Vietnam (2009)
Een half jaar geleden heb ik van mijn werkgever toestemming gekregen
voor een sabbatical leave van vijf maanden. Die periode wil ik graag
gebruiken om meer te kunnen reizen. Mijn eerste reisbestemming is
Vietnam.
Mijn reisgids begint er mee dat je snel naar Vietnam moet gaan,
voordat de commercie het land heeft verpest. Vietnam is sinds de
overwinning van het communisme min of meer ‘afgesloten’ geweest van
de rest van de wereld. Sinds een paar jaar klimt het land uit een
dal, de economie is sterk gegroeid. Vietnam heeft ruim 86 miljoen
inwoners. De gemiddelde leeftijd van de bevolking ligt laag.
Die jonge bevolking kon wel eens een mooie toekomst tegemoet gaan.
Dat sommige ouderen daar sceptisch over zijn, daar kom ik later
op terug.
Op een stopover in Singapore na, heb ik nog geen ervaring met reizen
door Zuidoost-Azië. Daarom heb ik er voor gekozen om een groepsreis
met Djoser te doen, voornamelijk omdat ik dan geen vervoer en hotels
hoef te regelen. Djoser geeft bovendien de vrijheid om veel
zelfstandig op pad te gaan. Dat kan goed omdat er in bijna iedere
stad twee of meer overnachtingen zijn.
Omdat Vietnam een lang gerekt land is (van kop tot staart 1650 km)
en - daardoor - met verschillende weerseizoenen te maken heeft, is
het voor een reis die het volledige land bestrijkt even puzzelen wat
de beste periode is. Tot in april zou nog voor het regenseizoen
zijn. In dit geval kies ik er bewust voor om na het Tet-festival
(Tet Nguyen Dan, rond de eerste volle maan in het nieuwe jaar) in
februari te gaan, omdat de Vietnamezen dan zelf een week vrij
hebben.
De route loopt van noord naar zuid. Daarna gaat de reis nog enkele
dagen door Cambodja. Maar meer daarover in een apart verslag.
Het visum voor Vietnam laat ik door Het VisumBuro in Amsterdam
verzorgen. Op 4 februari kan ik mijn paspoort met het visum na vijf
werkdagen weer afhalen. Het visum zelf kost 60 euro en de
servicekosten zijn 30 euro. Voor Cambodja zal het visum tijdens de
reis in Saigon worden verzorgd.
Op 19 februari neem ik op mijn werk met appeltaart en tompouces
afscheid van één van de leukste klussen. Het werk op zich beviel me
goed en het gevarieerde team (met mannen en vrouwen van diverse
rassen en diverse achtergronden) was aangenaam om acht maanden deel
van uit te maken. Mijn eerstvolgende werkdag zal 3 augustus zijn.
Maar daar wil ik nu niet aan denken.
Tussen dit reisverslag zijn fragmenten opgenomen van de e-mail die
ik tijdens de reis heb gestuurd. Niet de volledige berichten, want
dan zou er veel overlap zijn.
Allereerst een samenvatting van de geschiedenis van Vietnam.
Voor het jaar nul verovert een leger van de Han-dynastie Nam Viet. De
Chinezen heersen ruim duizend jaar. De invloed van die Chinese periode zie
je terug in onder andere het confucianisme en het Mahayana boeddhisme;
tempels lijken soms veel op die in China. Bij het zwakker worden van de
Tang-dynastie begint in 939 de geschiedenis van een sterk Vietnam met Thang
Long (later Hanoi) als hoofdstad. Ze zijn bijvoorbeeld in staat om de
Mongolen te verslaan. Na de Le-dynastie ontstaan twee rivaliserende
groepen: de Tinh in het noorden en de Nguyen in het centrum (die de
Mekongdelta van de Khmer overnemen).
Vanaf de vierde eeuw tot de samensmelting met Vietnamezen in de zeventiende
eeuw, was er nog het machtige Champa-rijk, met hoofdstad My Son op veertig
kilometer van Hoi An. De Cham hadden een hindoeïstische levensbeschouwing
en waren nauw verbonden met Java, hun oorsprong lag bij de Indonesische
Malay. Ze waren bedreven in (specerij)handel met China, Japan, India en
Arabië. Symbool van hun godkoning was de Lingam, een gestileerde fallus.
Hun maatschappij was ingericht volgens een streng kastensysteem.
Het Vietnamese fonetische schrift is in 1651 ontwikkeld door de Franse
Jezuïet Alexandre de Rhodes. Na veel onrust in de achttiende eeuw neemt
keizer Gia Long met hulp van de Fransen de macht. De Fransen krijgen in
ruil voor militaire hulp territoria en handelsconcessies. De keizer
verplaatst de hoofdstad naar Hue. In 1858 sticht Napoleon Cochin-China uit
angst voor Britse expansie vanuit China. In 1887 worden Cambodja en Laos
toegevoegd tot de Unie van Indochina.
Een kleine elite mag het Franse onderwijs volgen en in sommige gevallen
zelfs in Frankrijk studeren. Maar de mooie banen blijven voor de Fransen.
Dit is een voedingsbodem voor verzet. Ho Chi Minh (1890 - 1969), neemt in
1911 een boot naar Frankrijk en zwerft door Spanje, Portugal, Afrika,
Engeland en de Verenigde Staten. In 1917 gaat hij in Parijs worden en in
1920 wordt hij lid van de Franse communistische partij. In 1925 richt Ho
Chi Minh in China de Revolutionaire Jeugd Vietnam op die vier jaar later in
Hongkong overgaat in een communistische partij.
Opgejaagd door de Fransen verblijft hij een periode in Moskou. De Franse
Vichy-regering staat de Japanse bezetting toe met handhaving van het Franse
bestuur. In 1941 keert Ho Chi Minh na dertig jaar afwezigheid via China
terug en sticht de Liga voor de Onafhankelijkheid van Vietnam (Viet Minh).
De Japanners plunderen het land en alleen al in 1945 sterven twee miljoen
mensen van de honger. Na de capitulatie van de Japanners leest Ho Chi Minh
op 2 september 1945 de onafhankelijkheidsverklaring voor en wordt gekozen
tot President van een onafhankelijke democratische republiek.
Het Verdrag van Potsdam erkent de republiek niet. Het noorden wordt bezet
door het leger van de Kwomintang van Chiang Kai-Sjek en het zuiden na Brits
gezag (na de overgave van de Japanners) door de Fransen. Maar geen
democratie voor de Vietnamezen, dus blijvende onvrede. Ho Chi Minh kiest
voor de Fransen, omdat zijn communistisch hart botst met de Kwomintang.
Frankrijk en de Kwomintang komen overeen dat de Fransen het hele land weer
innemen. In ruil moet Frankrijk de Democratische Republiek binnen een
Franse Unie erkennen. De Fransen willen echter dat het zuiden een kolonie
blijft en het noorden een protectoraat. Er ontstaan militaire conflicten en
Ho Chi Minh vestigt zich met zijn legers in de bergen.
De Fransen staan zwak. Ze krijgen geen steun van de bevolking met marionet
Bao Dai als leider van een verenigd Vietnam. Keerpunt is de overwinning van
de communisten in China in 1949. Steun en erkenning van China en de Sovjet-
Unie maken Ho Chi Minh sterker. De slag bij Dien Bien Phu is beslissend in
het besluit van de Fransen om akkoord te gaan met een opdeling in Noord en
Zuid bij de Conferentie van Genève van 1954 (die over de vrede in Korea
ging).
De VS en de regering van Bao Dai gaan echter niet akkoord, Amerika vreest
voor een grote overwinning van Ho Chi Minh bij vrije verkiezingen en ze
installeren de katholieke anticommunist Ngo Dinh Diem in Saigon. Na de
conferentie ontstaat een volksverhuizing: een miljoen Vietnamezen trekken
naar het zuiden en honderdduizend sympathisanten van Ho Chi Minh trekken
naar het noorden. Diem ontketent een heksenjacht op tegenstanders waarbij
circa vijftigduizend slachtoffers vallen. Vanaf 1960 wordt via Ho Chi Minh-
route door Laos en Cambodja het zuiden van wapens voorzien.
(Bron: Vietnam, Landenreeks, Herbert Paulzen)
Verderop in het verslag kom ik terug op de Vietnamoorlog. Ho Chi Minh zal
het einde daarvan niet meer meemaken.
Vrijdag 20 februari. Om 6:00 gaat de wekker. Ik kon moeilijk in
slaap vallen want mijn neus zit verstopt. Exact om tien over zeven
staat een taxi voor de deur die me naar het station brengt (7,50
euro). Via Djoser heb ik een treinkaartje.
Schiphol
Ik ben voor half negen al op Schiphol, en dat is ruim op tijd. Ik
loop op mijn gemak naar balie 24. Het inchecken van de grote tas van
19,2 kilo bij een blondine van Singapore Airlines gaat vlot. Dat
geldt ook voor de douanecontrole.
Ik voel me alsof ik nu al ruim twaalf uur in een vliegtuig heb
gezeten. De volgende keer neem ik zelf een flesje water mee, want
drinken op het vliegveld is duur. Het is nu wachten tot het boarden
om 9:55 begint bij Gate 6.
Het toestel zit niet helemaal vol, dat geeft wat meer
bewegingsruimte. Aan mijn kant zijn de leukste stewardessen, zoals
Felicia Bin met een rond en zacht gezicht. Wat zijn ze toch mooi,
die dames van Singapore Airlines! Ik vul de tijd met twee goede
films op het schermpje in de stoel voor mij. "Burn After Reading"
van de gebroeders Coen en de Vlaamse film "Aanrijding in Moskou".
Tijdens de korte nacht probeer ik mijn ogen veel dicht te houden. Ik
heb de rust nodig om sneller van de verkoudheid te herstellen.
De bediening gaat vlot. Het eten smaakt beter dan het gebruikelijke
vliegtuigvoedsel en komt op grotere dienbladen dan ik gewend ben.
Eerst bief met champignons en pastasalade. Het ontbijt bestaat uit
een kaasomelet, worstje, muffin, fruithapje en yoghurt. Ik heb
slechts kort contact met mijn buurvrouw uit Melbourne.
Singapore
Zaterdag 21 februari. Op het vliegveld van Singapore - Changi - moet
ik met een treintje van terminal drie naar twee. Daar koop ik wat te
drinken en probeer bij te komen van de lange vlucht.
[fragmenten uit e-mail]
Dag allemaal,
Ik ben in Singapore. Net aangekomen. Het is hier rond 6:30
(ik heb eigenlijk geen idee van tijd...). Een goede vlucht
gehad. Singapore Airlines is zoals vaak gehoord, een erg
goede luchtvaartmaatschappij. Het toestel zat niet helemaal
vol, dus ik kon de plek naast me ook gebruiken.
Dinsdag kreeg ik keelpijn, donderdagavond zat mijn neus vol,
maar woensdag heb ik goed geslapen en de nacht voor vertrek
minstens zes uur achtereen. In het vliegtuig wel redelijk
uitgerust maar niet kunnen slapen. Ik loop hier binnen in
T-shirt; gelukkig zo handig geweest om mijn jackje op
Schiphol al in de grote tas te doen.
Ik wacht nu op de vlucht naar Hanoi, die om 10:05 gaat. Ik
heb
maar drie minuten over van een gratis sessie van vijftien
minuten, dus ik stop voorlopig even.
Het gaat prima. En de stewardessen van Singapore Airlines
waren echt zo leuk als in reclamefilmpjes en op foto's ;-)
[einde e-mail]
Er heerst een relaxte sfeer op het vliegveld. Bij zonsopgang is het
warm en een beetje klam. De vlucht naar Hanoi duurt vervolgens bijna
drie uur. Ik deel dit keer drie stoelen met een meisje van een
voetbalteam uit Canada. De lunch bestaat uit onder andere visfilet
en flancake. Ook nu weer prima verzorgd door Singapore Airlines.
Maggi Wong is nu ‘mijn’ stewardess.
Hanoi
Bij aankomst in Hanoi krijg ik langzaam Nederlanders in mijn
blikveld die vermoedelijke bij de groep van Djoser horen. De sfeer
op dit vliegveld doet mij erg aan de communistische toestanden van
vroeger in Oost-Europa denken. Overal staat wel een mannetje in een
groen uniform.
Bij de douane krijg ik een stuk of vier stempels in mijn paspoort en
op het visum. Ik moet een gezondheidsverklaring inleveren waar onder
andere op staat dat ik niet hoest, en laat ik nu net na het passeren
van die controle hoesten...
Gelukkig houdt niemand me tegen.
Ik haal direct twee miljoen dong uit een ATM (omgerekend bijna 100
euro). De mensen uit de groep verzamelen zich langzaam en stellen
zich aan elkaar voor. In totaal zijn we met zeventien, waarvan zeven
stellen, een weduwvrouw en een vrouw van net iets ouder dan ik. Het
merendeel zit qua leeftijd tussen vijftig en zestig jaar. Maar dat
hoeft geen belemmering te zijn. Ik merk al snel dat ze veel
reiservaring hebben naar verre bestemmingen. Dat is een pluspunt.
Reisbegeleidster Maria maakt een opmerking over de klikkende
fotocamera’s: "begint dat nu al?!". Ze vraagt of het is gelukt om
geld uit de automaat te halen: "Jullie zijn allemaal miljonair?"
Naast Maria worden we in Vietnam vergezeld door de lokale gids Luc.
Luc vertelt onderweg naar het hotel over de politieke hoofdstad
Hanoi en de Rode Rivier. Mijn eerste indrukken: vele brommers,
fietsen en voetgangers die wijken voor de sterkste in het verkeer:
onze bus. Met de claxon laat je hier horen dat je er bent. De huizen
zijn smal en hoog. Soms staan ze wat eenzaam in het landschap en is
alleen de voorgevel beschilderd. De vrachtwagens en bussen zijn van
Russische, Chinese of Zuid-Koreaanse makelij.
Tussen twee en vier is er tijd om op de kamer op te frissen en bij
te komen van de lange reis. Om vier uur geeft Maria een rondleiding
door het centrum. Het is even wennen om de straat over te steken met
het krioelende verkeer. Volgens Maria kun je zelfs bij de drukste
straten gewoon doorlopen, want ze zien je wel. Oversteken is een
kwestie van de bestuurders van de scooters en motors in de ogen
kijken en af en toe stoppen. Wat dat betreft kun je blij zijn dat
hier in verhouding nog nauwelijks auto’s rijden.
In het vervolg zal ik het vaak hebben over motorbikes, want dat
zeggen de Vietnamezen zelf. Overigens zie ik tijdens deze reis een
paar keer een toerist met een been of arm in verband. Misschien wel
het gevolg van een mislukte poging om over te steken?
Maria leidt ons langs de Dong Xuan markt, we lopen door smalle
straten en bezoeken twee kleine tempels. Circa 40% van de bevolking
is boeddhist. Bij de eerste tempel worden net grote maquettes
verbrand. Er worden stukken nootwafel aan ons uitgedeeld en we
krijgen geldbriefjes ter waarde van vijfhonderd dong. Het briefje
geef ik even later aan een verkoopster op straat, die in eerste
instantie niet op de foto wil. Ik maak uit haar gezichtsuitdrukking
op dat je met vijfhonderd nagenoeg niks kunt kopen. Toch wil ze voor
het briefje wel op de foto. In de tempels staan onder andere stapels
met blikjes cola en bier en sigaretten voor overleden familieleden.
Het straatbeeld in de oude wijk is druk, met overvolle kleine
winkeltjes. In veel gevallen is een woonhuis gelijkertijd winkel of
restaurantje met, in dat laatste geval op een bord het misschien wel
meest voorkomende Vietnamees woord langs de weg: ‘pho’ (bouillon).
Iedere straatje in de oude wijk heeft een specialiteit: koekjes,
schoenen, kleding, et cetera. Bij ons zouden de winkels van
hetzelfde type juist meer verspreid zijn, hier zitten ze naast
elkaar.
Elektriciteitskabels lopen boven de straat en lijken willekeurig aan
elkaar geknoopt. Naast de fietsen en motorbikes worden de trottoirs
bezet door hurkzitkrukjes van restaurantjes zodat je vaak gedwongen
bent om op straat te lopen. Het straatleven is in schril contrast
met de strenge sfeer op het vliegveld.
We komen bij het Hoan Kiem meer uit en lopen naar de St.-Joseph
kathedraal, waar net een mis gaande is. Het is grijs weer met aardig
wat wind. Voor de kathedraal bedelen gehandicapten en kinderen.
Maria legt uit dat je kinderen geen geld moet geven, want dan
krijgen ze van hun ouders opdracht om meer te bedelen en gaan ze
niet meer naar school.
Mijn eerste 100.000 dong geef ik uit door voor een deel van de groep
de koffie te betalen bij Paris Deli. Aan de andere kant van de
straat zit restaurant Mocca, waar je volgens Maria goed kunt eten.
Met de gehele groep gaan we eten bij Little Hanoi aan een lange
smalle tafel, met ‘doi dua’ (stokjes)! Ik probeer van de gelegenheid
gebruik te maken de namen van mijn reisgenoten te leren. Maria heeft
het eten uitgezocht: kip met pittige kruiden en vissaus,
varkensvlees in zoet zuur, zoete en pittige aubergines, ananas met
meloen, en een flesje water en blikje Fanta voor in totaal 150.000
dong per persoon. Het eten met stokjes gaat nog erg onwennig.
