USA Zuidwesten (2009)
    
    Nevada, Californië, Arizona, New Mexico, Colorado, Utah
    
    
    Mijn enthousiasme voor Amerika is na de schitterende reis in 2008 flink aangewakkerd. Ik wil terug! En het liefste zo snel mogelijk! Dit gaat mijn derde reis naar Amerika worden. De twee vorige ondernam ik samen met mijn zus. Sinds vorig jaar heb ik voldoende ervaring en vertrouwen opgebouwd om nu alleen te gaan. Omdat ik alleen reis, heb ik een route van zes weken uitgestippeld met relatief veel korte dagritten. Ik begin en eindig de ‘road trip’ in het strategische gelegen Las Vegas. Omdat er vanuit Nederland geen rechtstreekse vlucht op die stad bestaat, zal de heenreis via Chicago en de terugreis via Washington gaan. De eerste twee reizen hadden beide 9 mei als vertrekdatum. Nu vertrek ik al op 24 maart, omdat ik vroeg in het seizoen naar Death Valley en het diepe zuiden van Californië wil. In die periode is het daar nog niet zo warm en (sommige) cactussen zijn volop in bloei. Vervolgens wil ik dwars door Arizona naar New Mexico, waar dit keer onder andere Santa Fe en Taos Pueblo op het programma staan. In beide plaatsen ben ik nog niet eerder geweest. In Utah zal ik voor het eerst het nationale park Capitol Reef bezoeken. Daarnaast zitten er veel plekken in de route waar ik eerder ben geweest, maar nog lang niet ben uitgekeken. De schitterende natuur van Indian Country zal bij deze reis de boventoon voeren. Ik heb nog nooit een reis zo goed voorbereid als deze. De basis voor mijn wenslijst, is de driedelige boekenserie Photographing the Southwest. Daarnaast heb ik sinds de vorige reis weer veel tips van het allesamerika-forum verzameld. Voor de lastiger te bereiken plekken heb ik ook informatie van een Duitstalig forum gehaald, zoals routebeschrijvingen met topografische kaartjes en GPS-coördinaten. Ook heb ik websites van ervaren reizigers geraadpleegd. Zo neem ik uiteindelijk een ‘boekwerkje’ van 129 bladzijden met aan schat aan informatie mee. Omdat ze op diverse plekken op internet wel te vinden zijn, ga ik geen uitgebreide beschrijvingen naar de mooie natuurplekken in dit verslag opnemen. Op 11 oktober heb ik via de ANWB bij Hotelplan de vluchten bij United Airlines, en autohuur bij Hertz geboekt. Vervolgens een aantal hotels en motels via internet, omdat ze in populaire gebieden liggen, of omdat de overnachtingen bijvoorbeeld in het paasweekend vallen. Daarnaast heb ik van iedere potentiële overnachtingplaats lijstjes gemaakt met betaalbare motels. Daar heb ik vaak reviews van tripadvisor.com voor gebruikt of tips uit reisverslagen. Bij die plaatsen heb ik tevens lijstjes met interessante restaurants gemaakt. Van enkele onbekende plaatsen heb ik plattegrondjes van Google Maps gehaald. Naast dit verslag komt de reis soms beter tot uitdrukking door de foto’s. Daarom heb ik elders op mijn site een uitgebreide fotoreportage staan. Soms vermeld ik gegevens die de leesbaarheid niet ten goede komen, maar ik bied die extra service graag aan iedereen die mij ook van nuttige informatie heeft voorzien. Nog voor ik het restantbedrag naar de ANWB overmaak, sturen ze mij per mail een bericht dat er 140 euro aan brandstoftoeslagen in mindering zijn gebracht. De hogere brandstofprijs en dollarstand ten opzichte van vorig jaar leek de reis duurder te maken dan waar ik vanuit was gegaan. Daar had ik me al bij neergelegd. Maar dit is een mooie meevaller. [fragmenten uit e-mail] Maandag, 23 maart 2009 Voor de verandering zit ik dit keer in een internetcafé in Utrecht. Ik heb net bij de ANWB de reispapieren opgehaald. Morgen rond 10 uur gaat mijn vliegtuig naar Las Vegas (via Chicago) en begint een nieuw avontuur door het wilde westen. Ik wens jullie een mooie lente toe in Nederland! [einde e-mail]
    Dinsdag 24 maart 2009. Afgelopen woensdag ben ik teruggekomen van een reis naar Vietnam en Cambodja. En nu gaat het dan echt gebeuren. Na vele maanden van voorbereiding sta ik met mijn bagage klaar voor een avontuurlijke reis van zes weken door Amerika. Om 6:40 verwacht ik een taxi. Maar die komt niet. Ik bel om kwart voor zeven. "Hij is onderweg!", krijg ik te horen. Om 6:53 komt inderdaad een busje aanrijden. Maar toch even zo’n moment van afhankelijkheid waardoor ik onrustig word. Bij de vorige reis was de taxi namelijk zo mooi op tijd, nu is er iets misgegaan in de communicatie. Gelukkig heeft de trein vijfen- twintig minuten vertraging. Schiphol De zon breekt door. Om 8:20 ben ik op schiphol. Ik spuit wat deodorant op en doe mijn jasje in de grote tas. Bij balie 26 mag ik inchecken. Tijdens het invullen van de gegevens moet ik het adres van de eerste bestemming invullen, daar had ik al rekening mee gehouden. De rest van mijn gegevens staan al op het scherm na het scannen van het paspoort. Mijn tas weegt 19,3 kilo. Vanaf 8:45 is gate G3 open voor het boarden. Eerst drink ik mijn flesje water leeg. Omdat het een reis naar Amerika is, word ik eerst onderworpen aan een interview. Over mijn bagage en mijn reisplan. Bij de scanner hoeven dit keer de schoenen niet uit. Ik schat in dat 85% van het toestel gevuld is. Eind maart is geen vakantieperiode. United Airlines vliegt met een relatief klein toestel met rijen van 2+3+2. Naast mij zit niemand. Lekker rustig. De vliegroute loopt over Londen, maar niet over IJsland. Redelijk snel achter elkaar krijg ik: pasta, sla, appelcake, een klein stevig broodje met boter, toblerone en een zakje pretsels. Later nog een dikke kitkat (die hebben wij bij ons niet in de winkels), nibbit chips, en een broodje ham en kaas met mosterd. Het eten stelt niet zo heel veel voor bij United. En ze hebben meer stewards dan stewardessen. Nog een minpuntje. Chicago Iets voor op de planning land ik in grijzig weer over een meer op het vliegveld van Chicago. Het toestel heeft verschillende correcties nodig om goed te landen. Wil je weten hoe een eerste overstap en binnenlandse vlucht in Amerika gaan, dan moet je door blijven lezen. Anders kun je verder lezen vanaf de tussentitel ‘Las Vegas’. De eerste balie is die van ‘migration’. Ten opzichte van vorig jaar hoef ik nu op een schermpje alleen vingerafdrukken van de rechtervingers te laten maken. Geen duim of linkerhand dus. De beambte vraagt wat het doel van mijn reis is en wil weten hoe lang ik de vorige keer in Amerika ben geweest. Ik kan snel door om mijn bagage van band 8 op te halen. Dat werd al omgeroepen in het toestel. Een blond meisje loopt met een snuffelhondje tussen de bagage. Het grijze formuliertje geef ik af bij de ‘customs’ en dan ik mag direct na een deur mijn grote tas weer afgeven. Via een smalle roltrap kom ik bij de shuttle die me van terminal 3 (internationaal) naar 2 brengt. Bij het in en uistappen staan begeleiders om alles vlekkeloos te laten verlopen. Op de vloer zijn grote gele pijlen afgebeeld. Uit de shuttle volgen weer roltrappen. Via een loopbrug kom ik bij de security. Bij ruimte 1 en 2 staan lange rijen, men stuurt me door naar 3. Mijn schoenen moeten nu wel uit. Het boardkoffertje krijgt een extra handmatige controle. Ik kom vervolgens door een hal met winkeltjes en eettentjes. Ik moet naar gate B18, voor vlucht 105 naar Las Vegas. Ondanks de krappe overstaptijd van een uur en vijfentwintig minuten, ben ik mooi op tijd. Knap, want daar zat ik vooraf over in - met in het achterhoofd de gedachte dat er vandaag nog een paar vluchten naar Las Vegas gaan. Wanneer ik in de wachtruimte plaatsneem is het sultanatijd! Ik kom in een vol vliegtuig en zit naast een ouder echtpaar. De rij bestaat uit twee maal drie stoelen. We worden achteruit geduwd, maar door het herfstachtige weer moeten we wachten voor we verder mogen. Dat duurt zo lang, dat het nodig is om weer aan de gate te koppelen want er moet brandstof bij. Dit heb ik nog nooit meegemaakt. Met een uur vertraging krijgen we onderweg alleen water, fris of thee. Voor snacks moet je betalen. Onderweg zie ik regelmatig besneeuwde gebieden. Las Vegas De aanvliegroute is over Lake Mead en dat is prachtig! Ik kom over het woestijngebied rond Las Vegas waar ik de komende dagen rond zal reizen. Las Vegas heeft een mooi en rustig vliegveld, buiten de weekenden tenminste. In de brede gang staan gokmachines. Je moet zo snel mogelijk het gevoel krijgen dat je in Las Vegas bent. Ik haal mijn bagage en loop naar de shuttlebus. Een stevige vrouw pakt mijn tas aan en zet die in een rek. Ondanks haar postuur vind ik dit geen vrouwenwerk. De bus brengt me een paar kilometer verderop naar de garages van de autoverhuur. Bij de balie van Hertz probeert een kauwgom kauwende dame met een Aziatische achtergrond me een duurdere auto, navigatiesysteem en verzekering aan te smeren. Ik weet dat daar hun bijverdienste in zin, maar ik heb alles al in Nederland geregeld. "Dit is degene van veertig dagen!" zegt ze tegen haar collega. Het komt kennelijk weinig voor dat iemand zo lang huurt. Ik heb nog voorzichtig gevraagd om een Toyota, maar in werkelijkheid stond er al lang een Ford Escape voor me klaar. Net als vorig jaar een Escape en weer een zilvergrijze. Dat is jammer voor de foto’s, maar op zich een auto die prima voldeed. En tot mijn verbazing zit er een navigatiesysteem in, zonder dat er extra kosten voor in rekening zijn gebracht! Om 19:25 zit ik in de auto. De road trip kan nu echt beginnen! Binnen vijf mijl ben ik al bij mijn motel. Travelodge zit tussen de Strip en het vliegveld. Ik heb kamer 249. Die ziet er uitstekend uit. Beter dan Motel6 van vorig jaar. De deur is zo dik, dat geluiden van het vliegveld nauwelijks te horen zijn. Na een verfrissende douche loop ik via het MGM naar de Strip. Je kunt er nog zoveel over lezen maar je weet pas echt wat Las Vegas is als je hier ook echt bent. Mijn voornaamste taak is nu om wakker te blijven en bioritmetechnisch zo snel mogelijk het tijdsverschil van acht uur opheffen. Het is opvallend rustig op straat. Bij Cheesecake Factory in Caesars Palace bestel ik een verrukkelijke Luau salade en cola zonder ijs. Inclusief fooi ben ik $20 kwijt. Met een combinatie van een koele wind en monotone en hypnotiserende geluiden in de casino’s, probeer ik wakker te blijven. In de buurt van The Venetian word ik aangesproken door twee wulpse meiden in korte zwarte jurkjes. "Hi, how are you?" Zit ik per ongelijk ergens in Azië? Ik heb dit nog nooit meegemaakt in Amerika. Ik meen dat je moest bellen om een meisje op je kamer te krijgen, maar kennelijk tippelen de dames hier ook. En ik reis alleen, dus ben potentieel ‘slachtoffer’. Met mijn laatste krachten haal ik mijn eerste blik AriZona ijsthee en zoek dan mijn kamer op. Jay Leno vertelt dat het St.-Patrick’s Day is. Ik kom later terug op die ijsthee. Het was een lange dag. Woensdag 25 maart. Zoals te voorspellen viel, ben ik vroeg wakker. Maar ik blijf tot 7:05 liggen. Op televisie zie ik dat in South- Dakota overstromingen zijn. De lange winter zorgt in noordelijke staten voor flink wat overlast. Ik ben benieuwd of ik daar op de één of ander manier last van zal krijgen. Voorlopig blijf ik in ieder geval vooral in het zuiden. Met de optie om zo weinig mogelijk freeway te nemen, rijd ik volgens NeverLost via de kortste route naar een Wal-Mart Supercenter aan Charleston Blvd. Mijn boodschappenlijstje bevat onder andere: water, koelbox, fruit, lunch, zonnebril en zakjes chips om het zoutgehalte op peil te houden. Nelson & Eldorado Canyon Omdat ik enkele dagen in de buurt van Las Vegas blijf, kan ik nog wat schuiven met de planning. Allereerst rijd ik richting het zuidoosten, vervolgens naar het zuiden. Op weg naar Nelson. In een tuin herken ik toiletpotten met cactussen daarin van een foto die ik ergens op internet heb gezien. Er komt een vrouw van middelbare leeftijd aanlopen. Ze heet Priscilla (‘Queen of the desert’). Ze vertelt me wat een barrel cactus is. Inderdaad, lijkt wel op een vat. Priscilla komt uit het noorden maar houdt hier vakantie in een trailer. Ik loop met haar over de begraafplaats. We ontdekken een gezin dat in 1919 is overleden. Woningbrand, ziekte, moord? Volgens haar dreigt er een tekort aan water voor Las Vegas. Die stad is de laatste jaren ongekend gegroeid. Echt spannend is Nelson niet. Even verderop is het mijnstadje Eldorado Canyon. Alles ziet er misschien net iets te gelikt uit, maar wel fotogeniek. De mijntour sla ik over. Ik struin wat rond en koop een blikje fris in het grootste gebouw. De inrichting is een combinatie van saloon en museum. De baas is een reus van een kerel. Hij vertelt graag sterke verhalen. Ik rijd nog een stuk verder tot de weg doodloopt bij Lake Mead. Rechts van de weg is een terreintje met een privéverzameling van oude straaljagers. Aan de overzijde van Lake Mead ligt Arizona. Een dirt road loop in zuidwestelijke richting. Het is de Eagle Wash Road, NPS-46. Vermoedelijk een weg die op de highway uitkomt, maar ik neem voor de zekerheid maar dezelfde weg terug. Rond vier uur ben ik in mijn motel. Eerst maar siësta. De Mexicaanse schoonmaaksters hebben de kamer weer prachtig schoongemaakt. Ik moet morgen niet vergeten om een fooi voor hun achter te laten. Uit voorzorg trek ik een lange broek aan, want de wind is nog steeds fris. Ik ga bij Wendy’s in de ‘food court’ van MGM eten: spicy cheeseburger, patat en een Dr.Pepper voor $8. Daarna doe ik nog een flinke wandeling over de Strip, omdat dat nooit verveelt. [fragmenten uit e-mail] Ik ben in Las Vegas. De vlucht van Chicago naar Las Vegas had een uur vertraging voor de rest ging alles goed, rond 20:00 zat ik in het motel. Vanmorgen eerst naar een Wal-Mart super center geweest en ik heb daar een tang 'geleend' om de autosleutels van elkaar te halen. Die zaten met een staalkabeltje aan elkaar, maar niet handig want wanneer ik er 1 zou verliezen, dan ben ik de andere ook kwijt. Internet is hier duur ten opzichte van Azië ($12 voor een uur). [einde e-mail] Donderdag 26 maart. Allereerst haal ik voor $5 een telefoonkaart bij 7-Eleven. Het lukt me namelijk niet om met mijn creditkaart geld uit een ATM te halen. Ik bel naar Visa en vraag of ze de kaart willen deblokkeren. Er schijnt een verdachte transactie mee gedaan te zijn. Hm, ik heb geprobeerd geld te halen, geen idee wat daar verdacht aan was. Maar ze kunnen zien dat ik vanuit Amerika bel en alles zal vanaf nu weer in orde moeten zijn. Lake Mead Via de 95 en Lake Mead Drive (NV-146) rijd ik naar Lake Mead Recreation Area. Op een bord langs de weg staat: "No loaded weapons, No shooting." Er staat een stevige wind. Ondanks het woestijnlandschap is zelfs bij Lake Las Vegas al een dorp met ‘kunstmatige’ huizen en een golfterrein in een oase aangelegd (wwww.montelagovillage.com). Zo ver is de bebouwing al opgerukt. Bij de entree van Lake Mead Recreation Area laat ik mijn ‘annual park pass’ van vorig jaar zien. Die is tot en met april van dit jaar geldig, omdat we die in mei 2008 hebben aangeschaft. De ranger vraagt om mijn paspoort. Ik hoef geen kaart van het gebied, want die heb ik nog van vorig jaar. Echo Bay Lake Mead is een beetje vergelijkbaar met Lake Powell, ook een stuwmeer. Er zijn enkele recreatieplekjes langs het water. Eigenlijk zit je hier midden in een woestijnachtig gebied, maar toch is het gelukt om een plek als Echo Bay aan te leggen. Ik ben vooral benieuwd naar het hotel en het restaurant. Het zijn wat verouderde gebouwen, maar er is voldoende recreatieve bedrijvigheid bij de Marina. Ik zie house boats en een upper en lower campground. Wanneer het zo uit was gekomen, dan zou ik hier wel hebben willen overnachten. Valley of Fire State Park Vorig jaar was het warmer en eigenlijk hadden we toen te weinig tijd voor Valley of Fire om wandelingen te doen. Vandaar dat ik nu terugkeer naar dit wonderschone park. Dit is het mooiste State Park dat ik ken. Uiteraard stop ik weer bij The Elephant, een rode erosierots in de vorm van een olifant. Dit keer zoek ik ook de beehives op. Dat zijn rotsen in de vorm van bijenkorven in het westen van het park. Naast mij zijn er nog enkele tientallen bezoekers in het park. De aangename temperatuur maakt vandaag een ideale dag om te wandelen. Want het kan hier erg heet zijn. Bij Rainbow Vista wandel ik door het mulle zand naar het westen. Op een gegeven moment herken ik geen wandelpad meer. Volgens een beschrijving uit een Duits reisverslag moet ik een wijde boog naar links maken en vervolgens rechtsom bij een canyon uitkomen. Ik klauter over de rotsen en ontdek prachtige kleine zandstenen boogjes in de rode en gele rotsen. De rode canyon brengt wel verkoeling, maar ik ontdek verder geen fotogenieke plekjes, dus ik ga terug naar de auto. Bij White Dome loop ik de uitgestippelde hike met de klok mee. Rond het parkeerterrein is de omgeving al schitterend. Het pad komt via een steile - niet ongevaarlijke - afdaling in een canyon. Daar zijn nog restanten van de filmset van The Professionals. Het pad loopt verder via een kronkelige ‘slot canyon’, die ik hier niet had verwacht. Een slot canyon is een smalle uitgeslepen doorgang. Het pad buigt rechtsaf. Tegen de rotsen aan mijn rechterhand ontdek ik een hele rij zandstenen boogjes. Bij het parkeerterrein zoek ik een plekje hogerop om een omgevingsfoto te maken. Rond half vijf verlaat ik de vuurvallei. Overton Net voor Overton is een ‘wildgroei’ trailerpark in de wildernis. Ik zie een letter ‘M’ tegen een tafelberg. De ‘M’ staat voor Moapa Valley. Mijn GPS geeft de namen weer van de tafelbergen in de omgeving: Overton Mesa, Mormon Mesa en Baseline Mesa. In Overton zitten drie motels. Het Overton Motel ziet er het goedkoopste uit, maar ik kan geen beheerder vinden. Bij het Plaza Motel is wel iemand; een vriendelijk oudere vrouw. Voor slechts veertig dollar krijg ik een kamer waar niks mis mee is. Tweehonderd meter verderop ga ik eten bij Sugar’s Home Plate restaurant. Dat is een typisch lokaal restaurant met Amerikaans eten op het menu. Aan de muur hangen foto’s van plaatselijke sportverenigingen. Ik bestel: chef’s salad with turkey and 1000 island dressing. Ze serveren hier enorme porties. Op mijn kamer zoek ik in de Yellow Pages alvast uit waar de Wal-Mart en motels in Mesquite zitten. Vrijdag 27 maart. Ik word wakker met de beelden van de ochtendshow van "The Wagners" in Las Vegas. Met een helikopter laten ze beelden zien van verkeersopstoppingen. In Denver is sneeuw gevallen. Bij Lin’s vul ik mijn watervoorraad bij, ik ontdek honingrepen, en haal iets voor de lunch. Vervolgens rijd ik rustig door boerendorpjes zoals Logandale naar de interstate en neem de oprit richting Salt Lake City. Little Finland Bij exit 112 (Riverside, Bunkerville) verlaat ik de interstate en om 9:45 sta ik voor de brug over de Virgin River aan het begin van de Gold Butte Road. Ik heb de rest van de dag de tijd om Little Finland te bezoeken. Bewust zo lang, want bij dit soort unieke en afgelegen plekken moet je de tijd nemen. Van internet heb ik enkele beschrijvingen van de route naar de rode rotsvormen die lijken op vinnen. Aan het begin van de weg zitten enkele boerderijen en is de vallei nog redelijk groen. Er staan bordjes langs de weg met 25 en 35 mph. Na 17,3 mijl zie ik in het zuiden Lake Mead liggen. Na 21,5 mijl houdt het asfalt op. Onderweg zaten enkele gaten in het wegdek, maar op zich kon ik - inclusief fotostops - op de rechte stukken een redelijk tempo aanhouden. Het is 10:40. Vorig jaar zagen we het hier al niet meer zitten, maar de dirt road is breed en goed te berijden. Ik denk aan Yfke, die dit nu mist. Jammer dat ze niet mee kon. Na 24,8 mijl zit er een veerooster in de gravelweg. Ik stop een paar keer om Joshua trees en cactussen te fotograferen en de GPS- coördinaten in de gaten te houden. Na twee keer rechts afslaan volgt een smaller pad met enkele stukken waar ik stapvoets moet rijden. Dan volgt een lang deel door de brede Mud Wash (rivierbedding). Ik volg de drukst bereden sporen door het mulle zand. Soms neem ik de sporen links, soms rechts. Tot mijn verbazing kom ik net niet bij het eindpunt van de route uit de beschrijvingen. Bij een smal deel van een zij-wash zit een stalen kabel verbonden aan enkele palen die de doorgang afsluiten. Ik kan niet verder! Omdat ik er bijna ben, moet ik het laatste stukje te voet afleggen. Om eventuele andere bezoekers de ruimte te bieden, parkeer ik de Ford een stukje terug (36°27’23" 114°13’12"). Omdat ik me ver van de bewoonde wereld bevind, laat ik een briefje achter op het dashboard: "left the car alone at 12:20 Will be back in the afternoon". Voor het geval ik ergens in een ravijn val en niet meer bij machte ben terug te komen bij de auto. Met een voorraad water, sultana’s en donuts wandel ik richting Little Finland. Na een paar honderd meter door het smalle deel, waar de wash voor auto’s is afgesloten, komt een overzichtelijk gebied. De wash is breed en zie ik dat goed? Jazeker! Ik zie een palm! Meerdere palmen zelfs, maar de meest prominente staat net voor een rode rotswand. En op de rim van die rots zie ik Little Finland. Eerst eet ik halverwege de brede wash twee donuts. Links van de rotswand loopt een pad omhoog. Daar zit een hek waar ik over klim en vervolgens langs de rim in zuidelijk richting terugloop. De mooiste zandsteenformaties zijn in de buurt van de palmboom. Ik bevind me hier in een walhalla voor natuurfotografen. Soms breken stukjes van de fragiele vinnen af, alleen al doordat ik hier rondloop. Het knarst dan onder mijn wandelschoenen. Jammer. Sommige erosieformaties hebben vormen die lijken op een draakje of een enorm ruimtevaartuig uit een sciencefictionfilm. Om 15:00 ben ik terug bij de auto. Tot mijn verbazing staat er een andere auto (een witte Lincoln) achter de mijne. Maar ik zie geen mens. Ik begin aan mijn terugreis. Die is vrij eenvoudig. Het enige moment om op te letten, is het punt waarbij de route via een omhooglopende pad uit de Mud Wash leidt. Om 15:40 ben ik weer op de Gold Butte Road. Mesquite In Mesquite kies ik voor het Desert Palms Motel. Misschien is de prijs zo hoog omdat het weekend is, maar anders is $69 veel te veel voor de oude en versleten kamer. Ik geloof niet dat dit motel nog een lang leven heeft. Het office gebouwtje is gesloten en staat te koop. Een vriend van de eigenaar beheert het motel vanuit kamer 12. Naast de hotels bij de casino’s waren er nog enkele alternatieven waarvan ik niet weet hoe duur ze zijn: Valley Inn Motel, La Mesa Motel en Motel Stateline. Ze zien er niet allemaal even geweldig uit. Misschien moet ik voortaan het motel kiezen waar de meeste auto’s bij staan. Ik ga eten bij Chinese Buffet. Een zeer klein restaurant met een evenzo klein en niet zo bijzonder assortiment. Inclusief tax en een Dr.Pepper ben ik $9,20 kwijt. Zaterdag 28 maart. Als eerste neem ik vanmorgen een kijkje in het Nevada Visitor Center. Ik haal enkele folders over mijnstadjes en een algemene folder met een handig overzicht van lodging in Nevada. Ter hoogte van exit 75 staan borden langs de weg met de tekst "Dust Storms". Geen natuurlijke stormen, maar veroorzaakte door woestijnraces. Bij een volgende afrit rijd ik weer een stukje terug om de racemonsters die enorme stofwolken veroorzaken van dichtbij te zien. Een toeschouwer naast mij weet te vertellen dat er ieder weekend woestijnraces zijn, steeds op een andere locatie. Red Rock Canyon In Las Vegas doe ik weer inkopen bij de zelfde Wal-Mart aan Charleston Blvd. Daar zit ook een China Start super buffet (tip voor een volgende keer). Om 12:30 ben ik bij Red Rock Canyon (entree $5). Het is druk omdat het weekend is. In die drukte wil ik niet wandelen. De eerste uitzichtpunten in het park zijn het mooiste. Ik vind het verder niet de moeite waard om nog een keer te stoppen. Omdat ik toch in de buurt ben, ga ik naar Bonnie Springs Ranch (entree $20). Maar dat is een ‘tourist trap’: de helft van de gebouwen is gesloten, alles maakt een nepindruk waar ik me niet thuis voel. Zonde van het geld. Het dorp Blue Diamond vind ik in verhouding veel interessanter. Daar koop ik in het supermarktje twee AriZona ijsthee blikken. Vorig jaar heb ik die blikken ook verzameld. De vrouw van mijn neef Bill zou ze naar me opsturen, maar ze zijn nooit aangekomen. Nu ben ik zelf van plan om de mooiste blikken naar Nederland te sturen. Blue Diamond is een rustig dorp omdat de highway er niet door loopt. Ik ontdek enkele bijzonder mooie adobe woningen. In een opwelling denk ik dat ik hier best zou willen wonen. De NV-160 loopt flink omhoog. Ik passeer "The World Famous Mount Springs Saloon". Ik neem de eerste afslag naar Tecopa, via de Old Spanish Trail. In een kale vlakte staan af en toe woontrailers van zogenaamde ‘desert rats’. Hoe kun je hier wonen? Op een bord langs de weg staat "Jesus saves from sin". Bij het binnentreden van de staat California loopt de weg omhoog. Het landschap is nu weer mooier. China Ranch Net voor Tecopa sla ik linksaf naar China Ranch. Vorig jaar zijn we hier ook geweest, maar nu ben ik van plan om in de omgeving te wandelen. Allereerst koop ik twee van die heerlijke dadelbroodjes. Ik wandel met een beschrijving van internet in westelijke richting in een door het BLM (Bureau of Land Management) gecontroleerde gebied met de naam Amargosa River ACEC (Area of Critical Environmental Concern). Een mooi desolaat gebied. Eerst kies ik voor het pad naar links, over een stroompje, door een landschap van bruingrijze zandheuvels. Hetzelfde stuk loop ik terug en nu neem ik het rechter pad. Ik kom nu bij een oude saloon. Eigenlijk niet meer dan een betonnen hok zonder dak en wat houtresten, een spiraalbed en restanten van een autokarkas. Achter de saloon zit nog een voormalige koelruimte in de heuvel. In Tecopa is een school voor de kinderen aan deze kant van Death Valley. En zijn enkele lodging mogelijkheden en een RV park (RV staat voor recreation vehicle) en diverse voorzieningen. Death Valley Junction Aan het einde van de middag arriveer ik in Death Valley Junction. Net voor het gehucht ontdek ik aan de linkerkant van de weg een oude begraafplaats. Ik heb via internet bij Mary-Lee gereserveerd in het hotel dat bij het Amargosa Opera House hoort. Voor het die naam kreeg, heette het Corkhill Hall. In 1925 gebouwd als ‘social center’ door de firma Pacific Coast Borax en sinds 1948 verlaten. In 1967 zag de artieste Marta Becket het gebouw, ze keek door de kieren van een deur en zag de rest van haar leven. Ik ben hier bewust op zaterdagavond omdat er dan een voorstelling van Marta Becket in het Opera House is. Bij de receptie krijg ik mijn gereserveerde kaartjes. Ik heb er twee besteld. Het andere kaartje neem ik als souvenir mee voor Yfke, waarmee ik tevens Marta een beetje extra sponsor. De voorstelling is geheel uitverkocht.
