi Min zijn portret hing boven het schoolbord. Voor de rest van de dag veel rondgelopen, de markt uitgebreid bekeken, leuke korte contacten gehad met studentes die Engels willen leren en verkoopsters die spullen willen slijten. Van de meest volhardende (Loan) heb ik drie tekeningen gekocht van fietsende Vietnamese schoolmeisjes in ao dai. En lekker pannenkoek met aardbeien gegeten. Dalat staat bekend om bloemen, groeten en fruit. Ik zit nu beneden in de lobby van het hotel en ga zo een restaurant opzoeken. Het was een lange en niet zo snelle reisdag (vanaf half acht onderweg), dus ik blijf vanavond denk in de buurt van het hotel. Door de regen is het hier geloof ik wat afgekoeld, want temperaturen van boven de 35 graden waren voorspeld. Even wat anders dan de aangename temperaturen in Dalat. [einde e-mail] De airco laat ik de hele nacht op vierentwintig graden blazen. Dat slaapt goed, maar om half vijf word ik wakker van het luiden van kerkklokken. Wat een raar tijdstip! Gelukkig val ik weer in slaap. Zondag 8 maart. Het ontbijt is om acht uur. Het is vandaag internationale vrouwendag en de verjaardag van Maria. Ze krijgt een tas van de groep. Thea is zo handig geweest om die te kopen. Maria had hem in Nha Trang graag zelf gekocht maar vond hem te duur. We wisten dus dat het cadeau in de smaak zou vallen. Er is wel een probleempje, want Maria blijkt pas over een paar dagen jaren te zijn... Maar des te meer pret. Om negen uur vertrekken we voor een stadstour op cyclo’s naar Cholon, de Chinese wijk. Iedereen heeft zijn eigen cyclo en de bestuurders hebben allemaal een T-shirt van Djoser. Op en top toeristisch, maar wel dé methode om op een authentieke manier Saigon te zien. De excursie kost 170.000 dong plus 20.000 fooi. Het is vooral leuk om lui rondgereden te worden en rond te kijken naar het andere verkeer, zoals de mooie vrouwen op scooters. We worden eerst naar een tempel gebracht. Je kunt wierook kopen die als een spiraalring in de vorm van een punthoed is gemaakt met een behoorlijke lange brandduur. Ik weet bij het schrijven van dit verslag helaas niet hoe deze pagode heet. Ik vermoed de Thien Hau, maar er zijn er nogal veel in Saigon en ik heb in mijn reisgids niet één kunnen vinden waarvan de beschrijving duidelijk overeenkomt met mijn herinneringen. Daarna naar een straatje met kruidenwinkels. Het is geen Chinatown zoals ik dat ken van Sydney of San Francisco. Daarom valt het wat tegen. In Cholon kun je alles kopen. Ik lees dat alles gesmokkeld is vanuit Thailand en Cambodja. Een Honda scooter bestaat uit onderdelen van goedkope Chinese makelij. Nep dus. En de autoriteiten en douaniers zijn corrupt. Daarna komen we bij een markt. Het is erg warm. Ik heb moeite om me te concentreren. Even een plekje opzoeken om te rusten en wat te drinken. Daarna worden we naar een hal gereden waar doden liggen opgebaard. Families krijgen hier de gelegenheid om in het wit gekleed afscheid te nemen. Gelijktijdig is het een soort viering. De dood heeft in het Boeddhisme een minder trieste lading. De familie blijft ook bij het lichaam tijdens het eten. Een meisje vertelt dat haar moeder is overleden. Haar moeder was al ziek. Erg verdrietig lijkt ze niet. Twee dames uit de groep nemen de uitnodiging aan om mee te buigen bij de kist en wierook aan te steken. De cyclo’s brengen ons daarna langs het Reunification Palace met in de tuin een tank van het Noord-Vietnamese leger, die op 30 april 1975 dwars door het hek reed terwijl de laatste Amerikanen vanaf het dak van de ambassade in helikopters werden geëvacueerd. De cyclo’s rijden tot bij de Notre-Dame, daar eindigt hun werk. Langs de weg zitten veel verkopers van bloemen, vermoedelijk omdat het internationale vrouwendag is. De Notre-Dame kathedraal staat symbool voor de Franse tijd, net als het ernaast