Terug naar het hotel zitten veel mensen op trottoirs te eten. De
markt is op dit tijdstip ook nog open. In de buurt van het hotel
koop ik voor 10.000 dong een verzegelde fles met anderhalve liter
water (omgerekend 50 eurocent). Flesjes van een halve liter kosten
5.000 Dong. Om kwart over negen ben ik in mijn kamer op de vierde
verdieping. Op de tweede verdieping van het hotel zit een
massagesalon die er professioneel uitziet, maar ik ben verreisd en
uitgeteld na vele eerste indrukken.
Rond één uur ben ik even wakker en neem een kijkje op mijn balkon.
Het regent een beetje. Het tijdsverschil met Nederland is zes uur.
Zondag 22 februari. Om zeven uur gaat de wekker. Het toiletpapier
moet in een afvalemmer. Dat komt vaak voor in landen waar de
riolering al dat papier niet aankan. Bij het ontbijt zit ik aan
tafel bij Martin, Margriet en Sonja. Ik kies gebakken ei met
stokbrood (Franse invloed) en ‘tra’ (thee).
Rond half negen gaan we met drie taxi’s naar het mausoleum van Ho
Chi Minh.
Uit de folder: "The Mausoleum of President Ho Chi Minh is an
architectural work of great political and ideological significance,
expressing the profound feelings of the entire Vietnamese people
towards the Late President [..] the revolutionary path He had
charted to build a peaceful, united, democratic and prosperous
Vietnam".
Rugtassen moeten worden ingeleverd bij een controlehokje. Dan
sluiten we aan in de rij, deels onder afdakjes. Net voor het
mausoleum worden onze camera’s door Maria en Luc in beheer genomen.
Controleurs staan naast de rij om te kijken of je wel twee aan twee
loopt en de handen uit je zakken hebt. Ho Chi Minh ligt vredig in
een aircoruimte omringd door opvallend veel bewaking. Wat is het
maar een tenger mannetje. Dat kereltje heeft dus van de Amerikanen
gewonnen. Ondanks dat hij zelf gecremeerd wilde worden, is hij net
als Lenin en Mao geconserveerd en opgebaard. Ieder jaar gaat hij
naar Moskou voor een schoonmaakbeurt en nieuwe make-up.
Voor ik probeer de Amerikaanse Oorlog duidelijk te maken, wil ik nog
melden dat Vietnam daarvoor ook al een lange geschiedenis had van
oorlogen.
Vietnam was een Franse kolonie, en onderdeel van Indochina (Laos,
Cambodja en Vietnam). Voor de Fransen toegangspoort naar China. Het
katholicisme leek een aantrekkelijk alternatief voor het strenge
feodalisme. De infrastructuur en stedenbouw werden verbeterd, maar
gelijktijdig werden de kolonies uitgezogen.
In de jaren twintig en dertig ontstond steeds meer behoefte aan
onafhankelijkheid en werden nationalistische partijen opgericht. Een
hoofdrolspeler in die tijd was Nguyen Sinh Cung, beter bekend als Ho
Chi Minh (Brenger van Licht). Ho richtte in 1941 de Viet Minh op,
een verzameling van nationalistische groeperingen.
De Viet Minh vocht een guerrillaoorlog tegen de Japanners, die in de
Tweede Wereldoorlog een groot deel van Azië in handen hadden (met
instemming van het Franse Vichy-regime) en de rijstoogst aan de
eigen strijdkrachten gaven.
Twee miljoen Vietnamezen stierven van de honger.
Na de Japanse overgave in 1945 veroverde de Viet Minh grote delen
van het land. Ho werd president van de Democratische Republiek
Vietnam (DRV).
De Fransen wilden hun macht echter terug. Frankrijk en de
Democratische Republiek Vietnam sloten een verdrag, maar al snel
bleek dat beide partijen het niet eens waren over de invulling
daarvan. Frankrijk wilde de controle over Zuid-Vietnam niet uit
handen geven en een nieuwe oorlog was een feit. De Viet Minh werden
gesteund door de Sovjet-Unie en China. Groot-Brittannië en de
Verenigde Staten waren beducht voor een opmars van het communisme en
stonden aan de kant van de Fransen.
Op 21 juli 1954 sloten de Fransen en de Viet Minh een
wapenstilstand. Beide partijen stemden in met een tijdelijke deling
van Vietnam in een noordelijke en een zuidelijke zone. Binnen twee
jaar zou er een nieuwe regering moeten zijn.
Het werd Ho Chi Minh echter duidelijk dat de hereniging van het land
zonder strijd niet zou slagen en hij steunde in 1960 de oprichting
van het Nationaal Bevrijdingsfront voor Zuid-Vietnam. Dit front, dat
bekend werd onder de naam Viet Cong (Vietnamese communisten), begon
een guerrilla in het zuiden van Vietnam. De Zuid-Vietnamese regering
werd met geld en wapens gesteund door de Amerikanen.
Het geweld in het zuiden nam snel toe, dat was voor Amerika
aanleiding om steeds meer militaire adviseurs naar Vietnam te sturen
om het Zuid-Vietnamese leger te trainen. Dit leverde onvoldoende op
en begin 1965 stuurde Amerika grondtroepen, het begin van een
massale inzet. In vier jaar tijd liep het aantal manschappen op tot
meer dan een half miljoen militairen.
Op papier waren de Amerikanen oppermachtig. De Viet Cong en de
Noord- Vietnamezen waren echter in de meerderheid en hadden meer
kennis van de jungle. De Amerikanen beheersten de kuststrook en
waren overdag in het voordeel. Maar een totale overwinning bleek
onmogelijk.
Om een lang verhaal kort te maken: door groeiende kritiek vanuit
Amerika zelf, hebben de Amerikanen hun troepen in 1973
teruggetrokken. Op 30 april 1975 was de oorlog voorbij. Noord-
Vietnam had gewonnen. Maar gelijktijdig waren de Vietnamezen
dusdanig verzwakt dat je je kunt afvragen of er wel een winnaar was.
Aan Amerikaanse zijde zijn ongeveer 58.000 slachtoffers gevallen.
Het aantal burgerslachtoffers is mogelijk twee miljoen. Deze
zogenaamde Amerikaanse oorlog heeft nog een lange nasleep gehad, met
bijvoorbeeld voor Vietnamezen die met de Amerikanen hadden
samengewerkt nare gevolgen. 300.000 Zuid-Vietnamezen werden naar
heropvoedingskampen gestuurd.
In 1978 volgt een antikapitalistische campagne. Twee miljoen
Vietnamese vluchtelingen zullen elders een nieuw leven beginnen.
De Socialistische Republiek Vietnam is een eenpartijstaat, de
Communistische Partij is de enige toegestane partij. Het volk is
overgeleverd aan het communisme, corruptie en machtsmisbruik.
Terzijde nog een oorlog die niemand van mijn reisgezelschap kende,
maar waar Luc ons op attendeerde: In februari 1979 volgt een inval
door China. Een wraakactie voor de antikapitalistische campagne die
veel etnische Chinezen heeft geraakt, bovendien is Vietnam op 25
december 1978 Cambodja binnengevallen en heeft de met China
bevriende dictator Pol Pot verdreven. Vietnam slaat verbeten van
zich af en China trekt zich binnen een paar weken terug.
In 1994 heffen de Amerikanen het handelsembargo op.
Tot zover de geschiedenis.
Bij de voorbereiding heb ik onder andere Hoge bomen in Hanoi
van Carolijn Visser gelezen. Twee citaten uit dat boek:
"Wie zichzelf kent en we zijn vijand kent, is onoverwinnelijk.
Daarom hadden de Amerikanen Vietnam niet moeten bezetten.
Ze kenden ons niet. De Amerikanen waren zo onwetend."
"In deze flats wonen veel oorlogsveteranen. Aan de overkant
staat een blok vol oorlogsinvaliden met hun gezinnen. Ze hebben
deze flats toegewezen gekregen als beloning voor hun inzet.
Vele mannen zitten de hele dag thuis te drinken, zelfgestookte
drank van suikerriet."
Het is vandaag een beetje vochtig en klam. Bij het mausoleum is een
park (entree 5.000 dong) waar veel Vietnamezen komen, waaronder
groepen kinderen. Bij de Eénzuilige Pagode (Chua Mot Cot) ontmoet ik
het Canadese voetbalmeisje uit het vliegtuig. Zij heeft zich ook
aangesloten bij een groep. In het park staat het paalhuisje van Ho
Chi Minh waar hij van 1958 tot zijn dood in 1969 woonde. In zijn
werkkamer hangen de portretten van Lenin en Marx.
Vervolgens gaan we weer met drie taxi’s naar de literatuurtempel
(Van Mieu) slalommend tussen de motorbikes. Dit is een groter en
mooier tempelcomplex dan de tempels van gisteren.
Kinderen picknicken bij de tempel. Ze proberen hun Engels uit, maar
veel verder dan "Where do you come from?", komen ze vaak niet.
Naast de tempel zit restaurant Koto. Daar eet ik net als Luc ‘bun bo
nam bo’ (bief, verse Zuid-Vietnamese rijstnoedels, een mix van
kruiden, nootjes, limoen, chili, knoflook en vissaus) voor 110.000
dong. Het personeel bestaat uit voormalige straatjongeren. Naast mij
zit een student antropologie met twee mooie giechelende meiden. Hij
is geïnteresseerd in waar wij vandaan komen en wat we in Vietnam
doen.
Daarna gaan we naar het overgebleven deel van de Hoa Lo gevangenis.
In de gevangenis zijn cellen te bezichtigen, daarnaast is er een
guillotine (oorspronkelijk was dit de Maison Centrale voor de
tegenstanders van het Franse koloniale bewind), historische foto’s,
en propaganda artikelen die gevang Amerikaanse piloten in een kwaad
daglicht stellen.
We lopen naar het Hoan Kiem meer en worden daar ‘losgelaten’. Aan de
zuidwestkant van het meer blijf ik lange tijd bij verkeerslichten
staan om motorbikes te fotograferen. Regelmatig levert dat
glimlachende en wijzende reacties op. In een naburige eetzaal
(Fanny) met leuke serveersters, bestel ik crêpe met aardbeienijs en
jasmijnthee (42.000 en 14.000 dong).
Aan de zuidoostpunt van het meer nodigt een jonge vrouw me uit om
Engels te praten. Haar zusje zit naast haar. Ze lijken totaal niet
op elkaar. Wanneer ik het goed begrijp, hebben ze verschillende
vaders. Na de standaardvragen als: waar ik vandaan kom, hoe oud ik
ben, en of ik getrouwd ben en kinderen heb, blijft de vrouw
‘opgewonden’ zoeken naar nieuwe vragen. Na een uur wil ik graag
verder. We wisselen mailadressen uit.
(Naschrift augustus 2009: Al tijdens deze reis ontvang ik een lading
e-mail en ik heb nu nog steeds contact met Thuy. Het is boeiend om
contact te hebben met iemand die over het leven in Vietnam schrijft.
Bovendien kan het handig zijn om een contactpersoon te hebben voor
een volgende reis. Thuy mailt vrij regelmatig. Inhoudelijk valt ze
soms in herhaling en ze vergelijkt Vietnam veel in negatieve zin met
Europa. Het land zou honderd jaar achterop lopen. Haar Engels is
matig, maar meestal is er wel iets van te ontcijferen. Haar leventje
maakt haar soms ‘sad’. De mails van mij inspireren haar. Soms is ze
nogal emotioneel. En dat op basis van een ontmoeting van nauwelijks
een uur. Ik schijn "very handsome" te zijn. Althans in de ogen van
sommige Aziatische vrouwen, heb ik gemerkt.)
Ik maak een foto van een bruidspaar in prachtige kleding bij een
poortje en een nachtfoto van het meer. Dan zoek ik een restaurant op
aan de noordkant. Daar eet ik: papajasalade, verse citroensap en
appelsap voor 107.000 Dong.
Onderweg naar het hotel stopt een motorbike voor mijn neus met twee
mooie meisjes - ik denk zusjes - met iets te veel make-up.
Of ik marihuana wil?
"He?"
Eerst versta ik het niet, maar na een herhaling wel.
"Nee!", zeg ik lachend en schud mijn hoofd.
Dan vragen ze of ik "boem boem" wil?
"Ha!" Ik schud van nee.
Ze waren wel mooi...
In het hotel ga ik voor het slapen naar de massagesalon op de tweede
verdieping. Ik douche me eerst in mijn kamer en verruil mijn
schoenen voor teenslippers.
De ontvangst is door een dame in een prachtig traditioneel blauw
kostuum en ik krijg thee aangeboden. Ik kies het duurste programma
op het lijstje: stoomkamer, bubbelbad en Thaise massage, exclusief
fooi voor 250.000 dong (ruim 12 euro). Dat kan ik iedereen aanraden!
Ik heb nooit eerder Thaise massage gehad, maar die is behoorlijk
stevig. Het massagemeisje in haar roze pakje spreekt nauwelijks een
woord Engels, maar is lief en erg grappig.
Maandag 23 februari. Vanaf het balkon van mijn kamer sla ik het
verkeer gade. De grootste en snelste voertuigen rijden bij een
kruising gewoon door en remmen nauwelijks af. Bij links afslaan is
het gebruikelijk om de bocht af te snijden, en niet zoals bij ons te
wachten op tegemoetkomend verkeer. Een vermakelijk schouwspel dat
verrassend probleemloos werkt. Slechts een enkele keer moet iemand
iets meer afremmen om een botsing te voorkomen.
Halong Bay
In de buurt van de markt doe ik inkopen voor de lunch. Rond half
twee rijden we met een bus Hanoi uit. Op weg naar de Halong Bay, de
baai van de neerdalende draak. De weg is soms gevaarlijk druk met
veel motorbikes, fietsen en voetgangers en bussen die sneller
rijden. Onderweg zijn enkele tolpoortjes.
We houden een fotostop bij rijstvelden. De bus komt door dorpjes,
langs kolenbergen, de koeien zijn mager en bruin. We pauzeren in een
borduurfabriekje van gehandicapten. De prijzen zijn in dollars en
nogal hoog. Foto’s maken is helaas niet toegestaan. Het fabriekje
staat hier puur om de vele toeristen die langskomen onderweg geld af
te troggelen. Mijn dollars blijven in de portemonnee, maar Maria wil
wel graag veertig euro per persoon voor de fooienpot.
Om half zes arriveert de bus in Bai Chay, het oude centrum. We zijn
de toeristische haven die westelijker ligt al gepasseerd. Daar lagen
tientallen toeristenboten. In een hoger gelegen hotel krijgen we van
een mooie dame in een prachtig kostuum een welkomstdrankje. Ik heb
een kamer op de zevende verdieping. De lucht is helaas niet helder
genoeg voor een fraaie foto van de omgeving.
We eten vanavond aan de kust tegenover de nachtmarkt. De
parelkettingen zijn nogal bij de dames in trek. Wel eerst
controleren of ze echt zijn. Om een onduidelijke reden hebben enkele
straatverkoopsters ruzie: scheldende vrouwen, altijd leuk.
Ik bestel een pizza, Fanta en thee, afgerond voor 100.000 dong
(inclusief 16.000 fooi). Dat is omgerekend iets minder dan 5 euro.
Tegenover het hotel betaal ik nu slechts 8.000 dong voor anderhalve
liter water.
Dinsdag 24 februari. Om half zeven gaat de wekker. Om 7 uur is er
een ontbijtbuffet inclusief oliebolletjes. Om acht uur is iedereen
uitgecheckt. Vandaag staat een boottocht in de Halong Bay op het
programma. Het ticket voor de boot kost 40.000 dong. Aan boord
krijgen we groene thee aangeboden. Langszij komt een sampan met een
vader, moeder en zoontje en een lading fruit. Achteraf gezien ik had
daar iets van moeten kopen. Maar ja, zo gaat dat.
De lucht klaart langzaam op. De boot vaart langs drijvende
vissersdorpen. Dat is een mooi gezicht. We varen tussen bergpieken
die uit het water steken. Er zijn ruim 3.000 van deze
kalkrotsformaties in de Golf van Tonkin. We passeren een
traditionele Chinese jonk met roodbruine zeilen.
Bij een eilandje voert een voetpad naar de mooie Hang Dau Go ‘grot
der wonderen’ met gekleurde verlichting. Kitsch, maar wel
fotogeniek. Bij een volgend eiland is een mooi strandje en een
uitzichtpunt. Hier zie ik ook een vrouw met klederdracht uit Sa Pa,
behorend tot een minderheid uit de bergen in het noorden van
Vietnam. Op de terugweg krijgen we in de boot een uitstekende lunch
voor 115.000 dong inclusief het drankje. Ik raak in gesprek met
Sonja, die ook alleen meereist. Zij heeft een schoonzus uit Peru.