     De hemel is aardedonker. Bij de schaarse belichting van het Opera House staat een rij bezoekers. Ik maak enkele nachtfoto’s. Er heerst opwinding. Het theaterpubliek heeft er zin in. Marta ook? Het is 19:45. De gasten van het hotel en VIP’s mogen als eerste een plek uitzoeken. Ik neem links vooraan plaats. De muren van het theater zijn beschilderd met klassieke beelden van een theater, waaronder een balkon en publiek. De manager van Death Valley Junction houdt eerst een toespraak. Hij vertelt iets over de geschiedenis en heeft samen met zijn vrouw VHS video’s en een boek over Marta Becket in de verkoop. Zonder tax. Degene die een tape met een gele ster heeft gekocht, krijgt een bonusvideo. De winnaar is een opvallende verschijning in een uitdagende jurk en een lading make-up bij mij in de buurt op de voorste rij. Ze heeft haar hele levensverhaal al aan mijn buurechtpaar verteld; zo luidruchtig dat een deel van de zaal het vast ook mee heeft gekregen. Het is 20:15. Er staat een stoel en een tafel op het podium met hoeden, een boa en zonnebrillen. Waar blijft Marta? De vrouw van de manager ondersteunt haar wanneer ze achter het gordijn vandaan komt. Ze loopt met een stok en neemt op de stoel plaats. De stok legt ze op het podium. De voorstelling heet: "The Sitting Down Show". Ze ziet er heel fragiel uit. Haar vroegere podiumpartners leven niet meer, maar Marta blijft doorgaan en zo te zien krijgt ze regelmatig een pikzwart kleurspoelinkje. Marta vertelt over de geschiedenis van Death Valley Junction en het Amargosa Opera House sinds ze als balletdanseres hier voor het eerst kwam. Haar verblijf in New York wisselt ze sinds februari 1968 af door ieder jaar van november tot in mei hier te zijn om voorstellingen te geven. Tijdens de eerste voorstelling zaten er 12 locals in de zaal. Daarna heeft ze ook wel voor een lege zaal opgetreden. In de herfst van 1969 kwam een fotograaf en schrijver van National Geographic tijdens de voorstelling binnenstappen. Sinds zijn verhaal uit januari 1970 kreeg ze meer publiek. Bij een schoonmaakbeurt na een overstroming zag ze in een visioen publiek op de muren. Dat moment inspireerde haar om een zestiende-eeuws publiek op de muren te schilderen. Na de ontmanteling van de spoorwegen, die in de glorietijden van de mijnen dienden, leek hier geen toekomst meer te zijn. De garage en het tankstation zijn niet meer in functie. Naast het hotel en theater zit nog wel een restaurantje (T&T Cafe) in de zuidelijk gelegen vleugel van het U-vormige Amargosa-gebouw. Daar heeft weer iemand toekomst in gezien (beperkte openingstijden). Haar stem is monotoon, maar de humor is scherp en ze is nog bij de tijd. Af en toe hapert ze een beetje, maar ze weet wat ze wil vertellen. De hoeden, brillen, boa en een snor, dienen voor de liedjes die ze uit oude theaterprogramma’s zingt. De liedjes lijken qua opbouw erg op elkaar en zonder muzikale begeleiding maken ze een beetje een magere indruk. Maar toch is het indrukwekkend om dit mee te mogen maken. Ik had het niet willen missen! Naast haar stok heeft ze een doekje om speeksel weg te vegen. Hoe lang zou ze nog voorstellingen kunnen geven? Na afloop gaat ze aan de rand van het podium op de stoel zitten om te signeren. Nog voor 9:30 staan de meeste bezoeker weer buiten. De eerste auto’s zijn al weg. Ik geniet nog wat na en neem een kijkje in de 'music room' naast het theater, met instrumenten die tijdens voorstellingen zijn gebruikt. Die ruimte is alleen na een voorstelling te bezichtigen. Zondag 29 maart. Tussen 6:00 en 9:00 is in een grote zaal ontbijt. Vooral zoete broodjes, die de receptioniste omschreef als "some Danish". Ik bekijk de beschilderde muren in het hotel en de tentoongestelde spullen, zoals foto’s van Marta tijdens voorstellingen en andere relikwieën. Al het schilderwerk is door Marta zelf gedaan. Op een schilderij staat het witte Amargosa complex in een vervallen staat afgebeeld. Zonder daken en aangevreten door de woestijn. Zou het een visioen zijn? Achter het complex zijn enkele gebouwen, soms bouwvallen. Ik zie tussen de bomen ook een groter huis met een antenne op het dak, waar mogelijk de baas van het terrein woont - of Marta. Er staan borden die aangeven dat je daar niet mag komen, omdat het privéterrein is. Maar ik ben wel erg nieuwsgierig. Zeven mijl verderop neem ik een kijkje bij Nevada Stateline. Daar staat een groot casino (Long Street Inn) en een saloon aan de andere kant van de weg. Achter de saloon staan tussen boompjes nog enkele woningen en trailers, die het geheel tot een gehucht in de woestijn maken. Ik was nieuwsgierig hoe het er hier uit zou zien. Death Valley National Park Ik rijd terug tot net voor Death Valley Junction en sla rechtsaf naar Death Valley National Park. Bij het kioskingang haal ik een krantje en neem dan de afslag naar Dante’s View. Bij de twee vorige bezoeken aan dit park ben ik daar niet geweest. De toegangsweg is dertien mijl lang, waarvan het laatste stuk behoorlijk smal en stijl is. Rond tien uur zet ik de auto op het parkeerterrein bij het uitzichtpunt Dante’s View. Ondanks dat ik hier in de ochtend ben, is het fotolicht maar matig. Het uitzicht valt me in vergelijking tot Zabriskie Point (ook aan deze kant van de vallei) tegen. Ik zou dit punt niet als must willen bestempelen. Ik wandel een eind richting de vallei en nog een stuk hogerop om na te gaan of ik een mooiere foto kan maken. Het mooiste beeld is met iets op de voorgrond want de vallei zelf is niet helder. Om 11:20 verlaat ik Dante en ontdek dan de Furnace Creek Wash Road. Een dirt road die naar het zuiden leidt en in een hele goede staat lijkt. Ik heb niet voor niks een vierwiel aangedreven auto, dus ga ik op zoek naar het mijnstadje Greenwater. Er zouden nog funderingen moeten zijn, maar ik vind weinig meer dan veel roestige blikjes en een paal met wat versiersels en de tekst: "Welcome to Greenwater." Op de terugweg passeer ik een groepje mannen, bezig met een fotoshoot van crossmotoren. Ik ga verder naar de 20 Mule Canyon Road. Dat is een korte ‘dirt road’ in een landschap met goud gekleurde kleiheuvels. Een mooie route. Onderweg parkeer ik de auto om een stukje over de badlands te wandelen. Bij Furnace Creek is het inmiddels lunchtijd. In het Forty Niner Cafe eet ik ‘pecan chicken salad’ met thee aan de bar. In de naastgelegen General Store koop ik caps van Death Valley voor mezelf en mijn neefjes, een setje ansichtkaarten voor Yfke en een mooi informatief fotoboek over het park. In het visitor center ontdek ik meer interessante boeken, maar ik probeer me in te houden. Want ik heb immers al een mooi boek. Daarna loop ik nog even over de mooie oase middenin Death Valley. Het zwembad is vandaag behoorlijk vol. Op weg naar het noorden begint het te stormen. In het weerbericht op televisie werd al gewaarschuwd voor ‘gusty storms’. Langs de Beatty Cutoff is het zicht erg slecht geworden. De brandstofmeter daalt vervelend snel wanneer ik de Daylight Pass (4317 ft) beklim. Maar in de afdaling naar Beatty herstelt de meter zich gelukkig weer een beetje. Ik heb ontdekt dat de boardcomputer kan weergeven hoeveel mijl je nog kunt afleggen met de tankinhoud. Dat zit wel goed. Want Beatty is het eindpunt voor vandaag en daar kan ik wel tanken. Omdat ik toch in de buurt ben, rijd ik nog naar ghost town Rhyolite, opgericht in 1905. In de hoogtijdagen van de goudkoorts telde deze plaats 10.000 inwoners. Maar de Montgomery goudmijn leverde slechts twee miljoen dollar op en na de sluiting in 1911 trokken de bewoners weg. Ik bevind me aan de noordoostkant van Death Valley en ben terug in Nevada. In Rhyolite is het koud wanneer ik uit de auto stap. En er staat een harde wind. Vanuit de auto probeer ik enkele foto’s te maken, want er zijn toch nog een paar fotogenieke plekjes. Ik geef toe dat Rhyolite niet het mooiste spookstadje is. Achter de stationsruïne staan enkele trailers waar nog mensen wonen. Beatty Dan rijd ik naar Beatty (1500 inwoners). Dit stadje heeft een gespleten gezicht. Aan de ene kant vervallen, aan de andere kant zit er ook leven in en de meeste bewoners zijn nog lang niet van plan om het bijltje er bij neer te leggen. Een paar jaar geleden heeft een ‘community beautification project’ geleid tot het aantrekkelijker maken van het stadje, waarmee ze nieuwe bewoners hopen aan te trekken. De voornaamste boodschap is dat het hier goedkoper wonen is dan in de grote steden. Vanaf het westen heb ik een mooi overzicht van het stadje. Eerst maar de tank volgooien, dan heb ik dat maar gehad. Dan op zoek naar een motel. Ik kom toch uit bij Motel6. Enkele non-descripte motels zijn veel minder populair al zouden ze soortgelijke ‘rates’ hanteren als bij deze keten. Motel6 ligt in de buurt van het Stage Coach Hotel & Casino. Daar zit een familierestaurant in, maar ik kies voor de Surdough Saloon in het centrum. De pizza lijkt me te groot, daarom bestel ik een broodje hamburger met patat ($5,25). Het blikje frisdrank ($1) moet ik zelf uit de automaat halen. De mensen aan de bar zien er uit als moderne cowboys. De muren en het plafond zijn volgeplakt met versieringen, waaronder emblemen van Europese automerken. De man naast mij kan zijn pizza niet op, ik had dat ook niet gekund, dus ik heb een goede keuze gemaakt. De lucht is weer helder, maar er staat nog steeds een frisse wind wanneer ik naar mijn motel loop. Maandag 30 maart. Om 8:10 ben ik al gereed voor vertrek. Het is nog steeds fris. In de zaak naast het motel haal ik drie blikken ijsthee. Daarna rijd ik terug richting Death Valley. Bij Rhyolite doe ik nog een poging om foto’s te maken. Titus Canyon Om 9:05 verlaat ik de highway en rijd een dirt road in naar Titus Canyon. Het begin is heel eenvoudig. Twee andere auto’s laten mij passeren. Dan volgt een stuk waar het tempo flink omlaag gaat. Ik kom over de White Pass met een paar lastige stukken. De weg is smaller en soms liggen er grote stenen waar ik langs manoeuvreer. Er zijn ook bochten en klimmetjes die enige behoedzaamheid vereisen. Je moet dit soort wegen nooit onderschatten en altijd de snelheid aanpassen. Gelukkig is het alleen toegestaan om de weg vanaf het oosten in te rijden, want passeren is niet overal mogelijk. De weg loopt behoorlijk hoog en in de verte zie ik nog een bergpas liggen. Op het hoogste punt van deze Red Pass stop ik even. Om 10:05 ben ik bij Leadfield. Bij dit ghost town werd lood gevonden, maar dat duurde minder dan een jaar: "A post office was established in august 1926. In February 1927 it closed and the town died." Er staat al een auto geparkeerd. Ik probeer de mensen (een gezin) van die auto een beetje te ontwijken en maak foto’s van de ruïnes. Links van de weg zijn die het meest zichtbaar, rechts zijn enkele ‘woningen’ uitgegraven in heuveltjes. Her en der liggen nog roestige restanten van autokarkassen. Daarna daalt de weg geleidelijk in een canyon. De weg slingert een beetje en op een gegeven moment is de ondergrond grind waar de wielen een beetje in wegzakken. Dan komt de echte Titus Canyon waar de weg kronkelend doorheen loopt. De achterkant van de auto glijdt een beetje wanneer ik te snel rijd. Bij het smalste punt is de doorgang ongeveer zeven meter breed. Er komen mensen aanwandelen vanaf de andere kant. Ik vermoed dat ik dan snel op het eindpunt ben. Dat is ook zo. Na de Canyon verschijnt plotseling een enorme vlakte: Death Valley. Achter mij rijst een hoge bergwand. Aan deze kant is een parkeerterreintje waar enkele auto’s staan. Vanaf hier is het nog een paar mijl naar de doorgaande weg. Daar sla ik rechtsaf. De weg door de vallei bestaat uit lange rechte stukken en weinig begroeiing. Bij Grapevine is de entree van het park. Ondanks dat ik het park juist verlaat, wil de vrouwelijke park ranger mijn parkpasje zien. "Are you going to re-enter?" "Yes!" Ik krijg een klein papiertje voor op de voorruit, een permit. Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt. Ubehebe Crater Mijn volgende doel is Ubehebe Crater. De weg daar naartoe loopt een beetje kronkelend omhoog. Ik wandel om de indrukwekkende krater. Het ‘pad’ loopt in het begin behoorlijk omhoog. Onderweg staan bordjes die waarschuwen dat je in de krater kunt vallen. Ik loop linksom en passeer eerst Little Hebe, zoals de naam al doet vermoeden een kleinere krater. Binnen een uur ben ik terug bij de auto. Ik blijf daar nog even genieten. Deze krater is slechts 2000 jaar oud. Legendes van de lokale inheemse stam Timbisha Shoshone beweren dat het een plek is waar de duivel kwam om zielen te nemen. Hij is ontstaan door contact tussen omhoogkomend magma en de grondwaterspiegel. De hete rots produceerde stoom die op zijn beurt een enorme explosie veroorzaakte. Rotsstukken werden kilometers weg- gesmeten en een grote krater was het resultaat. Scotty’s Castle Ik ben ook nog niet eerder bij Scotty’s Castle geweest. Dat komt omdat het nogal afgelegen in het noorden van Death Valley ligt. Scotty’s Castle ligt in een fraaie boomoase. De geschiedenis van het ontstaan van dit ‘kasteel’ is wonderlijk te noemen.
    Walter Scott (Death Valley Scotty, 1872 - 1954) was een fantast die in de jaren twintig van de vorige eeuw met een blokje goud investeerders warm maakte voor een geheime goudmijn in Death Valley. De belangrijkste investeerder was het echtpaar Johnson. Met een inkomen van misschien wel $800.000 per jaar was Scotty voor hun min of meer een hobby. Ze waren niet ontstemd toen zijn bedrog uitkwam. Integendeel. Het klimaat en kasteel bevielen goed. Albert Johnson: "Scotty is een fantastische kok." Bessie Johnson: "You may have your cities and electric lights, movies, dancing parties, but for a thrill, an emotion, a sence of peace, and a confidence in a God who cares, give me moonlight in the desert." In het losstaande gebouw bij de toren bevinden zich generatoren die voor de stroomvoorziening zorgden. Achter het complex loopt een pad een heuvel op. Op de top van die heuvel is het graf van Scotty. Vanaf hier is het zicht op het ‘kasteel’ waarschijnlijk het mooiste. Onderweg naar boven zie ik aan de westzijde een vallei met enkele roestige auto’s en heel veel bielzen. Die zijn afkomstig van de opgeheven Bullfrog Goldfield Railroad. Met de bedoeling om als brandhout te gebruiken. In het winkeltje haal ik een verpakt broodje met ‘roast beef and cheese’. Ik ga bij een picknickbankje onder palmen lunchen. De temperatuur is aangenaam. Terug bij Grapevine herkent de park ranger me nog: "We are all set." Net voor de Sand Dunes loopt een pad naar de historische Stovepipe Wells bron. Daar ben ik ook nog niet eerder geweest. Vanaf hier zou je ook eenvoudig naar de duinen kunnen wandelen. Zabriskie Point Aan het einde van de middag ga ik naar Zabriskie Point - mijn lievelingsplek in het park. Dit keer durf ik het aan om een stuk naar het westen te wandelen. Een paar jaar geleden is hier een Duister om het leven gekomen die tussen Zabriskie Point en Golden Canyon onderweg was. Er vallen vaker slachtoffers in Death Valley, dus ik neem waarschuwingen heel serieus. Ik besluit wel te gaan omdat het minder dan dertig graden is. Het pad loopt tussen badlands naar beneden. Ik kom door een brede wash, maar zoek steeds de toppen van badlands op om foto’s vanaf te maken. Het is een bijzonder mooie en afwisselende omgeving. Stovepipe Wells Om 18:12 open ik mijn motelkamer in het Forty Niner gebouw (kamer 4912) van Stovepipe Wells. Het is een grote en vrij luxe kamer met "sanddune view". Iets eenvoudiger inrichting was ook goed geweest. Je betaalt hier de hoofdprijs: inclusief tax 136 dollar. Maar dan overnacht je ook in Death Valley! Vooral de sterrenhemel is adembenemend. Op de betonpaden langs de gebouwen kruipen allemaal rupsen. Ik bestel Pasta Prima Vera in het naastgelegen Tollroad restaurant. De service is uitstekend. Het eten een beetje vet. Iets te veel olijfolie. Panamint Springs Dinsdag 31 maart. Na drie bezoeken aan Death Valley heb ik hier nu gelook ik geen wensen meer. Ik heb ‘alles’ wel gezien. Ik verlaat de vallei richting het westen. Bij Panamint Springs (1937) haal ik thee, de vlotte serveerster heet Keri. Ik ben nieuwsgierig naar het restaurant. Dat ziet er keurig uit. Achter het restaurant zijn enkele lodges en tegenover het complex zit een druk bezochte camping. Wanneer ik bij het tankstation (ik hoef niet te tanken) de tekst op historical marker lees, hoor ik iets bekends. Achter mij staat een auto met twee jonge vrouwen uit Friesland. Leuk om even in mijn moedertaal te praten. De dames doen een standaardrondje in drie weken. Ze zijn jaloers op mij wanneer ze horen dat ik een week onderweg ben en nog vijf weken te gaan heb. Darwin Buiten het park sla ik links af naar Darwin. Tegen de heuvel ligt een groot mijncomplex. Maar alle toegangspaden zijn verboden. Het dorpje is ongeveer voor de helft bewoond (vijftig inwoners), en nog geen ghost town. Overal rondom de huizen staan oude auto’s, veel Volkswagen Kevers, soms wrakken. Ik ontdek ook een Volvo Kattenrug. Bij de dance hall mag ik even binnen kijken. Ieder jaar begin mei is er een festival in Darwin: Spring-a-ma-jic. Van de afgelopen jaren hanger er fotocollages aan de muur. De eigenaar van de ‘dance hall’ komt uit Nebraska - dat had ik al aan het kenteken van de auto naast het pand gezien - en woont hier in de wintermaanden. Ik rijd verder naar het westen. Noordwesten om preciezer te zijn. Bij Owens Lake passeer ik een sulfaatfabriek. Tegenover het dorpje Keeler vind ik de dirt road die naar Cerro Gordo leidt. Maar daar wil ik nu nog niet naar toe, eerst heb ik behoefte aan een lunch. Overigens is Keeler groter dan ik had verwacht. Ik rijd verder. Stop nog bij een historical marker, en kom vervolgens recht op de Sierra Nevada af. Lone Pine Om 12:50 arriveer ik in Lone Pine: "Little town, lots of charm". In High Sierra Cafe eet ik in het gezelschap van Mexicaans- Amerikaanse serveersters een Ortega cheese burger en ik vul de tank in het centrum. Daar is de brandstof goedkoper dan net buiten de bebouwde kom. In Joseph’s Food Market kan ik weer eens voor normale prijzen boodschappen doen, en het assortiment is ook prima. In het visitor center ten zuiden van Lone Pine ontdek ik mooie boeken over de rijke geschiedenis van Owens Valley en de regio ten zuiden van Ridgecrest. De boeken bevatten veel foto’s. Het is inmiddels tijd om in te checken in The Portal Motel (beheerd door een familie uit India). Alabama Hills Ten westen van Lone Pine ligt een gebied met de naam Alabama Hills, waar heel veel rotsboogjes zijn. Het gesteente heeft een lichtbruine kleur. Ik begin met de Movie Flat Road, want die is vanaf morgen een paar dagen afgesloten vanwege filmopnames. In dit gebied zijn vele films opgenomen. Er is ook een filmmuseum in Lone Pine. In het westen figureren besneeuwde bergtoppen van de Sierra Nevada. Allereerst zoek ik Mobius Arch. Dat is de meest bekende rotsboog in dit gebied. Hij is kleiner dan ik had verwacht. Ik ken hem van foto’s, maar nooit met bijvoorbeeld een persoon er bij. Er staan bordjes dat je op de trails moet blijven. De dirt road naar het noorden loopt avontuurlijk door de heuvels. Het is een verrassend mooi landschap. Ik kom enkele auto’s tegen die bij de filmset horen. Ze zijn aan het repeteren. Na enig zoekwerk ontdek ik de bijzondere drievoudige boog, genaamd Cyclop’s Skull Arch. Met enige fantasie lijkt die inderdaad wel op een schedel. Je ziet deze wonderlijke vorm pas heel laat in het landschap liggen, terwijl het wel een paar meter groot is. Tot zonsondergang blijf ik arches zoeken. Daarna eet ik in Lone Pine een pizza bij Pizza Factory. Lone Pine heeft ook enkele saloons, zoals de Double L Saloon en Jake’s Saloon met klapdeurtjes. Woensdag 1 april. Aan de noordkant van Lone Pine loopt de Lone Pine Narrow Gauge Road. Na ongeveer een mijl komt die weg uit bij een ‘train depot’. Ik zag er een foto van in een boek, maar las ook al dat het op private property staat. Jammer, want dit soort historisch gebouwen zijn juist zo fotogeniek. Lone Pine is trouwens ook leuk om door te wandelen. Misschien wel beter dan met de auto, want de Highway Patrol is bijna voortdurend met radarcontroles onderweg. In de Espresso Parlor ga ik even internetten. [fragmenten uit e-mail] Ik ben nu ruim een week onderweg en zit in Lone Pine, in Owens Valley, California, tussen de besneeuwde Sierra's en Death Valley. Lone Pine is een typisch landelijk stadje met een paar saloons, restaurants en motels. Little Finland. Dat is een gebied op de rim langs een 'wash' waar rood gesteente in allerlei vinnen (klein en groot) is uitgesleten. Erg fotogeniek met die strakblauwe lucht. Vanuit Overton heb ik er ruim 3 uur over gedaan om te komen. De route is gevarieerd maar soms vrij lastig door een ruig woestijnlandschap. Bij regen is zo'n gebied af te raden. Het was sowieso een avontuur op zich want ik zat ver van de bewoonde wereld en het thuisfront zat al over me in. De plek is met een normale auto niet te bereiken en GPS is een noodzaak. Tot zover even. Ik geniet hier van het ultieme reizen in alle vrijheid in de mooist denkbare natuur. [einde e-mail] Ik ga vanmorgen weer naar de Alabama Hills. Dit keer nog enkele kilometers westelijker, op zoek naar de Whitney Portal Arch. Met een Duitse beschrijving vind ik die vrij eenvoudig. Na een brug over de Lone Pine Creek, loopt het pad naar links en dan is de arch al snel zichtbaar bovenaan de rotsen richting het noordoosten. Van deze rotsboog heb ik ook mooie foto’s gezien met de besneeuwde Mount Whitney op de achtergrond. Ik ben nog vroeg in het seizoen, dus met sneeuw zit het wel goed. Bovendien is het helder weer. Maar die foto is niet zo eenvoudig gemaakt. Er zit namelijk direct naast de boog nog een rots die het zicht belemmert. Ik moet als het waren eerst op die rots klauteren en dan met mijn rug hangend tegen een rots en voeten tegen de ander rots een foto maken. Dat doe ik een paar keer met beide camera’s tot ik er genoeg van heb. Er vliegt net een straaljager langs die een wit spoor in de blauwe lucht achterlaat. In het visitor center koop ik na een paar minuten zelfberaad toch de twee mooi boeken die ik gisteren al had gezien. Ik kan ze ook goed gebruiken in mijn verdere zoektocht richting het zuiden. Een paar mijl buiten Lone Pine maak ik ter hoogte van Owens River een foto van de Sierra Nevada. Cerro Gordo & Owens Lake Bij Keeler sla ik linksaf naar het mijnstadje Cerro Gordo. De ‘dirt road’ loopt al vrij snel flink omhoog. Na 4,2 mijl kom ik bij een houten constructie, een zogenaamde "tram way" voor het transporteren van materiaal uit de mijn. De weg is smaller geworden en er komen meer bochten. Af en toe heb ik de 4x4 echt wel nodig om verder te komen. Het is een pittige rit waarbij ik met zweethanden aan het stuur zit. Na 7,5 mijl kom ik bij Cerro Gordo. In de door de Mexicanen ontdekte mijn is voor zeventien miljoen dollar aan mineralen gevonden. Er staat een bordje dat de gebouwen op privéterrein staan. Er komt een man polshoogte nemen. Ik rijd nog een stukje door om een overzichtfoto te maken en rijd dan weer terug. Jammer dat je hier niet even vrij rond kunt lopen om foto’s te maken. Want het is wel een mooie omgeving. Her en der ligt nog een beetje sneeuw. Op het terrein staat ook "The American Hotel", dat is alleen af te huren met groepen. Onderweg terug krijg ik een goede overzicht van Owens Lake. Dat is een grotendeels droog meer. Door weersomstandigheden zorgt het meer voor veel stofoverlast in Keeler. Al enkele jaren zijn er projecten gaande om de begroeiing in Owens Lake op peil te brengen. Dat kost veel geld, maar heeft wel succes. Aan de zuidkant van Owens Lake loopt de Barnard Way. Ik neem een kijken bij Cartago. Daar zijn enkele vervallen gebouwen, maar er is ook een niet onaardig motel en een Ranch Cafe (wegrestaurant). In Olancha is een tankstation en aan de overkant van de weg is "Fresh Jerky" te koop. Om klanten te lokken hebben ze er een huisdieruitlaattraject aangelegd en je mag kippen voeren. Bij de ver van elkaar liggende gebouwen die bij Olancha horen, ontdek ik in het zuiden nog twee weinig florerende motels (Ranch Motel en Rustic Motel). In Pearsonville staat een merkwaardig reclamebeeld van een uitdagend geklede vrouw voor een futuristisch speelterreintje. Verder is er een vrachtwagensloperij (‘auto parts’) en een tankstation met een Subway. Voorbij Ridgecrest, of eigenlijk langs, rijd ik naar Searles. Daar staan treinstellen die van en naar de fabriek in Trona rijden. Ik rijd enkele zandpaden langs de spoorlijn af om foto’s te maken. Er staat nergens een bord dat dit niet mag. Leuk, om zo avontuurlijk rond te rijden. Randsburg Mijn volgende reisdoel is Randsburg. Dat is een mooi mijnstadje, tegen een heuvel met een museumpje, historisch Cottage Hotel, Randsburg Inn en een Opera House, waar nog een paar keer per jaar drama-uitvoeringen in worden gegeven. In de hoofdstraat zijn enkele historische gebouwtjes die toerisme trekken. Er is geen mens op straat. De minimale opwinding is onderdeel van de aantrekkingskracht. De saloon en general store sluiten net (het is nog maar 16:00 uur). Ik ontdek een winkeltje in een soort van loods waar een vrouw eigengemaakte mocassins verkoopt (Lelyns Leather). Ze heeft ook een paar historische foto’s op gewoon papier te koop. Volgens haar is er alleen in het weekend enig leven in Randsburg. Is er nu dan niks speciaal om te zien? Ze laat me twee panden verderop een enorme kluis zien. Daar passen wel een paar mensen in! Er is naar schatting voor zestig miljoen dollar aan goud in deze omgeving gevonden. Eigenlijk ga je in Randsburg met een tijdscapsule terug in de tijd.  