gelegen hoofdpostkantoor. Dat gebouw is ontworpen door Gustav Eiffel en ziet er bijzonder mooi uit. Het zou zo kunnen figureren in een film waarvan het verhaal een halve eeuw of verder terug in de tijd speelt. Ik haal er mijn laatste miljoen voor Vietnam uit een ATM. Ik heb uitgerekend dat ik daarmee Cambodja moet kunnen halen. De verkoopsters bij de centrale balie dragen weer mooie ao dai. Twee van de drie zitten op de vloer te lunchen, dat ontgaat mij (en mijn camera) niet. Ik eet met Thea, Sonja, Vera en Henk bij een prachtig restaurant (Quan An Ngon) in een koloniaal pand. We zitten op een terras naast het kassameisje. Een jonge man legt uit hoe het eten met de diverse schaaltjes en sausjes werk. Langs de rand van het terras zijn kleine barbecueachtige stalletjes. We lopen daarna naar het oorlogsmuseum. Thea en ik blijven in een park wachten. De rest mag in de tussentijd de gruwelijkheden aanschouwen van oorlogsmisdaden in het War Remnants Museum, voorheen het Museum van de Chinese en Amerikaanse Oorlogsmisdaden. Die toevoegingen zijn in de jaren negentig verdwenen. Oorlogsmisdaden door de communisten, zoals massamoorden op aanhangers van de Zuid-Vietnamese regering worden uiteraard buiten beschouwing gelaten. Een schoenenpoetser gaat ongevraagd met mijn linkerschoen aan de slag. Omdat ik niet van plan ben om hem wat te geven, laat hij de andere schoen ongemoeid, so be it. Met het groepje van vijf lopen we naar de Ben Thanh Markt. De dames zijn specifiek op zoek naar cadeautjes voor familie en vrienden. Het is een aardige markt. ’s Avonds worden er allemaal restaurantjes rond de markt geplaatst. Via Le Loi lopen we richting de Opera, waar ook het beroemde Rex Hotel is. Dat hotel was tijdens de Amerikaanse oorlog standplaats voor journalisten. Ik laat de rest naar het hotel lopen wanneer ik een boekwinkel in duik. Daarna eet ik kip in een Aziatisch fastfood restaurant (Lotteria) aan een rotonde. Het is er lekker fris door de airco en het eten smaakt prima. Lotteria is zo te zien populair bij jongeren. Daarna neem ik nog een kijkje in het parkje bij het hotel en ga vroeg slapen. Maandag 9 maart. Om kwart over zes zitten we al aan het ontbijt. En om kwart voor zeven vertrekt de bus. Door enthousiast gepraat en een gezellige drukte, vergeten zowel Maria als de busboy om te tellen of iedereen in de bus zit. Luc krijgt na een paar minuten een telefoontje met de mededeling dat Thea nog bij het hotel is. De bus stop en Thea komt alsnog achter op een motorbike bij ons. Ze is helemaal overstuur. Maria biedt haar excuses aan. Dit was haar nog nóóit overkomen. Bij het verlaten van Saigon rijden op de tegemoetkomende rijbaan ontelbare motorbikes. Volgens Luc zijn er in Saigon wel drie miljoen! Enkele reisgenoten hebben gisteravond bij een marktrestaurantje in de buurt van het hotel gezien dat jonge stelletjes eieren met kuikentjes erin aten. Luc weet te vertellen dat daar veel vitaminen in zitten en ze een stimulerende romantische werking hebben. We gaan vandaag naar de Viet Cong tunnels van Cu Chi. Omdat dat een populaire attractie is, zijn we zo vroeg. Maria is opgewekt wanneer blijkt dat we de eerste bus zijn. De entree is 80.000 dong. De tunnels liggen in een bebost gebied. Het toegangspad loopt onder de weg door. Dan zijn er enkele terrassen onder een afdak waar een Vietnamese dame een nogal matige video start. De nadruk ligt op propaganda en de term: "The Enemy". Oftewel propaganda voor de verrichtingen van de Viet Cong. Vervolgens passeren we tentoongestelde kleding en wapens, en een buit gemaakte Amerikaanse tank met daarop in witte verf: "American M41 tank was destroyed by a delay mine in 1970." Onder een foto met Amerikaanse militairen staat: "Running for their life before the drastic counter-offensive of the Cu Chi guerrillas (1966)." Een spelletje: we mogen zoeken waar de ingang van een tunnel en vervolgens naar de uitgang. We krijgen een demonstratie van hoe je in en uit een tunnel gaat en mogen dat zelf ook proberen (voor zover bierbuiken en dikke konten dat toelaten). Voor de liefhebbers is een traject op maat gemaakt voor westerse toeristen. Ik heb niet zo’n behoefte om mijn kleding vies te maken en nog meer te zweten. De tunnels zijn oorspronkelijk in de jaren veertig al door Viet Minh met de hand gegraven in de strijd tegen de Fransen. Later zijn ze door de Viet Cong uitgebreid tot een stelsel van maar liefst 250 kilometer. Op een maquette is goed te zien dat het min of meer een ondergrondse stad was met meerdere verdiepingen en zelfs een ziekenhuis. Zonder het te weten hadden de Amerikanen een basis op het tunnelcomplex gebouwd. De Viet Cong was zo goed in staat om verrassingsaanvallen uit te voeren. Pogingen van de Amerikanen om de Viet Cong met honden uit de tunnels te verjagen werden tegengegaan met peper. En zelf de tunnels in gaan was levensgevaarlijk vanwege boobytraps. Uiteindelijk is de gehele omgeving platgegooid met napalm (bij die term moet ik denken aan de beroemde foto van het naakte meisje Kim Phuc), agent orange en bommen. De boomgroei is daardoor relatief jong. Uiteindelijk herstelt de natuur dus wel weer. Maar overal zie je nog bomkraters die veroorzaakt zijn door bommen van B52 bommenwerpers. Dit schijnt de meest gebombardeerde plek op aarde te zijn. We krijgen thee met maniok/cassave aangeboden. Het smaakt naar aardappel. Dit caloriearme voedsel at de Viet Cong ook. De volgende stop is bij de kleurrijke en potsierlijke Cao Dai tempel in Tay Ninh, ongeveer 95 kilometer ten noorden van Saigon. Het Cao Dai staat voor een mengsel van boeddhisme, taoïsme, confucianisme, christendom en het Vietnamese spiritualisme en is een geloof in geesten die tijdens seances boodschappen uit het hiernamaals overbrengen. Het zou een ideale geloofsvorm moeten voorstellen. Anderen noemen het een ‘sekte’. De intenties lijken nogal vredig. Er zijn enkele miljoenen aanhangers. Om naar binnen te mogen, moet je ook hier de schoenen uit doen. (Sokken mogen aanblijven.) De vrouwen hebben een ruimte op de eerste verdieping achterin de tempel. Daar is ook plek voor een orkestje. De rococo-tempel is binnen minstens zo kleurrijk als de buitenkant: mozaïekvloeren, pilaren als suikerstokken met omhoog kruipende draken.
      In de hal staan op een muurschildering de Chinese revolutionair Sun Yat-sen, de Franse schrijver Victor Hugo en de Vietnamese dichter Nguyen Binh Khiem. Dit zijn de meest vereerde 'heiligen'. Andere heiligen zijn Jeanne d'Arc, Louis Pasteur, René Descartes, Churchill, Shakespeare, Johannes de Doper en Lenin. Elders zijn de figuren van Christus, Boeddha, Conficius en Lao Tze. Boven het altaar een grote bol, symbool van het Hoogste Wezen, de God. Toch is er, het Chinese principe van de dualiteit van yin en yang volgend, ook een vrouwelijke goddelijke principe, verpersoonlijkt in de Moeder Gods. (Bron: Vietnam, Landenreeks, Herbert Paulzen)
    In de buurt van de tempel is een restaurant waar ‘van alles’ op tafel komt: soep, saté (zonder saus) met een hoog frikadelgehalte, groente, kraakverse loempiaatjes, kippenpootjes, rijst, ananas en banaan en kleine appels, 7-up en water voor 100.000 dong. Prima eten. Op de terugweg naar Saigon komen we door een gebied waar veel rubberplantages zijn. Maria wil graag 25 dollar persoon voor het visum voor Cambodja. [fragmenten uit e-mail] Ik zit in een zweterig en modern Saigon. Ik verlang weer naar het platteland en wat overzichtelijke steden. Zo'n stad als deze vind ik erg vermoeiend. We zijn vandaag naar de Viet Cong tunnels geweest, ik heb ook even onder de grond gezeten. Daarna naar een suikerzoet gekleurde