USA Zuidwesten (2009)
Nevada, Californië, Arizona, New Mexico, Colorado, Utah
Mijn enthousiasme voor Amerika is na de schitterende reis in 2008
flink aangewakkerd. Ik wil terug! En het liefste zo snel mogelijk!
Dit gaat mijn derde reis naar Amerika worden. De twee vorige
ondernam ik samen met mijn zus. Sinds vorig jaar heb ik voldoende
ervaring en vertrouwen opgebouwd om nu alleen te gaan. Omdat ik
alleen reis, heb ik een route van zes weken uitgestippeld met
relatief veel korte dagritten. Ik begin en eindig de ‘road trip’
in het strategische gelegen Las Vegas. Omdat er vanuit Nederland
geen rechtstreekse vlucht op die stad bestaat, zal de heenreis via
Chicago en de terugreis via Washington gaan.
De eerste twee reizen hadden beide 9 mei als vertrekdatum. Nu
vertrek ik al op 24 maart, omdat ik vroeg in het seizoen naar
Death Valley en het diepe zuiden van Californië wil. In die
periode is het daar nog niet zo warm en (sommige) cactussen zijn
volop in bloei. Vervolgens wil ik dwars door Arizona naar New
Mexico, waar dit keer onder andere Santa Fe en Taos Pueblo op het
programma staan. In beide plaatsen ben ik nog niet eerder geweest.
In Utah zal ik voor het eerst het nationale park Capitol Reef
bezoeken. Daarnaast zitten er veel plekken in de route waar ik
eerder ben geweest, maar nog lang niet ben uitgekeken. De
schitterende natuur van Indian Country zal bij deze reis de
boventoon voeren.
Ik heb nog nooit een reis zo goed voorbereid als deze. De basis
voor mijn wenslijst, is de driedelige boekenserie Photographing
the Southwest. Daarnaast heb ik sinds de vorige reis weer veel
tips van het allesamerika-forum verzameld. Voor de lastiger te
bereiken plekken heb ik ook informatie van een Duitstalig forum
gehaald, zoals routebeschrijvingen met topografische kaartjes en
GPS-coördinaten. Ook heb ik websites van ervaren reizigers
geraadpleegd. Zo neem ik uiteindelijk een ‘boekwerkje’ van 129
bladzijden met aan schat aan informatie mee. Omdat ze op diverse
plekken op internet wel te vinden zijn, ga ik geen uitgebreide
beschrijvingen naar de mooie natuurplekken in dit verslag opnemen.
Op 11 oktober heb ik via de ANWB bij Hotelplan de vluchten bij
United Airlines, en autohuur bij Hertz geboekt. Vervolgens een
aantal hotels en motels via internet, omdat ze in populaire
gebieden liggen, of omdat de overnachtingen bijvoorbeeld in het
paasweekend vallen. Daarnaast heb ik van iedere potentiële
overnachtingplaats lijstjes gemaakt met betaalbare motels. Daar
heb ik vaak reviews van tripadvisor.com voor gebruikt of tips uit
reisverslagen. Bij die plaatsen heb ik tevens lijstjes met
interessante restaurants gemaakt. Van enkele onbekende plaatsen
heb ik plattegrondjes van Google Maps gehaald.
Naast dit verslag komt de reis soms beter tot uitdrukking door de
foto’s. Daarom heb ik elders op mijn site een uitgebreide
fotoreportage staan. Soms vermeld ik gegevens die de leesbaarheid
niet ten goede komen, maar ik bied die extra service graag aan
iedereen die mij ook van nuttige informatie heeft voorzien.
Nog voor ik het restantbedrag naar de ANWB overmaak, sturen ze mij
per mail een bericht dat er 140 euro aan brandstoftoeslagen in
mindering zijn gebracht. De hogere brandstofprijs en dollarstand
ten opzichte van vorig jaar leek de reis duurder te maken dan waar
ik vanuit was gegaan. Daar had ik me al bij neergelegd. Maar dit
is een mooie meevaller.
[fragmenten uit e-mail]
Maandag, 23 maart 2009
Voor de verandering zit ik dit keer in een internetcafé
in Utrecht. Ik heb net bij de ANWB de reispapieren
opgehaald. Morgen rond 10 uur gaat mijn vliegtuig naar
Las Vegas (via Chicago) en begint een nieuw avontuur
door het wilde westen.