Alsnog rijd ik een stukje om naar Johannesburg. Ik kan er niks fotogenieks ontdekken. Het enige interessante voor mij, is dat mijn naam in de plaatsnaam zit verwerkt. Garlock stelt al helemaal niks voor, ik ontwaar slechts een paar bouwvallen met een hek er omheen. Mojave Pas om 18:35 ben ik in Mojave. Met al dat rondzwerven van vandaag over een niet al te grote afstand is de dag toch snel voorbij gegaan. Mojave heeft vrij veel oude budget motels. Ze lijken met elkaar te concurreren met scherpe prijzen. Ik kies voor de net uitziende Desert Inn, die een vergelijkbare prijs hanteert als Motel6. Ik probeer alle straten en wegen uit die langs het vliegveld lopen. Op het vliegveld van Mojave staan namelijk vliegtuigen van diverse luchtvaartmaatschappijen ‘geparkeerd’. Minder dan ik had verwacht en helaas lastig op de foto te zetten.  De sfeer in Mojave is niet zo geweldig. Stater Bros is de enige supermarkt (met Subway), kan niet concurreren met een Wal-Mart of Safeway. Het is een beetje een armoedige plaats. In Cafe 58, op de splitsing, bestel ik een prima Mojave Green Salad. Inclusief cola en tax ben ik $11,75 kwijt. Mike’s Roadhouse is aan het aantal auto’s op het parkeerterrein te zien populairder. En het Oasis restaurant bij Motel6 lijkt ook prima. Donderdag 2 april. Een pluspunt van Mojave is dat het er vrij eenvoudig is om treinen te fotograferen. De rails lopen langs de doorgaande weg en er staan geen hekken langs. Treinstellen met twee containers op elkaar gestapeld noemen ze Twin-Stak. Mojave vormt een belangrijke samenkomst van spoorwegen en is in 1876 opgericht door de Southern Pacific Railroad. Ik lees dat de spoorlijn door Californië tot de grens met Arizona door Chinezen is aangelegd. De Lone Pine verbinding werd vroeger gebruikt voor de aanleg van het Los Angeles Aqueduct. Nu loopt er nog een lijn via Searles naar Trona. Om potash producten op te halen en kolen te brengen. Boron Ik neem de 58 naar het oosten en verlaat die weg bij Exit 193, de Twenty Mule Team Road. "Welcome to Boron, Borax capital of the World." In Boron zitten twee aardige motels en een museum met van alles wat. Aan de zuidkant van de weg ligt Edwards Air Force Base. Voor slechts $1,50 eet ik een aardbeienpannenkoek in het 20 Mule Espresso Cafe tegenover het Mule Team Museum. In het museum is veel informatie over de directe omgeving, zoals de Borax fabriek. De kopietjes op A4 zijn gratis, maar zeker een donatie waard. Bij Boron werd in 1925 de grootste hoeveelheid borax op aarde gevonden. Borax is een witte kristallen mineraalzout, onder andere gebruikt als verzachter van water, voor het maken van warmtevast glas, computerchips en cosmetica. In 1881 werd in Death Valley borax gevonden. Aan het einde van die glorietijd - 1927 - begon de productie in Boron op gang te komen. Tegenwoordig zit hier een enorme fabriek en de grootste open mijn in California, direct aan de noordkant van highway 58. Ook in Italië, Turkije en Chili zijn vindplaatsen van borax. In het museumpje zie ik fragmenten van "Death Valley Days", een populair televisiedrama van 1952 tot 1970. Daar had ik nog nooit van gehoord. Zo zie je maar: er valt veel te ontdekken over de Amerikaanse geschiedenis. Bij Kramer Junction zit een motel, Relax Inn, een winkel, tankstation en ik ontdek een groot terrein met zonnepanelen. Dat schijnt rendabeler te zijn dan windmolens. Barstow & Route66 In Barstow vind ik de Tow Yard waar het Tired Iron Museum bij zou moeten zitten. Een museum met excentriek in elkaar gelaste auto’s. Sommige van die voertuigen hebben in postapocalyptische films gefigureerd. Ik zie ook wel een paar achter het hek staan, maar het terrein is gesloten. De boel lijkt opgeruimd. Misschien vanwege milieuregels. De informatie die op internet staat is dan niet meer actueel. Ik had hier een paar jaar eerder moeten komen. Barstow heeft een Railway Museum. Wanneer het minder mooi weer was geweest, dan had ik er een kijkje genomen. Ik verken de historic Route66 die dwars door de stad loopt (Main Street). Mocht ik hier ooit weer komen, dan zijn er genoeg motels voorhanden. Tip: Vons supermarkt is hier beter dan de Wal-Mart. De volgende stop is in Newberry Springs. Dat gehucht stelt meer voor dan ik had gedacht. Het beroemde Bagdad Cafe ligt een paar mijl richting het oosten. De beheerder vertelt dat hij de vijfde eigenaar is. Bagdad Cafe is bekend geworden door de gelijknamige film. Achter het café staan nog twee Airstream Caravans. Ik struin uitgebreid door de zaak, kijkend naar de memorabilia. De eigenaar en zijn vrouw halen net een nieuwe voorraad eten en drinken uit hun auto. Hij zegt steeds dat hij zo klaar is, maar dat duurt maar en duurt maar. Daarom houd ik het op een gegeven moment maar voor gezien. Het wegdek verder naar het oosten is af en toe niet zo geweldig goed: gaten in het asfalt en de zijkanten brokkelen af. De freeway is een veel beter alternatief, maar ik wil graag een stuk Route66 meepikken. In Ludlow zit een motel, een tankstation en enkele vervallen gebouwen. Amboy Vanaf hier is het nog 28 mijl naar Amboy. Bij Amboy is een zwarte kegelvormige krater die het landschap siert (National Natural Landmark). Bij de treinovergang moet ik wachten voor een lange goederentrein. Schitterend! Deze omgeving is een treinenhemel. Minsten drie locomotieven en vaak ook nog twee ‘duwers’. Roy’s Cafe en motel zijn een zeldzaam voorbeeld van in leven gehouden Route 66 nostalgie in deze regio. Een duur tankstation (sinds kort weer in gebruik) en daarbij een hokje met wat snacks. De kersentaarten in de ‘eetzaal’ liggen er alleen voor de sier. De gebouwen achter het tankstation en het postkantoor aan de overkant zijn ook nog in gebruik. Waar zou de school toe dienen? Even buiten Amboy staat rechts van de weg een boom met daarin allemaal schoenen. De zogenaamde ‘shoe tree’. Even verderop aan de andere kant van de weg is een ‘bra tree’, die duidelijk minder populair is. Ik vraag me sowieso af waarom je kledingstukken achter zou laten. Dan moet je ze al bijna speciaal mee hebben genomen om te dumpen. Mojave National Preserve Na Amboy rijd ik naar het noorden. Om 16:45 passeer ik het bord met de tekst Mojave National Preserve. De weg loopt redelijk omhoog. De Kelso Dunes vallen nogal tegen. Omdat het al redelijk laat is, laat ik een duinwandeling maar achterwege. Het prachtige Kelso Depot is helaas gesloten (vrijdag - dinsdag, 9:00-17:00). Door de ramen kan ik de mooie gerestaureerde stationsbar zien. Rondom Cima is de grootste concentratie Joshua Trees in de wereld. Meer nog dus dan in het gelijknamige park. Daarnaast zijn hier ook veel Spaanse Dolken (Mojave Yucca). Ik vind het storend dat andere voertuigen zich absoluut niet aan de toegestane snelheid houden. Nipton Om 18:25 ben ik in Nipton. Dit gehucht ontstond in 1906 bij de oprichting van de spoorweg van Salt Lake naar Los Angeles. Bij het historische Nipton Hotel hebben ze nog een kamer voor mij. Ik had niet gereserveerd omdat ik niet wist hoe ver ik vandaag zou komen. Maar het was wel mijn wens om in dit stille dorpje op de rand van California en Nevada te overnachten. Ik ben een beetje laat, maar heb vandaag rustig gereden en heb regelmatig gestopt. Het Adobe Hotel is gebouwd in een Spaans territoriale stijl en heeft vier kamers. Mijn kamertje ziet er heerlijk ouderwets uit. In de gemeenschappelijke woonruimte ontmoet ik een ouder echtpaar met hun zoon. Beide mannen zijn treinliefhebbers. Ze komen uit Arroyo Grande, aan de westkust van Californië, en hebben daar een avocadoboerderij. Ik ben welkom, mocht ik ooit in de buurt zijn. Zij zijn eigenlijk een beetje onvoorbereid op pad en dubben nog over wat ze morgen gaan doen. Veel tijd hebben ze ook niet, want ze hebben maar een paar dagen vrij. Wanneer ik vertel waar ik allemaal ben geweest (vooral rond Death Valley), dan blijk ik op plekken te zijn geweest waar zij nog nooit waren. Voor het hotel is een mooie veranda en een cactustuin. Het geheel is een plaatje. In de woonruimte is een map met artikelen die over het hotel zijn verschenen. Ik laat een berichtje achter in het gastenboek. Achter het hotel zijn een vijftal ‘tent cabins’, waar je ook in kunt overnachten. Ik zie maar bij één daarvan een auto staan. Vrijdag 3 april. Casino-oase Primm en Searchlight waren alternatieven geweest voor het geval ik in Nipton geen kamer meer had gevonden. Tussen die twee moet ik vanmorgen ook kiezen wanneer het om brandstof gaat, want er zit nog maar weinig in de tank. Searchlight is volgens het navigatiesysteem het minst ver (20 mijl) en ook het meest logische voor de vervolgroute. Maar eerst krijg ik een prima continental breakfast in de Trading Post (tevens general store). Een oudere man met een ruige baard en een dikke vrouw met jampotbrillenglazen beheren de boel. Het is erg rustig. Ik ben ook niet wakker geworden van een langsrijdende trein. De treinen zijn hier verplicht om bij iedere spoorwegovergang te claxonneren. Maar de eerste trein komt pas na het ontbijt. Ik ben net op tijd om een foto te maken. Rond negen uur verlaat ik Nipton richting Searchlight. Daar vul ik de tank en zoek een plekje op een heuvel om een overzicht te krijgen van de plaats. Best nog een groot dorp voorzien van een motel, restaurants en tankstations. Richting Lake Mead zou bij "Cotton Cave" ook lodging moeten zijn. Ik ben die weg niet helemaal uitgereden. Ik passeer het onaantrekkelijke casinogehucht Cal Nev Ari. Na deze kleine omweg door Nevada, sla ik rechtsaf richting Goffs. De weg loopt weer langs het spoor en ik krijg weer een kans om foto’s te maken van goederentreinen! Dit is een walhalla voor treinliefhebbers. Goffs Bij Goffs zie ik allereerst een vervallen General Store naast het power house. Het pand staat te koop, maar ik geef nieuwe eigenaars weinig hoop op succes. Her en der verspreid zijn enkele woningen. Aan het aantal brievenbussen is te zien hoeveel. De hoofdattractie van Goffs is een openluchtmuseum. Helaas alleen tijdens weekenden geopend. Een mooi terrein met een fraaie verzameling aan historische materialen en het originele ‘school house’. Door bordjes als "private property" en "no tresspassing" is het bepaald niet uitnodigend. Ik moet het doen met zicht vanaf de weg en een plakkaat over de geschiedenis van Goffs Schoolhouse. Cadiz bestaat uit een farm en Roadrunners Retreat drie mijl naar het zuiden. Er blijft weinig over van deze regio. De meeste mensen racen over de interstate en zien hier niks van. Langs de weg zijn met stenen graffititeksten in het landschap gemaakt. Ik kom weer door Amboy en sla nu af richting het zuiden. Als eerst passeer ik een chloridenfabriek bij het half afgegraven Bristol Lake, een zoutmeer. Het lichtblauwe water is bijzonder fotogeniek. Jammer dat het zo hard waait. Er steekt een ‘gusty storm’ op. Verder naar het zuiden neemt het zicht sterk af. De harde wind blaast zand tegen de auto. De lucht is bruingrijzig. Op een bord langs de weg staat: "Welcome to Wondervalley." Hier wonen ook daadwerkelijk mensen. Of beter gezegd: woestijnratten. Twentynine Palms Mijn reisdoel van vandaag is Twentynine Palms. De lucht is hier weer helder, maar de wind blijft vrij stevig en fris. Ik rijd wat rond om de boel te verkennen. Her en der zijn muurschilderingen met een historische toelichting. Twentynine Palms heeft een drive- in bioscoop. Om 19:30 mag je het terrein oprijden, om 20:00 begint de film. Het is een nogal opgerekte stad. Aan ruimte geen gebrek. Aan de weg naar het noorden ontdek ik ‘combat barbers’. Daar kunnen militairen hun haar laten millimeteren. Mijn keuze valt op Motel6, omdat ze daar een laundry hebben. Mijn was draait 28 minuten en daarna 60 minuten in de droger elk voor twee keer een dollar aan quarters. Daarna ga ik eten bij 29 Palms Inn. Dit restaurant ligt in een oase aan de zuidkant van het dorp en heeft een lange geschiedenis omdat hier schaduw was en waterbronnen. De wind is nog niet gaan liggen, dus gasten kunnen niet op het terras zitten. De ruimte binnen is niet zo heel groot. Maar zonder reservering krijg ik toch nog een plekje aan de ronde bar bij een barman die nogal nichterig doet. Maar de sfeer is uitstekend. Tegenover mij geeft een moeder een baby van vijf maanden de borst. Ik bestel chicken marsala, huissalade en ananassap. Daarna vraag ik bij het meisje van de receptie of ik even mag internetten. Ik ben geen gast van de Inn, maar ze vindt het prima. [fragmenten uit e-mail] Ik zit in de 29 Palms Inn, een oase aan de rand van het stadje 29Palms, en dat ligt weer net boven Joshua Tree National Park. In het restaurant waren twee broers, jonge mannen, live aan het spelen. Erg goed, populaire liedjes maar ook een leuk liedje over een tumbleweed die van town naar town ging. Ik zit nu bij de receptie van de Inn en ben hier geen gast, maar mag toch gebruik maken van de computer. Anders zit het meisje van de receptie hier ook zo alleen ;-) Voor Yfke: ik heb al een hele verzameling ijsthee blikken van Arizona en er gingen vandaag heel wat tumbleweeds over de weg... [einde e-mail] Internet is gratis, maar omdat ik aardig wat tijd nodig heb, geef ik het meisje $3 fooi. De drive-in is intussen al begonnen. Ach, het was leuk geweest om dat eens mee te maken, maar er komt vast ooit nog wel een gelegenheid. Ik ben bovendien moe en de film lijkt me niet zo bijzonder. Zaterdag 4 april. Ik heb al een paar dagen rugpijn. Omdat ik de camera steeds uit de cameratas voor de bijrijderstoel pak, zijn spieren in mijn linkeronderrug gaan protesteren. Ik druk dat zacht uit, want de pijn is af en toe behoorlijk ondraaglijk. Maar ik wil wel graag mijn plan doorzetten en niks overslaan. Vanmorgen is de pijn het ergste totnogtoe. Ik heb mijn trainingsjackje opgevouwen als een kussentje tussen mijn rug en de autostoel. Wanneer ik gewoon rijd, dan is er niks aan de hand, maar bij het in- en uitstappen of buigen, dan voel ik een stekende pijn. Daar heb ik nog nooit eerder last van gehad. Ik doe wat inkopen bij de Rio Ranch Market centraal aan de doorgaande weg en vul de tank. Dan rijd ik Joshua Tree binnen. Dat nationale park ligt even ten zuiden van Twentynine Palms. Ik lees in een foldertje dat een Joshua Tree helemaal geen boom is, maar een grote Yucca. Geen boom omdat er geen hout in zit. Ik ben hier negen jaar geleden al geweest, maar omdat ik toch in de buurt ben probeer ik nog een plekje te bemachtigen voor de guided tour naar Key Ranch. Maar het is in deze regio hoogseizoen en er zijn geen plekken meer beschikbaar. Daarom rijd ik door het park naar het zuiden. Aan de zuidkant volgt een lange afdaling naar de I-10. Vanuit de vallei zie ik besneeuwde bergtoppen ter hoogte van Palm Springs. Bij Thousand Palms verlaat ik de interstate en kom door stadjes met veel zandkleurige laagbouw. Hier leven mensen met geld, dat zie je zo. Bij een braderie (fair) neem ik even een kijkje. Ze verkopen hier ook koosjer hotdogs. De porties popcorn zijn gigantisch. Automatisch komt de weg vervolgens uit op de 74 die de bergen in gaat. Het is een mooie scenic weg die kronkelend omhoog leidt. Andere weggebruikers houden een vrij hoog tempo aan, ik probeer dat ook. Ik kom op een hoogvlakte: "Welcome to Anza Valley (4000ft). In Anza haal ik mijn lunch uit de supermarkt. Overigens stop ik heel vaak bij tankstations om een blik AriZona ijsthee of om te zoeken naar een goede kaart van Zuid-Californië. Die blikken hebben ze niet allemaal in het assortiment. Soms hebben ze alleen flesjes. En de kaarten vallen vooralsnog ook erg tegen. Julian Bij Warm Springs is een vliegveldje en een golfclub (3000ft). Om 14:40 ben ik in Julian. Tot mijn verbazing is daar een Rabobank. Ik bestel thee in de historische Miners Diner. Dit is een hartstikke leuk restaurantje met klassieke maaltijden, shakes en leuk personeel. Naast mij zitten twee mollige meiden die net als ik ook een foto maken van wat ze op de bar hebben staan: een royale schaal met roomijs. "Zal ik een foto maken met jou erbij?", vraag ik. "Nee!", zegt degene die het dichtst bij mij zit lachend, "Dan ziet iedereen hoe ik zo word zoals ik ben". Op een binnenplaatsje ontdek ik Cowgirl Cafe. Wanneer het etenstijd was geweest, dan zou dat denk ik mijn keuze geweest zijn. Anza Borrego Desert State Park Na ongeveer een uur rijd ik verder naar het oosten. Ik kom vanaf het zuiden in Borrego Springs. Eerst passeer ik het resort waar ik een kamer heb gereserveerd. Ik rijd door naar het visitor center van Anza Borrego Desert State Park. Dit park is vernoemd naar de Spaanse ontdekkingsreiziger Juan Bautista de Anza en het Spaanse woord borrego, groothoorn schaap (bighorn sheep klinkt leuker). Het visitor center zou om vijf uur wel eens kunnen sluiten. Het gebouw ligt onder een heuvel in een cactustuin. Ze hebben geen informatie waar ik om zocht, dus na een korte wandeling door de tuin met cactussen en agave ga ik inchecken bij Stanlunds Resort Inn and Suites. De vriendelijke vrouw bij de receptie geeft me een duurdere kamer voor de zelfde prijs in plaats van de kamer met twee bedden waar ik voor op de lijst stond. Die kamer raakt ze sneller kwijt, zegt ze. Nu heb ik een kamer met een keukentje, al heb ik dat niet nodig. Ik pauzeer even en neem een duik in het prachtige zwembad tussen de palmen. Je hebt hier geen eenvoudige motels, tot die conclusie kwam ik na een onderzoekje op internet. Dit was de enige met een kamer van net onder $100. Omdat het in deze regio hoogseizoen is en ik er in een weekend ben, heb ik uit voorzorg gereserveerd. Daarna rijd ik richting het oosten naar Fonts Point. Om daar te komen moet ik een stuk door een wash met mul zand afleggen. Voor mij rijdt een Volvo XC. Die auto doet het verrassend goed in dit terrein. Ik geef de bestuurder een compliment wanneer we bij het eindpunt komen. Ik zeg dat ik zelf een Volvo heb. Hij heeft nog niet eerder over dit soort ‘wegen’ gereden. Zijn metgezellen zijn een man en vrouw van zijn leeftijd. Ze doen me aan Jules, Jim en Catherine denken. Langs de rim van Fonts Point zitten mensen te picknicken. Ik kan niet anders concluderen dat dit een prachtige plek is. De badlands zijn niet zo kleurrijk als bij Zabriskie Point, maar de sfeer is wel een beetje vergelijkbaar. Tegen zonsondergang rijd ik terug naar de grote rotonde in Borrego Springs. Even voorbij die rotonde zit aan de rechterkant Carlee’s Bar & Grill. Het meisje dat de zitplekken toewijst is een schoonheid. Ik ga aan de bar zitten en bestel caesar chicken salad en Pepsi en krijg een zeer royale salade voorgeschoteld. In de hoek van het restaurant is karaoke voor jong en oud, vals en zuiver. Eén van de mannen naast mij is geïnteresseerd in mijn reis. Hij stelt veel vragen. Hij zegt zelf dat hij een beetje tipsy is, maar dat had ik al gemerkt. Zondag 5 april. In de kamer naast de receptie is continental breakfast. Na het ontbijt ga ik even internetten bij de receptie. Dat is er gisteren niet meer van gekomen. Ik neem vanmorgen een route nog verder naar het zuiden, richting Mexico. De weg komt door een steeds mooier wordende omgeving. Ik zie veel ocotillo cactusstruiken. Bij Carrizo Badlands overlook stop ik even voor het mooi uitzicht naar het oosten. De weg eindigt in Ocotillo. Daar neem ik in plaats van de interstate, de S80 naar het oosten. Deze weg loopt parallel aan de I-8 en vertoont af en toe wat zwakke plekken (gaten in het wegdek). Links van de weg is het Plaster City recreatiegebied voor liefhebbers van duinraces. In El Centro gooi ik de tank vol. Dit is zo’n stadje met een stratenplan in de vorm van een schaakbord, enkele motels en restaurants. Ik sla hier af richting het noorden. Aan de zuidkant van Brawley zit een grote, nieuwe Wal-Mart. Ik parkeer bij een tankstation om de kaart te besturen wanneer mijn oog valt op een witte bus die links van me staat, van oorsprong is het volgens mij zo’n gele schoolbus. Op de zijkant zit een metalen plaatje met de tekst: "Hoekstra, Grand Rapids, MI". Ik loop naar de eigenaar met een Mexicaans uiterlijk en zeg dat ik een Hoekstra ben. Uiteraard maak ik snel een foto. De chauffeur kijkt wat verwonderd. Hij zal me wel gek verklaren. In grotere letters staat op de zijkant dat het een "farm labor vehicle" is. Salton Sea Even later haal ik de bus in wanneer ik verder rijd richting Salton Sea. De weg loopt vrij ver van het meer. Zoals ieder voertuig moet ik stoppen bij een border control, terwijl ik nu al niet zo dicht meer bij de grens met Mexico ben. Ik weet zo ongeveer wat ik kan verwachten, dus pak alvast mijn paspoort. Ze vragen dan of je US citizen bent, waar je vandaan komt, waar naar toe, en met een visum hoe lang je van plan bent te blijven. Het gaat ze toch alleen om illegalen en mijn visa waiver is in orde. Bij Salton Sea City verlaat ik de weg en neem een kijkje bij het water via de Marina Drive. Er is hier ook een motel (Sea & Sun Motel). Vast goedkoper dan de lodging in Borrego Springs (en dat ligt hier hemelsbreed niet ver vandaan). In de jaren ’50 zijn rond het meer recreatieplaatsen ontwikkeld, maar door de toename van het zoutgehalte in dit al vervuilde binnenmeer, werd die ontwikkeling stopgezet. In 1976 is Bombay Beach - aan de overkant - door een overstroming onder water gelopen. Vandaar de soms wat vervallen uitstraling. Maar Salton Sea lijkt weer een toekomst te hebben. Voor $99.000 heb je al een nieuw huis. De zuid- en noordpunt van het meer zien er zeer groen uit. Ik rijd noordelijk om het meer naar Bombay Beach. Net als aan de andere kant van het meer zitten er flinke ‘dips’ in de weg. Een beetje zoals wij in de Flevopolder hebben, maar dan nog dieper. Salvation Mountain Bij Niland sla ik linksaf. Ik zie geen borden, maar volgens de routebeschrijving die ik bij me heb, kom ik zo bij Salvation Mountain van Leonard Knight. Dan toch een bord. "Slab City, The last free place, you’re almost there." Naast de gekleurde heuvel staan een aantal voertuigen - van scooter tot vrachtwagen - in gelijksoortige kleuren, ook voorzien van Bijbelteksten. "Jesus I’m a sinner please come upon my body and into my soul spirit and mind." Op het terrein staat een aardige voorraad verf. Bezoekers worden aangemoedigd om verf te brengen. Imperial Sand Dunes Dan kom ik zuidelijk door een vlak gebied met veel land- en tuinbouw. Meer naar het westen loopt de route door hoge duinen, de zogenaamde Imperial Sand Dunes. Dit is het walhalla van duinracers. Je hebt wel een vergunning nodig. Ik rijd naar een informatiebord. Wanneer ik stop, voel ik dat de voorkant van de auto een eind wegzakt. Wanneer ik verder wil rijden, graaf ik de wielen alleen maar dieper in. Oei! Het zweet breekt uit. Ik kijk om me heen en zet de bak in de achteruit. Mijn opluchting is groot wanneer de auto in beweging komt. Nu was er vast wel iemand geweest om mij los te trekken, maar het ziet er wat amateuristisch uit. Zo zie je maar weer dat rijden in duinen een verhaal apart is. Maar ik ben een ervaring rijker. Zo kun je het ook bekijken. Na de duinen volgt weer een border control, zoals gebruikelijk bij wegen die naar het noorden leiden. De weg golft tussen de donkerbruine Chocolate Mountains. Even later rijd ik langs de Colorado River. Er zijn ook kanalen en het landschap is weer eindeloos vlak, en dus het terrein van boeren. De weg loopt via een aantal rechts-links-bochten naar de I-10. Blythe Niet ver na het oprijden van de Interstate verlaat ik die al weer, want ik ben in Blythe. Niet moeders mooiste, maar voor vandaag mijn eindstation. Ik neem een kamer in Motel6 met uitzicht op het zwembad. Voor ik een pizza haal, kan ik nog even een verfrissende duik nemen. Bij Pizzahut heb ik over het algemeen geen goede ervaringen en dit keer is wel het dieptepunt. Het duurt veel te lang voor iemand de bestelling opneemt en de muziek staat te hard. Zonder te eten verlaat ik Pizzahut. Een jonge vent bij de balie probeert me nog om te praten, maar ik zeg: "Sorry, but it takes too long." Ik ga naar concurrent Domino’s. Daar kun je niet binnenzitten, maar ik heb in ieder geval binnen een paar minuten een smakelijke meeneempizza. Maandag 6 april. Rond acht uur sta ik bij een tankstation om te bellen met Djoser, rekening houdend met acht uur tijdsverschil. De reizen naar China van 15 en 25 mei hebben beide nog drie boekingen nodig om door te gaan. Bij die laatste zit een week Tibet. Ik zeg dat ik bij de eerstvolgende gelegenheid één van die twee ga boeken. Quartzsite, The Last Camp of Hi Jolly Kort daarop ben ik in Arizona. In Quartzsite gooi ik de tank vol. Quartzsite ken ik dankzij Boudewijn Büch. Deze plaats is domein van ‘snow birds’. Dat zijn gepensioneerden uit noordelijke staten en Canada die hier overwinteren. Normaal zo’n 1500 inwoners, maar nu behoorlijk overbevolkt. Het is overigens absoluut geen mooie plaats, maar wat zon en warmte betreft geef ik die mensen groot gelijk! Naast alle trailerparken ontdek ik ook een Super8 en Stagecoach Motel. Ik zag Büch jaren geleden op televisie hier in een reportage bij een kameelmonument. Dat monument was voor Hi Jolly (Hadji Ali), hoofd kamelendrijver, ingehuurd voor een experiment van het leger. Maar de kamelen uit Noord-Afrika waren niet compatible met de ezels en de komst van een spoorweg naar het westen sloot het hoofdstuk van de kamelen. Hi Jolly bleef hier tot zijn dood in 1902. Deze geschiedenis doet me denken aan de kamelen die van Afghanistan naar Australië zijn geëxporteerd. Het vervelende is dat ik het monument niet snel kan vinden. Aan de noordkant van het centrum zie ik een visitor center (tevens chamber of commerce). Daar helpt een vriendelijke oudere vrouw mij met mijn zoektocht. Er liggen folders in haar kantoortje van Vancouver, Canada. "Dat nemen de ‘snow birds’ mee", zegt ze. "Zij nemen onze folder naar hun regio, en andersom." Het monument