Terug naar Hanoi
Wanneer we van boord komen, is er nog gelegenheid om wat drinken en
koekjes te kopen. Dan rijdt de bus ons terug naar Hanoi, naar het
hotel van de eerste twee nachten. Dit was dus Halong Bay. Mooi, maar
misschien ben ik verwend met veel mooie natuur zodat het toch niet
zo heel veel indruk op me heeft gemaakt.
Onderweg stoppen we bij een keramiekfabriekje. In de tuin naast het
parkeerterrein zoek ik contact met drie jonge vrouwen die spinazie
planten: Tuyen, Thuong en Loi. Veel meer dan namen en leeftijden
uitwisselen lukt niet. En lachen natuurlijk, in het land van de
glimlachende mensen.
Rond half zeven zijn we bij het hotel. Na snel opfrissen, ga ik de
stad in. Aan de zuidkant van het Hoan Kiem meer zoek ik naar een
zonnekap voor mijn Tamron lens. Die is namelijk vorig jaar in
Amerika bij een val gebroken en de plakband en lijm houden het niet
langer. In dit deel van de stad ontdek ik moderne winkelcentra en
ook een zonnekap die past!
Ik eet in hetzelfde restaurant als de tweede avond. Nu bestel ik:
biefsalade, aardbeimilkshake en Vietnamese thee. Tip: door alles
gelijktijdig te bestellen, duurt het minder lang voor het op tafel
verschijnt. Inclusief fooi betaal ik 80.000 dong. In de lobby van
het hotel stuur ik een e-mail naar Nederland.
[fragmenten uit e-mail]
Dit is de laatste avond in Hanoi. Het weer is gelukkig een
beetje grijzig begonnen. Het beetje regen dat viel verdampte
direct. Hanoi is een drukke stad. Zeer veel toeterende
brommertjes, met gigantische bepakkingen, soms de gehele
familie tot een enorme lading zakjes met goudvissen aan toe.
Vandaag in Halong Bay geweest met de boot tussen spitse
eilandjes doorgevaren, naar een strand geweest en door een
mooie grot. Lekker eten onderweg in de oude donkerbruine
houten boot. Veel vis, van garnaal tot inktvis en erg lekker
klaargemaakt. Het eten is hier uitstekend.
Morgen rond tien uur gaat het vliegtuig waarmee ik een uurtje
naar het zuiden afzak en een minder interessant stuk oversla.
Eergisteren mijn mailadres afgegeven aan twee zusjes, door
de oudste word ik nu al bedolven onder de mail.
De laatste dagen gaan erg heet worden. In Cambodja is het op
dit moment 38 graden.
Tot zover even. Ik ga nu slapen. Het is bijna tien uur.
[einde e-mail]
Daarna besluit ik weer naar de massagesalon te gaan. Dit keer heb ik
een kamertje aan de andere kant van de gang en een ander
massagemeisje. Ook weer klein en grappig in een roze flanellen
pakje. Ze draait mooie muziek en zingt af en toe een beetje mee. Ik
vraag wie de zangeres is. Ze haalt de cd uit het apparaat: Minh
Tuyet. Die naam noteer ik zodra ik op mijn kamer kom.
Woensdag 25 februari. Om half negen verlaten we het hotel. Rond tien
uur gaat het vliegtuig naar Hué (1.130.000 dong, bij de reis
inbegrepen). In Hanoi is het een beetje vochtig, maar buiten de stad
schijnt de zon. De bus passeert fabrieken van Canon en Panasonic.
Die hebben ontdekt dat de productie in Vietnam nog goedkoper is dan
in China.
Op het vliegveld blijkt dat de vlucht van Vietnam Airlines twee uur
vertraging heeft. We doden de tijd door wat te drinken in Lucky
Café. Ik heb een kokos milkshake. Overigens, die milkshake van
gisteren vonden mijn maag en darmen niet zo’n geweldig idee. Dat had
ik kunnen weten.
Hué
We vliegen met een nieuw toestel. Een bus brengt ons in Hué naar het
Golden Hotel. Vanaf Hué tot de grens met Cambodja houden we deze
bus. Het hotel ligt in de door de Fransen ontworpen ‘nieuwe stad’.
De oude stad ligt aan de andere kant van de rivier. Tot 1945 was Hué
de politieke hoofdstad van het land en zetel van de Keizers uit de
Nguyen-dynastie.
Omdat we iets verlaat zijn, is de tijd voor een bezoek aan de
citadel krap. Maria geeft voor een deel van de groep een kleine
rondleiding door het centrum van de stad. De zon is nadrukkelijk
aanwezig. Ik moet oppassen dat ik niet verbrand. We eten bij een
hotel aan de Parfumrivier (Huong Giang). Ik bestel Bo Xao Tho’m
(bief, ui, champignon en ananas) en Vietnamese groene thee.
Puf. Eerst maar even bijkomen van de warmte.
Hué is een groene stad met veel bomen en ik hoor overal krekels. Met
Henk en Vera loop ik de brug over naar de Dong Ba markt. Deze is
rommelig, maar wel bijzonder fotogeniek. Veel handelswaar wordt via
de rivier aangevoerd. Vera laat haar teennagels mooi rood met wit
lakken. Sommige mensen op de markt willen niet op de foto, dat
respecteer ik.
Hué is een echte fietsstad. Voor de aardigheid blijf ik een tijdje
fietsers fotograferen die over de brug komen. Op de brug worden we
aangesproken door een groepje enthousiaste studenten. Henk moedigt
ze aan om Engels te leren. Op de brug is meer wind, het is hier
lekker.
Terug in het hotel zit ik even op het kleine balkon uit te waaien.
Het is warm! ’s Avonds is het straatleven heerlijk omdat de zon dan
niet meer brandt.
In het centrum ga ik eten bij restaurant Friendly: rijst met bief,
crispy banaan met chocoladesaus en een flesje water. Voor ik ging
eten werd ik aangesproken door een cyclo (fietstaxi’s met een zitbak
voorop; een Franse uitvinding) die me eerst voor 10.000 en later
voor 5.000 dong bij een mooi meisje wilde brengen. Omdat ik niet
resoluut was in mijn afwijzing, en omdat die mannen niet snel
opgeven, blijft hij voor het restaurant staan en houdt me in de
gaten. Gedurende de hele avondwandeling door het centrum blijft hij
me nog volgen, tot aan het hotel.
Parfumrivier
Donderdag 26 februari. De dag begint met bewolking, opmerkelijk na
gisteren. Op de zesde verdieping van het hotel is een uitgebreid
ontbijtbuffet met veel vruchten, maar ook warm eten zoals noedels en
bacon en gebakken ei.
Om acht uur lopen we naar de Parfumrivier. We gaan vandaag de rivier
op met een drakenboot. Onderweg passeren we smalle boten, sommige
worden gebruikt voor zandwinning. Onze boot moet stoppen bij een
politiecontrole: een boot die midden in de rivier ligt.
Na vier kilometer legt de boot aan bij de mooie Thien Mu tempel.
Hier staat de blauwe Austin tentoongesteld van de beroemd geworden
monnik Thich Quang Duc, die in 1963 naar Saigon reed en zichzelf in
brand stak uit protest tegen het antireligieuze bewind van Ngo Dinh
Diem. Er zijn ook monniksleerlingen, kale jochies, die volgens Luc
tot hun achttiende kunnen beslissen of ze het monniksleven
voortzetten.
Vervolgens moeten we nog een afstand met de boot afleggen. Dan volgt
een traject te voet naar de graftombe van keizer Tu Duc (1847-1883).
Dit is zeven kilometer ten zuiden van Hué bij het dorp Dong Xuan
Thuong. Onderweg worden kleding, tekeningen en drinken aangeboden.
Er is een wierookfabriekje en er ligt rijst op de weg te drogen.
De entree voor de tombe is 55.000 dong. Het is een parkachtige
omgeving, met tempels, vijvers en beelden.
Dat lijkt overdreven maar tijdens het leven van de keizer diende het
complex als ontspanningsoord. Hij schijnt 104 echtgenotes te hebben
gehad en nog meer concubines.
Bij een stenentrap zoek ik een plekje in de schaduw. Een vrouw met
een baboestok en twee rieten manden komt langs om het personeel van
het complex warm eten aan te bieden. Dat doet ze handig. De
bamboestok met draagmanden heet ‘don ganh’. Vanmorgen heb ik een
‘voorzichtig’ ontbijt gehad omdat mijn maag en darmen een beetje
onrustig zijn. Ik heb een stoppil ingenomen en een vitamine C
bruistablet. Maar nu is het sultanatijd!
In plaats van met de boot, gaan we met een bus terug naar Hué. Dat
is sneller. Met Henk en Vera stap ik bij de citadel uit. Daar eten
we eerst. Ik bestel biefnoedelsoep en een cola. Met Henk en Vera
bezoek ik vervolgens het enorme ommuurde citadelcomplex, ook wel de
keizerlijke Verboden Purperen Stad genoemd (entree is 55.000 dong).
In een kamertje kijken dames van het personeel naar een
nagesynchroniseerde Chinese of Koreaanse soap. Je mag op de troon
plaatsnemen, verkleed als Keizer, en je op de foto laten zetten.
We lopen rechtsaf door naar het theater. Daar begint om half drie
een prachtige dansvoorstelling met traditionele kleding en muziek.
De meiden die meespelen, hadden we al zien arriveren op hun scooters
in hippe kleding op hoge hakken. Nu dragen ze schitterende
kleurrijke kostuums. Er is veel te weinig publiek. We adviseren na
afloop om een bord bij de poort van de citadel te plaatsen met
daarop de aanvangstijden van de voorstelling. Dat trekt vast meer
bezoekers (ter info: de voorstellingen zijn om 9u, 10u, 14u30 en
15u30 voor 50.000 dong).
Er valt steeds weer iets nieuws te ontdekken. Vooral de kleurrijke
poorten zijn bijzonder mooi. In de Amerikaanse oorlog is veel
vernietigd, maar gelukkig is daar al veel van gerestaureerd. Bij de
paviljoenen moet je de schoenen uit doen om naar binnen te mogen.
Henk en Vera gaan met een cyclo terug naar het hotel. Ik blijf bij
de poort nog een tijdje foto’s maken. Dan laat ik me na lang
onderhandelen voor 10.000 dong door een cyclo naar de brug bij de
markt brengen. Daar geniet ik nog een tijdje van de massa’s fietsers
die over de brug komen. Wanneer ik de brug over ben gelopen, kom ik
als eerste de cyclo tegen die me gisteren lange tijd heeft gevolgd.
"O, nee toch!", is mijn eerste reactie.
Hij moet lachen.
Ik ook.
Ik loop door een beeldenpark bij de rivier naar het centrum. Bij
Ushi eet ik bief met tomaat, rijst, Vietnamese thee en een
overheerlijke mango smoothie. Die vruchtendrankjes zijn in dit soort
landen heerlijk! De eigenares van het restaurant is Ushi, en laat
dat nu net de Ushi zijn die Wendy van Dijk heeft geïnspireerd voor
haar rol van Ushi. Beneden hangt een foto van de Nederlandse Ushi
ingelijst aan de muur. De echte Ushi is helaas op dit moment in het
buitenland (Thailand).
Op mijn kamer gekomen, zie ik de schone was liggen: 10.000 dong per
shirt, 5.000 per onderbroek en 14.000 voor de lange broeken. Ik
betaal mijn was bij de receptie en ga daarna internetten op de zesde
verdieping.
Het schijnt zo te zijn dat net als in China het internetverkeer door
de regering wordt gecontroleerd. Maar ik heb geen problemen
ondervonden en ook niet naar ‘risicosites’ gezocht.
[fragmenten uit e-mail]
Ik zit sinds gistermiddag in Hué. Vanuit Hanoi met een nieuwe
Boeing van Vietnam Airlines gevlogen, en niet met een (oud)
Russisch toestel. Hué is een leuk stadje aan de Parfumrivier.
In verhouding tot Hanoi zijn hier veel meer fietsen en ook
cyclo’s (fietstaxi's). Die laatsten zijn volhardend. Het
schijnt zo te zijn dat hoe verder je naar het zuiden komt,
des te opdringeriger de mensen. Maar ze blijven vriendelijk.
Het verkeer in de stad is een verhaal apart. Op veel plekken
zijn geen verkeerslichten; enkel een paar lichten die
dertig tellen met een afteller op rood staan. Het verkeer
kronkelt door elkaar, en wanneer je als voetganger oversteekt
moet je lef hebben (of er aan gewend zijn...). Vooral in
het donker is dat een avontuur.
Vanmorgen de Parfumrivier afgevaren naar een Pagode (een
tempel) en daarna een graftombe van een keizer. Maar nog
indrukwekkender was vanmiddag het bezoek aan de citadel.
Het weer is hier uitstekend. Overdag rond 30 graden en 's
avonds vooral nog heerlijk om buiten te zijn. Mijn polsen
zijn een beetje verbrand door de zon.
Tot later.
[einde e-mail]
Vrijdag 27 februari. Om acht uur vertrekt de bus. We reizen verder
naar het zuiden. De natuur is hier mooier dan in de directe omgeving
van Hanoi. Bij een strandje pauzeren we. Een Vietnamese komt heel
bescheiden bij mij om euromunten om te wisselen voor een briefje van
tien. Ze heeft die munten verdient met schoudermassages. Ze heeft
net niet genoeg, maar daar maak ik geen probleem van. Een oude man
komt aan de kost door zich voor te doen als visser en wil voor geld
op de foto.
De route gaat over de Hai Van bergpas. Op de pas staan verkoopsters
in pyjama’s met spullen te leuren. Ik ontdek een broedende kip en
een deel van de groep wandelt een heuvel op naar ruïnes van een
fort.
We houden even later bij een brug een fotostop. Er liggen typische
ronde mandbootjes (coracles) in de water. Er passeren ook veel
scholieren waarvan de meisjes een traditionele witte ao dai dragen.
Dat is een soort jurk die over een broek met lange pijpen wordt
gedragen. De zijkant van de jurk is open met een split die tot de
buik loopt. De meisjes vouwen het achterste deel vaak op onder hun
achterwerk en het voorste deel houden ze met een hand vast op het
stuur, mooi wapperend in de wind.
Het komt wel voor dat twee meisjes op één fiets zitten en ze samen
de trappers bedienen.
Bij studentes zijn ao dai wit, of gebroken wit. Wanneer het om een
werkuniform gaat, dan komen vele andere kleuren voor. Donkerrood op
goudgeel, helder blauw op wit, of kikkergroen op geel, enzovoort.
Luc heeft twee schriftjes met onderwerpen die hij tijdens de
busritten ter sprake brengt. Hij vertelt vandaag over voedsel,
symboliek en het programma voor de komende dagen.
Bij Da Nang komen we langs de kust bij China Beach, waar de
Amerikanen tijdens de oorlog konden ontspannen en genieten van de
Vietnamese vrouwtjes.
Da Nang
Op mij na wil iedereen in de groep de sculpturen in het Chammuseum
van Da Nang zien. Ik heb weinig met musea. Voor mij is het
straatleven veel boeiender. Het museum ligt hier immers op straat.
Achter het museum ontdek ik een universiteit. De studenten komen één
voor één opdagen omdat de lunchpauze bijna afgelopen is. Ongeveer
een derde komt met een motorbike, soms bestuurd door iemand van de
familie. Om half één sluit het hek, en niet iedereen is op tijd...
Ik vraag wat er nu gaat gebeuren. Een prachtige studente zegt met
een zeer zachte en bescheiden stem dat ze te laat zijn. Ja, dat had
ik ook al gezien, maar zouden ze ook straf krijgen? Volgens Luc
worden ze later wel binnengelaten.
We zijn inmiddels bij de Marble Mountains (Ngu Hanh Son) aangekomen.
Omdat je hier twee keer per dag warm eten krijgt, neem ik als lunch
iets anders dan noedels of rijst: bananenpannenkoek en een blikje
ijsthee voor 35.0000 dong.
Voor we aan de beklimming van een marmerberg beginnen, ontdekken we
een werkplaats waar allemaal marmerbeelden staan. Bij een heel groot
liggend beeld staan en zitten (hurkzit) acht vrouwen aan het
polijsten. Met mondkapjes om. Alles handmatig. Wat een werk!
De entree voor de Thuy Son berg is 15.0000 Dong. Dit is zeker de
moeite waard. Onderweg komen we langs enkele Boeddhabeelden in
grotten, pagodes, en bananenbomen. Dat is zo leuk in een tropisch
land: al die vruchtenbomen.
Hoi An
Rond vijf uur komen we aan bij het hotel in Hoi An. Het is een luxe
hotel met op de kamer mooie donkere meubels en een zwembad in de
binnenruin. Rond zeven uur geeft Maria een verkennende rondleiding
door het centrum. Hoi An blijkt een schitterend historisch stadje
aan het water te zijn met veel laagbouw. De straten zijn vrij
rustig, sommige worden autovrij gehouden. Er zijn veel
kostuumwinkels en restaurants.
We eten met de helft van de groep bij Miss Ly. Ik bestel: cao lau
(dikke noedels, geroosterd varkensvlees, sojascheuten, sla, croutons
en crispy rijstpannenkoek), witte roos / banh bao, banh vac (garnaal
gewikkeld in pannenkoek met knoflook, chili dressing, in de vorm van
een roos) en gefrituurde wontons / hoanh thanh chien (vlees,
garnalen, tomaat, ui en saus). (Tip voor hondenliefhebbers: zoek
naar thit cho op het menu.)