tempel van een geloof dat van alle geloven van de wereld de mooie dingen heeft geleend. Ze hebben hier circa drie miljoen aanhangers, van de ruim zesentachtig miljoen inwoners. Het krioelt hier in Saigon van de brommers/scooters. Maar nu zijn er ook meer auto’s en dat maakt het lastiger om over te steken. De mensen blijven leuk en het eten uitstekend. [einde e-mail] Na een pauze in het hotel loop ik weer naar het centrum. In de buurt van het operagebouw neem ik massage in een professionele salon. De prijzen staan in dollars, maar ik wil die graag in dong weten want de dollars die ik heb zijn eigenlijk bestemd voor Cambodja. In een nogal donkere ruimte met een gordijn om een bed krijg ik een uitstekende massage. Douchen hoeft niet, het meisje wast het zweet af met natte handdoeken. Wanneer ik weer op straat kom, ontmoet ik Maria. We laten elkaar snel weer vrij. Maria wil vast graag zonder mensen uit de groep op pad kunnen. Bij een parkje met een fototentoonstelling trekken eerst meisjes in uniform van een winkel mijn aandacht, vervolgens een meisje dat op een bankje zit te eten. Ze heeft een bakje kip met rijst en een blikje met Bird’s Nest Drink. Ik mag ook een slokje proeven. Het smaakt een beetje naar een waterig advocaatdrankje, maar de stukjes erin bevallen me niet... Ty heet ze en ze is klein en rond maar niet dik. Ze draagt uitdagende kleding en nepwimpers. "Boem boem?" Ik moet lachen. "Nee", zeg ik. En ik moet denken aan de waarschuwing voor vrouwen met make-up. Maar een ritje achter op de scooter sla ik niet af. Ze heeft een hees stemmetje en is erg grappig. Haar helm is in de vorm van een wit tropisch hoedje, met tekenfilmfiguurtjes erop. Daar gaan we: wapperend in de wind, langs het Rex hotel en enigszins behoedzaam over de rotondes. Bij het park achter het paleis nemen we afscheid. Ik geef haar uiteraard een fooi. Ik heb nog maar net honderd meter gelopen of er stopt een scooter naast me met twee dames erop, elk met een lading make-up. "Boem boem?" Ik moet weer lachen. Het is donker en dan komt de stad kennelijk zo tot leven. Dezelfde dames komen even later nog een keer naast me rijden. Weer later een andere scooter, hetzelfde verhaaltje. Dit is het werkterrein van dames zoals Ty. Wanneer ik al in de straat ben waar het hotel zit, spreekt zelfs een vrouw minstens veertig me aan. Ze wil ook al boem boem! Maar ze spreekt voor de rest geen woord Engels. Ik ga maar naar mijn kamer. Dinsdag 10 maart. Tegenover het hotel zit een school. Uit luidsprekers klinkt propagandagezang. Niemand lijkt daar naar te luisteren. Omdat het al druk is, komt de bus iets later. We laten Saigon achter ons. De stad was druk, heet en lawaaiig. Luc vertelt over de Mekong delta, over de ‘upper’ en ‘lower’ rivier. De Mekong ontspringt in Tibet en stroomt via China, Myanmar, Laos, Thailand, Cambodja en Vietnam naar de Zuid-Chinese Zee. De rivier neemt vruchtbare slib vanuit hoger gelegen gebieden mee en zet dit bij hoogwater hier af. De vruchtbare grond biedt een goede mogelijkheid tot landbouw: maïs, ananas en ander fruit, suikerriet, kokosnoten, sojabonen, pinda's, tabak, maar vooral rijst worden hier verbouwd. We pauzeren in My Tho. Eerst bij de Vinh Trang pagode waar een grote Boeddha voor staat. De tuin is prachtig, met waterlelies en roodgele bloemen van de cannonball tree. In het zelfde stadje is er de gelegenheid om de markt te bezoeken. Ik blijf aan de doorgaande weg staan met mijn telelens op de camera geschroefd en probeer nog wat studentes in ao dai vast te leggen. Dat is zo mooi! Het wapperen van die witte kleding, mooie meisjes met lang zwart haar... Dan is het lunchtijd: spinazie met knoflook, spring rolls en water voor 75.000 dong. De serveersters dragen luchtige wit met gele ao dai. Je kunt de bh duidelijk zien zitten. Prachtige dames! Niet