ligt naast de begraafplaats. Ik lees de tekst aandachtig en sta nog even stil bij mijn enthousiaste en aanstekelijke held Büch. Zonder hem was ik hier nooit geweest. De meest indrukwekkende tekst staat op een houten kameeltje op de grond voor het monument: Mr. Jolly, May the moon be bright and the girls be pretty. Stella. Elk jaar in mei houden ze in Quartzsite een "Camelmania". Naast de nodige artefacten en memorabilia is er hier dan een kamelenparade en kamelenrace. Niet ongewoon in Amerika, want ik heb ergens gelezen dat in Reno, Nevada, jaarlijks ook een kamelenrace is. Daarna volgt een zeldzaam saai stuk Interstate naar het oosten. Tijd voor de cruise control. Bij Palo Verde is een nuclear generation station. Ik neem de afslag naar Gila Bend. De 85 naar het zuiden loopt langs Lewis Prison. De sterkste radiozender is Spaanstalig. In Gila Bend doe ik lunchinkopen. Er zijn ook een paar motels in dit plaatsje. Om de droogte te lijf te gaan, zijn kanalen aangelegd. Dat zag ik ook al bij Salton Sea. Bij een informatiebord van de Goldwater Range eet ik mijn broodjes. De weg loopt door "27 million acres" militair terrein, met afdelingen voor de marine, lucht- en landmacht. Even verderop is een border control, die ook nu weer alleen voor het verkeer richting het noorden geldt. Ik zie een groepje opvallende stille gevechtsvliegtuigen oefenrondjes maken. Ajo Om 13:15 ben ik in Ajo. Eerst verken ik het stadje. Het is een leuke plaats met een Mexicaanse uitstraling met witte kerkjes. En allemaal verzekeringsbedrijfjes die adverteren met "Mexican Insurance". Kennelijk is dat lucratief. De witte kerk in het centrum is zeer fotogeniek. Rond 14:00 vind ik het tijd om een motel te zoeken. Bij Siesta Motel krijg ik een leuke ‘cabin’ met een klein keukentje. De prijs valt reuze mee. Na een siësta, met thee en zoute chips, rijd ik om drie uur richting het zuiden. Niet zonder eerst nog wat inkopen te doen bij Olsen’s. Dat is een meer dan uitstekende supermarkt. Naar Organ Pipe National Monument is nog een aardig eindje rijden. Ik ben bijna een uur onderweg. Het landschap staat vol met enorme cactussen. Het park ligt tegen de Mexicaanse grens. Organ Pipe National Monument Ik neem eerst een kijkje bij het visitor center. Daar krijg ik op het vertonen van mijn parkpas een parkfolder met een plattegrondje Die had ik al in PDF-formaat van internet geplukt, maar dat terzijde. Aan de overkant van de weg, die naar Mexico leidt, begint de Ajo Mountain Loop van 21 mijl. Dit is een dirt road door het mooie park met een grote variatie aan planten. De weg is deels geasfalteerd, maar ik zou ‘m niet met een normale auto rijden, want er zitten slechte stukken tussen ("rough road"). De route loopt om een berg en door mooie cactusnatuur, met meer dan alleen orgelpijp cactussen. De organ pipe cactus is uniek in deze regio (en het aangrenzende deel in Mexico). Deze cactussoort bloeit alleen ‘s nachts. Na ruim een uur met vele fotostops heb ik de ‘loop’ gedaan. Nog net op tijd om van het zonlicht te profiteren. In Ajo eet ik bij Marcela’s Cafe & Bakery: BBQ chicken en potato salad met Dr.Pepper voor nog geen $10. Een beetje primitief, maar het smaakt goed. Dinsdag 7 april. Boven het stadje ontdek ik een open mijn. Zo’n enorm gat in de heuvel ontstaan door afgravingen. Daar is ook een museum, dagelijks geopend van 12:00 - 16:00, maar daar wacht ik niet op. Ik vul de tank in Why. Een vreemde naam voor een plaats. En wat dacht je van de "Why not Travel Store"? In die general store koop ik cactussnoepjes. Binnen hangen foto’s van een groep mannen die weekends naar Mexico gaat om huisjes te bouwen voor de arme bevolking in Rocky Point. Even ten oosten van Why zit een casino met restaurant en een tankstation waar de brandstof nog 10 cent goedkoper is. Onderweg zie ik nog veel orgelpijp cactussen. Soms zelfs meer dan in het park. Kitt Peak De gehuchtjes waar ik door kom, stellen weinig voor. Toch heeft het grootste dorp een mooie school voor Natives (Indian Oasis Intermediate School). Bij een gebergte aan de zuidkant van de weg, sla ik rechtsaf. Kitt Peak is te bereiken via een weg die twaalf mijl bergop loopt. Daar staan ruim twintig telescopen, in beheer bij een consortium van universiteiten. Het is een populaire klim voor wielrenners. In de souvenirshop haal ik thee. Tucson Even verderop sta ik weer voor een border control. In Tucson zelf is de brandstof goedkoop ($1,79 voor een gallon). Arizona staat bekend om lage brandstofprijzen. Net als vorig jaar ga ik naar de Mission San Xavier del Bac. Nu staat hij niet in de steigers! Ik stuur een sms naar Yfke. Ze vraagt of ik weer een kaarsje aansteek. Dat doe ik. Ik check in bij het Lazy 8 Motel. Die adverteert met de tekst het beste budgetmotel te zijn, en dat is inclusief ontbijt. Maar er is geen koelkast op de kamer en het gebouw ligt naast de snelweg. Gelukkig krijg ik een kamer achteraan, die goed geïsoleerd is. Het centrum van Tucson is nog onbekend terrein voor mij. Ik parkeer de auto in de buurt van het historische Congress Hotel. Her en der zijn muurschilderingen. Enkele studenten lopen met camera’s op straat. Ze hebben een opdracht meegekregen. Ik laat foto’s zien die ik heb gemaakt. Ze zijn jaloers op mijn breedhoeklens. Bij het visitor center neus ik even rond, maar vind niks bijzonders. Aan de overkant van de straat is net een groepje feestvierders gearriveerd voor een bruiloft. Bij het busstation staan veel chagrijnige mensen. Zo kom ik van een vrolijk tafereel in de dagelijkse werkelijkheid. Saguaro West Mijn volgende doel is een zonsondergang meemaken in Saguaro National Park. Vorig jaar werkte de bewolking tegen. Nu ziet het er goed uit. Het is geen eenvoudige opgave om een mooi plekje in het park te vinden voor foto’s van de zonsondergang, maar ik ben gelukkig op tijd. Naast mijn motel zit het Silver Saddle Steakhouse. Maar ik had al besloten om net als vorig jaar te gaan eten bij Waffle House. Ik ben dol op wafels. Er zijn weinig klanten. Het personeel zit zelf ook te eten en is druk aan het praten. Ze willen van alles van mij weten. De oudste van de dames heeft een overzicht waarop staat dat ze vandaag nog lang niet het aantal gebruikelijk klanten hebben bereikt. Het meisje dat mij bedient, heeft mooie bruine ogen en prachtig gekleurde vingernagels. Bij het afrekenen van mijn double waffle vraag ik of ik daar een foto van mag maken. Dat mag. Jammer dat ik het niet aandurf om van haar een portretfoto te maken. Woensdag 8 april. Het ontbijt is redelijk, je mag ook een burrito in de magnetron opwarmen. Om 8:00 ben ik al onderweg. Het is half bewolkt. Ik rijd naar het noorden. Op de 79 krijg ik steeds meer zon te zien. In het historic district van Florence haal ik geld uit de muur en doe wat boodschapjes in de supermarkt. Florence is een buitengewoon rustig stadje. Apache Trail In Apache Junction vul ik de tank en sla rechtsaf op de AZ88 om de Apache Trail te rijden. Rechts van de weg passeer ik het Lost Dutchman museum. Links van de weg ligt het commerciële spookstadje Goldfield. Meer pretpark dat ghost town, dus dat sla ik over. De Apache Trail is deels onverhard en loopt door een mooi berggebied. Ik passeer enkele mooie recreatieplekjes, zoals een ‘marina’ bij Canyon Lake. De bergen zijn een mengeling van geel en groen. In Tortilla Flat kan ik het niet laten om te gaan eten in de Superstition Saloon. Op de barkrukken zijn zadels gemonteerd. Aan de muur hangen allemaal dollarbiljetten met namen van de schenkers. De sfeer is heel gemoedelijk. Er zitten een paar one lane bridges in de route. Het wegoppervlak van de dirt road is in een goede conditie. Er zit eigenlijk maar één lastig stuk in en dat is een lange afdaling die eindigt bij een brug over Fish Creek. De weg loopt langs Apache Lake en eindigt bij de Roosevelt Dam. Aan de andere kant van de dam liggen in het Theodore Roosevelt Lake ook weer bootjes. Dit moet een geweldig mooie plek zijn voor mensen die in die de gruwelstad Phoenix wonen. Globe Net voor Globe is pas weer enige industrie. Fry’s is een mooie winkel met een ruim assortiment, ik haal er onder andere verse broodjes. Globe is een oud mijnstadje met een aardig historisch centrum. Rond 1900 geëxpandeerd door de vondst van zilver, maar die mijnen waren snel uitgeput. De redding voor Globe kwam door de vondst van koper. De winkels hebben een ouderwetse uitstraling. Er is ook een Safeway in Globe. De ruime kamer van Motel6 heeft wel een magnetron maar geen koelkast. Door het oude deel van Globe rijden is soms net als in San Francisco. De straten liggen namelijk tegen heuvels. Mijn avondeten haal ik bij China Taste Buffet ($10,25 inclusief drinken). Dat is de beste chinees totnogtoe. Iets te laat ontdek ik het Apache drive-in theatre (uitzoeken op internet). Donderdag 9 april. Weg 77 is uitstekend en komt door een mooi berglandschap. Een bord geeft aan dat ik me weer in het San Carlos Apachereservaat bevind. Bij Salton River Canyon daalt de weg om over de River te gaan, daarna loopt hij weer op. Na de splitsing met de 73/75 kom ik door een gebied met vooral bos. In Show Low is een Big K Mart en Safeway. Zo te zien zijn er een drietal budget motels. In het gebouw van de tourist info kan ik even internetten. Ik ben er nog niet over uit welke reis naar China ik ga boeken. Aan de plekken waar nog sneeuw ligt kan ik zien dat ik hier behoorlijk hoog zit. Toch is het landschap niet meer zo bergachtig als het eerste deel vanaf Globe. Langs de wegen staan borden met "don’t drink and drive." Arizona lijkt netter dan California. In California zijn meer autowrakken. Petrified Forest National Park Bij de ingang van Petrified Forest National Park is het tijd voor mijn lunch. Aan beide kanten van de weg staan gebouwen die beheerd worden door natives. Die willen wat aan de toeristen verdienen. Ze hebben vooral mineraalgesteente in de verkoop. Het is verboden om stenen uit het park mee te nemen, maar waar zouden ze deze allemaal vandaan hebben gehaald? De gebouwen zien er net uit, er is ook een museum. Maar op het parkeerterrein staan twee oude auto’s met lekke banden. Slordig dat ze die niet weghalen. Even verderop komt de entree van het park. De park ranger geeft wat adviezen, maar ik heb van tevoren al uitgezocht wat ik wil zien. Het is koeler dan gisteren. De auto geeft vanmorgen temperaturen tussen 16 en 18 graden. Ik stop bij uitkijkpunten die langs de weg liggen en doe de Blue Mesa Trail. Dit is een mooie wandeling die afdaalt tussen badlands in een painted desert landschap. De rugpijn is na Borrego Springs langzaam afgenomen, maar ik ben nog steeds niet helemaal in orde. Langs het pad liggen versteende boomresten, petrified forest. Behoorlijk fotogenieke. Aan de noordkant van de Interstate is meer Painted Desert. Maar dat is nogal ver van de weg en lastig vast te leggen op een foto. Bij de uitgang staat een leuk blond meisje. Ze is park ranger. "How was your visit? No collecting?" Ze heeft het recht om de auto te onderzoeken, om te zien of ik stukken versteend hout of dergelijke heb meegenomen. Haar glimlach en toon van vraagstelling is bijzonder zachtaardig. Bij de entree werd een briefje uitgedeeld met daarop aangegeven dat je bij het verzamelen van beschermde ‘objecten’ een boete van minimaal $325 riskeert: "Don’t make a costly mistake." Langs de vrij saaie en kale interstate zijn enkele schreeuwerige verkoophallen, met reclameborden als: "Knife city outlet and swords" en "Self offense products". Is het soms de bedoeling dat je eventuele vijanden met zwaarden te lijf gaat? Bij Geronimo is de grootste versteende boom. Buiten het park dus. "See for free", maar wel weer met een complete uistalling van goed bedoelde rotzooi. Winslow Ik passeer de cholla powerplant. In Winslow vul ik de tank. In het centrum staat het beeld van de lifter "standing in the corner" waar het lied "Take it Easy" van The Eagles naar refereert. Bij het beeld is op een mural de dame in een rode Ford te zien. Ik concludeer dat je daar waarschijnlijk alleen ‘s ochtends goed een foto van kunt maken. Het centrum zou een armoedige en onprettige uitstraling hebben (dat heb ik ergens gelezen), maar zo te zien zijn ze bezig met een grote opknapbeurt. Braakliggende terreinen verraden afbraak van slooppanden. Wat er nog staat is niet lelijk: "10.000 nice people welcome you to Winslow, snake dance country." Het mooiste gebouw in Winslow is het historische spoorweghotel La Posada uit 1930. Dat is één van de laatste nog bewaard gebleven hotels uit de periode van de Harvey House hotels langs de Santa Fe Rail Road ("bringing civilization to the west"). Daar neem ik uiteraard een kijkje. In een folder lees ik dat het gebouw vanaf 1958 veertig jaar gesloten is geweest en door liefhebbers tot in de details is gerestaureerd. Wanneer ik met Yfke - of een andere dame - was geweest, dan had ik hier zeker willen overnachten. Alles ziet er bijzonder fotogeniek uit. Keerzijde is dat naast de drukke spoorlijn van BSNF ligt, die Chicago met LA verbindt. De kamers zijn vanaf $99. Maar ik heb nu een kamer in Motel6. Uit voorzorg gereserveerd omdat het Hemelvaart is. Maar ik krijg niet de indruk dat er veel mensen onderweg zijn. Langs Route 66, die dwars door het centrum loop, zitten nog Winslow Inn en Motel 10, tegenover La Posada zit het Western Motel. De eerste twee zien er op zich net uit. Motel6 zit in de buurt van de interstate, met daarnaast tegenover elkaar winkels van Safeway en Bashas. Bij die laatste doe ik inkopen. Rond 17:00 ben ik op mijn kamer. Het is een zeer ruime kamer, dat ben ik niet gewend van deze keten. Misschien hebben ze het gebouw overgenomen van een andere keten. Little Painted Desert Na een theepauze is het tijd om naar Little Painted Desert te rijden. Dit parkje ligt ten noordoosten van Winslow. Ik ben er ongeveer een uur voor zonsondergang. De laagstaande zon schijnt mooi op de gekleurde rim. Langs de rimdrive (die verderop is afgesloten), staan enkele overdekte picknickbanken. Fototip: door ongeveer tien meter in de canyon af te dalen, komt er minder schaduw in beeld. Terwijl de zon ondergaat, geniet ik van twee "pan de huevos" met een zoet rozig laagje. Dat is mijn avondeten. In het motel neem ik een bad. Vrijdag 10 april. De weg naar het noorden loopt door een landschap van dor geelgroen gras met donkergrijze tafelbergen, vergelijkbaar met de rode variant in Monument Valley. De gehuchtjes langs de weg zien er niet uitnodigend uit, toch staan er bodjes met "Welcome to ...". Bij een inrit naar één van die gehuchten zie ik iets langs de weg liggen. Het is een tijdschrift met allemaal blote dames. Tja, nu ik het in mijn handen heb, durf ik dat ook niet zo maar weg te gooien. En er is nergens een vuilnisbak in de buurt. Bij de splitsing met de 264 sla ik rechtsaf. Ik kom door het dorp Second Mesa, en even verderop First Mesa. Alleen de eerst genoemde staat op de meeste kaarten vermeld, maar nu ik beide heb gezien, heb ik ook de verklaring voor de naam. In Second Mesa is een cultureel centrum van de Hopi. Toch lijkt het hier allemaal nog steeds niet uitnodigend. Helemaal wanneer je je realiseert dat je geen foto’s en aantekeningen mag maken in een Hopi-reservaat. En dat is juist wat ik graag doe. Canyon de Chelly National Monument In de velden langs de weg lopen veel paarden. Van die bonte paarden die zo bij indianen lijken te horen. Ik rijd door naar Chinle. Het is mij een raadsel waarom hier geen budget motels zijn. Misschien houden Best Western en Holiday Inn dat tegen. Samen met de Thunderbird Lodge zijn ze de enige keuze in Chinle. Ik neem eerst een kijkje bij het visitor center van Canyon de Chelly. Naast het gebouw staat een replica van een hogan, dat is een achthoekige woning volgens de traditionele bouwstijl van indianen. Omdat ik wil profiteren van de zon, ga ik snel verder het park in. Canyon de Chelly is een canyon van rood zandsteen waarin ruïnes van indianennederzettingen zijn gevonden. De canyon is heilige grond voor de Navajo indianen en ze wonen hier ook. Het is niet toegestaan om zonder gids in de canyon te komen. De trail naar White House is daarop een uitzondering. Eerst rijd ik langs de zuidrim. Achtereenvolgens stop ik bij: 1. Tunnel Canyon Overlook 2. Tsegi Overlook 3. Junction Overlook 4. White House Overlook 5. Sliding House Overlook 6. Spider Rock Overlook Op de laatste overlook na, staan op elk parkeerterreintje Navajo verkopers. Gewoon met hun personenauto en soms de spulletjes bescheiden op een kleedje uitgestald. Eén van de jongere mannen gaat met een gegraveerde platte steen in zijn hand naast me staan. Hij legt monotoon uit wat de symbolen allemaal betekenen. Ik heb geen interesse in de steen, maar geef hem toch $2 voor zijn verhaal. Bij Spider Rock Overlook houd ik mijn lunchpauze. De 244 meter hoge rots staat opvallend eenzaam gesitueerd in de Canyon. Volgens een legende is dit de verblijfplaats van de Spider Woman die de natives het weven heeft geleerd. Dan rijd ik terug naar het parkeerterrein van de White House trail. Die wandeling wil ik graag doen, want die staat hoog aangeschreven. Vanaf de rim daalt een pad door een tunneltje, zigzaggende verder naar de bodem van de Canyon. Onderweg zit nog een tunnel in het zandsteen. Op de bodem van de canyon staat een bordje dat je geen foto’s mag maken van de directe omgeving. Het is private property. Maar ik zie geen kip. Wel kom ik af en toe andere wandelaars tegen. Ik kom via een brug over de Chinle Wash aan de andere kant van de canyon bij een rij bomen waar native verkopers onder zitten. Er staat ook een open bus die een tour doet vanaf de Thunderbird Lodge. Na ruim een half uur ben ik bij de ruïnes van White House. In een kloof tegen de canyon wand zitten zogenaamde cliff dwellings (rotswoningen). Ze zijn gebouwd door Anasazi indianen. Een bijzonder mooi gezicht en een hoogtepunt van de reis. Na een sanitaire stop, begin ik aan de terugweg. Dat neemt een kwartiertje langer en onderweg pauzeer ik af en toe - om weer op adem te komen. Na anderhalf uur ben ik terug bij de auto. Op het parkeerterrein staat een bruine Ford Transit camper uit Duitsland. Bij Kitt Peak had ik al een Oostenrijkse camper gezien. Zo heel af en toe zijn er dus mensen uit Europa die hun eigen huisjes op wielen mee hebben. Waarschijnlijk voor meerdere maanden, anders zou het niet rendabel zijn. Ik neem een kijkje in de Bashas supermarkt van het Tseyí Shopping Center aan de noordkant van Chinle. Dit soort plekken zijn ideaal om ‘indiaantjes te kijken’. Ze gedragen zich overigens net als andere Amerikanen en zijn over het algemeen vrij zwaarlijvig. Ik vind ze ook traag voortbewegen. En veel van de vrouwen hebben wel buiken maar geen heupen. Ik heb nog tijd over voor een verkenningstocht naar een arch (rotsboog) bij Many Farms. Dit dorpje ligt even ten noorden van Chinle. Daar sla ik af naar het westen. Na 4,8 mijl is rechts een pad. Daar houd ik vervolgens rechts aan. Vorig jaar ben ik hier met Yfke geweest, maar toen konden we de arch niet vinden omdat we - zoals ik nu concludeer - niet ver genoeg zijn gereden. Yfke durfde niet verder omdat er flinke gaten in het pad zaten en er een kadaver van een koe lag. Luguber dus. Maar de Ford komt daar goed door. De arch zit vrij hoog in de rotswand. Voor de wand is een hoge zandduin. Bovenop die duin gekomen, is het onmogelijk om zonder veel gevaar in de arch te kruipen. Nu was dat ook niet echt nodig, want het gaat om een foto en daar moet ik toch weer een stukje voor achteruit. Jammer dat de zon nu net aan de andere kant staat. Ik kan beter morgen nog een keer terugkomen. Voor de zekerheid maak ik alvast enkele foto’s. Ik heb een kamer gereserveerd bij Best Western. Normaal vind ik die keten te duur, maar in Chinle is het de goedkoopste optie. Met lodger’s tax, state tax en Navajo tax, iets meer dan $100. Op het parkeerterrein van het motel zit het Junction Restaurant. Een pluspunt van Best Western is dat ze naast de deur meestal een goed restaurant hebben. Ik neem plaats aan de bar. Dat doe ik vaker omdat alleen aan een tafeltje een beetje een ongemakkelijk - eenzaam - gevoel geeft. Op deze mooie plek heb ik zicht op het handelen van het personeel. Via een groot doorgeefluik kan ik de keuken kijken. De maaltijden zien er uitstekend uit. Ik bestel 'Sheepherder Navajo Fry Bread'. Salade met gefrituurd brood, bijna een soort gevouwen pannenkoek, met daarin reepjes vlees. Het personeel heeft lol en er heerst een prettige sfeer. Er komt een zwerverachtig figuur naast me zitten. Een man van ongeveer zestig jaar, maar toch een energieke uitstraling. Hij bestelt zoute chips en tomaat. Dat staat niet op het menu, maar hij krijgt het toch. In plaats van te eten, begint de zonderling tegen mij te praten en hij houdt maar niet op. Zijn verhalen gaan van de hak op de tak. Het is John. Hij is vietnamveteraan. Ik vertel dat ik in Vietnam ben geweest en ben enthousiast over het land. Maar het is niet zijn onderwerp. John vertelt over zijn vrouw, Laura, een native die in de buurt van Page woont. Hij wil weten waar ik nog allemaal heenga en geeft diverse tips, waar ik weinig aan heb, want ik heb al vrij concrete plannen. Ik hoef maar een halve zin te geven of hij ratelt weer verder. Wanneer ik besluit om naar mijn kamer te gaan, haalt hij snel een briefje bij de kassa en maakt enkele notities voor mij. Ik moet een foto van hem maken. Hij blijft aan een tafel zitten met het briefje en zet een maffe grijs op zijn gezicht. Die foto moet ik naar Laura sturen. [naschrift: Dat heb ik ook gedaan, zonder een reactie te ontvangen. Ik heb zo het vermoeden dat ze bewust bij hem weg is gegaan...]  Zaterdag 11 april. Op het parkeerterrein bij Bashas komt een indiaan van ongeveer twintig jaar naast mijn auto staan. Hij schooit om wat ‘change’, zodat hij kan ontbijten. Hij ziet er bepaald niet hongerig uit. Toch geef ik hem twee dollars. Hij is snel tevreden. De auto was nat toen ik vanmorgen uit mijn kamer kwam en het is bewolkt en een flink stuk koeler ten opzichte van gisteren. Toch lijkt de lucht steeds blauwer te worden. Naast een nieuwe voorraad water koop ik ook een exemplaar van het veteranenblad Vietnam. Ik verlaat Chinle en ga richting het zuiden. Langs de weg staat een groot bord met een native meisje met reclame voor een universiteit. Volgens mij met als doel de Navajo jeugd een mooi toekomstplaatje voor te schotelen. In Ganado vul ik de tank. Het is slechts 3 graden en er ligt een beetje verse sneeuw langs de weg. Een bordje geeft aan dat ik hier op 7000ft zit. Even later is het zelfs rond het vriespunt. Ik passeer Window Rock. Het verkeer neemt toe. "Welcome to New Mexico". Langs de weg verkopen ze "hot tamales". Bij Gallup kom ik op de interstate. Ik ga naar het oosten. Bij Grants verlaat ik de weg en doe wat inkopen bij de Wal-Mart. Het is hier warmer. Ik ontdek Asian Super Buffet. Grants heeft ook enkele zeer betaalbare motels, en is een goede optie voor een volgende keer om te overnachten. Aan de zuidkant van de interstate zit een groot visitor center voor Noordwest New Mexico. In het landschap liggen zwarte lavastenen. Met een paar folders als buit reis ik verder naar het oosten. Bij exit 96 verlaat ik de interstate weer, op weg naar Acoma, ook wel bekend als Sky City. Helaas is het pueblodorp gesloten. Ik probeer wel verder te rijden, maar een aardige politie-indiaan blokkeert de weg met een politiewagen waarvan de zwaailichten aan zijn. Hij adviseert om buiten de weekends nog een keer terug te komen. Dat zal deze reis niet meer het geval zijn. Het Sky City Casino, even verderop bij de oostelijke afrit, is wel open. Maar daar heb ik niks te zoeken. Ik lees in een folder dat de indianen hebben ontdekt dat je met casino’s ook veel kunt verdienen. Laguna De volgende stop is bij Laguna. Daar is een pueblo en missiekerkje. In het pueblodorpje mogen geen foto’s worden gemaakt, maar van de missiekerk wel (alleen de buitenkant). Omdat er net enkele bezoekers zijn, houd ik me een beetje op de achtergrond. Het kerkje is prachtig. Achter het kerkje zit een mooie kleine alkoof. Albuquerque Dan volgt er een lange afdaling naar Albuquerque. Ik verlaat de interstate die een beetje onder de stad langs loopt en kom automatisch op de weg die bij mijn motel komt: Monterey Non- Smokers Motel. Sommige andere motels zijn dichtgespijkerd. Niet alle ondernemers hebben het einde van de hoogtijdagen van Route66 overleefd. Ik vermoed dat de snelle interstates daar mede debet aan zijn. Om 15:15 check ik in. De eigenaar is een Pool. Hij heeft eerst twintig jaar met zijn vrouw in Chicago gewoond. En daarna dit motel gekocht. Het klimaat in Albuquerque is volgens hem veel beter. De zon schijnt hier in iedere geval veel en je hebt hier vier seizoenen. Ik neem een kijkje bij Old Plaza in het centrum. Dat is in adobe stijl gebouwd. Alles in een bruin kleurtje. Er zijn vrij veel winkeltjes en restaurantjes en natuurlijk de San Felipe Nero kerk. Er valt een bui en het is niet zo druk. In het visitor center vraag ik of ze een adres hebben van een internetcafé. Dan moet ik naar FedEx Kinko’s. Die zit een eind verderop aan Central Avenue. Net als vorig jaar ga ik eten bij 66 Diner. Ik bestel ook precies hetzelfde, namelijk een 66 Burger en Dr.Pepper. Dit restaurant is te mooi om aan voorbij te gaan. Veel leuker dan een toeristisch tentje aan het plaza. 