Ik zit in de raamopening aan een tafeltje met Maria en Luc. Hij
vertelt dat hij na deze reis maar een paar dagen thuis is en daarna
weer zo’n reis doet. Hij kan daardoor helaas maar kort bij zijn
vrouw en zoontje zijn. We worden opgeschrikt door een rat die langs
mijn voeten schiet en vervolgens naar achteren in de keuken
verdwijnt. Gegil!
Ik heb zicht op het straatleven. Een klein meisje komt steeds
voorbij op een step. Tegenover het restaurant zit de plaatselijke
bevolking op rode hurkzitkrukjes op het trottoir te eten. Dat is
ongetwijfeld goedkoper.
Na het eten loop ik met de onvermoeibare Maria via een omweg langs
de rivier, door de straten die mooi verlicht zijn met lampionnen,
naar de Japanse brug. De rest van de groep is moe en via de kortste
route naar het hotel gegaan. Maria geeft nog enkele restauranttips.
Zaterdag 28 februari. Ik heb de airco op de kamer van negentien
graden naar drieëntwintig verhoogd, anders is het verschil met
buiten zo groot. In de gang en lobby van het hotel is het al warm.
Ik ga eerst even internetten.
[fragmenten uit e-mail]
Ik ga zo ontbijten. Gisteren de hele dag met de groep
opgetrokken, een relatief kort traject met de bus met vele
stops, en 's avonds met het grootste deel van de groep en de
reisbegeleidster (Maria) en gids (Luc) gedineerd.
Ik heb traditionele gerechten genomen, van alles een beetje.
Vandaag is helemaal vrij, dan ga ik het stadje bij daglicht
bekijken, even over de markt struinen en bij de rivier
kijken. De bouwstijl is hier deels Japans en Chinees. Veel
combinaties van zachtgeel en zwart.
Je kunt hier kleding op maat laten maken of je schoenen
laten kopiëren en dag later ophalen.
Maria is een pittige blondine, meisjesachtig, vrolijk en
vriendelijk. Zeer geschikt als begeleidster. Niet
streng of schooljufachtig. Zeer flexibel. En Luc is de
Vietnamese gids die meegaat voor de details. Een grappig
mannetje van mijn leeftijd.
Het is vanmorgen grijzig, maar even zonder zon is wel zo
prettig. De temperatuur blijft hoog (circa 30).
Zo, en nu ga ik ontbijten!
[einde e-mail]
Met een bonnetje van de receptie geniet ik uitgebreid van het
ontbijtbuffet: bacon, blue dragon fruit (wit vruchtvlees met zwarte
spikkeltjes zonder een nadrukkelijk aanwezige smaak), banaan, mango,
appelpannenkoek, stokbrood en thee.
Daarna loop ik naar het centrum om foto’s te maken. Ik hoor iemand
roepen: "one dollar, one photo". Jongeren spelen voetbal op twee
rijen computers. Bij kledingwinkeltjes spreken ze me aan om kleding
of schoenen te laten maken. Eerst probeer ik vanaf een brug een
overzichtsfoto van de markt te maken. Maar het ligt is ’s ochtends
niet optimaal voor foto’s. Ik koop miniatuur versies van de conische
‘non la’ hoed (20 dong), die zo typisch zijn voor het Vietnamese
straatbeeld.
De vismarkt is erg levendig. Het zijn de vrouwen die vis
verhandelen. De mannen zitten op de boten. De dames parkeren hun
motorbikes tot vlakbij het water. Alles krioelt hier door elkaar.
Onverstoorbaar gaan ze door terwijl ik er met mijn camera tussendoor
probeer te komen. Het merendeel draagt dunne stoffen pyjama’s. Ook
weer zo typisch voor Vietnam. Lekker licht en luchtig in dit
klimaat.
Halverwege de kade van het stadje pauzeer ik in een kleinschalig
restaurantje; de dochter des huizes bedient mij. Daar zie ik dat
veerpontjes af en aan varen om mensen met of zonder fiets te
vervoeren. In dit geval ook veel schoolmeisjes in ao dai.
In het centrum ontmoet ik Sonja en Thea, de twee anderen uit de
groep die alleen reizen en veel met elkaar optrekken. We gaan samen
eten. Ik kies: noedels met bief, ui en tomaat, Vietnamese thee en
een papaja shake. De dames doen het 5-ticket systeem waarbij je
verschillende Japanse en Chinese huizen en tempels in het centrum
kunt bezoeken. Ik blijf liever buiten en kom later op de middag af
en toe een echtpaar uit de groep tegen.
Bij de Japanse brug is het fotolicht ook nog niet optimaal. Ik heb
behoefte aan een pauze en ga in de schaduw op een muurtje zitten
achter een straatverkoopster. Ze draagt erg veel kleding met deze
temperatuur en zelfs meerdere conische hoeden. Er ligt een boek
naast haar dat mijn interesse wekt. Het is een lesboek Engels, van
haar vriendin zoals later blijkt. Ze heet Trang en spreekt nog
nauwelijks Engels. Trang is 41, een gescheiden moeder van een zoon
en een dochter. Ik maak een foto en we wisselen mailadressen uit.
Ik loop nog verder aan de andere kant van de Japanse Brug. Het is
hier rustiger. Ik ontdek naaiateliers en veel winkels van het soort
dat ook aan de drukke kant van de brug zit. Wanneer ik terugkom bij
Trang, nodigt ze me uit. We spreken vanavond om acht uur op deze
plek af. Ik ga in de tussentijd eten bij Tam Tam: pasta met
aubergine en parmezaanse kaas. Het is een wat luxer restaurant in
een koloniaal huis met een uitstekende menukaart en enkele plekken
op een balkon. Even verderop zit Goodnight Saigon, van een ‘keten’
die je in de meeste Vietnamese toeristische steden aantreft. Volgens
mij heeft die vooral Italiaans eten op de menukaart.
Na me opgefrist te hebben in het hotel, ben ik rond acht uur op de
plek waar Trang vanmiddag zat. Er is nog niemand. Maar meestal zijn
vrouwen te laat, dus ik neem weer plaats op het muurtje. Dan komt ze
aanlopen als een geheel andere verschijning: in een shirt met een
fraai decolleté, armbanden en een halsketting. Heel anders dan
vanmiddag in haar armoedige vermomming.
Ze belt haar vriendin Ha, omdat ze nog moeite heeft om met mij in
het Engels te communiceren. Met haar vriendin aan de telefoon
spreken we af dat we naar het restaurant Before and Now aan Le Loi
gaan en zij zal er als tolk bij zijn. Ik help mee om de scooter van
Trang door de straten te sleuren. Brommen mag hier namelijk niet.
Beneden is veel herrie van de muziek. Een deel van mijn groep blijkt
ook op de tweede verdieping te zitten. Ach, ik heb ook niks te
verbergen.
Trang drinkt vruchtensap, vriendin Ha rode wijn, en ik Sprite. Ha
spreekt redelijk goed Engels. Volgens Ha is Trang rijk. Trang heeft
zelfs een eigen computer. Ze koopt haar verkoopwaar goedkoop in en
verkoopt met honderd tot vierhonderd procent winst. Ha is net als
Trang moeder van twee kinderen en gescheiden. Maar in april gaat ze
trouwen met een Duitser die in Zwitserland woont. Ze willen weten
wat ik voor werk doe, en hoeveel talen ik spreek.
De ex van Trang was aan de drank en sloeg haar. Dat clichébeeld komt
in dit land helaas veel voor. Zij moest voor de kost zorgen. Ze
heeft als noedelkok gewerkt, maar dat werk vond ze saai. Ze heeft
volgens Ha onvoldoende zelfvertrouwen. Ze vragen of er veel tulpen
zijn in Holland en of er sneeuw valt.
Ik zeg dat ze er vanmiddag heel anders uitzag. Met die armoedige
kleding kan ze meer geld van ‘stupid tourists’ aftroggelen. Het
mondkapje en handschoentjes zijn overigens bedoeld om de huid tegen
de zon te beschermen. Een lichte huidskleur voldoet hier meer aan
het schoonheidsideaal.
De dames brengen mij naar mijn hotel. Ze nemen een sluiproute, want
er is geen helm voor mij en zonder helm riskeren we een boete van
200.000 dong. Sinds de helm verplicht is, zijn de helmwinkeltjes als
paddenstoelen uit de grond geschoten. Bij de kwaliteit kun je
vraagtekens zetten.
Zondag 1 maart. Om acht uur staan we klaar in de lobby van het
hotel. Deze dansmeisjes zijn er ook vroeg bij.
|
|
(Bovenstaande foto's heb ik met een digitale replica van de
klassieke Leica M3 met 5 Megapixels van Minox gemaakt. Dit
minicameraatje hing nagenoeg altijd om mijn hals.)
We lopen naar de rivier en gaan in twee boten naar de overkant. Er
staat vandaag een fietstocht op het programma (240.000 dong). De
boten leggen aan bij een restaurant van een Nederlandse eigenaar.
Hans, een gewezen wereldreiziger id getrouwd met een Vietnamese.
Djoser is een vaste klant van hun.
De fietsen staan al gereed met flesjes water in een mandje. De
eerste stop is bij een straatmarktje op een splitsing van smalle
paden waar een oud vrouwtje vis snijdt. De meeste vis is voor eigen
gebruik, de rest is voor de verkoop. Daarom heeft bijna iedereen
hier wel een handeltje. Hij (ik heb zijn naam niet genoteerd) haalt
een paar vruchten met een rode pitjes van een boom: betelnoten.
Sommige oude vrouwen kauwen daar op. Een traditie waardoor hun
gebit zwart wordt. De vrucht heeft een hallucinerende werking.
Reggie wil er haar lippen wel mee kleuren.
Het is mooi om zoals vandaag in plaats van in een bus te zitten zo
dicht bij de natuur zijn. Regelmatig roepen kinderen vanaf hun erf:
"Hello!" Ze zijn buitenlanders gewend. Soms gaan ze naast het pad
staan en slaan tegen je handen.
We stoppen bij een huis waar grote platte rijstcrackers worden
gemaakt. Daar wordt ui, kokosnoot en zwarte peper in verwerkt. We
komen bij een mooie drumtoren. Ha vertelt later dat het naaiatelier
waar ze werkt aan het begin van het pad naar de toren zit. We
fietsen tussen de rijstvelden en zien een waterbuffel. Fotostop!
Het is warm, maar de wind wappert door mijn shirt. In het laatste
kwartaal van het jaar staat veel van deze regio tijdelijk onder
water. Net buiten Hoi An bezoeken we nog een scheepswerf, waar
vakmanschap de boventoon voert. Daarna eten we in zijn restaurant
aan het water. Ik neem biefnoedelsoep met stokbrood en citroensap
(65.000 dong). De noedels zijn lang en dik en het is lastig te eten
zonder te morsen.
Met bootjes worden we weer naar de overkant gebracht. Ik loop even
over de vismarkt en ga dan naar het hotel. Ik heb namelijk een
afspraakje met Trang. Ik fris me op en loop dan naar een kruising
waar een motorbike (‘xe om’) me voor 10.000 dong naar het huis van
Trang brengt.
Ze woont ongeveer drie kilometer buiten Hoi An aan de weg die verder
naar het zuiden leidt. De motorrijder wil onderweg nog een keer het
huisnummer zien.
Ik vraag aan een man of Trang hier woont.
"Ja." Hij roept vervolgens iets onverstaanbaars.
Daar komt Trang al. Ze draagt een paarse strapless blouse. Ze groet
me niet eens (wangzoenen is hier waarschijnlijk not done), ontwijkt
soms het oogcontact en lijkt niet op haar gemak. Naast de ingang
naar de achterkamers hangt een portret van Ho Chi Minh, held van
Vietnam. Voor hun huis heeft haar broer een restaurantje.
Ik probeer een gesprek op gang te krijgen.
"Hoeveel broers ze heeft?"
"Twee."
Er stopt een scooter met een echtpaar met jonge kinderen voor.
Schijnbaar is dat ook een broer van haar. Ze stelt me niet aan hen
voor.
Ze haalt het lesboek Engels, maar blijft niet lang tegenover me
zitten. Ik krijg water te drinken. Omdat de communicatie moeizaam
verloopt, belt ze Ha een paar keer. Volgens mij heeft ze te weinig
durf om Engels te spreken, of ze is een perfectionist en bang om
fouten te maken.
Trang heeft zich omgekleed in een wit shirt en jeans wanneer Ha op
haar scooter arriveert. Ik maak foto’s van beide dames op hun
racemonsters, maar Ha wil liever niet. Trang is nu duidelijk beter
in haar element.
Haar familie woonde oorspronkelijk in een huis verderop aan het
water waar een pottery is. Daarom staan bij haar thuis ook allemaal
potten. Niks bijzonders, maar ik begrijp later dat hier vaak
toeristen stoppen en zij denkt dat ik om die reden ook bij de
‘pottery’ moet kijken. Maar ik ben geen ‘stupid tourist’ die je
geld aftroggelt. Ik heb geen interesse.
Ha haalt een extra helm, die nogal onfris ruikt (toch doet ze hem
zelf op), daarna rijden we in een hoog tempo (die dames kunnen wel
rijden!) naar het Cham eiland. Daar ben ik vandaag ook met de
fietstocht over gekomen.
Ha zegt dat ik Trang gisteren achter op de motorbike heb beetgepakt
toen ze me naar mijn hotel bracht. Dat deed ik om er niet af te
vallen. Wanneer je geen koppel vormt, dan is dat in Vietnam niet
gebruikelijk. Maar nu daagt Ha me uit om Trang weer beet te pakken.
Dat doe ik op een royale manier en beide dames gillen.
Niet ver na de brug stoppen we aan de rechterkant van de weg bij een
lokaal restaurant. Ha bestelt een lokale specialiteit: ‘hen tron’,
een pittige gekruid groentepapje met koriander die je in dunne deeg
moet rollen en in sojasaus of vissaus dipt. Er zijn ook
rijstcrackers. Ha drukt die met een platte hand in stukken. Ik gooi
de ijsblokje uit mijn glas. Ha ziet dat en begrijpt waarom. Ze vraag
om een rietje. De dames betalen net als gisteren weer voor mij. Ik
kreeg toen de rekening niet eens te zien.
Ik had vanmiddag gezien dat het tegenover Hoi An aan het water mooi
is, omdat je dan zicht hebt op het stadje. Daarom stel ik voor om
daar heen te gaan. En dat is inderdaad een prachtig romantisch
plekje. We praten over verschillen tussen Vietnam, Nederland en over
Duitsers en hebben vooral veel lol. Ha is een beetje de aanjager,
want Trang durft nog nauwelijks Engels te praten. Ze kan wel in
cijfers praten, grapt Ha, want ze kan goed onderhandelen met
toeristen!
We blijven op de kade zitten. Ik zit op een loopplank en links en
rechts van mij beide dames op een paaltje waar de boten aan
vastgebonden zijn.
"Ik ben ontvoerd door twee Vietnamese vrouwen", zeg ik.
Ha gunt haar vriendin volgens mij graag een romantische avond met
mij alleen, maar iedere keer wanneer ze voorstelt om ons tweeën
achter te laten, protesteert Trang. Ha moet blijven om als tolk te
dienen! Trang is te verlegen.
Wanneer ze me bij mijn hotel hebben gebracht, zie ik dat de dames
verderop langs de weg stoppen. Ik ben niet van plan om mijn kamer op
te zoeken voordat ze helemaal uit het oog zijn verdwenen. Ze zien
mij ook nog staan. Trang komt terug om te vragen waarom ik niet het
hotel in ga.
"Omdat jullie nog niet weg zijn!"
Ze zegt dat ze eten gaan halen voor haar ouders.
Even later komt ze nog een laatste keer om afscheid te nemen.
"See you soon."
We beloven dat we elkaar zullen mailen.
[fragmenten uit e-mail]
Eens kijken of ik op deze laatste avond in Hoi An nog even
snel een stukje in elkaar kan flansen.
Vanmorgen met de gehele groep een mooie fietstocht door de
omgeving gemaakt.
Vanmiddag na de fietstocht had ik bij een straatverkoopster
thuis afgesproken. Het is zondag, ze hoefde vandaag maar een
halve dag te 'werken'. Ze belde haar vriendin op om weer als
tolk te dienen.
We zijn per scooter (ik achterop) naar een eilandje gegaan
(omringt door een rivierendelta) om te eten.
Anyway, we hebben daarna nog gezellig aan de rivier gezeten
met zicht op Hoi An. Stel het je allemaal heel overzichtelijk
voor. De rivier langs het centrum is maar ongeveer dertig
meter breed. En nagenoeg alles is op loopafstand.
Toch hebben ze me naar het hotel gebracht. Erg leuk om
achter op de scooter door dit stadje te rijden. Het was een
zeer gezellige avond.