iedereen is zo enthousiast over het eten, dat verschilt per gekozen maaltijd. De strenge oudere dame die de bestelling opneemt en afrekent krijgt geen fooi van mij. Die geef ik ongemerkt aan het meisje dat naast haar loopt. Haar dank is een lieve glimlach. Ik stap als één na laatste in de bus en zie net als de chauffeur, busboy en Luc dat Thea nog onderweg is. We kijken naar elkaar en moeten allemaal glimlachen. "Go, go!", zeg ik met een grijns. De route loopt vervolgens over enkele smalle en hoge bruggen. Voor een groter water van de Mekong delta moeten we met een pontveer. Omdat de bus in de file staat, besluit Maria dat wij het laatste stuk naar de boot lopend afleggen. Dat is een goed idee! Zo zie ik mannen met tatoeages die biljart spelen (hun vrouwen zullen de kost wel moeten verdienen) en we komen langs allerlei restaurantjes en eenvoudige winkeltjes. Er worden enorme bruggen over de Mekong gebouwd. Riskante bouwprojecten die gefinancierd worden door Japan. Er zijn al twee ernstige ongelukken gebeurd en volgens Luc komt dat door corruptie. Can Tho & de Mekong De tocht met de pont gaat vlot en kort daarop zijn we om half vijf bij het hotel. Met een deel van de groep spreken we om kwart voor acht af om bij Nam Bo te eten. Maria zal tafels op het dakterras reserveren. Ik heb een enorme kamer aan de straatzijde, met een groot romantisch bed. Tegenover het hotel is een parkje met een groot zilverkleurig, bijna futuristisch standbeeld van opperhoofd Ho Chi Minh. In een supermarkt vind ik rijstcrackers die geïmporteerd zijn uit China. Ze lijken erg op de crackers die ik van mijn Chinese collegaatjes op het werk (‘het zonnetje in huis’) heb gekregen, maar zijn iets minder gekruid. In het parkje heb ik daarna een gesprek met een oudere man. Hij komt heel dicht naast me zitten, zodat anderen hem niet horen. Hij spreekt uitstekend Engels. Hij heeft tijdens de oorlog Amerikanen door het land geleid bij vliegtuigtransporten. De man wil graag zijn verhaal kwijt. Hij heeft in een heropvoedingskamp gezeten. Ik zeg weer dat Vietnam met een jonge bevolking de toekomst heeft. Maar hij is niet optimistisch over zijn land. Hij is zeer kritisch op het regime. Er is volgens hem veel controle door de overheid en op scholen is alles communisme en Ho Chi Minh wat ze in de kinderhoofdjes stampen. In veel straten zijn mannen in uniform die met een verveelde indruk de boel in de gaten houden. Een combinatie van ‘security’, toeristenpolitie en politie. Echt storende vind ik dat het niet. Volgens de man is er veel corruptie. De mensen die een auto kunnen betalen, hebben vaak een dure en grote wagen. Dat schijnt niet altijd koosjer te zijn. Het eten bij Nam Bo is uitstekend: rijst met groente en pannenkoek met chocolade en papajasap voor 90.000 dong. Vera, die tegenover mij zit, heeft gefrituurde kikkerbillen. Dat ziet er ook lekker uit! Woensdag 11 maart. Vanmorgen staat een excursie op de Mekong op het programma (150.000 dong). De wekker gaat vroeg. Om zes uur is er een rommelig ontbijtbuffet op de tweede verdieping. Rond half zeven lopen we naar de kade en stappen in kleine bootjes. De boottocht begint over de brede rivier. Er zijn vissersboten met ogen op de boeg geschilderd. Langs de kant zie ik vrouwen hun haar wassen. We komen bij een drijvende markt. Het leven vindt voor veel mensen in deze regio op het water plaats, vandaar ook dit soort markten. Het handelen gaat tussen grotere en kleine bootjes. Niet echt overzichtelijk. Wanneer we een botsing maken en er van de andere boot iets afbreekt, ontstaat een scheldpartij. Die drukte trekt de aandacht van een boot die onder andere spijkers heeft. Met een paar spijkers en 2.000 dong is alles weer opgelost. Na de markt gaan de bootjes een stukje terug en slaan een zijstroom in. Naast ons vaart een vrouw met