66 Diner is helemaal retro ingericht, zoals de restaurants er in de jaren vijftig en zestig uitzagen. Met van die rode leren banken en ronde krukjes met chroomrandjes aan de bar. De serveerster dragen korte lichtblauwe kostuums. Precies voor mijn neus is het apparaat waarmee ze originele milkshakes maken. Ik ben in de buurt van FedEx Kinko’s. Dat is een soort van kantoorwinkel met een rij computers om te internetten. Hier boek ik een reis naar China & Tibet. Wanneer ik wil betalen, moet ik de verificatiecode van de creditkaart invullen. Helaas zit mijn kaart in het apparaatje waarmee ik internet betaal. Ik kan niet anders dan de internetsessie afbreken. Veel zin heeft dat niet, want de boeking is al gemaakt. Ik stuur daarom een mail naar Djoser, met de vermelding dat ik de komende tijd nog in het buitenland ben, en of ze mij de betalingsgegevens willen mailen, zodat ik alsnog kan betalen [fragmenten uit e-mail] Het is de avond voor Pasen en ik ben in Albuquerque, New Mexico. Ik zag op een winkeldeur staan: "Closed. Happy bunny day. We are open Monday at 10". Dus vermoed ik dat hier alles tweede paasdag open is. En ik geloof ook niet dat ik had hoeven reserveren voor Pasen. Misschien is het vooral een familieweekend en zijn motels weinig bezet. Terug de vorige mail, naar Show Low. Geen plaats van belang, maar daar heb ik bij het visitor center en chambre of commerce zitten mailen, omdat ik een andere reis naar China moest boeken. De reis die ik had geboekt daar waren namelijk te weinig deelnemers voor. Gisteren naar het park Canyon de Chelly National Monument in het Navajogebied geweest. Ik alle overlooks aan de zuidrim bezocht en de beroemde Spider Rock, die de spiderwoman symboliseert en die staat weer voor het weven. En zo kom ik op verschillende plekken op de wereld (Vietnam en Cambodja, Bolivia en Peru) mensen tegen die met traditioneel weven bezig zijn. Het park had een vreedzame en spirituele sfeer. En nu zit ik in de buurt van de universiteit, meer naar het oosten, en hier is de stad nog levendiger. Morgen naar Santa Fe. [einde e-mail] Omdat mijn motel aan een weg van éénrichtingverkeer zit, stuurt het navigatiesysteem me via een zuidelijker route terug. Achter het motel is overigens een buurt met hele aardige vrijstaande huizen. Zondag 12 april. Na een Sultana-ontbijt vertrek ik om 8:45. Het is koud en bewolkt. Santa Fe ligt nog hoger dan Albuquerque, nog kouder dus. Volgens televisiebeelden sneeuwt het daar zelfs. Richting het einde van Central Avenue zitten supermarkten van Smith’s en Albertsons, en ook nog een Waffle House (bij Econo Lodge). De supermarkten zijn open ondanks dat het Paaszondag is. Een stukje buiten de stad neem ik weg 14, dat is de zogenaamde Turquoise Trail. Een scenic byway. Op zich geen superbijzondere weg, maar met twee ‘haltes’ die wel de moeite waard zijn. In Madrid zitten een paar kunstzinnige en gelijktijdig dure boetiekjes en de oude houten huisjes zijn ook zeker mooi om even een half uurtje rond te lopen. Cerrillos is minder commercieel en rustiger. Dit dorpje ligt niet direct aan de doorgaande weg. Er staan een paar historische houten gebouwen en mooie huizen. Wanneer ik bij de interstate kom, sla ik linksaf richting Albuquerque. Dan ga ik via de NM-16 richting Cochiti Lake, een stuwmeer. Op een gegeven moment staan borden langs de weg die me naar Kashua Katuwe Tent Rocks National Monument leiden. De weg loopt over de Rio Grande. Omdat het bewolkt is, blijf ik slechts bij de ingang van het natuurparkje lunchen. Misschien is het weer morgen beter. Alle mannen van het naburige dorp rennen een rondje door de omgeving. Politieauto’s hebben de weg geblokkeerd. In het visitor center langs de interstate, een paar mijl voor Santa Fe, is gratis koffie en internet. Santa Fe In Santa Fe rijd ik door naar het centrum, naar het Plaza, en parkeer de auto langs de rivier. De zon breekt door, maar het is wel bitterkoud. Het lijkt wel winter! Het Plaza is mooier dan die van Albuquerque. De adobe gebouwen zien er originelere uit. Hier zie je vooral hoe New Mexico zich onderscheid van andere staten. Eigenlijk heeft iedere staat wel zijn eigen kenmerken. Santa Fe is tegenwoordig vooral de plaats van de jet set en dure kledingwinkels. De souvenirs waren in Albuquerque mooier en beter betaalbaar. Ik bestel Mexican hot chocolade bij het beroemde Plaza Cafe. Dat is een mooie zaak met een historisch interieur. Niet alle winkeltjes zijn vandaag open. Ik vul de tank en check in bij Motel6 aan Cerrillos Road. Er komt steeds meer zon. Nog iets verder van het centrum af, zit rechts van de weg een mooi en groot Chinees restaurant met buffet en wok (China Star, 3795 Cerrillos Road). Ik eet mijn buikje rond en denk na over wat ik morgen ga doen. Kashua Tent Rocks State Park Maandag 13 april. De lucht is prachtig blauw. Eerst doe ik inkopen bij Albertsons (hier beter dan Wal-Mart). Ik rijd vervolgens nogmaals naar Tent Rocks. Bij de ingang krijg ik het advies om de wandeling omhoog te doen. Om 10:00 start ik met de hike. De route gaat eerst tussen boompjes richting een heuvel met ‘tentrotsen’. Dan loopt het pad door een lichtkleurige canyon. Soms komt er even wat klauterwerk aan te pas. Daarna moet er flink geklommen worden en ik begin al aardig te zweten. Maar goed dat ik dit in de ochtend doe. Wat een enorm verschil met die kou van gisteren in Santa Fe. Aan het eindpunt is een overzicht over de omgeving (Vista Point). De route op zich was heel aardig. Op de terugweg kom ik steeds meer wandelaars tegen. Ik moedig sommigen aan om toch vooral verder te gaan en besluit zelf om ook de andere wandelroute nog te doen, maar die is veel minder interessant. Om 11:40 rijd ik weer weg. Eigenlijk heb ik de High Road to Taos op de planning staan, maar ik besluit om de snelste route naar Taos te nemen, zodat ik hopelijk volop kan profiteren van de zon. Bovendien sluit Taos Pueblo al om 16:30. De omgeving rond Santa Fe is best mooi. De brede weg naar het noorden heeft enkele verkeerslichten. De route loopt verderop door een gorge. Taos Pueblo Om 14:20 check ik snel in bij Super 8. Aan de noordkant van Taos loopt rechtsaf een weg naar Taos Pueblo. Dit is een pueblo waar je wel foto’s mag maken, onder de voorwaarde dat je per camera betaald (entree $10 en $5 voor de camera) en sommige objecten (een heel lijstje) niet fotografeert. Enkele delen van het dorp zijn verboden gebied. Ondanks die commerciële bijsmaak, is de pueblo buitengewoon fotogeniek. Tijdens de oorlog met Mexico woonde gouverneur Bent in Taos. Bij een poging om de regering omver te werpen, werd Bent in 1847 vermoord. Het leger pakte de leiders van Taos Pueblo op en ze werden op het plaza opgehangen. De oorspronkelijke San Geronimo kerk werd door het leger vernietigd, die stond op de plek waar nu nog de begraafplaats is. Na mijn fotoronde zit ik een tijdje bij de Red Willow Creek - die dwars door de pueblo stroomt - van het mooie weer te genieten. Op de achtergrond besneeuwde bergtoppen van de Sangre de Christo Mountains. Op een gegeven moment zie ik op de daken een klein meisje met een rood shirt en lange zwarte vlecht lopen. Ze gaat van dak naar dak. Dat kan mooi omdat er ladders tegen de muren staan. Oorspronkelijk hadden de pueblohuisjes geen deur, maar alleen een opening via het dak. Het is nog steeds zo dat er geen elektriciteit of lopend water in de huisjes is. Ik heb een foto gezien van een ceremonie waarbij de natives op alle daken staan. Een prachtig kleurrijk schouwspel. Voor de gebouwen staat een droogrek voor het drogen van onder andere vlees en wildhuiden. De ronde buitendeurovens worden ‘horno’ genoemd. Net voor sluitingstijd komen enkele auto’s het terrein oprijden van bewoners die een baan elders hebben. Inwoners die hier overdag zijn, beheren de souvenirhuisjes of houden de toeristen een beetje in de gaten. Rio Grande Gorge Bridge Omdat het nog geen etenstijd is, rijd ik alvast naar de Rio Grande Gorge Bridge. Die brug ligt circa 10 mijl naar het westen (geen wegwijzers). De klassieke boogbrug met een overspanning van 165 meter ligt 215 meter boven de Rio Grande. De rivier heeft een indrukwekkende kloof ingeslepen en de brug is bijzonder fotogeniek. Ik heb mazzel, want het zonlicht belicht de brug aan het einde van de middag heel mooi. Eerder op de middag was misschien nog beter geweest, want dan zou de rivier beter zichtbaar zijn. Ik heb een beetje hoofdpijn en daardoor geen zin om in een restaurant te eten. Bij Smith’s haal ik aardbeien en yoghurt. Op het parkeerterrein staat een Mercedes camper uit Italië. Dinsdag 14 april. In de lobby zijn muffins en thee te krijgen. Voor 8:00 ben ik al onderweg. Het is grotendeels bewolkt. Bij de weerberichten werden gusty winds voorspeld. Ik kom weer over de Rio Grande Gorge Bridge. Even verderop zie ik in het landschap futuristisch ecohuizen, in de zogenaamde "Earthship Landing Zone". Las Piedras is weinig meer dan een old pink Schoolhouse en veel autowrakken. De weg loopt langzaam omhoog, eerst door een mooi bosrijk gebied, later tussen de sneeuw door. Er ligt redelijk verse sneeuw, maar de weg is wel schoon. Na veel prachtige natuur kom ik bij Rio de Los Brozas weer bewoning tegen. In Chama kijk ik even in het historische deel van het dorp, bij het antieke spoorlijntje. Op de splitsing kan ik even internetten in het visitor center. Ze lokken je hier naar binnen met: "Free coffee, free internet." Misschien is het zo rustig omdat het seizoen nog op gang moet komen. In Dulce gooi ik de tank vol en haal vleeswaren bij Jicarilla Apache Supermarkt (Jicarilla = kleine mand). Of dat alles is, vraagt het kassameisje. Ja, ik heb op dit moment verder niks nodig. Even buiten Dulce vind ik aan de rechterkant een plekje in de natuur om te lunchen. Het laatste stuk van de route zie ik veel jaknikkers. In dit deel van New Mexico is de olie prominent aanwezig. De pick-ups die bij de oliebedrijven horen hebben allemaal een lange stok met een klein vlaggetje achterop. Farmington Bij het visitor center van Farmington is het 22 graden. Ik krijg een mooie plattegrond van de stad, maar ze kunnen me niet helpen met advies voor een budgetmotel. Gelukkig heb ik zelf al een onderzoekje gedaan. Het meisje dat mij helpt gaat binnenkort naar Nederland. Ik durf haar niet aan te raden om op een huurfiets door Amsterdam te gaan. Dat is voor buitenlanders toch veel te gevaarlijk? Ik check in bij Motel6. Die heb ik speciaal gekozen omdat ze een laundry hebben. Ik heb de afgelopen dagen quarters gespaard om te wassen. Wanneer ik mijn was heb draaien en even kijk hoe ver die is, komt een native binnenstappen. Best een knappe en slanke vent met een beetje grijzende slapen en klein brilletje. Hij vraagt of ik zijn vriendin heb gezien. Hij hangt tegen de glazen deur. "Dat is mijn was", zegt hij, "wijzend naar een stapeltje op de grond." "Nee, misschien is ze op zoek naar wasmiddel, want de automaat is leeg en ik heb bij de receptie gehaald." Hij mompelt nog wat en graait in het stapeltje was. De beste vent heeft te diep in het glaasje gekeken. Maar hij is niet vervelend. Hij is eerder uitgeteld. Hij gaat op zijn was zitten met de rug tegen de muur en kan zijn ogen niet meer openhouden. Er komt een mollige native vrouw binnen met een mooi klein meisje. Ik zeg dat ik bijna klaar ben en mijn was in de droger doe. Ze kijkt wat raar naar de dronken indiaan. Het meisje gaat in het grasveldje met speelgoedautootjes spelen. De indiaan slaapt nog wanneer ik mijn was uit de droger haal. Zijn vriendin heb ik nooit gezien. In het centrum probeer ik een internetcafé te vinden. Bij de enige zaak waar internet op de gevel staat, stap ik naar binnen. Maar die heeft al een paar maanden geen internet. De eigenaar lijkt me nogal een luchtfietser. Dan ga ik maar eten bij Three Rivers op een hoek aan Main Street. Het restaurant heeft ook een pizzarestaurant een paar deuren verderop en is gelijktijdig de grootste uitgaansgelegenheid in het centrum van de stad. De chicken caesar salad is prima en de sfeer ook. De gasten zien er heel gewoontjes uit. Ik doe nog een rondje langs de winkels aan Main Street. Studenten zijn op dit latere tijdstip nog op zoek naar kleding voor de ‘night of the proms’, het eindejaarsfeest. De etalages van sommige winkels zijn daar helemaal op ingericht. Ze hebben in Amerika een weather channel waarop ze alle tijd hebben om een mooi weerplaatje voor te schotelen. Maar net als op de meeste andere zenders gaat alles in een razend tempo door het beeld. Voordeel is dat je hetzelfde fragment over een kwartiertje weer krijgt te zien, maar inhoudelijk stelt het weinig voor. Hoe dan ook, ik begrijp dat ik veel wind mag verwachten. Ah-shi-sle-pah Woensdag 15 april. De zon schijnt! Ik haal geld uit de muur, en bagels, kaas en water bij Safeway. Ruim 45 mijl naar het zuiden sla ik San Juan County road 7650 in en volg de route van Steffen & Isa naar Ah-shi-sle-pah. Die beschrijving klopt uitstekend. De paden zijn behoorlijk goed. Ik kom door een enorm gebied met heel af en toe wat huizen waar vermoedelijk natives wonen. En soms zijn er paarden of koeien te zien. Maar ik voel me hier alsof ik ver van de bewoonde wereld ben. Het laatste stuk van de route is een ongenummerd pad. Ik parkeer de auto en zie diepe sporen van mensen die hier zijn geweest. Kennelijk kwamen ze net na slecht weer. Ik kan hun sporen nog goed volgen. Na het pad een paar honderd meter tussen grasland te hebben gevolgd, vind ik snel mooie fotogeniek plekken van geelgrijze badlands en door erosie gevormde figuren lijkend op die in Bisti Wilderness. Vanaf de plek waar mijn auto staat zou je niet zeggen dat het hier zo mooi kan zijn. De temperatuur is heerlijk om in een aardig tempo rond te lopen en veel foto’s te schieten. Wanneer ik in de wash afdaal, staat daar minder wind. Ik loop vooral op en langs de rim aan de zuidwestkant, die het mooist schijnt te zijn. Tot iets na 12:00 blijf ik ronddwalen. Dan rijd ik naar Bisti Wilderness. Dat ligt een stuk terug richting Farmington. Weg 371 is overigen op sommige plekken aan onderhoud toe (ook weer gaten in het asfalt). Het is een hele rustige weg. Bisti Wilderness (noord) Bij de entree van Bisti staat een bord dat Bisti Wilderness vanaf hier niet toegankelijk is. Maar volgens de routebeschrijvingen die ik bij me heb, zit ik wel goed. Waarschijnlijk bedoelen ze op het bord het zuidelijke gebied. Ik parkeer mijn auto op een wijds gebied bij een hek en kruip met mijn Delorme GPS in de hand onder het hek door. Eigenlijk kun je door de Hunter Wash redelijk de voetafdrukken van andere bezoekers volgen om bij mooie plekken te komen. Toch is een GPS erg handig, omdat het gebied zo gigantisch groot is. Ik kom uit bij een mooi fotogeniek gebied aan de zuidkant van de wash. Daar klauter ik omhoog om de omgeving te verkennen en bepaal dat ik nog een stukje naar het oosten wil. Dit enorme gebied zit vol met bodemschatten, vooral fossiele brandstoffen. De kolen liggen soms direct aan de oppervlakte. Ik maak volop foto’s tot de wolken de overhand nemen. Het is bijna 15:00 en ik verwacht niet meer dat de wolken op korte termijn wegtrekken. Daarom volg ik op het schermpje van de GPS-ontvanger de op het oog kortste route naar de auto. Na een dagtour van bijna 150 mijl aan de zuidkant van Farmington, flink wat wandelen en een lading foto’s, doe ik eerst inkopen bij Wal-Mart. Wanneer ik weer in de auto op het parkeerterrein zit, komt een native uit de auto naast me vragen of het wel goed met mij gaat. "Ja", zeg ik. Ik mis alleen de zon. Kennelijk zie ik er dan anders uit. Een gebrek aan zonneschijn kan bij mij stemmingdrukkend werken. Tegenover Wal-Mart staat voor een ‘gun shop’ een groep mensen met spandoeken. Een spreker op een podiumpje houdt een voordracht die mij weinig kan boeien. Ik kijk vooral naar het type mensen dat hier op afkomt. Eén van de mannen uit het publiek heeft een ‘long rider’ jas aan met een revolver en een groot mes aan zijn riem. De teksten op de spandoeken zijn vrij agressief. In de kern komt het er op neer dat ze tegen het beleid van Obama zijn als het gaat om verbod op wapens. Ik check in bij Royal Inn. Dat is een rustiger en tikkeltje beter motel ten opzichte van Motel6. Het motel is in handen van een familie uit India. De prachtige jonge vrouw bij de balie is nog maar drie maanden in Amerika. Wanneer ze hoort dat ik in Las Vegas ben geweest, wil ze daar alles over horen. ’s Avonds zie ik televisiebeelden van protesterende mensen in Farmington. Dan realiseer ik me dat ik op de Amerikaanse televisie had kunnen komen, maar ik heb geen cameraploeg gezien toen ik daar rondliep. Donderdag 16 april. Het is fris, maar er is warmer weer op komst. Ik heb gisteravond alle folders, motel- en brandstofbonnetjes gesorteerd. Bij het inleveren van de kamersleutel breng ik twee informatieboekjes van Las Vegas die ik niet meer nodig heb bij de receptie. Nu komt de man van de jonge vrouw aan de balie. Ik geef hem de boekjes en vertel dat zijn vrouw geïnteresseerd was. Ik ga vandaag verder naar het noorden. Het duurt even voordat ik de bebouwde wereld van Farmington en Aztec achter me heb gelaten. Om 9:15 passeer ik een bordje met "Welcome to Colorado". Colorado ziet er heel anders uit dan New Mexico. Allereerst zijn er de bergen. En het is hier groener. Durango Mijn eerste stop in Durango is bij Albertson’s. Op sommige auto’s ligt sneeuw. Ze hebben hier dus verse sneeuw! Ik rijd een stukje terug naar het visitor center. Daar vraag ik of ik in de Yellow Pages mag kijken. Ik ben weer op zoek naar een internetcafé. Ik moet kennelijk even mijn verhaal kwijt. Een goed adres voor internet is Durango Joe’s Cafe aan College Drive zevenhonderd en nog wat. Een ontspannen studentikoze tent waar je ook kunt drinken. [fragmenten uit e-mail] Ik ben in Durango, Colorado en over de helft van de reis. In de vorige mail was ik in Albuquerque. De volgende dag was winters. In Santa Fe was het fris en ik ben blij dat ik een windjack mee heb voor de hogere delen van de route. Farmington zelf is niet zo bijzonder (wel praktisch met motels, restaurants en winkels) maar op ongeveer 30 mijl ten zuiden van de stad liggen in 'washes' mooie natuurgebieden. Het grootste is Bisti Wilderness. Daar ben ik vorig jaar ook geweest, maar na het zuid- en westdeel te hebben gezien wilde ik nu de noord-wash zien. Dat heb ik gisteren gedaan. Ik ben begonnen met Ah-shi-sle-pah, een soortgelijk gebied nog verder naar het zuiden en wat moeilijker bereikbaar omdat je over een paar onverharde indian roads moet. Buiten enkele huizen en auto's van indianen op de vlaktes ben ik bij de natuurgebieden niemand tegengekomen. Ik zag wel sporen van vorige bezoekers, zowel autosporen als voetsporen. Halverwege de middag begon het bewolkt te worden, maar toen had ik me ook al genoeg in het zweet gewerkt... De natuur biedt steeds weer verrassingen en rondzwerven, klimmen, afdalen, verbazen over de wonderlijke vormen en foto's maken is dan een heerlijke bezigheid. Morgen ga ik naar Utah. [einde e-mail] Bij het AAA-kantoor op de hoek van 20 Street en Main Street vind ik eindelijk een goede kaart van Zuid-Californië en ook een mooie kaart van de regio San Francisco. Die zou ik voor eventuele volgende reizen kunnen gebruiken. AAA is de Amerikaanse variant van onze ANWB. Met een ANWB-pasje zijn de kaarten gratis. Durango is verder een uiterst leuk stadje. Het historische centrum ziet er mooi uit. Ik koop een T-shirt voor Afke Neeltsje. Toppers in Durango zijn het historische Strater Hotel en de Diamond Belle Saloon met ragtime piano en serveerster in netkousen op de hoek van dat hotel. Durango is niet alleen een mooie stad, de mensen zijn ook mooier. En slanker. Ik blijf wat langer in Durango ‘hangen’ omdat in het westen veel bewolking zit. Dan heeft het geen nut om vanmiddag al naar Mesa Verde te gaan. Mancos Het dorpje Mancos is een goede optie om te overnachten in de buurt van Mesa Verde National Park. Het is een vredig plaatsje met grotendeel onverharde straten aan het begin van Mancos Valley. Naast Old Mancos Inn zijn er twee motels. Ik kies voor het Mesa Verde Motel. Kon ik vanmiddag nog in T-shirt lopen, op deze hoogte is het slechts 3 graden. Naast het motel zit het Millwood Junction Restaurant waar ik vanavond eet. Er zijn twee eetzalen, de zaal aan de linkerkant is het meest gezellig. In eerste instantie zit ik aan een tafeltje. De ruimte is helemaal van hout en de uitstraling past bij zo’n plaatsje als Mancos. Achter de bar staat een vrouw van veertig plus met pushup decolleté. Een man met grijs haar die aan de bar zit, praat met een jonger vent naast hem. Ik hoor de grijsaard zeggen dat ik waarschijnlijk uit "Europe" kom. Ik zit wat ongemakkelijk. Eigenlijk wil ik ook wel aan de bar. Dat doe ik dus. Ik ga naast de grijsaard zitten. Hij heet Chuck. Of eigenlijk Carlos, maar ik vind Chuck veel beter bij hem passen. Hij komt uit de buurt en kent de regio goed. Het is een rustige vent. Nieuwsgierig en bepaald niet dom. We hebben het onder andere over wat Europeanen van Amerika vinden, en dan in het bijzonder van de Amerikaanse wereldpolitiek. En uiteraard over wat ik allemaal tijdens de reis doe. Tot mijn verbazing kent hij Bisti Wilderness. Hij is daar verscheidende malen geweest. Kortom, een leuke gesprekspartner. Ik heb weinig zin om over politiek te praten. Waarom ik in Amerika ben? "Not for the people but for the scenery." Onderwijl komen we te weten dat de barvrouw in juni met een vriendin vanuit Seattle een cruise naar Alaska doet. Door een luikje van de bar komt een gezicht tevoorschijn van een serveerster die in de andere zaal werkt. Ik maak een foto omdat ze ten eerste mooi is, ten tweede is de compositie leuk. Ik moet lachen. Ze kijkt verdwaasd en wil graag weten of ze goed op de foto staat. Wanneer ik het restaurant verlaat zit de mooie serveerster bij de voordeur op een bankje te roken. Ze heet Monika. Naast haar zit haar nichtje. Ik maak uiteraard weer een foto. Het is te koud om hier lang te blijven. Ze kunnen wel blaasontsteking krijgen. Monika moet morgen vroeg op om muskieten te verdrijven. Raar maar waar. Ik heb hier geen muskiet gezien. Die vinden het vast ook veel te koud. Vrijdag 17 april. Ik ben nieuwsgierig naar de Bakery. Gisteren heb ik het pand al even bekeken tijdens een verkenningsrondje. Toen was het gesloten. Vanmorgen is het wel open. Ik bestel thee. Koekjes en dergelijk heb ik zelf nog wel. Het meisje achter de toonbank trekt mijn aandacht. Dan komt Chuck binnenlopen. Voor zijn koffie en krantje. "I figured you would have left already." "No, I had to see this place and I’m waiting for better weather." Mesa Verde National Park Ik ga verder naar Mesa Verde National Park. Dit is een groot park met enkele prachtige cliff dwellings. In 2000 ben ik hier ook geweest, maar ik wil nu wel wat dichterbij die dwellings kijken. Bij de entree krijg ik te horen: "Drive carefully. There’s gonna be some ice." Waar de weg een beetje nat is, moet ik dus oppassen. Bij het hoogste deel van de route ligt verse sneeuw naast de weg, dat maakt het park extra mooi. Helaas zijn er ook sporen van een enorme bosbrand. Ik bevind me op circa 7000ft. Het is slechts -2 graden. Na 15 mijl kom ik bij het visitor center. Toch rijd ik meteen door naar Cliff Palace Overlook. Wat mijn betreft het mooiste ‘plaatje’ in het park. Cliff Palace bestaat uit circa 150 kamers. Rond 1880 zijn de cliff dwellings van dit park door cowboys ontdekt. Ze zijn tussen 1190 en 1270 gebouwd. De Anasazi waren akkerbouwers. Sinds 1300 zijn de dwellings niet meer bewoond. Het is onduidelijk waarom. Vervolgens doe ik de hike naar Spruce Tree House (129 kamers). Daar kun je via een korte wandeling heel dicht bij een cliff dwelling komen. De Ranger die de boel een beetje in de gaten houdt en informatie verschaft, is een vrouw van mijn leeftijd met opvallend veel make-up. Omdat ik op dit moment de enige bezoeker ben, heeft ze ‘er’ wel zin in. Ik maak enkele foto’s en blijf bij haar in de buurt voor een praatje. In de bookstore bij het parkeerterrein vind ik een boek over Pueblo’s langs de Rio Grande. Een mooi boek, maar ik heb ook al een paar boeken gekocht. Dus ik twijfel. En de gedetailleerde informatie uit 2001 achterin is vast niet meer zo up-to-date. In Cortez schiet de temperatuur omhoog. Ik breng mijn voorraad eten en drinken op peil bij Wal-Mart. Gisteravond zag ik in de Yellow Pages dat hier een eettentje met de naam Silver Bean is. Een Airstream trailer die als drive-thru dient. Ik vind de Silver Bean in een flauwe bocht aan de westkant van het stadje. Ik ben dol op Airstream trailers (caravans). Nu kan ik er ook eens eentje van binnen bekijken. Overigens heb ik tijdens deze reis al meer gezien dan tijdens de vorige twee reizen. Er is ook een zitje in de Silver Bean. Ik bestel thee, een chocolade koekje en koop een ansichtkaart. Het interieur is helemaal in stijl ingericht. Bij Towaoc is het Ute Mountain Casino hotel/resort. Ter hoogte van de splitsing van de 160 met de 41/162 zijn ‘mittens’ te zien zoals die in Monument Valley staan. Utah Langs de weg staan bordjes met de hoogte (4760ft) en "Welcome to Utah". Met nog steeds het bord waarop de Olympische Winterspelen staan. Het eerste noemenswaardig plaatsje aan deze route is Aneth. Het ligt een paar honderd meter van de weg. Er staat een watertoren en verder vooral huisjes van hetzelfde soort. Ik vermoed bouwwerken van een soort hulpprogramma voor de ‘natives’. Rechts van de weg is een firma met de naam "Resolute Natural Sources." De omgeving begint steeds mooier te worden. Het is nog half bewolkt. Circa drie mijl voor Bluff loopt een dirt road (276) naar het zuiden. Bluff Ik verken Bluff. Dit is een leuk westerndorpje met een tweetal motels, kunstenaars, Twin Rocks Café (waar we in 2000 hebben gegeten) en een paar veelbelovende restaurantjes. In Bluff is een monument voor de mormonen die zich in 1880 na hun tocht door Hole- in-the-Rock onder andere hier in het zuidoosten van Utah settelden. De mormonen waren niet voor één gat