Even wat anders dan met de mensen uit mijn groep. Soms eet
ik wel met hen, en doe ook wel excursies samen (sowieso wat
we onderweg met de bus tegenkomen), maar in de steden ben ik
al snel zelfredzaam en probeer ik ook wat anders dan het al
te toeristische. Vooral de lokale markten zijn leuk en de
mensen zijn hier geweldig! Vietnam is nog leuker en mooier
dan ik had verwacht.
Mijn eerste indruk van Vietnam op het vliegveld van Hanoi was
wat beangstigend met al die strenge beambten, maar zodra we
het vliegveld hadden verlaten en de kennismaking kwam met
steden en mensen die erg vrij, hartelijk, vriendelijke en
levendig zijn, valt het eigenlijk nauwelijks op dat het een
communistisch land is.
Morgen om 7 uur vertrekt de bus om weer wat verder naar het
zuiden af te zakken.
Groet vanuit een warm Vietnam,
[einde e-mail]
Maandag 2 maart. Vandaag moet er extra vroeg worden ontbeten. Iets
na zeven uur vertrekt de bus tijdens een tropische regenbui. Wanneer
de bus de weg opdraait, verbeeld ik me dat ik Trang zie, wachtend op
haar scooter met een regenponcho. Ze weet dat ik vandaag vertrek.
Jammer dat we Hoi An verlaten.
Hoi An was de mooiste plek totnogtoe. De bus komt langs het huis van
Trang. Ik kijk weemoedig door de natte ramen. Het is stil om me
heen. De lucht blijft lange tijd half bewolkt en er vallen nog een
paar buien. Het landschap is niet zo bijzonder.
(Naschrift augustus 2009: net als met Thuy uit Hanoi, heb ik nog
mailcontact met Trang. Ze is haar verkoopplekje kwijt. De overheid
lijkt de wildgroei van straatverkopers in Hoi An aan te pakken. Ik
ben benieuwd of ze een nieuwe plek vindt. Het Engels van Trang is
goed, maar ze schrijft onregelmatig en de berichtjes zijn kort.)
My Lai
Onderweg bezoeken we het door de Amerikanen uitgemoorde dorp My Lai.
Het is hier warm en benauwd. We krijgen eerst een video te zien van
het Nederlandse programma ‘reporter’ uit 1993 met
ooggetuigenverslagen over deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis
waarbij 504 burgers om het leven kwamen.
Kinderen die nu volwassen zijn vertellen dat ze deden alsof ze dood
waren en roerloos onder de lijken van vermoorde familieleden in
greppels bleven liggen. Een Amerikaanse helikopterpiloot die doden
en gewonden vervoerde, komt voor het eerst terug. Hij is de
hoofdpersoon in de reportage.
Tussen de commentaren in het gastenboek van het museum (entree
10.000 dong) vind ik deze: "To all those who walk through these gate
realize the horrors of war. America is not always right and as a
country we can make mistakes. My Lai is an example of not just 1
person or many peoples mistake but the mistake of a great nation!
Robert, Boston, MA., USA"
Tijdens de lunch eet ik: gegrilde vis, gestoomde rijst, taugé,
wortel en citroensap voor 70.000 dong. De volgende stop is tussen de
rijstvelden. Maria en Luc voelen goed aan wanneer er behoefte is aan
een fotostop. Zij is zelf ook enthousiast bezig met een compact
camera. Luc vertelt over rijst in Vietnam. De rijst uit Cuba is vaak
goedkoper. En de beste rijst in Vietnam gaat naar China om schulden
af te lossen. Een deel van de groep loopt over de dijkjes om
dichterbij de landarbeiders te komen. Er werken vooral vrouwen.
Qui Nhon
Rond vijf uur arriveren we bij ons hotel aan zee in Qui Nhon.
Volgens Maria is dit het duurste hotel van de reis. Djoser heeft in
iedere reis een duur hotel zitten. We blijven hier maar één nacht.
Qui Nhon heeft verder geen bijzonderheden. Ook hier staat weer een
dame gereed in ao dai met een welkomstdrankje op een dienblad.
De kamer heeft een balkon met een aardig uitzicht over de stad. Om
zeven uur gaan we op zoek naar een restaurant. Het ‘seafood’ schrikt
sommigen uit de groep af waardoor we vrij lang op zoek zijn. Bij een
rotonde zie ik ‘mooie’ communistische propaganda-afbeeldingen.
Soortgelijke heb ik in Hoi An op een kruispunt gezien. Kinderen
groeten met "Hello!". Grotere kinderen zitten als verslaafden achter
computers games te spelen.
Uiteindelijk komen we weer terug bij ons hotel om te dineren. Dat
ziet er sjiek uit, maar valt qua prijs eigenlijk best mee: ananassap
en appelsap, soep met kip, rijst en gefrituurde banaan als toetjes
voor 72.000 dong. Ik vraag een serveerster om Vietnamese muziek te
draaien in plaats van deze (kitscherige westerse instrumentale
troep).
Diverse mensen uit de groep zijn nieuwsgierig naar mijn avonturen
met de Vietnamese dames.
Dinsdag 3 maart. Om half negen vertrekt de bus. Volgens Luc heeft
Vietnam een open cultuur, daarom zijn de huizen aan de voorkant vaak
open en zijn er veel contacten. We stoppen op verzoek van Maria bij
een vissersdorpje. Dwars door de smalle straatjes zie ik veel was
hangen, de mensen lijken niet gewend te zijn aan buitenlanders.
Op het strand liggen allemaal kleine mandbootjes en verderop in zee
blauwe vissersboten voor anker. Sommige mandbootjes zijn gevuld met
zeedieren. Dit zijn de plekken die zo’n reis zo bijzonder maken!
Gewoon tussen de bevolking van een vissersdorpje.
Bij Chi Thanh moet de bus stoppen voor een spoorwegovergang. Bij Dai
Lanh is het tijd voor de lunch. Dit is ook een vissersdorpje. Ik eet
biefnoedelsoep met ananas en coca cola voor 50.000 dong. Een
serveerster gebaart dat ze honger heeft. Ik geef haar een pakje
sultana’s. Naast het terras is een kraampje waar weer parelkettingen
worden verkocht; voor de dames in ons gezelschap.
Nha Trang
Aan de rand van Nha Trang stopt de bus bij de Po Nagar Cham Torens
(entree 11.000 dong). Bij de ingang heb ik sjans met een leuke dame
in een zwart met witte ao dai. Eh, ik geloof dat ze een trouwring
draagt.
Na een stenen trap kom ik op een platvorm met rode torens en een
mooi zicht op Nha Trang (Nha spreek je uit als Nja). Voor de kust
liggen gekleurde visserboten. Wanneer je een toren in wil, moet je
de schoenen uitdoen. Mijn oog valt op vier meiden met omslagdoeken
die op een bankje een ijsje eten.
Even later hebben ze zich omgekleed voor traditionele Cham dansen,
waaronder een dans met een kleipotje op het hoofd. Ik heb oogcontact
met het meisje rechtsvoor. Ze glimlacht regelmatig in mijn richting.
Ik sta ook wel wat opzichtig met een telelens foto’s te maken,
realiseer ik me later...
Het is nog maar een klein stukje rijden naar het hotel. Wederom
krijgen we een welkomstdrankje van een mooie dame in ao dai:
ananassap met een rietje. Rond het hotel is de weg opengebroken. De
kamer heeft nogal versleten vloerbedekking. Ik breng mijn was naar
de receptie (7 shirts en 2 korte broeken) en loop dan de stad in.
Nha Trang is een badplaats met een mooi strand. Ik word regelmatig
aangesproken door motorbikes, cyclo’s, straatverkoopsters en bij de
vele restaurants moet ik de menukaart inzien. Maar eerst wil ik een
uurtje internetten. Daarna haal ik twee miljoen uit de ATM.
[fragmenten uit e-mail]
Ik ben nu in Nha Trang. Net als Qui Nonh gisteren een
kustplaats, maar die plaats was niet zo interessant. Deze is
door de Fransen ooit omschreven als het Nice van Vietnam. Een
echte kustplaats dus.
Onderweg hebben we spontaan bij een leuk vissersdorpje
gekeken. Voor de kust lagen allemaal blauwe 'versierde'
vissersbootjes van ongeveer tien meter lang. Er lagen heel
veel kleine ronde mandbootjes op het strand, het beste te
beschrijven als een halve kokosnoot waar je naar het schijnt
wel met vier mensen in kunt.
Ik zou niet durven.
De wegen waren vandaag wat van mindere kwaliteit, en de
gemiddelde snelheid laag. Maar de chauffeur maakt een rustige
en betrouwbare indruk. Hij neemt geen onnodige risico's zoals
de 'lijnbussen' die toeterend voorbij racen.
Het was vandaag grotendeels bewolkt, maar steeds warm. We
blijven twee nachten in Nha Trang. Ik zie wel wat ik morgen
doe. Een deel van de groep gaat duiken en snorkelen (niks
voor mij). Ik vermaak me wel. Vanavond probeer ik een pizza
te scoren. Daar heb ik voor de afwisseling zin in.
Bij - en in - steden staan regelmatig hele grote borden met
de
grote leider Ho Chi Min, rode vlagen met een gele ster en een
propagandistische afbeelding (boeren, soldaten, of
gezinsleven). Dat is één van de weinige dingen die ik als
typisch communistisch zou kunnen bestempelen. En de groene
uniformen van de politie. Voor de rest lijkt men hier erg
vrij te leven.
Sommige 'oudjes' in de bus hebben MP3-spelers. Ze zijn over
het algemeen bij de tijd. Ik heb niet het idee dat ik met
ouderen op reis ben. De oudste man gedraagt zich juist als
een kwajongen. En ze hebben ladingen dropjes mee om in de bus
door te geven, dus ik hoef niet te verhongeren.
Tot later. Ik denk in Dalat. Dat ligt in de bergen in het
binnenland. Nu ga ik alvast de volgende reis naar Vietnam
boeken ;-)
[einde e-mail]
Het is schemerig wanneer ik weer op straat ben. Er loopt een rat
voor me langs. Dat krijg je wanneer je al het vuil langs de
straatkant dumpt. Ook weer typisch Vietnamees. In een klein
restaurantje met een sympathieke dame die me naar binnen lokt,
bestel ik een pizza, Sprite en Vietnamese thee.
Een straatverkoopster met haar dochtertje blijft me in de gaten
houden. Ze kijkt wat verdrietig en denkt iets aan me te kunnen
verdienen. Het is een mooie vrouw. Misschien ziet ze medelijden in
mijn ogen.
Naast mij zit een ouder echtpaar uit Melbourne van Vietnamese
afkomst. Ze wonen al dertig jaar in Australië en zijn nu voor het
eerst terug en zoeken familie en vrienden op. In Melbourne zit een
grote gemeenschap van Vietnamezen. Je kunt daar goed Vietnamees
eten.
Volgens mij is Vietnam een land met toekomst, met veel jonge en
energieke mensen. De man is echter behoorlijk kritisch op het
Vietnamese regime. Volgens hem worden de kinderen volgestouwd met
communistische denkbeelden. Hij vindt de propaganda-afbeeldingen
langs de weg, "postcards" noemt hij ze, maar niks. In het zuiden
zijn de mensen volgens hem meer open.
Hij is geïnteresseerd in welke plaatsen ik bezoek. Ik laat hem
enkele typische Vietnamese straatbeelden zien met mijn camera. Zij
gaan morgen naar de stad waar wij afgelopen nacht waren. Op de
terugreis hebben ze een stopover in Darwin. Ik vertel dat het een
hele grote wens van mij is om ooit eens door het westen van
Australië van Darwin naar Perth te reizen.
Woensdag 4 maart. Bij het hotel zit weer een goed ontbijtbuffet met
kleine baguettes, fruit, ei, bacon en warm Vietnamees. In de hitte
loop ik door rustige straten naar de markt. Dat is nog een aardig
eind. Het is warm en ik zoek de schaduw op. Hier zijn weinig
toeristen, die vertoeven op het strand of doen een dagexcursie met
een boot om te snorkelen en dergelijke, zoals de rest van de groep.
Het middendeel van de markt bestaat uit vaste plekken met
huishoudelijke spullen, daaromheen zijn sectoren met groente, fruit
en vlees, en vrije handelaren zoals een meisje dat tandenborstels en
tandpasta verkoopt.
Ik slenter in alle rust over de markt en maak foto’s. Hier kan ik me
uren vermaken. En de verkoopsters hebben er vaak ook plezier in, ook
al verdienen ze meestal niks aan mij.
Wanneer ik bij de strandboulevard kom, staat daar een groepje
motorbikes onder de bomen. Ik ga uitrusten op een bankje waar een
vrouw op zit met een mondkapje om. Naast haar ligt een helm. We
komen van elkaar te weten hoe oud de ander is, ze is vierenveertig
en spreekt nauwelijks Engels. Ze biedt me aan om een toertje achter
op de motorbike te doen door de omgeving. Ik zeg dat ik bijna wil
lunchen en wijs haar aanbod af. Maar ze komt op het lumineuze idee
dat ik wel bij haar kan eten. Ik twijfel, maar besluit toch mee te
gaan.
Zo zit ik even later met een helm van haar collega achter op de
motorbike. We komen over een brug in een wijk aan de rand van Nha
Trang. De straatjes worden steeds smaller, we passeren voetgangers,
fietsers en andere motorbikes. Dat kan allemaal net.
Ze stopt voor een doodlopend straatje. Aan het einde is het huisje
van haar familie. Ik moet op een krukje zitten en kijk om me heen.
Het is een ruimte van ongeveer drie bij vier meter met een
familiealtaartje om aan de voorouders te offeren en twee gordijnen
die naar een achterliggende ruimte leiden; vermoedelijk de
slaapkamers.
Hoan, zo heet ze, zit in hurkhouding in de keuken en snijdt groente.
Er komt vis in een bakpan en in de tussentijd maak ik foto’s van
haar kookverrichtingen. Ze glimlacht. Ik voel me wat ongemakkelijk
omdat ik de schoenen niet bij de deur heb uitgedaan en loop voor het
huisje langs. Door een andere deuropening zie ik een mooi meisje
zitten. De moeder van het meisje is er ook.
Het meisje haalt een lesboek Engels en probeert zo meer van mij te
weten te komen. Ze heet Hung en haar moeder Van. Hung draagt een
kort, rood broekje en een hemdje van het merk Kappa. Wanneer ze
voorover buigt kan ik haar borstjes zien, voor zover ze die heeft.
Haar moeder lijkt blij met de aandacht voor haar dochter.
Hung kan een beetje Engels met mij spreken. Wanneer ze horen dat ik
niet getrouwd ben, wil de moeder me wel aan Hung koppelen. Hm, ik
met een meisje van achttien? Maar de moeder vindt het geen probleem.
Haar gezicht heeft een enigszins wanhopige uitdrukking. Waar denk ze
aan? De toekomst van haar dochter?
Hoan komt zeggen dat het eten gereed is. Een andere vrouw en een
jongeman zijn verschenen. Ze eten met ons mee. Hoan, haar zus Thao,
en neef Luu zitten op de vloer en ik op een krukje. Hoan ziet hoe
onhandig ik met de eetstokjes ben en haalt voor mij de graatjes uit
de vis. We glimlachen naar elkaar. Die vis is overigens de beste vis
die ik tijdens de reis heb gegeten. Hij is lekker kruidig. Wanneer
ik na het eten nog even met het buurmeisje praat, vraag ik haar
mailadres zodat ik de foto’s kan mailen.
Daarna ga ik met Hoan achter op de motorbike alsnog een toertje door
de stad maken. Ze rijdt eerst naar de Cham torens, maar met foto’s
in mijn camera maak ik duidelijk dat ik hier gisteren al ben
geweest. Dan gaan we naar een grote witte Boeddha.
Vervolgens rijdt ze de stad uit over een weg die niet altijd even
goed is, we gaan het binnenland in, in de verte is vooral bos te
zien. De weg is stoffig en zanderig en dat is geen pretje met
contactlenzen. Ik houd mijn gezicht achter de helm van Hoan, kijk
achterom en groet andere bestuurders.
"Waar gaan we nu heen?", vraag ik.
"Boem boem", zegt Hoan, en ze doet haar hand op mijn bovenbeen.
Na een kwartiertje minderen we vaart en ze rijdt een gangetje door
van een laag langwerpig gebouw dat er uitziet als een obscuur motel.
O jee, wat gebeurt er nu? Misschien gaan ze me wel beroven? Zoiets
speelde al door mijn hoofd toen ze me naar haar huis ‘ontvoerde’,
maar ik vertrouw haar inmiddels. Ze heeft immers voor me gekookt!
Ze vraagt aan een vrouw op een binnenplaatsje een sleutel van een
kamer en even later zitten we in een vrij kale ruimte met een bed en
aangrenzend een eenvoudige badkamer.
Tja, daar zit ik dan. Ze denkt toch zeker niet dat ik met iedere
willekeurige vrouw het bed in duik. Daar ben ik veel te selectief
voor. Bovendien heeft geen van ons een condoom. Het blijft dus bij
een korte siësta.
Daarna rijden we terug naar de stad. Bij de brug laat ze de tank
vullen en vraagt mij om te betalen: 20.000 dong. Dan zet ze me weer
af op de plek waar we elkaar hebben ontmoet. Ik bedank haar met een
royale fooi.