een grote lading watermeloenen. Ander vrouwen doen hun was in het rivierwater. Een man heeft zich ingezeept en spoelt zich af door kopje onder te duiken. Bij een nog smaller zijriviertje leggen we op een gegeven moment aan. We wandelen naar een huisje tussen fruitbomen. Hier kunnen we pauzeren, om wat te drinken en we krijgen allerlei tropische vruchten zoals: roosappel, ananas, banaan, mango, melkfruit, papaja, sabadilla, ramboetan (harige Lychee) en longan (ook een soort lychee). Daarna lopen we tussen de bomen door om enkele vruchtenbomen van dichtbij te bekijken. Even verderop is een schuurtje waar jonge vrouwen op de grond zitten en Boeddhabeeldjes beschilderen. We komen langs een school waar een afbeelding hangt met Ho Chi Minh die een kindje een medaille omdoet: presteren. Toch zie ik nooit Vietnamezen wanneer het om bijvoorbeeld wereldwijde competitiesporten gaat. Misschien vergis ik me. Bij het laatste stuk met de boot zit er gelukkig een afdakje op. We hebben een rondje gevaren, want komen nu van de andere kant. Bij het hotel aangekomen, hebben we de tijd om ons op te frissen en zelf een lunch te verzorgen. Ik eet eerst in het parkje voor het hotel vruchtenbroodjes van 6.000 dong per stuk, die ik van straatverkoopsters heb. Daar praat ik met een fotograaf (Dung) die mooie portretfoto’s maakt en verkoopt. Hij wil weten wat mijn fotoapparatuur kost in dollars. Naast mij op het bankje komt een verkoopster zitten, waarvan ik eerst denk dat ze bij hem hoort maar dat is niet zo. Zij heet Kim Hai. Het praten en lachen van ons heeft een man van de toeristenpolitie kennelijk gealarmeerd. Misschien maken we te veel drukte zo dicht bij het standbeeld van Ho Chi Minh. Kim Hai en Dung krijgen in ieder geval de opdracht om mij met rust te laten. Wanneer de toeristenpolitie uit zicht is en ik weer oogcontact met Kim Hai probeer te krijgen, negeert ze me. Het is kennelijk een waarschuwing die ze heel serieus neemt. Omdat de broodjes vrij luchtig waren, neem ik nog een pannenkoek met thee bij een lokaal restaurantje. In de lobby van het hotel wachten we vervolgens tot de bus om één uur vertrekt. Na twee uur rijden stoppen we bij een wegrestaurant. We nemen hier alvast officieel afscheid van Luc, de chauffeur en de busboy. Maria trakteert met een enorme taart voor haar verjaardag. ‘Meneer Aart’ zingt Luc toe met een mooi zelf geschreven lied. Het personeel van het restaurant is ook onder indruk. Dit is ook de laatste kans om een groepsfoto te maken met Luc. Chau Doc Ruim een uur later zijn we in Chau Doc. Het hotel ligt aan het water. Tegenover het hotel is een school, met de laatste kans op het zien van mooie studentes in ao dai. De markt is in het begin nogal vies, maar daardoor ook ‘avontuurlijk’. Verder richting het stadscentrum ziet het er netter uit. Ik koop twee stukken mooncake met durian, dat lijkt me wel iets voor morgen onderweg. Eerst mag ik een stukje proeven. Een beetje droog, maar verder okay. Een mooie glimlachende verkoopster van kleine visjes trekt mijn aandacht. De buurvrouwen worden enthousiast wanneer ze te weten komen dat ik ook niet getrouwd ben. Ze proberen ons te koppelen. Aan de andere kant van de markt zitten vrouwen op een verhoging met stapels oranje sliertjes. Ik heb geen idee wat het is. Ze noemen het: Thai en dan nog wat. Een jongere vrouw heeft een stokje en haalt een paar sliertjes van de stapel, die houdt ze voor mij om te proeven. Hm, pittig! In een muziekwinkel vraag ik weer naar Minh Tuyet. Deze zaak heeft wel vier cd’s van haar. De eigenaresse laat een paar nummers horen. De jongeren die op hurkkrukjes in de bakken zoeken, zingen de bekendste nummers mee. Leuk! Ze moeten lachen wanneer ik een foto maak. Twee cd’s kosten hier 10.000 dong. Dat is toch veel te weinig?! Ik geef 20.000, al zijn ze ongetwijfeld