te vangen. En eigenlijk hebben ze de mooiste staat van Amerika gekozen. De route van Bluff naar Monument Valley langs Combs Ridge en Hobbs Wash is schitterend. Dit is het landschap dat we kennen van klassieke westernfilms. Vooral nu tijdens de tweede helft van de namiddag. Adembenemend mooi. Valley of the Gods Ik sla rechtsaf bij dirt road 242. Het is de toegang tot Valley of the Gods; vaak omschreven als miniatuur Monument Valley. Aan het begin loopt de weg door een stroompje. Er staat ook een bord met informatie. Langs de route zijn regelmatig gelegenheden om de auto te parkeren. Dat doe ik vooral om foto’s te maken. Bij enkele rustige plekjes lijken mensen te blijven overnachten. Ik zie onderweg namelijk twee keer een auto met een caravan. Zelf zou ik nooit met een caravan over dit soort wegen gaan. De dirt road is grotendeels goed te rijden, maar er zijn ook plekken waar je door washes of ‘dips’ moet en soms is de weg niet al te best. Halverwege komen steeds meer bochten en klimmetjes. Het middendeel van de route is het mooiste. Ik ben blij dat ik bij de derde gelegenheid eindelijk deze weg heb gedaan. Mexican Hat In Mexican Hat check ik in bij het Canyonlands Motel. Voor $35 heb ik een zeer eenvoudige kamer zonder televisie, magnetron of koelkast. Dit zal de goedkoopste plek van de reis zijn. De eigenaresse heeft jaren even verderop bij San Juan Inn gewerkt. Ze is native. Haar dochter van 20 jaar is het leger in gegaan en zit op dit moment in Kazakstan. Ze mist haar en is ongerust. Er zit veel werk in het opknappen van het gebouw. Soms ziet ze dit nieuwe avontuur even niet meer zitten. En ze moet alles alleen doen. Ze is soms zo moe. Ik begin al medelijden met haar te krijgen en beloof dat ik een volgende keer weer bij haar overnacht. Voor het avondeten loop ik op advies van de uitbaatster naar San Juan Inn bij de brug. Ik eet daar aan de bar een heerlijke The Hat Chef Salad ($7,95). Monument Valley Zaterdag 18 april. Allereerst rijd ik naar milemarker 13 om een ochtendfoto te maken van de beroemde rode rotsen van Monument Valley. Vorig jaar waren we hier op een verkeerd tijdstip en was er veel tegenlicht. Langs de weg liggen lege drankflessen. Dat is typisch voor gebieden waar natives leven. Aan de drank door werkeloosheid en discriminatie. Natural Bridges Ik rijd terug, vul de tank in Mexican Hat en ga verder naar Natural Bridges National Monument. Dit is het oudste National Monument van Amerika. De ranger in het visitor center denkt dat ik wel in staat moet zijn om een lange hike te doen. Er zijn drie bridges (door erosie uitgesleten natuurbruggen) in het park. De eerste is Sipapu. Om 10:45 daal ik de canyon in. Het pad is vrij pittig. Soms zijn er houten ladders of metalen trappen geplaats om de tocht te vergemakkelijken. Ik bereik de bodem en loop tot onder Sipapu door. Daar stroomt een beekje. Vanaf de andere kant zou je vroeg in de ochtend ook een foto kunnen maken. Daar is het nu al te laat voor. De bridge is heel mooi. Sipapu is met een spanwijdte van tachtig meter na Rainbow Bridge de grootste natuurlijke brug in de wereld. Na drie kwartier wandelen ben ik weer bij de auto. Even verderop volgt het parkeerterrein voor Kachina. Het uitzichtpunt valt tegen. Je moet echt naar beneden lopen om iets van de bridge en cliff dwelling te zien, maar deze lijkt me het minst mooi. Ik pauzeer en eet een bakje met aardbeien. Weer een stuk verder kom ik via een korte hike bij Owachomo. Die is bijzonder mooi. Vooral ook vanaf de andere kant (dus eerst er onderdoor lopen). Bovendien is de wandeling heel goed te doen. Om 13:15 verlaat ik het park. Inclusief deze twee wandelingen zou je dus twee en een half tot drie uur moeten rekenen voor dit park. Doe je de hele wandeling van de eerste tot de laatste bridge en dan weer terug naar de auto, dan ben je meer tijd kwijt. Nu had ik mazzel dat er een frisse wind stond. Met warm weer is dat veel zwaarder. Ik lees vaak tegenvallende oordelen over dit park, maar om het echt te weten waarderen, zul je meer moeten ondernemen dan alleen langs de uitkijkpunten gaan. Aan de weg naar Natural Bridges liggen twee dirt roads, ze dragen wegnummers 228 en 254. Die eerste gaat naar Bears Ears (6 ml), Kigalia (10 ml) en Elk Ridge Access. De tweede naar Deer Flat (15 ml). Ik heb deze omgeving van te voren niet bestudeerd, maar rijd toch een paar mijl over de 228. De weg loopt omhoog en het uitzicht is heel aardig. Wanneer ik op een vlak deel kom, keer ik de auto maar. Ik vervolg mijn weg via de scenic 95 naar het oosten. Bij Salvation Knoll zit ik op 7110 ft. De hoogte is uiteraard ook van invloed op de temperatuur. Bij Bluff en Mexican Hat was het veel warmer. In Blanding stop ik bij het visitor center. Ik zie in een zijkamertje computers staan en ga even internetten. [fragmenten uit e-mail] Even een update vanuit Blanding, Utah. Ik blijf hier niet maar zag drie vrije pc’s staan in het visitor center. Ik ben onderweg naar Monticello waar ik de komende nacht verblijf. Daarna twee nachten in Moab; een stadje omgeven door een deel van de mooiste natuur in Utah. [einde e-mail] Ik doneer $2 voor het gebruik van internet. Monticello Vorig jaar hebben we in Blanding overnacht, dit jaar probeer ik Monticello uit. Bij Monticello Inn krijg ik een nette kamer voor een schappelijke $45. Na het inchecken en een korte pauze (zoute chips en thee), rijd ik verder naar het noorden. Op deze route is veel vrachtverkeer. Even voor Wilson Arch zie ik nu een bord staan "Wilson Arch Resort Community". Een huisjespark in een schitterende omgeving. Tukuhnikivats Arch Na 41 mijl ga ik linksaf een dirt road in. Ik ben op zoek naar Tukuhnikivats Arch. Een lastige naam voor een hele mooie rotsboog. Eerst rijd ik overigens een stukje te ver. Ruim een mijl verderop, gaat in een lager gelegen gebied ook een dirt road naar links. Maar die komt niet voor in de routebeschrijving die ik bij me heb. Ik heb met de Duitse Isa gemaild om te weten te komen wat het beste tijdstip is voor een foto van Tukuhnikivats Arch: "Best would be one hour before sunset, since there is a ridge." Ik volg de beschrijving van haar site. De dirt road die naar het noorden loopt, is al snel van een zeer slechte kwaliteit. Extreem wash boarded. Daarom parkeer ik de auto links van het pad en besluit verder te gaan lopen. Met de wandelschoenen aan en voldoende water, GPS-ontvanger in de hand, ga ik de strijd aan met de zon. Ik zie meer voetafdrukken, dus ben ik niet de enige die is gaan lopen. Even verderop is de weg wel weer veel beter. Dus misschien heb ik het te snel opgegeven. Maar vervolgens komt nog een slecht stuk. Rechts sluit een ander pad aan op deze. Zou dat die andere dirt road vanuit het dal zijn? Wanneer ik daar langs was gekomen, dan had ik misschien verder kunnen komen met de auto. Of het was me sowieso niet gelukt omhoog te komen, want via die kant moet je een flink hoogteverschil overbruggen. Hoe dan ook, ik loop verder naar het noorden, tot ik bij een hek kom. De zon daalt sneller dan me lief is (ja ja, ik weet dat de aarde draait). Ik klim over het hek en ga nog verder naar het noorden tot ik links Moab Arch zie. Die kleeft als het ware tegen een rots en is verre van fotogeniek. Rechts beneden loopt de highway. Even verderop houdt het pad op. Linksboven zie ik de arch waar ik naar op zoek ben. Dat is nog een aardige klim om daar te komen. Maar ik geef niet op. Ik ben er bijna. Ik zie her en der nog steeds afdrukken van schoenen. De eenvoudigste manier bij het beklimmen is een stukje voorbij de boog omhoog gaan en dan bovenop de ‘rim’ een paar meter teruglopen. Tukuhnikivats Arch is niet zo heel groot. Ik maak snel foto’s voor de zon me in de steek laat. Een blik door de arch naar het oosten toont de besneeuwde La Sal Mountains. Ik maak ook een serie met mijzelf in beeld. Op de terugweg wandel ik links van het deel waar een hek om zit. Hier loopt het pad gewoon bij langs. Op acht mijl voor Monticello zit links van de weg het "best kept secret of the west": een houten hotel en steakhouse. De serveersters zijn mooi, maar het menu is vrij beperkt en nogal prijzig. Sorry, maar ik ga toch naar Monticello. Het is een lange en dure reis, dan moet ik blijven opletten dat restaurants ook betaalbaar zijn. In het dorp houdt de sheriff nog steeds het doorgaande verkeer in de gaten met een lasergun. Het verkeer moet flink in de remmen. Mijn tweede optie om te eten is MS Cookhouse. Ik bestel oriental chicken salad. Aan de tafel voor mij zitten drie Duitse mannen die aan de laptop en kleding te zien hier ook echt voor de natuur zijn. Zondag 19 april. De zon schijnt en de lucht is helemaal blauw. Het is 8 graden. Ik gooi de tank vol in Monticello omdat ik ergens heb gelezen dat de brandstof hier goedkoper is dan in Moab, wat overigens niet het geval is. Maar wel 20 cent minder dan in Mexican Hat. Bij het Peace Tree Juicy Cafe in Monticello is internet, maar ik hoef vandaag niet zo nodig. Ik passeer Church Rock. Een rots in de vorm van - inderdaad - een kerk. Ik ben hier bij de vorige twee reizen ook langsgekomen, maar heb er nooit een foto van gemaakt. Tip: een foto van Church Rock kun je in verband met de stand van de zon het beste in de namiddag maken. Looking Glass Rock Om 9:10 sla ik linksaf een dirt road in naar Looking Glass Rock. Na twee mijl ligt aan de linkerkant een rotsberg met een gat. Ik klauter tot door het gat. Niet geheel ongevaarlijk overigens. Maar vanaf de andere kant is een betere foto te maken. Hurrah Pass Aan het begin van het centrum van Moab sla ik linksaf op Kane Springs road. De weg loopt naar de westkant van Moab. Aan deze kant is de omgeving weidser, je kunt ‘condos’ huren, er is een golfterrein. De weg buigt linksaf naar het zuiden. Onder de rim zitten opslagplaatsen. Een soort van holwoningen. Voorbij Moonflower is een camping met enige schaduw. De weg loopt door een kreekje waar niet veel water in staat, maar ik moet er wel heel voorzichtig door want de weg is behoorlijk slecht. Daarna loopt de route omhoog langs rode rotsbergen. Af en toe is de weg vrij smal. Ik hoop steeds op zo weinig mogelijk tegenliggers. Verderop zijn nog een paar plekken waar je kennelijk wild mag kamperen. Op zich schitterende plekken, maar dan moet je wel zonder douche kunnen leven, of zelf een douche bij je hebben. Ik rijd tot de top van de Hurrah Pass. Het landschap is schitterend! Wat me tegenstaat is de drukte. Er zijn steeds wel mountainbikers, quads of andere terreinwagens. Misschien doordat het nog weekend is. Moab en omgeving zijn ontzettend populair. Dit is ook één mooiste gebieden van Amerika. In Moab doe ik inkopen bij de City Market. Die is groter dan de Village Market aan de andere kant van de weg. Arches National Park Aan de noordkant van Moab ligt het wonderschone Arches park. Ik ben hier al twee keer geweest. Eerst neem ik een kijkje bij de Courthouse Towers, van die machtige steile roodstenen rosten. Even verderop zit aan de rechterkant La Sal Mountain View. Nu zijn die bewuste bergen wel erg ver weg, maar vooral het uitzicht naar het noorden in het park is mooi. Bij balanced rock sla ik linksaf op een dirt road. Na 0,8 mijl rechtsaf op een veel minder goede en smallere dirt road. De omgeving is weids. In de verte zie ik nog wel steeds besneeuwde La Sal Mountains. Op een gegeven moment loopt het pad omhoog. Door spoorvorming is het een lastige hindernis. Eerst parkeer ik de auto links van de weg en verken de helling. Ik leg enkele stenen weg en gaten vul ik juist met stenen. Het is best nog een eindje lopen, dus ik besluit toch verder te rijden. Met een aanloopje rijd ik naar boven. Het lukt, en viel nog mee! Ik kan verder rijden tot de weg naar beneden loopt. Weer zo’n lastig stuk waar je stapvoets wel langs zou kunnen, maar ik moet ook weer terug... Ik besluit daarom om de auto hier te laten en de laatste paar honderd meter te lopen. Daar zie ik enkele auto’s staan van mensen die naar Eye of the Whale Arch zijn. Met een flesje water en chips loop ik naar de rotsboog. Het is mogelijk om door het oog van de walvis naar de andere kant te lopen. Vanaf die kant is het ook mooier om een foto te maken. De terugweg is voor mijn gevoel eenvoudiger en gaat ook sneller. Dat is eigenlijk altijd zo bij dit soort onbekende gebieden. Na dit avontuur ga ik voor het eerst naar de Windows Section van Arches. Bij North Window en South Window maak ik foto’s met op de achtergrond een strakblauwe lucht. Aan de andere kant van het parkeerterrein loopt een pad naar Double Arch. Zoals de naam al zegt zijn dit twee bogen, die hoog tegen een rotswand zijn uitgeslepen. Het is lastig om er een goede foto van te maken. Altijd zit wel ergens schaduw waardoor donkere plekken op het beeld ontstaan. Om 18:30 check ik in bij Inca Inn aan de noordkant van het centrum in Moab. Dit motel heeft acceptabele ‘rates’ en is eigendom van een Zwitserse familie. Het motel is populair bij Europeanen. Maandag 20 april. Bij het ontbijt is heerlijk zelfgemaakt Zwitsers brood. Daarnaast hebben ze kleine donuts en andere zoetigheden. Ik koop water en tandpasta in de General Store en vul de tank. Gisteravond heb ik mijn documentatie doorgenomen en rijd eerst naar Matrimony Spring aan het begin van highway 128. Maar net als mensen uit twee andere auto’s ontdekken ik dat de bron is afgesloten. Waarom? Blijkbaar omdat het water toch niet zo zuiver is als werd verondersteld. Vervolgens ga ik nogmaals naar de Windows Section in Arches. Ik kan nu betere foto’s maken van Double Arch en ook de klassieke foto van Turret Arch gezien door North Window. Overal liggen overigens plankjes met de tekst "no trail". Ze willen graag dat je op de trails blijft zodat de natuur beschermd blijft. Helaas kan ik me voor mooie foto’s niet altijd aan die regels houden. Wanneer ik het park verlaat, stop ik nog bij het uitzichtpunt boven het visitor center. Mineral Point Even verderop neem ik de inrit naar Canyonlands National Park. Ook in dat park ben ik bij de vorige reizen al geweest. Nu heb ik een ander doel. Net voor het park loopt een dirt road naar het westen naar Mineral Point. De Mineral Road loop geleidelijk af. Maar de weg loopt grotendeels recht en ik kan een redelijk hoog tempo aanhouden. Ik kom door een vrij open landschap met lage struikjes en roodbruine zandgrond. Er is weinig andere verkeer. Op een paar ‘dips’, en een deel met spoorvorming na, is de weg vrij goed. Net voor de afdaling is een parkeerterrein waar enkele auto’s staan. De meeste voertuigen staan hier omdat de inzittenden met mountainbikes via de switchback naar beneneden zijn gegaan. Ik lunch eerst, want mijn maag begint te rammelen. De switchbacks zijn het meest avontuurlijke deel van de route. Omdat de weg smal is, moet ik drie keer wachten voor tegenliggend verkeer. En ik rijd heel rustig wanneer er een mountainbike in de buurt komt. De weg is smal en voor mensen met hoogtevrees misschien af te raden, maar ik vermaak me weer uitstekend. In de mooie groene vallei loopt de Green River omringd door hoge, rode rotsmuren. Ik rijd ook een stukje langs de rivier naar het zuiden. Op de terugweg hoor ik een signaaltje en verschijnt op het display de tekst: "10% oil life, change soon". O jee, wat is dat? Om 14:00 ben ik weer op weg 313 die naar Canyonlands leidt. Sego Canyon Aan de andere kant van de Interstate die naar Denver loopt, ligt een weg naar het spookdorpje Sego. Bij Sego werd rond 1890 geen zilver, goud of koper gevonden, maar kolen. In 1947 is de mijn gesloten. Eerst kom ik door het dorpje Thompson. Dat dreigt ook een ghost town te worden. Het café ziet er van buiten vrij nieuw uit, maar in werkelijkheid is het een bouwval. Het hotel langs de spoorlijn is closed en for sale. Op zich is dit niet zo heel ver van Moab, toch lijkt me hier voor een hotel geen toekomst. Ik volg de routebeschrijving naar Sego. Er is niet zo heel veel meer van over. Ik loop wat rond tussen de struiken op zoek naar ruïnes. Het grote houten bouwval is indrukwekkend. Ik vraag me wel af hoe lang dat nog overeind staat. Op de grond vind ik lege patroonhulzen. Het is inmiddels 26 graden. Een heerlijke temperatuur. Ik neem de snelste route terug naar Arches. In dat park wil ik graag nog een keer de wandeling naar Delicate Arch doen. Dat is een populaire plek voor zonsondergang. Het is er iets minder druk dan vorig jaar. Ik blijf vrij lang om van het mooie uitzicht te genieten en de gezelligheid van toeristen die vele foto’s maken. In Moab eet ik bij Milt’s Stop & Eat. Dat is een snackbar met een goede reputatie. In het centrum zelf vind ik de restaurants nogal schreeuwerig en vol. Naast de vele bezoekers die hun eten afhalen, is het mogelijk om binnen op één van de acht krukken te zitten. Ik heb zicht op de kokkin die broodjes en burgers op een bakplaat gooit. Ze heeft het ontzettend druk. Wanneer ze mijn bestelling heeft gedaan, zeg ik: "Je blijft met al die bewegingen wel fit." "De vorige kok was een hele dikke vent die het op een gegeven moment niet meer aankon. Je zou ook kunnen zeggen dat ik juist fit moet zijn om dit werk aan te kunnen." Ze duldt geen collega’s in haar werkruimte. Haar hippe en jongere collega mag mijn banana split maken. Die is verrukkelijk. Dinsdag 21 april. In de Yellow Pages heb ik een Ford garage gevonden. Daar ga ik vanmorgen eerst heen. Ik krijg te horen dat het geen probleem is om door te rijden naar Las Vegas. "Je kunt nog probleemloos een heel eind op ‘oude’ olie doorrijden." Enerzijds ben ik opgelucht. Anderzijds blijft het irritante signaaltje iedere keer te horen wanneer ik de auto start. Bij de City Market vul ik de koelboxvoorraad aan. Tegen 10:00 verlaat ik Moab, richting het zuiden. Scenic UT-95 Ik ben onderweg naar de scenic byway UT-95. Deze weg loopt van Blanding naar Hanksville dwars door Utah. Het is de zogenaamde Bicentennial Highway. Rond 11:30 begin ik aan die weg. Tot de afslag naar Natural Bridges ken ik de route inmiddels al heel goed. Even verderop passeer ik een afslag van een weg die naar de ferry bij Notom loopt. Rechts verschijnt "Cheese Box Butte". Een tafelbergje. In een lange bocht ligt Fry Canyon, A Backcountry Inn. De lodging is gesloten. Op een bord staat dat het drinkwater onbetrouwbaar is. Misschien was dat de reden voor de sluiting. Je zit hier ook in de middel of nowhere. Achter het gebouw schijnt Sandy Johnson te wonen. Dat maak ik op uit de brievenbus. Ter hoogte van milemarker 65 staat een groepje pick-ups van mensen die met quads de wildernis in zijn. Dat is tegenwoordig erg populair. Je ziet heel veel pick-ups rijden met één of meerder quads in de laadbak. Het volgende natuurverschijnsel heeft de naam "Jacobs Chair" gekregen. Met een beetje fantasie is het inderdaad een stoel. Links loopt een weg naar de Colorado River, met toegang tot het water. Het recreatieterrein heet Fairly. Bij Hite staan enkele gebouwen. Ik geloof dat je hier ook kunt overnachten. Het is een schitterende omgeving, toch vind ik het niet zo uitnodigend. In de buurt van milemarkers 47 en 48 loopt een brug over de Colorado. Even verderop stroomt de Dirty Devil River. Daar is ook een recreatieplekje. De natuur is hier overweldigend. Bij de scenic Hite Overlook kan ik de hele omgeving waar ik net doorheen ben gekomen overzien. Het is nu 28 graden. De weg loopt vervolgens een tijdje door een Canyon. Ik passeer Hog Springs rest area. Even verderop is de afslag naar Bullfrog Marina & Ticaboo. Daar was ik uitgekomen wanneer ik na Natural Bridges de route via de ferry had genomen. Maar de UT-95 schijnt mooier te zijn. Little Egypt Mijn volgende doel is Little Egypt. Ik rijd een scenic backway in die links van de 95 ligt. Na een paar mijl ligt rechts van de weg een wonderlijk landschap dat wel een beetje lijkt op Goblin Valley (zie het verslag van 2008). Little Egypt is een geologisch terrein waar veel hoge paddenstoelachtige zandstenen figuurtjes staan. In een kleurenverloop van rood naar geel. Moeilijk te beschrijven, vandaar dat ik liever verwijs naar de foto’s. Ik ben de enige bezoeker. Je moet dit ook maar net weten te vinden. Na bijna twee uur in deze fotowalhalla, stap ik om 16:15 weer in de auto. Even verderop loopt rechts van de weg een dirt road naar het oosten. De meest bereden route loopt in circa elf mijl naar Burr Point, ook wel Dirty Devil overlook genoemd. Deze dirt road is in eerste instantie vrij goed, maar onverwachte bochten en een paar washes zijn verraderlijk. Ik moet soms flink in de remmen. Even later heb ik weer een dikke stofwolk achter de auto hangen. Het uitzicht is heel aardig. Je voelt je zo nietig in deze natuur. Hanksville Na een korte fotostop bij de rim, rijd ik terug naar de 95. Om 17:20 heb ik weer asfalt onder de wielen en leg het laatste stukje af naar Hanksville. Daar aangekomen, doe ik eerst een rondje door het dorp om de omgeving te verkennen. De vrijstaande huizen hebben over het algemeen vrij veel rommel op het erf liggen. Er valt weinig te beleven, maar dit soort plaatsen horen typisch bij het platteland van Utah. Ik krijg de laatste kamer in het Whispering Sands motel. De meeste kamers zijn ingenomen door een familie die hier is voor een begrafenis. De kamer is groot en behoorlijk goed. Twee kamers verderop zit een echtpaar van middelbare leeftijd op de veranda. Nederlanders, dat zie je zo, en hoor ik helaas ook. Een onzekere vrouw die steeds maar weer om bevestigingen van haar vriend vraagt. Ik ben haar gekakel na vijf minuten wel zat. Die arme man moet of slecht luisteren, of nog meer geduld hebben dan ik. Bij het tankstation op de splitsing met weg 24 zit een winkel in een rots, de alom bekende ‘Hollow Mountain’. Daar hebben ze helaas geen AriZona ijsthee in blik. Ernaast zit Blondies. Dat is een snackeetzaal. De inrichting is heel simpel gehouden. Ik haal er een chocolade-ijsje. Daarna ga ik naar het Red Rock restaurant. Dit is het beste restaurant van het dorp. Schuin tegenover mij zit een ouder echtpaar. De man begint zomaar tegen mij te praten. Omdat het wat onhandig is om zo door de eetzaal met elkaar te praten, vraag ik of ik bij hun mag zitten. Ze logeren in het motel tegenover het restaurant en hebben ongeveer hetzelfde als ik betaald. De man praat ook met serveerster Josalyn. We komen te weten dat ze van haar moeder in dit ‘saaie’ plaatsje moet blijven, omdat die bang is dat ze in de stad een te losbandig leven gaat leiden. Ik bestel een fajita salade ($8,95). Zoals bij veel Amerikaanse restaurants hebben ze ook Mexicaanse gerechten op het menu. De man vertelt dat hij in het visitor center van Red Canyon met een meisje uit "Holland" sprak. Hij is zo enthousiast over haar dat ik wel nieuwsgierig begin te worden. Woensdag 22 april. Even voor negen uur verlaat ik Hanksville richting het westen. Het is 13 graden. Bijna zeven mijl buiten Hanksville is rechts van de weg een dirt road: Sand Wash. De omgeving is te mooi niet om een stukje over de grijze gipsheuvels te rijden. Al vind ik al die bandensporen niet zo fraai. Even verderop ligt rechts de Coalmine Road (ook bekend als Muddy Creek Rd). Via die weg kun je bij Factory Butte komen. Dat is een grijze tafelberg die al vanaf de weg zichtbaar is. In Caineville zit een ‘Organic Farm’ market. Tussen het mooie landschap hebben enkele boeren vruchtbare grond weten te benutten. In Caineville zit ook een motel. Een beetje op een afgelegen locatie. Toch ziet het er heel aardig uit. Bij de Caineville Wash Road sla ik rechtsaf. Ik doe een deel van de Cathedral Valley loop. Dat is één van de mooiste routes in Amerika. Alleen toegankelijk voor vierwiel aangedreven auto’s. Eigenlijk moet je hier een hele dag voor nemen. Nu verken ik alvast de omgeving. De hele ‘loop’ bewaar ik voor een volgende keer. De weg is af en toe behoorlijk slecht. Vandaar dat je er ook veel tijd voor uit moet trekken. Verder naar het noorden zijn de mooiste uitzichtpunten. Ik rijd terug naar de highway. Even verderop is het andere uiteinde van de Cathedral Valley. Daar moet je door de rivier (River Ford) om verder te komen. Capitol Reef National Park Op een bord langs de weg staat: "scenic views next 14 miles". De omgeving is inderdaad bijzonder mooi. De weg loopt meer en meer door een canyon. Ik bereik Capitol Reef National Park. Er staat een informatiebord langs de weg bij de afslag naar Notom (route 1670). Even verderop staat links van de weg een historisch huisje (Behunin Cabin, 1882). De weg gaat over de Fremont River. Direct na de rivier begint rechts van de weg een wandeling naar Hickman Bridge. Dat is een natuurlijke zandsteenbrug. Het is een mooie wandeling langs zwarte vulkaanstenen en kleinere arches. De brug is behoorlijk breed en lastig in beeld te krijgen. Niet zo mooi als de arches bij Moab, maar toch een hele aardige wandeling. Ik kom weinig andere wandelaars tegen. Vervolgens kom ik in het historische gebied Fruita. Rechts staat het Fruita schoolgebouwtje (1896 - 1941), met een authentiek interieur. In de vallei zijn veel fruitbomen. Tijdens de oogsttijd mag je zelf het fruit verzamelen. Maar ik ben nog vroeg in het seizoen. Ik ga dieper het park in. Het visitor center sla ik maar over. Ik heb een park pass, dus betalen hoef ik sowieso niet, al hoor ik me officieel wel te registreren. Ik kom langs de mooie camping van Fruita (geen douches) en eindig met een rondje over de scenic loop door het park. Ik verlaat het park en ontdek aan de westkant ook nog prachtige gekleurde landschappen. Ik kom in Torrey. Dit is een mooiere plaats dan Hanksville. En omdat het zo in de buurt van Capitol Reef ligt, zijn er aardig wat motels en restaurants. Ik check in bij de zeer betaalbare Affordable Inns. Voor weinig geld heb ik een grote kamer met ontbijt. Bij het visitor