Wanneer ik langs het strand richting het centrum loop, ontdek ik een
groepje mensen dat aan strandbingo doet. Het is een klein
gezelschap, dat afwisselend de nummertjes trekt en ze gebruiken zand
om de nummers af te dekken. Grappig.
Bij het plein met het gebouwtje in de vorm van een tulp, vragen twee
studentes me of ze hun Engels mogen oefenen. Ze heten Linh Da en
Diem. Diem is gekleed in ao dai, Linh Da niet. Diem komt namelijk
net uit school. Linh Da was vanmorgen naar school. Ik maak foto’s
van de meiden en we wisselen adressen uit zodat ik de foto’s kan
sturen.
Met enige verbazing ontdek ik in het hotel dat het al half zes is.
Na me te hebben opgefrist, loop ik het centrum in op zoek naar een
rustig en kleinschalig restaurant. Daar loop ik volgens mijn
reisgids recht op af; de eigenaar is een Fransman. Het eten is in
iedere geval van een uitstekende kwaliteit: sap met een rietje uit
een kokosnoot, caesar salad, pannenkoek met banaan en chocoladesaus
voor 82.000 dong.
In het restaurant zitten verder een Zweeds gezin, een Zweeds
echtpaar en drie luidruchtige Amerikanen waarvan de langharige bij
het afrekenen de mooie en jonge serveerster onbeschaamd vraagt of ze
seks met hem wil. Die reageert daar niet op - heel verstandig.
Donderdag 5 maart. Na weer een uitstekend ontbijt, vertrekt de bus
om acht uur. We stoppen bij een katholieke begraafplaats vanwege de
fotogenieke grafmonumenten.
De volgende stop is bij Thap Cham bij de vier mooie Klong Garai Cham
torens (entree 10.000 dong). Het is weer warm. De torens staan op
een heuvel. De grootste toren heeft boven de ingang een afbeelding
van de dansende hindoegod Shiva met zes armen.
Na de torens leidt het pad door een langgerekt gebouw met souvenirs.
In dat gebouw staat een mooie weefopstelling. Bij de ingang van het
terrein drinken we wat. Er komt een prachtig bruidspaar dat ook wel
voor onze camera’s wil poseren.
De route leidt vervolgens de bergen in. Onze bus heeft veel meer
vermogen dan de lokale bussen. Op de top van de pas staat een
groepje meiden koel drinken te verkopen.
Dalat
De eerste stop in Dalat is bij het Crazy Tree House. Ik heb daar
geen interesse in en blijf wat in de buurt rondlopen. Ik zie een
bijzonder mooi geklede jonge vrouw lopen. Een motorrijder die goed
Engels spreekt zegt tegen me dat het een gevaarlijke vrouw is. Voor
vrouwen met veel make-up moet ik volgens hem oppassen.
Hij heeft een motor met het embleem van de Easy Riders. Dat zijn
Vietnam veteranen die hun kost verdienen door met je op een
Russische of Oost-Duitse motor rond te toeren. Hij heeft de motor
gekocht van een Easy Rider die met dit werk is gestopt, zelf te jong
om een veteraan te zijn.
De volgende stop is bij het zomerpaleis van Bao Dai (8.000 dong).
Dit was de werkresidentie van de laatste keizer van Vietnam. Bij de
entree krijgen we stoffen zakjes om onze schoenen. Het interieur is
in zekere zin luxe, maar ook ouderwets. Het art deco gebouw is al
lang niet meer bewoond.
In een kamer kun je in kostuums poseren voor een foto. Mijn
reisgids: "in gewaden met geborduurde draken, zomen afgebiesd met
gouden golven en geborduurde muilen." Bao Dai is in 1954 (akkoord
van Geneve) naar Frankrijk vertrokken, leefde daar in ballingschap
en gaf spannende feestjes. In 1997 is hij op 85 jarige leeftijd
overleden.
Het regent even wanneer we het paleis verlaten. De temperatuur is
flink gedaald. Dalat ligt op een hoogte van ongeveer 1500 meter in
de bergen, het is hier sowieso minder warm. De omgeving van Dalat
staat bekend om de vruchtbare grond.
Het hotel is een beetje oud en versleten. Ik heb een kamer met
schuiframen op een binnenruimte. Er is geen airco en het is een
beetje gehorig. Morgen staat een uitgebreide excursie op het
programma naar een waterval, een minderhedendorp en een pagode voor
400.000 dong. Op die manier zou ik weinig van Dalat zien, dus ik
besluit om niet mee te gaan.
Bij een soort van bakkerij staan prijzen op de artikelen. Dat maak
je hier niet veel mee. Zo kan ik ook eens zien wat iets nu werkelijk
kost in plaats van steeds te onderhandelen. In een marktachtige hal,
welke lijkt op een soort van Vietnamese Hema, zitten achter de
koopwaar verkoopsters op de vloer te eten.
Zoals in elke stad zijn er veel mondkapjes te koop met schattige of
grappige opdrukken.
Ik ga eten bij een duurder uitziend restaurant met mooie
serveersters die zwart met rood gekleed zijn: vegetarische pizza met
groente en fruit uit de omgeving en watermeloenthee. De serveerster
spreekt erg goed Engels. Dat heeft ze van een Amerikaanse tourist
geleerd die hier veel kwam. Misschien had ze wel een verhouding met
hem.
Aan een tafel naast mij komen een moeder en twee dochters zitten, de
meiden zijn rond zestien of achttien jaar. Ze drinken wat en delen
een bordje ijs. Wanneer ze foto’s van elkaar maken, bied ik aan om
een foto van hun drieën te maken. De moeder glimlacht nadrukkelijk
naar mij. De oudste dochter spreekt een beetje Engels.
Wanneer ik mijn eten op heb, kom ik beneden aan de straat de moeder
met haar dochters weer tegen. Ze willen graag met mij op de foto.
Vooral de moeder is erg van mij gecharmeerd. Wanneer ze naast me
staat voor de foto houd ik mijn arm stevig om haar.
Ik vraag me af of er ook een vader is. De moeder heet Hong, de
dochters Tham en Quynh. Ze nodigen mij uit om aan de overkant bij
één van de straatrestaurants te komen zitten.
Ze bestellen soep en drinken. Ik heb al gegeten en krijg een flesje
7-up met een rietje aangeboden.
De dochters lijken niet op elkaar. Ik vraag of de ene dochter op
haar vader lijkt en waar die vader dan is? De vader is dood.
Vervolgens lachen ze alle drie. De moeder weer met die grote
verleidelijke smile. Een beetje raar. Alhoewel ze in Boeddhistische
landen minder ‘dramatische’ over de dood doen. Klaarblijkelijk
vinden zij het geen probleem. De dames komen uit Saigon en houden
een korte vakantie. Ze nemen een taxi naar hun hotel.
Veel stelletjes brengen hier overigens hun wittebroodsweken door.
Bij de hoge trap die naar de centrale rotonde voor de markt leidt,
staan veel straatverkoopsters. Ze verkopen wollen sleutelhangers in
de vorm van aardbeien, wollen sokken, truien en mutsen. Zodra de
politie verschijnt, rennen ze met hun handel weg en de restaurantjes
op de trap worden snel aan de kant geschoven.
Wanneer ik terugloop naar het hotel, hebben de meeste winkels
gesloten rolluiken.
[fragmenten uit e-mail]
Ik zit nu in Dalat. Een stadje in de bergen. Zeer populair
vanwege het klimaat. Vandaag ongeveer 24 graden en dat is
lekker na die zweterige dagen. Ik heb voor het eerst
sinds het vliegtuig een lange broek aangetrokken voor de
avond.
Voor de Vietnamezen is Dalat koud, daarom dragen ze warmere
jassen en sommigen zelfs mutsen... Alles leeft in dit land op
straat, zelfs gehele draagbare restaurantjes met keukens
aan een bamboestok (in evenwicht) en stapels kleine
plastic hurkstoeltjes en tafeltjes.
Minpuntje in de steden die ik heb bezocht: ze gooien vuil
langs de weg en daar komen ratten en hele grote kakkerlakken
op af...
Ik ben op dit moment in de buurt van mijn hotel een
internetcafé ingestapt voor dit berichtje. En dan zoek ik zo
mijn bed op, het is tien uur geweest en ik heb een redelijk
lange reisdag achter de rug met geslinger door de bergen.
Morgen ga ik de stad verder bekijken.
[einde e-mail]
Vrijdag 6 maart. De zon schijnt wanneer ik in de ontbijtzaal
plaatsneem. Geen buffet dit keer, je moet van een menukaart
bestellen. Ik ben nog maar net op straat of een Easy Rider spreekt
me aan. Hij heeft een schriftje bij zich met referenties, ook in het
Nederlands. Maar ik wil graag eerst Dalat verkennen. Hij geeft me
zijn visitekaartje.
Ik loop uitgebreid over de markt. Door smalle gangen kom ik langs
allerlei kleine kraampjes die volhangen met onder andere prachtige,
kleurrijke vrouwenkleding. Op de verdieping boven de grote markthal
zitten allerlei eettentjes. Daar neem ik een groen frisdrankje en
geniet van wat ik allemaal om me heen zie.
Chicken Village
Dan kom ik weer een Easy Rider tegen. Ik wil wel graag naar een
minderhedendorp, en spreek met deze man af, maar ga eerst even naar
mijn kamer om mijn tas wat minder zwaar te maken. De Easy Rider is
een bescheiden man die verre van opdringerig is.
Hij brengt me naar het achttien kilometer buiten Dalat in een vallei
liggende Chicken Village. In het hart van het dorp (niet veel meer
dan een lang zandpad met aan beide kanten huizen en veel tuinbouw)
staat een betonnen beeld van kip waar verschillende mythische
verhalen over bestaan.
Bij een ‘winkel’ met textiel, centraal in het dorp, krijg ik thee
aangeboden. De dames die de zaak beheren, zijn zussen en heten Kro
en Kdong. Het zijn mooie vrouwen met een donkere huid. Kdong is
zeven maanden zwanger. De dames zien er gelukkig uit. Kro
demonstreert het weven. De Easy Rider vertelt buiten in de schaduw
van een boom de geschiedenis van de kip.
Het ware verhaal achter Chicken Village is als volgt: de bewoners
woonden vroeger in de bergen en werkten samen met de Amerikanen.
Velen zijn na 1975 in een heropvoedingskamp gestopt en vervolgens
hier geplaatst zodat de regering ze beter in de gaten kan houden.
Bij de school zijn veel kinderen. De gebouwtjes zijn open, maar ik
vermoed dat het nu lunchpauze is want er is geen leiding. De
kinderen zijn luidruchtig en wild wanneer ik binnen foto’s maak. Een
meisje staat zelfs te touwtjespringen op een tafeltje. Een ander
sleept een klein zusje mee op de arm.
Op straat kom ik her en der kleine groepjes kinderen tegen. Soms
heel verlegen, soms rennen ze weg wanneer ik een foto wil maken. Er
zijn kassen en een vrouw besproeit een stuk land. Een andere vrouw
haalt water uit een waterput. Het is hier wat primitiever dan in de
stad, maar dat zal elders op het platteland ook zo zijn.
Tot slot neem ik nog een kijkje bij Kro en Kdong. Volgens de dames
kost een waterbuffel zeven miljoen dong. Ik geef hun elk 20.000 voor
de thee en de gastvrijheid. Ze willen het in eerste instantie niet
aannemen.
Op de terugweg neemt de Easy Rider een route langs een stuwmeer.
Daar is toevallig een mooi bruidspaar voor een fotoreportage. Ik
‘steel’ een paar foto’s. In Dalat stop hij bij een plek waar je een
mooi overzicht hebt van de stad. Dalat ligt tussen de bergen aan een
meer en de omgeving is erg groen. Ik vraag mijn Easy Rider wat hij
wil hebben. We hebben daar vooraf geen afspraak over gemaakt. Hij
laat me er vrij in. Ik geef hem 200.000 dong. Hij is zo bescheiden
dat ik niet kan merken of hij nu al of niet tevreden is. Het maakt
hem misschien niks uit.
Bij het restaurant van gisteren drink ik artisjokthee. De
serveersters sorteren aardbeien aan een tafel naast de keuken. Ik
vraag de menukaart nog een keer en bestel een aardbeienpannenkoek
met ijs (respectievelijk 16.000 en 29.000 dong).
Richting het hotel vind ik een zaak waar cd’s worden verkocht. Ik
vraag het meisje van de winkel of ze iets heeft van Minh Tuyet, de
zangeres die ik bij de massage in Hanoi heb ontdekt. Ja, die heeft
ze wel! Ze zoekt in een stapel en laat dan een paar fragmenten
horen. Prima. Ik hoef slechts 20.000 dong te betalen (1 euro). Het
zal wel een kopie zijn, maar dan nog is dit geen geld.
Ik koop een kokosbroodje en een flesje water bij de bakkerij Lien
Hoa. Voor een luxere winkel met souvenirs ga ik op een trap zitten
met mijn broodje. Er komt een straatverkoopsters met tekeningen
naast me staan en vervolgens zitten. Ze heeft een grote kartonnen
map met tekeningen op stof. Ze vraagt 55.000 per stuk of drie voor
150.000 dong.
Ze heet Loan, en is 19 jaar, ze volgt een ochtendschool.
Het meisje heeft een prachtig rond gezicht en spreekt behoorlijk
goed Engels. Het is een pientere meid. Ik probeer haar te helpen
door haar tekeningen bij een Duitse toeriste aan te prijzen.
Volgens Loan is zij veel goedkoper dan de zaak waar ik voor zit.
"Daar ben ik nog niet geweest", zeg ik.
Ik vraag of ze me een restaurant kan aanbevelen.
"Tegenover de hoge trap zit een restaurant waar veel Vietnamezen
komen", zegt ze.
"Met een Engelstalige menukaart?".
"Ja."
Volgens haar kan ik daar goed en betaalbaar eten. Ik neem afscheid
van Loan en bestel bij het betreffend restaurant bief met rijst en
artisjokthee (20.000 en 4.000 dong).
Wanneer ik buiten aan een tafel zit te eten, komt Loan langs. Ze
gaat tegenover me zitten en probeert weer een tekening te slijten.
Ik vind die met de studentes in ao dai het mooiste, maar dan wil ik
er graag drie, voor 100.000 dong. Maar ze heeft daar geen drie meer
van. Ze toont me andere tekeningen. Die ook heel mooi zijn, maar ik
hoef ze niet.
"Ik ga naar mijn vader om meer tekeningen te halen", zegt ze.
Vol vertrouwen laat ze haar koopwaar voor mij op tafel liggen en
loopt in de richting van waar ik haar ontmoette. In de tussentijd
eet ik verder. Ze heeft het aanbod om mee te eten afgeslagen.
Loan komt inderdaad terug met wat ik graag wil. Ik geef haar na nog
een paar minuten onderhandelen 100.000 dong op de voorwaarde dat ze
voor een foto poseert.
"Ik heb vast veel te veel betaald", zeg ik nog. Maar de belevenis op
zich was het wel waard en zo’n meisje moet ook inkomen hebben.
In de buurt van mijn hotel bots ik bijna tegen de verkoopster van
sigaretten, kauwgom en snoep die ik vandaag al een paar keer tegen
ben gekomen. Ze heeft haar koopwaar voor haar buik om de nek hangen.
"O! You again!", zegt ze.
Zaterdag 7 maart. We verlaten Dalat. De eerste stop van vandaag is
bij Chicken Village. Ik geef maar toe dat ik hier gisteren ook ben
geweest. Maar dat is geen probleem, want nu kan ik nog meer foto’s
maken.
Een groep jonge vrouwen ‘kruipt’ op hurken over een veld waar uien
worden verbouwd. De dames kletsen met elkaar in hun taal die louter
uit woorden van één lettergreep bestaat. En ze beginnen te giechelen
als kippen, al gaan ze voortvarend door met hun werk. (Buiten
Vietnam schrijft men Vietnam, maar hier is het Viet Nam, en Hanoi is
Ha Noi. Dalat is Da Lat, enzovoorts.)
In de bus rouleren vervolgens veel snoepjes en koekjes. De
buschauffeur vindt drop lekker. Om elf uur is er in Bao Loc pauze
bij een mooi theehuis. Binnen mogen geen foto’s worden gemaakt. Ze
zullen wel moe zijn geworden van al dat geflits. In de winkel
ernaast ontdekken de dames van de groep kinderschoentjes met
piepende zolen. Voor het thuisfront.
Daarna stoppen we bij een theeplantage. De vrouwen die hier werken
houden net pauze en spreken geen woord Engels. Ze zijn onder de
indruk van de dikke buiken en stevige armen van enkele van mijn
reisgenoten. De dames van de plantage zijn tenger, zoals het
merendeel van de Vietnamezen, en dragen huidbedekkende kleding en
laarzen.
Tijdens de lunchpauze in een wegrestaurant bestel ik:
rijstnoedelsoep met groenten en artisjokthee voor 50.000 dong,
inclusief 10.000 fooi. De serveersters hebben het razend druk. Veel
wegrestaurants hebben hier hangmatten om na het eten nog een dutje
te kunnen doen.