gekopieerd. Daarna zoek ik een internetcafé op. [fragmenten uit e-mail] Ik zit in Chau Doc en ga morgen met de boot naar Cambodja. Het visum kost 25 dollar; in dat land schijn je zo'n beetje alles in dollars te moeten betalen. Eerst wil ik nog melden dat we vanmorgen in kleine motor- bootjes over de Mekong en afsplitsingen hebben gevaren. Om half zeven vertrokken, zodat het nog een beetje koel was, en eerst de drijvende markt bezocht. Af en toe liep de aandrijving vast door vuil in het water (meestal plastic). Een boeiende tocht. Onderweg pauze in een fruittuin tussen de palmen en allerlei fruitbomen. We kregen fruit aangeboden en hebben er wat gedronken. We hebben vanmiddag tijdens de theepauze de verjaardag van begeleidster Maria gevierd en afscheid genomen van de chauffeur, busboy en gids Luc. De drie heren rijden op dit moment terug naar Saigon en komen daar in de late uurtjes aan. In Cambodja krijgen we een nieuwe bus (of bussen?). Pfff, je blijft hier zweten en douchen. Gelukkig is er in de meerdaagse hotels altijd wel een wasservice. Morgen dus naar Cambodja. Dat is een nog armer land. Tot later. [einde e-mail] Ik eet in een restaurant dat in mijn reisgids staat en bestel: visfilet met tomatensaus, citroensaus, rijst en lipton thee voor slechts 65.000 dong. Alles lijkt hier wel goedkoper dan in de rest van het land. Op het centrale plein kijk ik naar de bezoekers van een pagode. Vooral nu de zon onder is, komen er mensen langs voor een buiginkje. Jong en oud. Een gezin speelt badminton, jonge vrouwen zoeken luizen bij elkaar, meisjes eten taartjes (ik mag hun niet op de foto zetten), eetkraampjes rond het plein krijgen steeds meer klanten. Het leven op straat komt in Vietnam ’s avonds nog meer op gang. Bij een kapperzaak zie ik een enorme constructie met draadjes die ze gebruiken om te permanenten. Chau Doc is best een gezellig stadje. Mijn kamer in het hotel is vrij primitief. De lawaaiige airco zet ik op een lagere stand om beter te kunnen slapen. Donderdag 12 maart. Het ontbijt is achter het hotel op een mooi terras aan het water. Ik eet een broodje met omelet en krijg thee in een bierglas. Eigenlijk hetzelfde ontbijt als op de eerste dag in Vietnam. Zo is de cirkel weer rond. Bij de receptie wissel ik mijn laatste 90.000 dong om voor vier dollar. Een snelle passagiersboot legt aan bij de steiger achter ons hotel. Aan boord is plaats voor circa veertig mensen. We hebben niet een boot voor Djoser alleen. Iets voor acht uur vertrekt de boot. Er worden ‘departure’ en ‘arrival’ formuliertjes uitgedeeld. Een mannetje komt langs om een pasfoto op het ‘arrival’ formulier voor Cambodja te nieten. Het adres van het eerste hotel in Cambodja moet worden vermeld, vergelijkbaar met de migratieformulieren die je in een vliegtuig invult. Er is geen eten of drinken aan boord, daarom heeft Maria gezegd dat we zelf iets mee moesten nemen. De rivier is breed. Na Chau Doc is de omgeving weinig bijzonder. De boot legt aan bij een drijvend kantoor met een wachtkamer. Iedereen moet van boord en de paspoorten worden ingezameld en meegenomen. Er hangt een televisie die op BBC World is afgestemd. Na een half uurtje krijgen we het paspoort terug. Het ‘departure’ formuliertje is verwijderd en er staat een stempel met de uitgaande datum in. Dit was Vietnam. Ik heb veel goede herinneringen overgehouden aan deze reis. Over het algemeen was het niet moeilijk om de Vietnamezen op de foto te zetten. Regelmatig hadden ze de behoefte om een praatje te maken, soms alleen om hun Engels te oefenen. Ik heb bijzonder genoten. Luc was een informatieve gids die bijzonder zijn best deed. De groep was ondanks de omvang prima te pruimen. Johan (publicatie: 6 september, aanvulling geschiedenis 12 oktober 2021) Zie voor het vervolg van de reis het verslag van Cambodja.