center op de splitsing informeer ik naar een geschikt restaurant. De man van het visitor center is wel in voor een praatje. Het is een aardige vent. Via tripadvisor.com heb ik overigens al een restaurant gevonden in een dorp iets verderop: Bicknell. In Bicknell vul ik de tank (de brandstof is hier 15 cent goedkoper dan in Torrey). Het Aquarius motel heeft ook aardig scherpe prijzen. Tooth Ranch motel lijkt duurder. Ik eet in het restaurant naast het Sunglow Motel. Een eerdere eigenaar heeft hier beroemde taarten geïntroduceerd en met de overgedragen recepten houdt de huidige eigenaar de reputatie in stand. Na de salade vraagt de serveerster: "Did you leave some space for a piece of cake?" "Sure, that’s why I’m here." En voor jou natuurlijk, maar dat zeg ik maar niet. Beide serveersters zien er leuk uit. Wanneer ik de menukaarten van de restaurants bestudeer die in het motel liggen, dan zou ik het restaurant bij Best Western en Capitol Reef Inn Cafe ook goede keuzes willen noemen. Cafe Diablo heeft uiteraard een hoogstaande reputatie, maar is mij iets te populair. Donderdag 23 april. Het is een aangename verrassing wanneer ik bij het ontbijt zelf wafels mag bakken. Vorig jaar hebben we dat een paar keer in motels meegemaakt. Dat verklaart misschien ook de omvang van de meiden van het personeel. Allebei zijn ze veel te dik op die leeftijd. In de ontbijtzaal zit een mooi Nederlands stel van mijn leeftijd. Ze bidden voor het eten. Dat zie je niet vaak. Het is 11 graden wanneer ik in de auto stap en de lucht is helder. In de vallei van het park is het 21 graden. De belichting is rond negen uur nog niet goed genoeg voor mooie foto’s. Notom Road & Burr Trail Ik heb vandaag alleen de Burr Trail op het programma en kan rustig aan doen. Eerst kom ik weer door Capitol Reef. Na 4,8 mijl op de Notom Road ligt rechts van de weg Notom Ranch, een boerderij met bed & breakfast. Na 10 mijl houdt het asfalt op. Ik passeer enkele ranches waar nadrukkelijk bij staat dat het land privéterrein is. De Sandy Ranch is zo’n boerderij. De omgeving is vrij groen. Ondanks dat ze smachten naar regen lukt het dus om het land fris te houden. De weg loopt als het ware door een lange vallei die indrukwekkende ‘ridges’ (bergketens) van elkaar scheidt. Na 19,2 mijl kom ik in de zuidelijke staart van Capitol Reef. Bij 21,4 mijl zit de Cedar Mesa campground. Ik ben in de Waterpocket Fold. Op 32,8 mijl komt rechts de afslag naar Boulder, weg CR1168. Daar loopt de route via switchbacks omhoog. Om 11:20 kom ik na 37,8 mijl op het punt waar we vorig jaar vanuit Boulder zijn gekeerd. Nu heb ik dus het resterende stuk ook gereden. Eigenlijk is dat stuk van vorig jaar mooier. Bij de switchbacks was het landschap mooi, maar verder vond ik de route sinds het verlaten van de highway niet zo bijzonder. Ik ben erg weinig verkeer tegengekomen. Dan hoor ik een nieuw signaaltje. Nu zou de bandenspanning een probleem vormen. Ik stop en loop rond de auto, maar zie niks. In Boulder haal ik een ijsje bij het tankstation en vraag of ik hier de bandenspanning op peil kan brengen. Dat kan bij het winkeltje op de heuvel aan de zuidkant van het dorp. Memorial Highway Van de scenic UT-12 heb ik alleen het stuk tussen Boulder en Torrey nog nooit gereden. Daar heb ik vandaag nog wel tijd voor. De weg blijft maar omhoog gaan. Ik zit nu op 8000ft. Het bosrijke gebied valt onder Dixie National Forest. Bij Homestead overlook kan ik zo’n beetje geheel Capitol Reef overzien. Je kunt niet echt goed iets onderscheiden om een mooie foto te maken. Alles is nogal ver weg. Terug op de Memorial Highway rijd ik door tot Larb Hollow overlook. Het hoogste deel van de pas ligt op 9600ft. Dat is ruim 3000 meter. Langs de weg ligt soms wat sneeuw. Het is op deze hoogte 16 graden. Ik rijd terug naar Boulder om de banden te controleren. Dan zie ik dat de linkerachterband nog maar half gevuld is. De eigenaar van de winkel vult de band met een draagbare compressor. Hij wil geen fooi aannemen. Hij geeft me advies om door te rijden naar Escalante en daar de band te laten repareren. Ik zou in Boulder overnachten, maar de bonus van vandaag is dus een ritje naar Escalante. Achter het Phillips tankstation zit een garage. Ze helpen me direct. Voor iets meer dan twintig dollar is de band gerepareerd. Er zat een afgebroken schroefje in. Dat is ergens langs de Burr Trail gebeurd. Na de reparatie van de band rijd ik toch weer terug naar Boulder. Ik had in Escalante kunnen blijven, maar we hebben daar vorig jaar al overnacht en ik wil graag een nieuwe bestemming uitproberen. Mijn honger naar kennis wint het. In Boulder check ik in bij Pole’s Place. Op zich krijg ik een nette kamer, maar zonder magnetron of koelkast en hij is in verhouding nogal duur. De eigenaresse verdedigt die prijs met het verhaal dat ze hier maar een kort seizoen hebben. Ik eet soep en taco supreme bij het Boulder Mesa restaurant aan het begin van de Burr Trail. De andere restaurants zijn vrij prijzig. Het is een wat oubollig restaurant, maar het eten is prima. Wanneer ik naar mijn kamer ga, steekt een groepje herten de weg over. Hell’s Backbone Vrijdag 24 april. Het is een beetje bewolkt vandaag. Even ten zuiden van Boulder sla ik de dirt road Hell’s Backbone in. Dit is een alternatieve route naar Escalante en loopt deels door Dixie National Forest. In het begin zit links van de weg een boerderij, de Boulder Mountain guest ranch. Er volgen nog een paar boerderijen. Twee hertjes steken over. Het is slechts 9 graden. De weg loopt geleidelijk omhoog. De Hells Backbone bridge doet me denken aan de Canyon van Yellowstone, door de gele rotsen. Naar het zuiden toe is de route steeds minder interessant. Het laatste stuk hebben ze net verbreed en vlakbij Escalante is de weg zelfs geasfalteerd. Aan de rand van het dorp zijn moderne cowboys aan het werk. In Escalante vul ik de tank. Het is half elf en ik ga naar het postkantoor om de mooiste ijstheeblikken naar Nederland te sturen. De dame bij de balie is heel behulpzaam. De kosten voor een kartonnen doosje en het versturen zijn $10,35. Bull Valley Gorge Bij Cannonville passeer ik de Paria River. Ik sla linksaf richting Kodachrome. Vervolgens rechtsaf door een wash via Deer Springs Road richting Sheep Creek en Willis Creek. In beide kreekjes loopt de weg door een beetje water. De dirt road is wisselend van kwaliteit en soms redelijk pittig. Maar ik ben inmiddels al aardig wat gewend. Rond lunchtijd begin ik aan de wandeling door Bull Valley Gorge. Eerst verken ik de omgeving. De brug is onconventioneel gebouwd: gewoon het smalste stuk van een ravijn opvullen met bomen en modder. Maar betrouwbaar genoeg om met de auto over te gaan. Ik registreer me bij een metalen tafeltje aan een paal en wandel eerst naar het begin van Gorge. Het begin van de kloof is goed te doen, maar dan komt een eerste hindernis, ik moet klauterend een stukje afdalen. Maar dan komt een grotere hindernis. Een afdaling van circa drie meter. Er is eigenlijk een tak of touw nodig om langs af te dalen. In de beschrijving die ik bij me heb, staat dat je moet springen. Maar dat betekent ook dat ik dan ook alleen nog maar verder kan lopen en niet terug. De rest van de route zou goed te doen zijn. Maar ik zie deze sprong al niet zitten. Met name doordat ik alleen ben. Stel je voor dat ik een enkel breek. Ik ga dus maar terug en loop aan de andere kant van de brug nog een stuk langs de gorge. Maar nergens kan ik naar beneden en er lijkt maar geen einde aan te komen. Ik heb de lengte ook een beetje onderschat. Je bent hier wel een paar uur mee zoet. Tegen half drie rijd ben ik terug bij de auto. Een Duits echtpaar stopt net hun auto voor de brug. Ze informeren naar de toestand van de gorge. Ik leg uit dat het een flinke uitdaging is. Zij beginnen er niet eens aan, na het horen van mijn verhaal. In Cannonville check ik in bij Grand Staircase Inn. Ik krijg voor weinig geld een zeer ruime kamer op de benedenverdieping. (Een geheimtip qua overnachting in de buurt van Bryce Canyon.) De eigenaars zijn Mormoon. Ik pauzeer even op de kamer en ga dan weer op pad. Het weer is uitstekend. Bryce Canyon Om 16:00 ben ik bij de entree van Bryce Canyon National Park. Bij de twee vorige bezoeken zijn we steeds in het begin van het park gebleven. Maar de doodlopende weg loopt veel dieper het park in. De weg loopt geleidelijk omhoog. Ik zie een bordje met 8627ft staan. In een donkere bocht ligt sneeuw langs de weg. Mij doel is Natural Bridge. Hij is vanaf de parkeerplaats te zien en is mooi! Daarna ga ik naar bekende plekken zoals Sunset Point en Inspiration Point om te genieten van het mooiste deel van Bryce. Ik loop het hele stuk langs de rim tussen beide punten heen en terug. Steeds ontdek ik weer mooie plekken. Tot er meer en meer schaduw in de canyon komt. Dan verlaat ik het park en ga een paar mijl westelijk eten bij Bryce Canyon Pines. De restaurants bij de ingang van het park vind ik veel te druk. Dat is echt een toeristenkermis. Terwijl dit een uitstekend restaurant is. Er horen ook motelkamers en een camping bij "Pines". Aan de bar krijg ik een royale chef’s salade voorgeschoteld. De muren hangen vol met historische foto’s. Bij de receptie annex winkel van mijn motel, staat voor gasten een computer om even te internetten. [fragmenten uit e-mail] Het is een tijdje geleden dat ik voor het laatst internet had. Ik zit nu in het boerendorpje Cannonville bij Bryce Canyon. Sinds de vorige mail heb ik veel gedaan. Vooral in de natuur. Ik heb flink gewandeld. Met veel succes! In Arches National Park heb ik dit keer (derde bezoek sinds 2000) voor het eerst de Windows Section bezocht: grote bogen van zandsteen die op ramen lijken. Allemaal adembenemende natuur en schitterend weer. Vanmorgen heb ik een pakketje voor mezelf naar heit en mem gestuurd (vier lege ijstheeblikken omdat ze mooi zijn). Wat eten betreft houd ik het vooral op grilled chicken salads en gisteravond een taco supreme in Boulder (ook al zo'n boerendorp) en een goed alternatief voor het slechte brood zijn bagels. Morgen rijd ik naar Kanab, nog steeds in Utah, en ik kan er maar niet genoeg van krijgen! [einde e-mail] Zaterdag 25 april. In het noorden van Utah heeft het geregend zag ik op televisie. Maar wanneer ik de kamer verlaat is het prachtig weer. Alleen ver in het oosten zijn enkele wolken te zien. Door de heldere hemel en de hoogte is afgekoeld naar 14 graden. De hoogvlakte langs Bryce (7777ft) is landschappelijk minder interessant. Bij Red Canyon is het pas weer mooi. Bij het visitor center ga ik op zoek naar dat leuke Nederlandse meisje. Ik hoef niet eens te vragen wie het is. Ik hoor toch wel een accent. Ze kan dan wel leuk zijn, echt mooi is ze niet. Panguitch Ik rijd een stukje om naar het stadje Panguitch. Daar is een hele trits motels en ik doe inkopen bij de supermarkt op de splitsing. Het kassameisje weet dat er een laundry is bij de Hitch & Post campground. Het is een prima moment om was te doen, want de bewolking komt opzetten en het is geen fotoweer meer. Met een bakje zeep uit de automaat draai ik de was, die ik vervolgens over twee drogers verdeel. Ik blader door een stapel tijdschriften. De buien hebben een winters karakter gekregen. Maar ik zit lekker binnen. Wel jammer eigenlijk dat er niet meer mensen in de laundry zijn. In West-Yellowstone was dat vorig jaar zo gezellig. Voor twaalf uur ben ik weer onderweg naar het zuiden. De buien zijn weggedreven en de zon keert terug. Ik kom door een heuvelachtig gebied dat wel weg heeft van Zuid-Duitsland. Bij enkele dorpjes is de speed limit 40 Mph en daar controleren de highway patrol en sheriff streng op. Kanab In Kanab doe ik eerst een verkenningsrondje. Het stadje lijkt meer voor te stellen dan wat ik van negen jaar geleden kan herinneren. Na een bezoek aan de supermarkt probeer ik eerst een kamer te krijgen bij Aikens Lodge, waar we destijds zaten. Maar die is helemaal volgeboekt door een "ATV group". Jammer, want ze hebben ook internet in de lobby. Bij Bob*Bon Inn is wel een kamertje. Rond half drie check ik daar in. Bob staat bij de receptie. De kamer is heel klein, maar verder prima, want voorzien van een televisie, koelkast en magnetron. Kanab is een stadje waar men de filmhistorie eer aan doet. Er zijn een paar bioscopen en er is een filmmuseum. Coral Pink Sand Dunes Rond half vier verlaat ik Kanab en rijd een stukje terug naar het noorden. Na zeven mijl sla ik linksaf de Hancock Road in. Dit is de kortste route naar Coral Pink Sand Dunes State Park. Daarna nog circa twaalf mijl tot de entree van het parkje. Het parkdeel waar je entree ($6) voor betaalt is maar heel klein. En eigenlijk is het niet meer dan een podium met zicht op de duinen en wandelpaden die je niet mag verlaten. Er staan ook enkele informatieborden. De duinen zijn ontstaan door de wind die zandsteen heeft aangevoerd. Ook nu waait het. Dat is lastig met contactlenzen. Toch is er meer dan zand, want achter de strook duinen ligt een woest groen gebied met bomen en heuvels. De wind is fris. Ik wacht in de auto tot de grootste wolken een beetje verdreven zijn. Wanneer ik het park verlaat stop ik nog twee keer. Eigenlijk zijn dit de plekken die veel meer te bieden hebben. Ik kan namelijk zo de duinen in lopen. Enkele zoemende quads racen door het gebied. Mijn schoenen zakken weg in het zand. Het is alsof ik in een woestijn ben. In Kanab eet bij Rewind Diner. Een soort 66 Diner, maar dan net iets minder stijlvol ingericht. Toch een uistekende keuze! Ik bestel hot chick Malibu en lemonade. Na het eten rijd ik nog een rondje door Kanab. Het is een leuk en ontspannen stadje. Ik kan herinneren dat ik na de eerste reis al zei dat ik hier wel zou willen wonen. Een rustig stadje in Utah in de buurt van prachtige natuur. Zondag 26 april. Om 9:00 ben ik al onderweg naar Page in Arizona. Bij Pareah wacht ik lange tijd tot er meer zon komt. Ik bestudeer de kaarten en noteer nieuwe wensen. De conceptie van een volgende reis vindt hier plaats, zou je kunnen zeggen. Rond half twaalf rijd ik verder tot een parkeerterreintje tegenover het Paria Station. Vanaf hier loopt een wandelpad naar hoodoos. Onderweg kom ik een oudere man tegen die zegt dat hij niet veel heeft gevonden. "Volgens mij moet je hogerop gaan. Daar boven staat de mooiste groep hoodoos volgens mijn kaartje." Even verderop kom ik een groep veertigers tegen. De man voorop zegt dat ik de juiste route heb. Ik blijf het meest duidelijke pad volgen, maar twijfel desondanks. Het eindepunt van de trail komt bij hoodoos, maar dat zijn inderdaad maar weinig, en het is maar een rommelig geheel. Ik loop een stuk terug en probeer dan omhoog te klimmen. Maar dat gaat niet. Wel een beetje, maar daar moet ik veel moeite voor doen en het is bovendien gevaarlijk. Er breken stukken af en ik glijd weg. Omdat er bewolking en wind komt opzetten, geef ik het op. Al had ik dat liever niet gedaan. Ik weet wel dat je vanaf de noordkant ook bij hoodoos moet kunnen komen, via een minder moeilijke maar langere route. Ter hoogte van de Cottonwood Canyon Road is het weer nog niet naar mijn tevredenheid. Het heeft zo geen nut om de wandeling naar Yellow Rock te doen. Ik ga verder richting Page en passeer de Arizona Stateline, Lone Rock, Greenhaven Estates, tot ik bij de Glen Canyon Dam kom. Daar neem ik even een kijkje om te zien hoe het met het peil van Lake Powell is gesteld. Bedroevend. Page In Page kies ik voor een motel in het centrum: Rodeway Inn. Een familie uit India beheert het motel. Een jonge moeder (een mooie meid, maar dat terzijde) helpt me bij de receptie. Er is ook een computer met internet in de grote lobby. Ik krijg een enorme kamer met een grote bank en schuifdeuren naar de binnenplaats waar een zwembad is. Ik geloof dat dit ooit een Super8 motel is geweest en nu dus in handen van Rodeway. Het is wel behoorlijk verouderd. En toch voldoet de kamer me prima. Wanneer de wolken wegtrekken rijd ik naar de Glen Canyon Dam en wandel over de zandsteenrotsen aan de oostzijde. Hier ben ik nog niet eerder geweest. Het is een fotogeniek gebied. Daarna wandel ik door het centrum, langs de motels, winkels, Safeway, een tourist bureau en twee laundries. Eigenlijk had ik hier mijn was moeten doen, tussen de indianen. Voor de Safeway staat een camper met een kenteken uit Duitsland. Het valt me op dat er op dit moment opvallend veel Fransen in Amerika zitten. Misschien hebben ze daar nu vakantie. Even buiten de stad doe ik inkopen bij Wal-Mart. Dit is de leukste winkel van die keten die ik ken, omdat je hier zo leuk indiaantje kunt kijken. Ondanks de aanwezigheid van veel gasten (waaronder een groep Fransen), is de computer in de lobby van mijn motel beschikbaar. [fragmenten uit e-mail] Ik ben in Page, Arizona. Sinds de vorige mail heb ik het rustig aan gedaan ;-) Tussen Kanab en Page heb ik Yellow Rock beklommen. Bijna alleen maar bergop, maar viel me mee want ik was na drie kwartier boven. Ik had verhalen gelezen van mensen (ouder) die het nogal zwaar hadden. Het was ook wel zo dat ik regelmatig moest stoppen en buiten adem raakte. Vanmiddag heb ik de hele middag gebruikt voor een bezoek aan Alstrom Point. Page ligt aan Lake Powell. Dat is een kunstmatig stuwmeer van volgens mij wel meer dan 50 jaar gevormd door de Glen Canyon Dam. Maar in een setting die heel natuurlijk lijkt en bovendien erg mooi is. Alstrom Point ligt aan de andere kant van het stuwmeer en ik heb er bijna 2 uur over gedaan om via dirt roads te komen. Het laatste deel was erg zwaar, waarbij de hoge wegligging wel een noodzaak was. Ik was er lange tijd alleen tot er een Belgisch echtpaar kwam. Die hadden een summiere beschrijving en hadden het bijna niet gevonden. Het uitzicht over Lake Powell en alle rotsvormen die daar in liggen is bijzonder mooi. Op de terugweg kwam ik twee Tsjechen tegen die van plan waren er te overnachten. Ze zouden toch niet voor zonsondergang weer bij de highway zijn. De weersvoorspellingen zijn goed. Het blijft de rest van de week warm en grotendeels zonnig. Het is hier erg droog. Ik moet veel water drinken en mijn lippen 'vet' houden. [einde e-mail] Yellow Rock Maandag 27 april. Het ontbijt bestaat uit toast met jam, minimuffins, banaan, cereals en vruchtensap. Vandaag ga ik alsnog naar Yellow Rock. Het weer ziet er goed uit. Bij Big Water is een motel dat mij nog niet eerder is opgevallen: Cowboy Inn. Die moet ik thuis eens op internet checken. Yellow Rock is te bereiken via de Cottonwood Canyon Road. Deze dirt road is soms verraderlijk slecht. Steeds wanneer ik een aardig tempo heb, komt er weer een slecht stuk. Ik parkeer de auto bij de afslag van weg BLM-430. Bijna recht daartegenover loopt een smal maar duidelijk pad naar de Paria River. Tussen struiken door. Er staat maar een paar centimeter water in de rivier. Het is hier heerlijk rustig. Ik vind snel het pad dat omhoog loopt; een behoorlijke beklimming. Ik moet een paar keer pauzeren om op adem te komen. In totaal heb ik bijna drie kwartier nodig om op de top van Yellow Rock te komen. Ik heb twee verslagen gelezen, van een Duitser en een Nederlands echtpaar, die erg veel moeite hadden om Yellow Rock te vinden. In beide gevallen vonden ze niet de juiste beginroute. Dankzij hun maak ik geen fout. Yellow Rock is mooi en het uitzicht vanaf de top ook. Hij is overigens niet helemaal geel. Op sommige plekken namelijk rozig. De ribbels maken hem zo mooi. Op de enorme rots groeit niks. Terug bij de Cottonwood Canyon Road leg ik een stapeltje stenen bij het begin van het pad, om het zo beter herkenbaar te maken. Op de weg terug naar de highway kom ik een Duits stel tegen die mij laten stoppen om te vragen waar Yellow Rock is. Ik geef hun mijn kaartje en leg uit hoe ze het pad kunnen vinden. Ze zijn met een gewone auto. Vorig jaar zagen we ook gewone auto’s deze route nemen. Ik had het zelf nooit gedaan en waarschuw ze voor slechte stukken en dat ze niet te snel moeten rijden. Alstrom Point Om 12:48 ben ik terug op de highway en om 13:00 bij Big Water. Daar sla ik linksaf en volg de duidelijke routebeschrijvingen die ik bij me heb naar Alstrom Point. Het begin is vrij eenvoudig. Ik geniet van de mooie omgeving die geleidelijk van kleur verandert. Er zit ook een lastig stuk in de route door mul zand. De omgeving is hier vrij vlak en saai. Er lopen enkele koeien. Het eerste Alstrom Point is nog niet mijn einddoel. Lake Powell ligt nog te ver weg, al is dit ook een mooie plek. Om verder te kunnen, moet ik eerst een stukje omhoog. Ik verken de omgeving om uit te zoeken waar ik het beste langs kan rijden. Uiteindelijk gaat dat eenvoudiger dan verwacht. Nu komt een stuk waar de route niet of nauwelijks meer te herkennen is. Dat komt doordat er alleen rotsen zijn waar bandensporen op te zien zijn. In de verte zie ik het vervolgpad. Wanneer ik het lastige deel heb gehad, volgt nog een eenvoudiger stuk tot de rim. Tegen 15:00 ben ik bij Alstrom Point. Dit is de plek met het meest indrukwekkende zicht op Lake Powell. En nu helemaal voor mij alleen! Ik zie de rotsformatie Gunsight Butte in de Padre Bay liggen, en diep beneden mij dobbert een house boat. Om kwart voor zes verlaat ik Alstrom Point. De bewolking is weer toegenomen. Ik geloof niet dat er nog een mooie zonsondergang komt en ik heb zo wel genoeg foto’s. De lucht had mooier gekund, maar een foto met wolken hoeft niet per se minder te zijn. Het belangrijkste voor een foto op deze plek, is dat de zon Lake Powell beschijnt. En dat was vandaag het geval. Zonder de vele stops van de heenweg ben ik binnen anderhalf uur terug bij de highway. Dinsdag 28 april. Na het ontbijt wil ik eerst Yfke verslag doen van mijn avontuur naar Alstrom Point. Ik houd haar af en toe op de hoogte met sms-berichten. Ik ga vandaag naar het zuiden. "Welcome to Navajo Nation. Buy direct from native." Ik herinner me een huisje in Taos waar een native sieraden maakte. Hij zij dat de winkels die van hem kochten en voor een veel hogere prijs doorverkochten. Het probleem met die verkoopwaar is dat er nooit een prijs op staat. Je moet dus maar een beetje gokken of het echt waard is wat je er voor geeft. In Tuba City vul ik de tank en doe een rondje om het stadje te verkennen. Alhoewel het opvallend druk is op straat, vind ik er maar niks aan. Beide motels zijn in verhouding duur. Coal Mine Canyon Ik rijd verder naar Coal Mine Canyon. Vorig jaar begonnen het hier te regenen. Nu kom ik speciaal terug om foto’s te maken. Bij de meest oostelijk gelegen picknickbank daal ik een stukje af in de Canyon. Daar zit een soort landtong waardoor ik in de diepte kan kijken met een andere kijk op magnifieke gevolgen van erosie. Het lijkt me vrij nutteloos om in de Canyon zelf te gaan wandelen. Volgens mij is het vanaf hier veel mooier. Voor ik verder ga, ontdek ik een andere auto. Ik ben niet de enige bezoeker. Blue Canyon Een stuk verder naar het oosten loopt een goede dirt road naar het noorden, naar Blue Canyon. Ik twijfel of ik wel door zal rijden. Voor dit gebied heb je namelijk een permit nodig, maar het gedoe om één te bemachtigen en het nut daarvan ontgaan me. Zo denken de meeste bezoekers erover, maak ik op uit reisverslagen. Ik sta aan het begin van de dirt road en vul de flesjes met water. Dan komt de auto die ik ook bij Coal Mine Canyon zag. Er zit een Duits echtpaar in. Ik vertel hun mijn dilemma. "Ze gooien ons toch zeker niet in de gevangenis?" "Wanneer jullie doorrijden, dan ga ik ook." Enfin, ik rijd achter hun Ford Explorer aan, een maatje groter dan mijn Escape. We vinden Blue Canyon zonder probleem. Dat is een kwestie van ruim 14 mijl gewoon door blijven rijden (de 6660 gaat vanzelf over in 6240 en vervolgens IR-7). Na een lange bocht door de Moenkopi Wash verlaten we de dirt road aan de rechterkant. Het hele gebied is hier bijzonder mooi. Dat zou je niet zeggen na het verlaten van highway 264. Want lange tijd was er geen snars te zien; slechts een weids en kaal landschap. Ik parkeer de auto een beetje uit zicht in de buurt van de mooiste formaties. Omdat de zon niet zo prominent aanwezig is, maak ik van elke zonnestraal gebruik door veel foto’s te maken. Naast het Duitse echtpaar kom ik een Japanse vader en zoon tegen. Die lopen met gigantische telelenzen rond. Het is mij een raadsel waarom ze zulke lenzen hebben, want hier is juist een breedhoek- of portretlens handig. Blue Canyon is weer een variant op Goblin Valley en Little Egypt. In alle gevallen een natuurverschijnsel met gekleurd zandsteen waar erosie voor verantwoordelijk is. In dit geval zijn er ook merkwaardige witte strepen die willekeurig op het rode zandsteen zitten. Voor natives is Blue Canyon een heilige plek. Bij een doorgang staat een houten hek. Een ander deel lijkt wel een soort van ceremoniële ruimte te vormen. Ik ben de laatste die het gebied verlaat. Het is 15:20. Onderweg naar het noorden zie ik op een gegeven moment het Duitse echtpaar rijden. Ze gaan minder snel en laten mij passeren. Vanzelf kom ik in het gehucht Tonalea uit. Dit laatste deel was minder goed dan het stuk vanaf de highway 264. Veel meer spoorvorming en ‘dips’. Marble Canyon Om 17:30 arriveer ik in Marble Canyon bij Navajo Bridges. Tot mijn verbazing is een motelkamer van Marble Canyon Lodge slechts $35. Inclusief tax de op één na goedkoopste kamer van de reis. Er staat een native bij de receptie. De kamer (nummer 302) is wel oud en primitief. Het complex is in 1929 opgericht. De televisie is behoorlijk ouderwets. Maar ik ben hier voor iets anders. Voor de beleving van een nacht op zo’n afgelegen plek. Marble Canyon stelt op het eerste gezicht weinig voor. Het is een fotogenieke locatie bij de Colorado River in een prachtig roodstenen landschap. Naast de Lodge zit een general store, restaurant, tankstation, postkantoor, laundry en ‘coin-op showers’. Eigenlijk alles wat woestijnratten af en toe nodig kunnen hebben. De general store is ook ingericht op visliefhebbers. Ik eet een Navajo taco salade aan de bar van het restaurant. Aan de andere kant van de highway staan nog enkele gebouwen en een monument voor een jonge vrouw die in de rivier is verdronken. Vermillion Cliffs Woensdag 29 april. Vanmorgen landt een vliegtuigje op het kleine vliegveldje tegenover het tankstation. Ik vermoed dat het dagtoeristen zijn die naar Lees Ferry gaan voor een stukje raften op de Colorado Rover. Om 8:30 vertrek ik. De weg loopt langs de fraaie Vermillion Cliffs. Een paar mijl verderop ligt rechts van de weg Lees Ferry Lodge met een restaurant. Nog een paar mijl verder Cliff Dwellers Lodge naast enkele rotswoningen. Beide lodges lijken mij heel aardig. Ze zijn geloof ik wel wat duurder dan Marble Canyon. Een native vrouw stalt net haar verkoopwaar uit. De rotswoningen langs de weg zijn als het ware onder balancerende rotsen gebouwd. Nog een paar mijl verder ligt rechts van de weg een parkeerplaats in de vorm van een rotonde met informatieborden over deze regio. De route loopt lang over een hoogvlakte tot de entree van Kaibab National Forest. Dan klimt de weg flink omhoog tussen de bossen. Op 7921ft ligt Jacob Lake. Dat is de splitsing naar de North Rim van Grand Canyon. De meeste bezoekers gaan naar de South Rim. De North Rim is pas halverwege mei geopend. Bij Jacob Lake kun je ook overnachten en er is een tankstation en een general store. De Grand Canyon heb ik in 2000 al bezocht en zou ik op zich nog wel eens willen zien, maar heeft nu geen hoge prioriteit. Vanaf de splitsing loopt de weg naar beneden tot weer een hoogvlakte. De route is vervolgens redelijk saai. In Fredonia heeft iemand een pottery in een voormalig tankstation: "Not made in China." Voor de rest heeft Fredonia bijzonder weinig te bieden. Een dorpje op een splitsing, meer niet. Ik blijf naar het westen rijden, verlaat Arizona en kom weer in Utah. Mormonen Het verhaal van de mormonen begint rond 1800 in het noordoosten van de staat New York. Joseph Smith krijgt in 1823 een goddelijk visioen: de engel Moroni vertelt hem van een plek in heuvels bij Manchester waar gouden platen liggen met het ‘volledige eeuwige evangelie’. In 1828 lukt het Smith om de teksten met behulp van twee mysterieuze met zilver omringde stenen te ontcijferen. Het manuscript van om en na bij 600 pagina’s resulteert in het Boek van Mormon. De boodschap is een pure, primitieve vorm van het christendom. Smith was een liefhebber van vrouwen. Polygamie maakte al snel deel uit van zijn godsdienst. Illinois werd de standplaats van de mormonen, want in het oosten werden ze vervolgd. In 1844 werd Smith in de gevangenis vermoord. Zijn opvolger Brigham Young (uit Vermont) trok met aanhangers over de Rocky Mountains naar een dorre vlakte aan een zoutmeer. In juli 1847 werd Salt Lake City gesticht. Young had maar liefst 27 vrouwen. Polygamie werd lange tijd oogluikend toegestaan en pas in 1890 bij wet verboden. Tegenwoordig zijn er bijna 12 miljoen volgelingen in 155 landen. Er zijn mormoonse fundamentalisten die nog steeds het ras zuiver willen houden door te trouwen met een halfzusje of nichtje. De grootste polygamie gemeenschap van Amerika leeft in Hilldate en Colorado City. En die plaatsen liggen langs de weg waar ik op dit moment ben. St.