Vervolgens valt er binnen een korte tijd heel veel regen. De weg
loopt onder water en is niet meer zichtbaar. Het water kan niet
wegkomen. Zo erg zelfs dat de scooters onderuit gaan en mensen
spullen uit het bruine water sleuren.
Als ramptoeristen worden er vanuit de bus foto’s gemaakt. Gelukkig
blijven de Vietnamezen lachen. Het verkeer stokt. De chauffeur gaat
ondanks de waarschuwing van Maria om het andere verkeer heen. Hij
gokt dat we daar wel langs kunnen rijden, al is niet zichtbaar over
wat voor ondergrond we rijden.
Saigon
We komen over een grote brug en naderen een stad. Het is Ho Chi Minh
City, oftewel Saigon. Bij de machtovername van de communisten in
1975 is de naam van de stad veranderd, maar de oorspronkelijke naam
is nog veel in gebruik. Na de vertraging door de zware regenval,
staan we nu in de file van de avondspits. Het motto van het verkeer:
iedere centimeter benutten. Zodra er een beetje ruimte is: gas!
Enkele reisgenoten beginnen te zingen. Bertus heeft een liedje op
zijn mobiele telefoon dat via de microfoon door de bus schalt.
Er gaan weer zakken met snoep door de bus.
Maria verrast ons met de mededeling dat er vast wel wat van de
bagage onderin de bus nat is geworden. En dat is ook zo. Bij mij
gelukkig alleen enkele kraagjes van shirts en een paar sokken. Er
zijn er bij die veel meer pech hebben. Gelukkig heeft het hotel een
wasservice.
Luc gaat direct naar huis, hij woont namelijk in Saigon. Mijn eerste
indruk van de stad: druk, lawaaiig en heet. Deze stad grijpt je bij
de keel. Op dit soort momenten verlang ik terug naar plaatsen zoals
Dalat en Hoi An.
We eten om half acht bij een duur restaurant in de buurt van het
hotel. De entree is via een steegje. Het presidentsechtpaar Bush
heeft in de ruimte waar wij zitten gegeten, dat maken we op uit een
foto.
Het bestellen gaat een beetje rommelig. Dat is niet de eerste keer
deze reis. Ik neem vissoep, citroensap en lipton thee. Inclusief
fooi betaal ik 182.000 dong. Met zo’n grote groep en serveersters
die niet altijd goed Engels kunnen, kost bestellen en afrekenen erg
veel tijd. De dames zijn wel weer schitterend gekleed.
Wanneer ik na afloop een foto maak van de serieuze serveerster die
met een bezweet voorhoofd alles nog een keer narekent, moet haar
collega lachen.
Voor het Le Van Tam Park zitten veel verliefde stellen samen op een
scooter in het donker onder de bomen. Een mooi gezicht. Langs de
straat staan primitieve eetstalletjes met een lamp die verbonden is
aan een accu. Het bromverkeer staat te wachten bij het verkeerslicht
tot ze ten aanval kunnen gaan. De meest ongeduldige bestuurders
schieten over het trottoir. Omdat dat succesvol blijkt, volgen er
meer deze alternatieve route. Uitkijken geblazen voor voetgangers
dus.
In het hotel kan ik even internetten.
[fragmenten uit e-mail]
Net gearriveerd in Saigon, als groter 'begrip' ook wel Ho Chi
Min City naar de grote communistische leider, het tengere
kereltje dat ik in het mausoleum in Hanoi heb zien liggen.
Onder veel bewaking, want stel je toch eens voor dat iemand
hun grote held iets aan zouden doen...
Gisteren een mooie dag gehad in Dalat. Halverwege de dag ben
ik alleen met een zogenaamde Easy Rider naar een minderheden
dorp geweest. De groep had een bijna dagvullend programma
met de bus, daar had ik geen zin in. Het dorp was erg mooi en
verder geen toerist te zien, dus ik heb me uitgeleefd met
mijn camera. Ho Chi Min zijn portret hing boven het
schoolbord.
Voor de rest van de dag veel rondgelopen, de markt uitgebreid
bekeken, leuke korte contacten gehad met studentes die Engels
willen leren en verkoopsters die spullen willen slijten. Van
de meest volhardende (Loan) heb ik drie tekeningen gekocht
van fietsende Vietnamese schoolmeisjes in ao dai. En lekker
pannenkoek met aardbeien gegeten. Dalat staat bekend om
bloemen, groeten en fruit.
Ik zit nu beneden in de lobby van het hotel en ga zo een
restaurant opzoeken. Het was een lange en niet zo snelle
reisdag (vanaf half acht onderweg), dus ik blijf vanavond
denk
in de buurt van het hotel.
Door de regen is het hier geloof ik wat afgekoeld, want
temperaturen van boven de 35 graden waren voorspeld. Even
wat anders dan de aangename temperaturen in Dalat.
[einde e-mail]
De airco laat ik de hele nacht op vierentwintig graden blazen. Dat
slaapt goed, maar om half vijf word ik wakker van het luiden van
kerkklokken. Wat een raar tijdstip! Gelukkig val ik weer in slaap.
Zondag 8 maart. Het ontbijt is om acht uur. Het is vandaag
internationale vrouwendag en de verjaardag van Maria. Ze krijgt een
tas van de groep. Thea is zo handig geweest om die te kopen. Maria
had hem in Nha Trang graag zelf gekocht maar vond hem te duur. We
wisten dus dat het cadeau in de smaak zou vallen. Er is wel een
probleempje, want Maria blijkt pas over een paar dagen jaren te
zijn... Maar des te meer pret.
Om negen uur vertrekken we voor een stadstour op cyclo’s naar
Cholon, de Chinese wijk. Iedereen heeft zijn eigen cyclo en de
bestuurders hebben allemaal een T-shirt van Djoser. Op en top
toeristisch, maar wel dé methode om op een authentieke manier Saigon
te zien. De excursie kost 170.000 dong plus 20.000 fooi. Het is
vooral leuk om lui rondgereden te worden en rond te kijken naar het
andere verkeer, zoals de mooie vrouwen op scooters.
We worden eerst naar een tempel gebracht. Je kunt wierook kopen die
als een spiraalring in de vorm van een punthoed is gemaakt met een
behoorlijke lange brandduur. Ik weet bij het schrijven van dit
verslag helaas niet hoe deze pagode heet. Ik vermoed de Thien Hau,
maar er zijn er nogal veel in Saigon en ik heb in mijn reisgids niet
één kunnen vinden waarvan de beschrijving duidelijk overeenkomt met
mijn herinneringen.
Daarna naar een straatje met kruidenwinkels. Het is geen Chinatown
zoals ik dat ken van Sydney of San Francisco. Daarom valt het wat
tegen.
In Cholon kun je alles kopen. Ik lees dat alles gesmokkeld is vanuit
Thailand en Cambodja. Een Honda scooter bestaat uit onderdelen van
goedkope Chinese makelij. Nep dus. En de autoriteiten en douaniers
zijn corrupt.
Daarna komen we bij een markt. Het is erg warm. Ik heb moeite om me
te concentreren. Even een plekje opzoeken om te rusten en wat te
drinken. Daarna worden we naar een hal gereden waar doden liggen
opgebaard. Families krijgen hier de gelegenheid om in het wit
gekleed afscheid te nemen. Gelijktijdig is het een soort viering. De
dood heeft in het Boeddhisme een minder trieste lading. De familie
blijft ook bij het lichaam tijdens het eten.
Een meisje vertelt dat haar moeder is overleden. Haar moeder was al
ziek. Erg verdrietig lijkt ze niet. Twee dames uit de groep nemen de
uitnodiging aan om mee te buigen bij de kist en wierook aan te
steken.
De cyclo’s brengen ons daarna langs het Reunification Palace met in
de tuin een tank van het Noord-Vietnamese leger, die op 30 april
1975 dwars door het hek reed terwijl de laatste Amerikanen vanaf het
dak van de ambassade in helikopters werden geëvacueerd. De cyclo’s
rijden tot bij de Notre-Dame, daar eindigt hun werk. Langs de weg
zitten veel verkopers van bloemen, vermoedelijk omdat het
internationale vrouwendag is.
De Notre-Dame kathedraal staat symbool voor de Franse tijd, net als
het ernaast gelegen hoofdpostkantoor. Dat gebouw is ontworpen door
Gustav Eiffel en ziet er bijzonder mooi uit. Het zou zo kunnen
figureren in een film waarvan het verhaal een halve eeuw of verder
terug in de tijd speelt. Ik haal er mijn laatste miljoen voor
Vietnam uit een ATM. Ik heb uitgerekend dat ik daarmee Cambodja moet
kunnen halen.
De verkoopsters bij de centrale balie dragen weer mooie ao dai. Twee
van de drie zitten op de vloer te lunchen, dat ontgaat mij (en mijn
camera) niet. Ik eet met Thea, Sonja, Vera en Henk bij een prachtig
restaurant (Quan An Ngon) in een koloniaal pand. We zitten op een
terras naast het kassameisje. Een jonge man legt uit hoe het eten
met de diverse schaaltjes en sausjes werk. Langs de rand van het
terras zijn kleine barbecueachtige stalletjes.
We lopen daarna naar het oorlogsmuseum. Thea en ik blijven in een
park wachten. De rest mag in de tussentijd de gruwelijkheden
aanschouwen van oorlogsmisdaden in het War Remnants Museum, voorheen
het Museum van de Chinese en Amerikaanse Oorlogsmisdaden.
Die toevoegingen zijn in de jaren negentig verdwenen.
Oorlogsmisdaden door de communisten, zoals massamoorden op
aanhangers van de Zuid-Vietnamese regering worden uiteraard buiten
beschouwing gelaten.
Een schoenenpoetser gaat ongevraagd met mijn linkerschoen aan de
slag. Omdat ik niet van plan ben om hem wat te geven, laat hij de
andere schoen ongemoeid, so be it. Met het groepje van vijf lopen we
naar de Ben Thanh Markt. De dames zijn specifiek op zoek naar
cadeautjes voor familie en vrienden. Het is een aardige markt.
’s Avonds worden er allemaal restaurantjes rond de markt geplaatst.
Via Le Loi lopen we richting de Opera, waar ook het beroemde Rex
Hotel is. Dat hotel was tijdens de Amerikaanse oorlog standplaats
voor journalisten.
Ik laat de rest naar het hotel lopen wanneer ik een boekwinkel in
duik. Daarna eet ik kip in een Aziatisch fastfood restaurant
(Lotteria) aan een rotonde. Het is er lekker fris door de airco en
het eten smaakt prima. Lotteria is zo te zien populair bij jongeren.
Daarna neem ik nog een kijkje in het parkje bij het hotel en ga
vroeg slapen.
Maandag 9 maart. Om kwart over zes zitten we al aan het ontbijt. En
om kwart voor zeven vertrekt de bus. Door enthousiast gepraat en een
gezellige drukte, vergeten zowel Maria als de busboy om te tellen of
iedereen in de bus zit. Luc krijgt na een paar minuten een
telefoontje met de mededeling dat Thea nog bij het hotel is. De bus
stop en Thea komt alsnog achter op een motorbike bij ons. Ze is
helemaal overstuur. Maria biedt haar excuses aan. Dit was haar nog
nóóit overkomen.
Bij het verlaten van Saigon rijden op de tegemoetkomende rijbaan
ontelbare motorbikes. Volgens Luc zijn er in Saigon wel drie
miljoen!
Enkele reisgenoten hebben gisteravond bij een marktrestaurantje in
de buurt van het hotel gezien dat jonge stelletjes eieren met
kuikentjes erin aten. Luc weet te vertellen dat daar veel vitaminen
in zitten en ze een stimulerende romantische werking hebben.
We gaan vandaag naar de Viet Cong tunnels van Cu Chi. Omdat dat een
populaire attractie is, zijn we zo vroeg. Maria is opgewekt wanneer
blijkt dat we de eerste bus zijn. De entree is 80.000 dong. De
tunnels liggen in een bebost gebied. Het toegangspad loopt onder de
weg door. Dan zijn er enkele terrassen onder een afdak waar een
Vietnamese dame een nogal matige video start. De nadruk ligt op
propaganda en de term: "The Enemy". Oftewel propaganda voor de
verrichtingen van de Viet Cong.
Vervolgens passeren we tentoongestelde kleding en wapens, en een
buit gemaakte Amerikaanse tank met daarop in witte verf: "American
M41 tank was destroyed by a delay mine in 1970."
Onder een foto met Amerikaanse militairen staat: "Running for their
life before the drastic counter-offensive of the Cu Chi guerrillas
(1966)."
Een spelletje: we mogen zoeken waar de ingang van een tunnel en
vervolgens naar de uitgang. We krijgen een demonstratie van hoe je
in en uit een tunnel gaat en mogen dat zelf ook proberen (voor zover
bierbuiken en dikke konten dat toelaten). Voor de liefhebbers is een
traject op maat gemaakt voor westerse toeristen. Ik heb niet zo’n
behoefte om mijn kleding vies te maken en nog meer te zweten.
De tunnels zijn oorspronkelijk in de jaren veertig al door Viet Minh
met de hand gegraven in de strijd tegen de Fransen. Later zijn ze
door de Viet Cong uitgebreid tot een stelsel van maar liefst 250
kilometer. Op een maquette is goed te zien dat het min of meer een
ondergrondse stad was met meerdere verdiepingen en zelfs een
ziekenhuis.
Zonder het te weten hadden de Amerikanen een basis op het
tunnelcomplex gebouwd. De Viet Cong was zo goed in staat om
verrassingsaanvallen uit te voeren. Pogingen van de Amerikanen om de
Viet Cong met honden uit de tunnels te verjagen werden tegengegaan
met peper. En zelf de tunnels in gaan was levensgevaarlijk vanwege
boobytraps.
Uiteindelijk is de gehele omgeving platgegooid met napalm (bij die
term moet ik denken aan de beroemde foto van het naakte meisje Kim
Phuc), agent orange en bommen. De boomgroei is daardoor relatief
jong. Uiteindelijk herstelt de natuur dus wel weer. Maar overal zie
je nog bomkraters die veroorzaakt zijn door bommen van B52
bommenwerpers. Dit schijnt de meest gebombardeerde plek op aarde te
zijn.
We krijgen thee met maniok/cassave aangeboden. Het smaakt naar
aardappel. Dit caloriearme voedsel at de Viet Cong ook.
De volgende stop is bij de kleurrijke en potsierlijke Cao Dai tempel
in Tay Ninh, ongeveer 95 kilometer ten noorden van Saigon. Het Cao
Dai staat voor een mengsel van boeddhisme, taoïsme, confucianisme,
christendom en het Vietnamese spiritualisme en is een geloof in geesten
die tijdens seances boodschappen uit het hiernamaals overbrengen.
Het zou een ideale geloofsvorm moeten voorstellen. Anderen noemen het
een ‘sekte’. De intenties lijken nogal vredig. Er zijn enkele miljoenen
aanhangers.
Om naar binnen te mogen, moet je ook hier de schoenen uit doen.
(Sokken mogen aanblijven.) De vrouwen hebben een ruimte op de eerste
verdieping achterin de tempel. Daar is ook plek voor een orkestje.
De rococo-tempel is binnen minstens zo kleurrijk als de buitenkant:
mozaïekvloeren, pilaren als suikerstokken met omhoog
kruipende draken.
In de hal staan op een muurschildering de Chinese revolutionair Sun
Yat-sen, de Franse schrijver Victor Hugo en de Vietnamese dichter Nguyen
Binh Khiem. Dit zijn de meest vereerde 'heiligen'. Andere heiligen zijn
Jeanne d'Arc, Louis Pasteur, René Descartes, Churchill, Shakespeare,
Johannes de Doper en Lenin.
Elders zijn de figuren van Christus, Boeddha, Conficius en Lao Tze.
Boven het altaar een grote bol, symbool van het Hoogste Wezen, de God. Toch
is er, het Chinese principe van de dualiteit van yin en yang volgend, ook
een vrouwelijke goddelijke principe, verpersoonlijkt in de Moeder Gods.
(Bron: Vietnam, Landenreeks, Herbert Paulzen)
In de buurt van de tempel is een restaurant waar ‘van alles’ op
tafel komt: soep, saté (zonder saus) met een hoog frikadelgehalte,
groente, kraakverse loempiaatjes, kippenpootjes, rijst, ananas en
banaan en kleine appels, 7-up en water voor 100.000 dong. Prima
eten.
Op de terugweg naar Saigon komen we door een gebied waar veel
rubberplantages zijn.
Maria wil graag 25 dollar persoon voor het visum voor Cambodja.
[fragmenten uit e-mail]
Ik zit in een zweterig en modern Saigon. Ik verlang weer naar
het platteland en wat overzichtelijke steden. Zo'n stad als
deze vind ik erg vermoeiend.
We zijn vandaag naar de Viet Cong tunnels geweest, ik heb ook
even onder de grond gezeten. Daarna naar een suikerzoet
gekleurde tempel van een geloof dat van alle geloven van de
wereld de mooie dingen heeft geleend. Ze hebben hier circa
drie miljoen aanhangers, van de ruim zesentachtig miljoen
inwoners.
Het krioelt hier in Saigon van de brommers/scooters. Maar nu
zijn er ook meer auto’s en dat maakt het lastiger om over
te steken.