-George Net voor de plaats Hurricane is een parkeerplaatsje (Hurricane Hill & trail) met een mooi uitzicht over de omgeving. Mijn einddoel van vandaag is St.-George. In die stad doe ik eerst een verkennende ronde. De meeste motels zitten aan St.-George Blvd en hebben scherpe concurrerende prijzen. Rond lunchtijd bezoek ik het centrum. Door renovaties lijkt de charme uit de stad gehaald te zijn, maar ik voel me hier wel op mijn gemak. Vorig jaar ben ik toch al erg gecharmeerd geraakt van St.-George. Het is vooral een aangename en praktische stad. Snow Canyon State Park Aan de noordrand van de stad liggen buitenwijken, die qua vorm en kleur bijna onopvallende in het landschap zijn gesitueerd. De plantsoenen worden op dit moment door gevangen onderhouden. Dat mogen ze bij ons ook wel doen, in plaats van in alle luxe hun criminele zaakjes vanuit de cel (of met verlof) regelen. Achter zo’n wijk loopt een weg naar de ingang van Snow Canyon State Park (entree $5). Dit is een gevarieerd natuurparkje met relatief weinig bezoekers. Ik loop de Hidden Pinyon Trail tot de Hidden Pinyon overlook. Het is lekker warm en de natuur is mooi in bloei. Bij het uitzichtpunt zitten zelfs kleine arches in zwart lava-achtige gesteente. Even verderop is zijn rotsheuvels die door erosie de vorm van duinen hebben aangenomen, zogenaamde Petrified Dunes. Ik verlaat het park aan de noordkant en check in bij Dixie Palms Motel. De kamer is klein en een beetje oud, net als het echtpaar bij de receptie, maar de kamer is schoon. Het motel zit ongeveer halverwege de St.-George Blvd met restaurants op loopafstand. Net als vorig jaar ga ik eten bij Mandarin Buffet ($10,66 + $1 fooi). Net als toen loopt er een Indonesische man van ongeveer vijftig jaar rond, die weer vertelt dat hij familie in Den Haag heeft wonen. Hij herkent mij niet meer, maar maakt ook weer de opmerking dat ik wel rijk moet zijn wanneer ik zo lang door Amerika kan reizen. Hij werkt hier bijna vijf jaar. Ondanks de glimlach heb ik niet de indruk dat de beste man gelukkig is. Naast het heerlijke eten, valt mijn oog op het meisje dat de kassa beheert en de gasten een plekje toewijst. Een jonge blondine met blauwe ogen, lange benen en een korte broek. Het prototype van een moderne mormoon. Ze verveelt zich een beetje. Ik vraag me af hoe ik een mormoons meisje zou kunnen versieren? Voor ik het restaurant verlaat, neem ik afscheid van de Indonesiër: "Maybe we will see each other next year." Donderdag 30 april. Het is vandaag Koninginnedag. Na een bezoekje aan de supermarkt, om de koelbox bij te vullen, ga ik naar Airport Road voor een laatste blik over St.-George. Dan ga ik verder naar het noorden, via weg 18 richting Veyo. De route loopt door een landbouwgebied op een hoogvlakte met gigantische sproei-installaties. Het is een beetje een saaie omgeving na al het natuurgeweld van de afgelopen dagen. Op de splitsing in Enterprise zit het Sleep E Motel. Bij Medona is de highway om het dorpje geleid, maar ik rijd er bewust doorheen. Bij de spoorwegovergang staat een vervallen historisch hotel van hout met de opdruk "B.J. Lund & Co." Waarschijnlijk een Zweedse emigrant. Jammer van alle waakhonden en bordjes met teksten als "private road, no trespassing", "leave no trace". Dat geeft me een ongemakkelijk gevoel. Dan loop de weg over een bergpas via een bosrijke omgeving naar Nevada, The Silver State. In Panaca ben ik nieuwsgierig naar wat het dorpje te bieden heeft en rijd door enkele straatjes. Het is best een aardig dorp. Wat me boeit aan dit soort afgelegen dorpen? Meestal wil ik weten of het verval helemaal intreedt, of er toch nog mensen zijn die het leven er in weten te houden. Het laatste is het geval. Even ten noorden van Panaca ligt Cathedral Gorge State Park. Ik lunch allereerst bij Miller Point en loop de trappen af die in de Canyon leiden. Het park lijkt een heel klein beetje op Bryce, maar dan met een bruingrijze kleur. Het uitzichtpunt ligt aan de noordkant en niet aan de weg die het park inloopt. Pioche Na de lunch rijd ik via een scenic route naar Pioche. Ik had er niet bij stilgestaan dat ik zo dicht bij Pioche zou zijn, maar dit blijkt een mooie bonus. Aan de rand van de heuvel staat een ‘aerial tram way’ die nog behoorlijk intact is. Deze werd gebruikt om het erts uit de bergen naar de ‘mill’ te vervoeren. Aan Main Street staan diverse historisch gebouwen, waaronder The Overland Hotel & Saloon en daarnaast een Thompson’s Opera House. Geen rare plek om te overnachten, zo’n westernstadje. Een aantal van de gebouwen aan de hoofdstraat zijn gevuld met ‘antiek’ (en rommel). Ik struin wat rond en ontdek allerlei langspeelplaten, oude nummers van playboy, meubeltjes, en veel, heel veel stof. In een verzameling oude nummers van National Geographic vind ik een nummer over de Mekong uit 1968. Dat is door mijn vorige reis interessant!
    Op de deur van het pand staat op een bordje in welk gebouw je moet betalen wanneer je iets interessants hebt gevonden. Dat is aan de overkant van de straat in een winkeltje met tweedehands kleding. Een oud vrouwtje met een kleurspoeling houdt een kledingrek vast. Het rek blijft niet goed overeind staan. "It has drunk too much.", zegt ze met krasse grijns. Hm, ik moet ook glimlachen, misschien heeft ze zelf ook wel een slokje op. Ze vraagt een quarter voor het tijdschrift. Er is ook een leuk museumpje met veel historische informatie. Het meest interessant vind ik een verzameling instrumenten van een tandarts uit de glorietijd van de mijnen. Ik laat een dollar achter in de donatiebox. Pioche is een beetje zoals Randsburg, maar heeft - op dit moment - net iets meer te bieden. En de geschiedenis is behoorlijk rijk. Pioche was ooit de meest beruchte gemeente in Nevada. Zou je niet zeggen, nu het er zo vredig bij ligt. Het begon allemaal met de ontdekking van zilver in de winter van 1863-1864. De Fransman F.L.A. Pioche (1818) was een avonturier, en ontdekte na het reizen door Zuid-Amerika de goudkoorts in California. Pioche vond investeerders in Frankrijk en bouwde een imperium op van goud- en tinmijnen, spoorwegen bij Sacramento en een gasfabriek bij San Francisco. Pioche kocht de claims in de regio en liet een smelter bouwen. In 1870 werd voor meer dan $600.000 aan zilver gevonden. Al snel was deze afgelegen plek het toneel van geweergevechten. Het stadje telde 7000 inwoners, diverse saloons en bordelen. Sommigen moesten hun eigen graf graven voor ze werden doodgeschoten. Toen er een keer gedurende zestig dagen geen moord was gepleegd, feliciteerde de plaatselijke krant de bewoners dat het een betere plek werd om te leven. In 1872 beroofde Pioche zichzelf om onduidelijke reden van het leven. Toen enkele belangrijke mijnen leeg begonnen te raken en in 1873 twee jaar achtereen overstromingen werden gevolgd door een tweede grote brand in 1876, nam de mijnactiviteit sterk af. Door de verbinding van een spoorlijn met Caliente in 1907 was er een opleving waardoor Pioche meer aanzien kreeg. In de jaren dertig sloten de mijnen tijdens de recessie. In 1937 en in de jaren ’50 en ’60 zijn er nog enkele oplevingen geweest. Cathedral Gorge State Park De zon staat bijna goed genoeg voor betere foto’s, dus maak ik mijn bezoek aan Cathedral Gorge State Park compleet. Bij de entree betaal ik $4. Het park bestaat voornamelijk uit vormen die lijken op een serie torens van een kathedraal. Bij moon en canyon cave wandel ik de groten in. Het is al een oud park, de picknicktafels en watertoren zijn monumenten. Tegen 17:00 verlaat ik het park en rijd naar het zuiden. Ik eindig vandaag in Caliente, een stadje in een vallei tussen groengrijze heuvels. Caliente Ik herken het witte stationsgebouw van foto’s van internet. Voor het stationsgebouw ligt een ruim leeg terrein. Naast het stationsgebouw is een treinstel ingericht als boxcar museum. Helaas heeft het museum maar beperkte openingstijden (woensdag - zaterdag tussen 10:00 en 15:00). In het witte gebouw zit het ‘county house’ en de ‘library’. Ik check in bij Shady Motel, volgens Tripadvisor het beste van de drie motels. In de kamer naast mij zitten twee grijze motormuizen. Ik loop wat rond en zoek een plekje om te eten. Bij het tankstation kun je alleen fastfood krijgen. Er is een klein casino (Knotty Pine) - ik ben hier ten slotte in Nevada - met een restaurant. Om de hoek zit Hansens Dining met een populair pizza loket. Maar de leukste eettent zit aan de andere kant van het spoor in een rijtje historische gebouwen met onder andere twee saloons: Brandin’ Iron. Ik bestel een buffalo burger en Dr.Pepper. Jammer dat er maar weinig gasten zijn. Bij het tankstation haal ik daarna een ijsje. Het hotel en restaurant op de hoek zien er sterk verwaarloosd uit, die hebben het niet overleefd. Vrijdag 1 mei. Iets na achten rijd ik het westen in. Nevada bestaat grotendeels uit bergketens die van noord naar zuid lopen. De route van vandaag loopt daarom over enkele bergpassen. Lange rechte stukken weg zonder bebouwing of een teken van leven. Dat is trouwens niet helemaal waar, want af en toe zie ik koeien. Ondanks het weinige verkeer ligt er een doodgereden konijntje op het asfalt. Aan het begin van de 375 zit een Alien Museum. De weg heeft als bijnaam Extraterrestrial Highway, omdat er veel UFO’s zijn gespot. Maar laat hier nu toevallig ook Area 51 zijn. Aan het begin van de Groom Lake Road, de dirt road naar Area 51, staat een beroemde brievenbus. Vroeger zwart, nu wit geverfd. Langs de weg staat een bord: "Low Flying Aircraft". Die zogenaamde UFO’s zijn volgens mij gewoon militaire experimenten geweest. Welcome to Rachel, humans 98, aliens ? De grootste ‘attractie’ in Rachel is Little A’le’Inn. Ik neem een kijkje in het café. De souvenirs zijn vrij prijzig, maar een mok thee is altijd welkom. Na het bestuderen van alle foto’s en knipsels aan de muren ga ik aan de bar zitten. Het barmeisje houdt van gezelligheid. Naast mij is een Canadees komen zitten. Hij houdt een korte vakantie. Even later stappen de motormuizen die in de kamer naast mij sliepen binnen. Ze hebben brandstof nodig. Er is officieel geen tankstation in Rachel, maar de eigenares heeft wel wat voor noodgevallen. Eén van de motoren heeft slechts een bereik van 160 mijl; dat is krap voor dit soort regio’s. De Canadees bestelt ondanks het vroege tijdstip een Alien Burger. Ik heb trouwens ook niet veel brandstof meer en besluit om iets zuiniger mijn weg te vervolgen. Er komen besneeuwde bergpieken in zicht van acht à negenduizend feet. Op de splitsing in Warm Springs heeft ooit een tankstation gestaan. Maar het gebouwtje is in verval. Ook het café aan de overzijde van de weg zit geen leven meer in. Na een volgende bergpas staat een raket langs de weg. Die markeert een ‘test range’. Tonopah Ik passeer de Tonopah Speedway en het vliegveld. De weg komt nog over een kleinere bergpas. Tussen de heuvels voor me ligt Tonopah, een prachtig rommelig mijnstadje. Ik verken eerste de omgeving. Het tankstation in het centrum is het goedkoopste. Ik bezoek het Central Nevada Museum. De beheerder geeft een privé-rondleiding aan een aantrekkelijk jonge vrouw. Buiten en binnen is een allegaartje van machines en werktuigen uit de mijnindustrie, een verzameling antiek, een boekwinkeltje en ook een toonstelling van voormalige bordelen in de regio. Al met al een heer aardig museum. De beheerder heeft het tegen zijn vrouwelijke collega over de bezoekster die net vertrok: "Je weet toch, sommige bezoekers geef ik graag wat extra aandacht." Wanneer ik bij mijn auto sta te lunchen, praat ik nog even met de beheerder. Hij lijkt net als Tonopah in de jaren tachtig zijn blijven steken. Qua uiterlijk heeft hij een beetje weg van de dommige assistent van Magnum, Rick was het geloof ik. Hij haalt een boek uit de kofferbak van zijn rode cabrio. Het gaat over de geschiedenis van Tonopah. Ik mag het gratis hebben. Geweldig! Ik vraag hem of hij me een restaurant kan aanbevelen. De meeste restaurants hebben koks van middelmatige kwaliteit. Volgens hem is het Mexicaanse restaurant het beste. Manhattan Vanuit Tonopah rijd ik een paar mijl terug. Naast de weg staat een bord met: "Next Gas 163 m". Ik neem een kijkje bij het vliegveld en neem daarna de 376 naar het noorden. Een bord langs de weg geeft aan dat je geen lifter mag meenemen. Dat komt omdat er een gevangenis is. Mijn doel is Manhattan. Dat is een dorpje met een open mijn (‘pit’), een motel met vier kamers en twee saloons. Ik ben een beetje ongelukkig in de keuze van een saloon. De dame achter de bar ziet er niet zo fris meer uit. Ze rookt en de twee mannen aan de bar zijn ook niet echt gezellig. Vergane glorie. In zo’n dorpje lijkt de moderne wereld totaal nog niet te zijn doorgedrongen. Belmont Aan het einde van Manhattan loopt een dirt road over de heuvels naar Belmont. Wanneer ik verder rijd, vraag ik een bewoner of die weg okay is. Volgens hem is die prima te doen. Eigenlijk zou ik oorspronkelijk alleen naar Belmont, maar ik ben blij dat ik ook in Manhattan ben geweest, want Belmont valt erg tegen. Van bouwval tot iets te mooi gerestaureerd, en in beide gevallen eigenlijk niet fotogeniek. Na bijna een uur rijden ben ik rond 17:00 terug in Tonopah. Ik blader in het gekregen boek. Het beroemdste bordeel zat even ten oosten van de stad: Bobbie’s Buckeye Bar & Brothel. Ik ga op onderzoek uit en vind het gebouw inderdaad. Hoewel alles er nog lijkt te staan, is volgens mij niks meer in bedrijf. Sinds de dood van de eigenares is het in verval. Wanneer niemand de boel opknapt, is dit geen lang leven meer beschoren. Jammer eigenlijk voor de geschiedenis. Je zou er een museumpje in kunnen beginnen.  Ik neem een kamer in het Clown Motel. Alles in het motel draait om clowns. Bij de receptie is een hele verzameling clownpoppetjes. Op de deurknoppen zitten clowns, maar de kamer zelf is vrij saai en ouderwets. De televisie is nieuw, maar de magnetron lijkt wel dertig jaar oud.
    Wat had ik graag een kijkje genomen in het historische Mizpah Hotel in het centrum, maar dat is helaas gesloten. Evenals het casino ernaast en het Belvada Hotel er tegenover. Daar zijn wel ooit plannen voor geweest om het weer in leven te brengen. Er hang namelijk een bord op met een openingsdatum, maar misschien is de nieuwe eigenaar (projectontwikkelaar) failliet gegaan of hij heeft zich teruggetrokken. In de buurt van mijn motel is een klein casino de grond uit gestampt waar wel animo voor lijkt te zijn. En aan de zuidkant van de stad zit het populaire Tonopah Station Casino met hotel. Ik ga eten bij de Mexicaan. De andere restaurants zien er niet uitnodigend uit (al dan niet open). In de eerste zaal na binnenkomst staan partytafels met krukjes waar je mag eten en gelijktijdig televisie kunt kijken: basketbal in dit geval. Bij mijn beef enchilada bestel ik een kokosnootdrankje (orchata). Aan het aantal bezoekers maak ik op dat dit een populair restaurant is. Zaterdag 2 mei. Naast het motel ligt een sobere historische begraafplaats uit de periode 1901-1911. Uit de glorietijd van de stad. Voor ik Tonopah verlaat, doe ik nog een verkenningsrondje. Op het hoogste punt van de stad maak ik een overzichtsfoto. Ik krijg al een beetje een weemoedig gevoel. De reis is namelijk bijna ten einde. Ik rijd richting Las Vegas en dat is mijn eindstation. Goldfield De brandstof is in Goldfield een kwartje duurder dan in Tonopah. In het centrum van wat ooit (rond 1920) de grootste plaats van Nevada was, staan nog diverse grote historische gebouwen. Bij een grote brand in 1923 werden veel gebouwen vernietigd. De meeste oude gebouwen staan leeg. In één daarvan zat van 1907 tot 1952 een high school. Je zou daar toch appartementen in kunnen maken? Zonde van de leegstand. Dat geldt ook voor het Goldfield Hotel. Nu leven er alleen duiven op de randen van de gevel. Er is ook een brandweermuseum met een mooie ladderwagen als blikvanger. Tegenover het tankstation staat een informatiecentrum over de opslag van nucleair afval in de Yucca Mountains. Informatie om de bewoners in deze regio gerust te stellen. Bij Lida Junction staat een voormalig bordeel (Cottontail Ranch) te koop. Rond het gebouw staat een hek om nieuwsgierigen op afstand te houden. In 2004 is het bordeel gesloten.
    Iemand die wel binnen is geweest, schreef: "checked out the inside, but I was alone and super creeped out. Although I did bring my camera, I didn’t take any pictures since I was in and out so quickly. Beds were in various states of being made up, some exercise equipment was left behind, and the receptionist area had been left largely intact." Je zou hier een wegrestaurant kunnen beginnen. Er zit zelfs een airstrip bij. Kennelijk is daar geen animo voor. Ik denk wel dat er klandizie voor is, er komt nog aardig wat verkeer langs en er is verder onderweg bitter weinig, naast de lange rechte spiegelende highway. Bij Scotty’s Junction ben ik ter hoogte van Death Valley. Weinig meer dan een rommelige omgeving en een armoedig RV park. Een paar mijl verderop ligt links van de weg de Shadow Lady Ranch, een bordeel. In Nevada zijn bordelen legaal.  Voor Beatty is een gehuchtje in een groener wordende omgeving. Op ongeveer twee mijl van Beatty ligt rechts van de weg het bordeel Angel’s Ladies. Bij de inrit staat een klein vliegtuigje om de aandacht te trekken. Bij Beatty gaat de Amargosa River diep onder de grond om vervolgens dertig mijl verderop in Amargosa Valley weer boven de grond te komen. Amargosa Valley Na een korte stop in Beatty rijd ik verder naar het zuiden. Rechts van de weg is een Big Dune en de Amargosa Farm Area. Op de splitsing bij Lathrop Wells is een RV park, saloon, vuurwerkwinkel, twee tankstation (waarvan één gesloten), Fort Amargosa staat ‘for sale’. Achter de saloon zit weer een bordeel. Ik houd hier mijn lunchpauze op een bankje en observeer een groep toeristen uit Rusland. Ze reizen met twee busjes en hebben opvallend veel dure foto- en videoapparatuur. Bij Indian Springs ligt links van de weg de ingang van een luchtmachtbasis, met daarnaast een RV park, casino, motel, tankstation en Auntie Moe’s Trading Post. Aan de andere kant van de weg is een woonwijk waar vermoedelijk veel militairen wonen. Er is ook een school. De weg loopt langs Mount Charleston met sneeuw op de toppen en een enorme duistergrijs complex. "Cold Creek correction center", lees ik. Een gevangenis dus. Las Vegas Om 13:22 is Las Vegas in zicht. Allereerst laat ik me door het navigatiesysteem naar de Wal-Mart leiden waar ik aan het begin van de reis mijn inkopen heb gedaan. Nu voor de laatste inkopen. Bij ‘Goo Goo’ laat ik voor $5 de auto wassen in een ‘3 Minute Express Car Wash’. Ik heb niet kleiner dan briefjes van $20. Het wisselgeld uit de automaat is vijftien enkele dollarbiljetten. Ik mag in de auto blijven zitten en krijg de opdracht om de pook in stand N te zetten. Het is verboden om met een huurauto ongenummerde dirt roads te rijden, dus ik voel me wel genoodzaakt om de auto een beetje schoon af te leveren. Her en der blijft zandsteenstof achter, maar zo ziet de Ford er best weer acceptabel uit. Om 15:30 check ik in bij Travelodge. Ook voor deze nacht had ik gereserveerd. Het is 31 graden. Ik maak mijn bagage gereed voor de terugreis. In Tonopah had ik al een sorteeractie gedaan. Daarna loop ik nog een ronde over de Strip om moe te worden, in de hoop op een goede nachtrust. Het is duidelijk weekend en veel drukker dan in het begin van de reis. Terugreis Zondag 3 mei. Om 5:45 gaat de wekker. Ik ontbijt bij de receptie. Een neger die gelijktijdig met mij ontbijt, heeft een koffer bij de ingang staan. Hij blijkt nog niet ingecheckt te zijn. De vrouw achter de balie zegt dat hij ongeoorloofd ontbijt heeft genomen. Ze maant hem weg te gaan. Wanneer hij niet snel verdwijnt, dan zal ze de beveiliging roepen. Toch leek de man geen kwade bedoelingen te hebben. Om 6:30 verlaat ik Travelodge voor de laatste 4,7 mijl op Amerikaanse grond. De straten zijn lekker rustig. Bij de ‘car return’ lever ik de auto in, met in de kofferbak de koelbox. Ik wijs de dame van Hertz op het signaaltje met betrekking tot de olie. Voor de rest is alles in orde. Tot mijn verbazing heb ik 12799 kilometer gereden. Dat is minder dan de vorige reizen door Amerika, maar qua autokilometers is het de grootste reis die ik ooit alleen heb gedaan! Ik ga met mijn bagage naar de shuttlebus. Die brengt me om 7:00 naar het vliegveld. Bij de ‘self-service ckeck-in’ krijg ik op het schermpje upgrades aangeboden, maar daar trap ik niet in. Ik geef de koffers af en ga met het treintje naar de D-gates. Het toestel van United staat bij D54. Op ongeveer dezelfde plek als bij aankomst. Om 8:00 begint het boarden. Na het gebruikelijke gedoe met de handbagage vertrekken we iets na 8:30. De vlucht van Las Vegas naar Washington duurt ongeveer vier uur. Het drinken aan boord is gratis, maar voor snacks moet je weer betalen. Op Washington Dulles moet ik van gate D2 naar C5. Ik heb ruim anderhalf uur voor de overstap en dat is voldoende. De bagage is in Las Vegas al doorgelabeld. De dame bij de balie van C5 roept een paar keer om dat je de visa waiver uit je paspoort kunt verwijderen en bij haar mag inleveren. Vanaf Washington duur het vliegen vervolgens nog zeven en een half uur. Dit is een kortere route dan via Chicago. Het toestel is voor minder dan tachtig procent gevuld. Beide plekken naast mij zijn bijvoorbeeld leeg. Ik eet lasagna. Bij het continental breakfast is frambozenyoghurt. Een steward met een sterk Amerikaans accent doet de Nederlandse vertaling bij de omroepberichten.
    Het was een andere reis door Amerika dan de vorige. Ik heb meer aangedurfd qua rijden door de wildernis. Yfke was vorig jaar een paar keer angstig dat we vast kwamen te zitten of een lekke band kregen. Met Yfke deed ik ook minder zware wandelingen. Ondanks de grondige voorbereiding ben ik regelmatig weer verrast door vooral de mooie landschappen. Wat is het toch heerlijk om road trips door Amerika te doen! Ik heb alles uit deze reis gehaald en lijk na drie lange reizen door Amerika redelijk verzadigd geraakt. Maar er valt nog veel te zien en uiteraard zijn er plekken waar ik graag nog een keer naar terug zou gaan. Johan (publicatie 27 september 2009)