De mensen blijven leuk en het eten uitstekend.
[einde e-mail]
Na een pauze in het hotel loop ik weer naar het centrum. In de buurt
van het operagebouw neem ik massage in een professionele salon. De
prijzen staan in dollars, maar ik wil die graag in dong weten want
de dollars die ik heb zijn eigenlijk bestemd voor Cambodja. In een
nogal donkere ruimte met een gordijn om een bed krijg ik een
uitstekende massage. Douchen hoeft niet, het meisje wast het zweet
af met natte handdoeken.
Wanneer ik weer op straat kom, ontmoet ik Maria. We laten elkaar
snel weer vrij. Maria wil vast graag zonder mensen uit de groep op
pad kunnen. Bij een parkje met een fototentoonstelling trekken eerst
meisjes in uniform van een winkel mijn aandacht, vervolgens een
meisje dat op een bankje zit te eten. Ze heeft een bakje kip met
rijst en een blikje met Bird’s Nest Drink. Ik mag ook een slokje
proeven. Het smaakt een beetje naar een waterig advocaatdrankje,
maar de stukjes erin bevallen me niet...
Ty heet ze en ze is klein en rond maar niet dik.
Ze draagt uitdagende kleding en nepwimpers.
"Boem boem?"
Ik moet lachen.
"Nee", zeg ik. En ik moet denken aan de waarschuwing voor vrouwen
met make-up. Maar een ritje achter op de scooter sla ik niet af. Ze
heeft een hees stemmetje en is erg grappig. Haar helm is in de vorm
van een wit tropisch hoedje, met tekenfilmfiguurtjes erop.
Daar gaan we: wapperend in de wind, langs het Rex hotel en enigszins
behoedzaam over de rotondes. Bij het park achter het paleis nemen we
afscheid. Ik geef haar uiteraard een fooi.
Ik heb nog maar net honderd meter gelopen of er stopt een scooter
naast me met twee dames erop, elk met een lading make-up.
"Boem boem?"
Ik moet weer lachen.
Het is donker en dan komt de stad kennelijk zo tot leven.
Dezelfde dames komen even later nog een keer naast me rijden.
Weer later een andere scooter, hetzelfde verhaaltje.
Dit is het werkterrein van dames zoals Ty.
Wanneer ik al in de straat ben waar het hotel zit, spreekt zelfs een
vrouw minstens veertig me aan. Ze wil ook al boem boem! Maar
ze spreekt voor de rest geen woord Engels.
Ik ga maar naar mijn kamer.
Dinsdag 10 maart. Tegenover het hotel zit een school. Uit
luidsprekers klinkt propagandagezang. Niemand lijkt daar naar te
luisteren.
Omdat het al druk is, komt de bus iets later.
We laten Saigon achter ons. De stad was druk, heet en lawaaiig.
Luc vertelt over de Mekong delta, over de ‘upper’ en ‘lower’ rivier.
De Mekong ontspringt in Tibet en stroomt via China, Myanmar, Laos,
Thailand, Cambodja en Vietnam naar de Zuid-Chinese Zee. De rivier
neemt vruchtbare slib vanuit hoger gelegen gebieden mee en zet dit
bij hoogwater hier af. De vruchtbare grond biedt een goede
mogelijkheid tot landbouw: maïs, ananas en ander fruit, suikerriet,
kokosnoten, sojabonen, pinda's, tabak, maar vooral rijst worden hier
verbouwd.
We pauzeren in My Tho. Eerst bij de Vinh Trang pagode waar een grote
Boeddha voor staat. De tuin is prachtig, met waterlelies en roodgele
bloemen van de cannonball tree.
In het zelfde stadje is er de gelegenheid om de markt te bezoeken.
Ik blijf aan de doorgaande weg staan met mijn telelens op de camera
geschroefd en probeer nog wat studentes in ao dai vast te leggen.
Dat is zo mooi! Het wapperen van die witte kleding, mooie meisjes
met lang zwart haar...
Dan is het lunchtijd: spinazie met knoflook, spring rolls en water
voor 75.000 dong. De serveersters dragen luchtige wit met gele ao
dai. Je kunt de bh duidelijk zien zitten. Prachtige dames!
Niet iedereen is zo enthousiast over het eten, dat verschilt per
gekozen maaltijd. De strenge oudere dame die de bestelling opneemt
en afrekent krijgt geen fooi van mij. Die geef ik ongemerkt aan het
meisje dat naast haar loopt. Haar dank is een lieve glimlach.
Ik stap als één na laatste in de bus en zie net als de chauffeur,
busboy en Luc dat Thea nog onderweg is. We kijken naar elkaar en
moeten allemaal glimlachen. "Go, go!", zeg ik met een grijns.
De route loopt vervolgens over enkele smalle en hoge bruggen. Voor
een groter water van de Mekong delta moeten we met een pontveer.
Omdat de bus in de file staat, besluit Maria dat wij het laatste
stuk naar de boot lopend afleggen. Dat is een goed idee! Zo zie ik
mannen met tatoeages die biljart spelen (hun vrouwen zullen de kost
wel moeten verdienen) en we komen langs allerlei restaurantjes en
eenvoudige winkeltjes.
Er worden enorme bruggen over de Mekong gebouwd. Riskante
bouwprojecten die gefinancierd worden door Japan. Er zijn al twee
ernstige ongelukken gebeurd en volgens Luc komt dat door corruptie.
Can Tho & de Mekong
De tocht met de pont gaat vlot en kort daarop zijn we om half vijf
bij het hotel. Met een deel van de groep spreken we om kwart voor
acht af om bij Nam Bo te eten. Maria zal tafels op het dakterras
reserveren. Ik heb een enorme kamer aan de straatzijde, met een
groot romantisch bed.
Tegenover het hotel is een parkje met een groot zilverkleurig, bijna
futuristisch standbeeld van opperhoofd Ho Chi Minh. In een
supermarkt vind ik rijstcrackers die geïmporteerd zijn uit China. Ze
lijken erg op de crackers die ik van mijn Chinese collegaatjes op
het werk (‘het zonnetje in huis’) heb gekregen, maar zijn iets
minder gekruid.
In het parkje heb ik daarna een gesprek met een oudere man. Hij komt
heel dicht naast me zitten, zodat anderen hem niet horen. Hij
spreekt uitstekend Engels. Hij heeft tijdens de oorlog Amerikanen
door het land geleid bij vliegtuigtransporten. De man wil graag zijn
verhaal kwijt. Hij heeft in een heropvoedingskamp gezeten. Ik zeg
weer dat Vietnam met een jonge bevolking de toekomst heeft. Maar hij
is niet optimistisch over zijn land. Hij is zeer kritisch op het
regime. Er is volgens hem veel controle door de overheid en op
scholen is alles communisme en Ho Chi Minh wat ze in de
kinderhoofdjes stampen.
In veel straten zijn mannen in uniform die met een verveelde indruk
de boel in de gaten houden. Een combinatie van ‘security’,
toeristenpolitie en politie. Echt storende vind ik dat het niet.
Volgens de man is er veel corruptie. De mensen die een auto kunnen
betalen, hebben vaak een dure en grote wagen. Dat schijnt niet
altijd koosjer te zijn.
Het eten bij Nam Bo is uitstekend: rijst met groente en pannenkoek
met chocolade en papajasap voor 90.000 dong. Vera, die tegenover mij
zit, heeft gefrituurde kikkerbillen. Dat ziet er ook lekker uit!
Woensdag 11 maart. Vanmorgen staat een excursie op de Mekong op het
programma (150.000 dong). De wekker gaat vroeg. Om zes uur is er een
rommelig ontbijtbuffet op de tweede verdieping. Rond half zeven
lopen we naar de kade en stappen in kleine bootjes. De boottocht
begint over de brede rivier. Er zijn vissersboten met ogen op de
boeg geschilderd. Langs de kant zie ik vrouwen hun haar wassen.
We komen bij een drijvende markt. Het leven vindt voor veel mensen
in deze regio op het water plaats, vandaar ook dit soort markten.
Het handelen gaat tussen grotere en kleine bootjes. Niet echt
overzichtelijk. Wanneer we een botsing maken en er van de andere
boot iets afbreekt, ontstaat een scheldpartij. Die drukte trekt de
aandacht van een boot die onder andere spijkers heeft. Met een paar
spijkers en 2.000 dong is alles weer opgelost.
Na de markt gaan de bootjes een stukje terug en slaan een zijstroom
in. Naast ons vaart een vrouw met een grote lading watermeloenen.
Ander vrouwen doen hun was in het rivierwater. Een man heeft zich
ingezeept en spoelt zich af door kopje onder te duiken. Bij een nog
smaller zijriviertje leggen we op een gegeven moment aan. We
wandelen naar een huisje tussen fruitbomen. Hier kunnen we pauzeren,
om wat te drinken en we krijgen allerlei tropische vruchten zoals:
roosappel, ananas, banaan, mango, melkfruit, papaja, sabadilla,
ramboetan (harige Lychee) en longan (ook een soort lychee).
Daarna lopen we tussen de bomen door om enkele vruchtenbomen van
dichtbij te bekijken. Even verderop is een schuurtje waar jonge
vrouwen op de grond zitten en Boeddhabeeldjes beschilderen. We komen
langs een school waar een afbeelding hangt met Ho Chi Minh die een
kindje een medaille omdoet: presteren. Toch zie ik nooit Vietnamezen
wanneer het om bijvoorbeeld wereldwijde competitiesporten gaat.
Misschien vergis ik me.
Bij het laatste stuk met de boot zit er gelukkig een afdakje op. We
hebben een rondje gevaren, want komen nu van de andere kant.
Bij het hotel aangekomen, hebben we de tijd om ons op te frissen en
zelf een lunch te verzorgen. Ik eet eerst in het parkje voor het
hotel vruchtenbroodjes van 6.000 dong per stuk, die ik van
straatverkoopsters heb. Daar praat ik met een fotograaf (Dung) die
mooie portretfoto’s maakt en verkoopt. Hij wil weten wat mijn
fotoapparatuur kost in dollars. Naast mij op het bankje komt een
verkoopster zitten, waarvan ik eerst denk dat ze bij hem hoort maar
dat is niet zo. Zij heet Kim Hai.
Het praten en lachen van ons heeft een man van de toeristenpolitie
kennelijk gealarmeerd. Misschien maken we te veel drukte zo dicht
bij het standbeeld van Ho Chi Minh. Kim Hai en Dung krijgen in ieder
geval de opdracht om mij met rust te laten.
Wanneer de toeristenpolitie uit zicht is en ik weer oogcontact met
Kim Hai probeer te krijgen, negeert ze me. Het is kennelijk een
waarschuwing die ze heel serieus neemt. Omdat de broodjes vrij
luchtig waren, neem ik nog een pannenkoek met thee bij een lokaal
restaurantje. In de lobby van het hotel wachten we vervolgens tot de
bus om één uur vertrekt.
Na twee uur rijden stoppen we bij een wegrestaurant. We nemen hier
alvast officieel afscheid van Luc, de chauffeur en de busboy. Maria
trakteert met een enorme taart voor haar verjaardag. ‘Meneer Aart’
zingt Luc toe met een mooi zelf geschreven lied. Het personeel van
het restaurant is ook onder indruk. Dit is ook de laatste kans om
een groepsfoto te maken met Luc.
Chau Doc
Ruim een uur later zijn we in Chau Doc. Het hotel ligt aan het
water. Tegenover het hotel is een school, met de laatste kans op het
zien van mooie studentes in ao dai. De markt is in het begin nogal
vies, maar daardoor ook ‘avontuurlijk’. Verder richting het
stadscentrum ziet het er netter uit. Ik koop twee stukken mooncake
met durian, dat lijkt me wel iets voor morgen onderweg. Eerst mag
ik een stukje proeven. Een beetje droog, maar verder okay.
Een mooie glimlachende verkoopster van kleine visjes trekt mijn
aandacht. De buurvrouwen worden enthousiast wanneer ze te weten
komen dat ik ook niet getrouwd ben. Ze proberen ons te koppelen.
Aan de andere kant van de markt zitten vrouwen op een verhoging met
stapels oranje sliertjes. Ik heb geen idee wat het is. Ze noemen
het: Thai en dan nog wat. Een jongere vrouw heeft een stokje en
haalt een paar sliertjes van de stapel, die houdt ze voor mij om te
proeven. Hm, pittig!
In een muziekwinkel vraag ik weer naar Minh Tuyet. Deze zaak heeft
wel vier cd’s van haar. De eigenaresse laat een paar nummers horen.
De jongeren die op hurkkrukjes in de bakken zoeken, zingen de
bekendste nummers mee. Leuk! Ze moeten lachen wanneer ik een foto
maak. Twee cd’s kosten hier 10.000 dong. Dat is toch veel te
weinig?! Ik geef 20.000, al zijn ze ongetwijfeld gekopieerd. Daarna
zoek ik een internetcafé op.
[fragmenten uit e-mail]
Ik zit in Chau Doc en ga morgen met de boot naar Cambodja.
Het visum kost 25 dollar; in dat land schijn je zo'n beetje
alles in dollars te moeten betalen.
Eerst wil ik nog melden dat we vanmorgen in kleine motor-
bootjes over de Mekong en afsplitsingen hebben gevaren. Om
half zeven vertrokken, zodat het nog een beetje koel was,
en eerst de drijvende markt bezocht. Af en toe liep de
aandrijving vast door vuil in het water (meestal plastic).
Een boeiende tocht. Onderweg pauze in een fruittuin tussen
de palmen en allerlei fruitbomen. We kregen fruit aangeboden
en hebben er wat gedronken.
We hebben vanmiddag tijdens de theepauze de verjaardag van
begeleidster Maria gevierd en afscheid genomen van de
chauffeur, busboy en gids Luc. De drie heren rijden op dit
moment terug naar Saigon en komen daar in de late uurtjes
aan. In Cambodja krijgen we een nieuwe bus (of bussen?).
Pfff, je blijft hier zweten en douchen. Gelukkig
is er in de meerdaagse hotels altijd wel een wasservice.
Morgen dus naar Cambodja. Dat is een nog armer land.
Tot later.
[einde e-mail]
Ik eet in een restaurant dat in mijn reisgids staat en bestel:
visfilet met tomatensaus, citroensaus, rijst en lipton thee voor
slechts 65.000 dong. Alles lijkt hier wel goedkoper dan in de rest
van het land.
Op het centrale plein kijk ik naar de bezoekers van een pagode.
Vooral nu de zon onder is, komen er mensen langs voor een buiginkje.
Jong en oud. Een gezin speelt badminton, jonge vrouwen zoeken luizen
bij elkaar, meisjes eten taartjes (ik mag hun niet op de foto
zetten), eetkraampjes rond het plein krijgen steeds meer klanten.
Het leven op straat komt in Vietnam ’s avonds nog meer op gang.
Bij een kapperzaak zie ik een enorme constructie met draadjes die ze
gebruiken om te permanenten. Chau Doc is best een gezellig stadje.
Mijn kamer in het hotel is vrij primitief. De lawaaiige airco zet ik
op een lagere stand om beter te kunnen slapen.
Donderdag 12 maart. Het ontbijt is achter het hotel op een mooi
terras aan het water. Ik eet een broodje met omelet en krijg thee in
een bierglas. Eigenlijk hetzelfde ontbijt als op de eerste dag in
Vietnam.
Zo is de cirkel weer rond.
Bij de receptie wissel ik mijn laatste 90.000 dong om voor vier
dollar.
Een snelle passagiersboot legt aan bij de steiger achter ons hotel.
Aan boord is plaats voor circa veertig mensen. We hebben niet een
boot voor Djoser alleen.
Iets voor acht uur vertrekt de boot. Er worden ‘departure’ en
‘arrival’ formuliertjes uitgedeeld. Een mannetje komt langs om een
pasfoto op het ‘arrival’ formulier voor Cambodja te nieten. Het
adres van het eerste hotel in Cambodja moet worden vermeld,
vergelijkbaar met de migratieformulieren die je in een vliegtuig
invult.
Er is geen eten of drinken aan boord, daarom heeft Maria gezegd dat
we zelf iets mee moesten nemen. De rivier is breed. Na Chau Doc is
de omgeving weinig bijzonder.
De boot legt aan bij een drijvend kantoor met een wachtkamer.
Iedereen moet van boord en de paspoorten worden ingezameld en
meegenomen. Er hangt een televisie die op BBC World is afgestemd. Na
een half uurtje krijgen we het paspoort terug. Het ‘departure’
formuliertje is verwijderd en er staat een stempel met de uitgaande
datum in.
Dit was Vietnam.
Ik heb veel goede herinneringen overgehouden aan deze reis. Over het
algemeen was het niet moeilijk om de Vietnamezen op de foto te
zetten. Regelmatig hadden ze de behoefte om een praatje te maken,
soms alleen om hun Engels te oefenen. Ik heb bijzonder genoten. Luc
was een informatieve gids die bijzonder zijn best deed. De groep was
ondanks de omvang prima te pruimen.
Johan (publicatie: 6 september, aanvulling geschiedenis 12 oktober 2021)
Zie voor het vervolg van de reis het verslag van Cambodja.