Ik wens jullie een mooie lente toe in Nederland!
[einde e-mail]
Dinsdag 24 maart 2009. Afgelopen woensdag ben ik teruggekomen van
een reis naar Vietnam en Cambodja. En nu gaat het dan echt
gebeuren. Na vele maanden van voorbereiding sta ik met mijn bagage
klaar voor een avontuurlijke reis van zes weken door Amerika. Om
6:40 verwacht ik een taxi. Maar die komt niet. Ik bel om kwart
voor zeven.
"Hij is onderweg!", krijg ik te horen.
Om 6:53 komt inderdaad een busje aanrijden. Maar toch even zo’n
moment van afhankelijkheid waardoor ik onrustig word. Bij de
vorige reis was de taxi namelijk zo mooi op tijd, nu is er iets
misgegaan in de communicatie. Gelukkig heeft de trein vijfen-
twintig minuten vertraging.
Schiphol
De zon breekt door. Om 8:20 ben ik op schiphol. Ik spuit wat
deodorant op en doe mijn jasje in de grote tas. Bij balie 26 mag
ik inchecken. Tijdens het invullen van de gegevens moet ik het
adres van de eerste bestemming invullen, daar had ik al rekening
mee gehouden. De rest van mijn gegevens staan al op het scherm na
het scannen van het paspoort. Mijn tas weegt 19,3 kilo. Vanaf 8:45
is gate G3 open voor het boarden. Eerst drink ik mijn flesje water
leeg. Omdat het een reis naar Amerika is, word ik eerst
onderworpen aan een interview. Over mijn bagage en mijn reisplan.
Bij de scanner hoeven dit keer de schoenen niet uit.
Ik schat in dat 85% van het toestel gevuld is. Eind maart is geen
vakantieperiode. United Airlines vliegt met een relatief klein
toestel met rijen van 2+3+2. Naast mij zit niemand. Lekker rustig.
De vliegroute loopt over Londen, maar niet over IJsland. Redelijk
snel achter elkaar krijg ik: pasta, sla, appelcake, een klein
stevig broodje met boter, toblerone en een zakje pretsels. Later
nog een dikke kitkat (die hebben wij bij ons niet in de winkels),
nibbit chips, en een broodje ham en kaas met mosterd. Het eten
stelt niet zo heel veel voor bij United. En ze hebben meer
stewards dan stewardessen. Nog een minpuntje.
Chicago
Iets voor op de planning land ik in grijzig weer over een meer op
het vliegveld van Chicago. Het toestel heeft verschillende
correcties nodig om goed te landen. Wil je weten hoe een eerste
overstap en binnenlandse vlucht in Amerika gaan, dan moet je door
blijven lezen. Anders kun je verder lezen vanaf de tussentitel
‘Las Vegas’.
De eerste balie is die van ‘migration’. Ten opzichte van vorig
jaar hoef ik nu op een schermpje alleen vingerafdrukken van de
rechtervingers te laten maken. Geen duim of linkerhand dus. De
beambte vraagt wat het doel van mijn reis is en wil weten hoe lang
ik de vorige keer in Amerika ben geweest.
Ik kan snel door om mijn bagage van band 8 op te halen. Dat werd
al omgeroepen in het toestel. Een blond meisje loopt met een
snuffelhondje tussen de bagage. Het grijze formuliertje geef ik af
bij de ‘customs’ en dan ik mag direct na een deur mijn grote tas
weer afgeven.
Via een smalle roltrap kom ik bij de shuttle die me van terminal 3
(internationaal) naar 2 brengt. Bij het in en uistappen staan
begeleiders om alles vlekkeloos te laten verlopen. Op de vloer
zijn grote gele pijlen afgebeeld.
Uit de shuttle volgen weer roltrappen. Via een loopbrug kom ik bij
de security. Bij ruimte 1 en 2 staan lange rijen, men stuurt me
door naar 3. Mijn schoenen moeten nu wel uit. Het boardkoffertje
krijgt een extra handmatige controle. Ik kom vervolgens door een
hal met winkeltjes en eettentjes. Ik moet naar gate B18, voor
vlucht 105 naar Las Vegas.
Ondanks de krappe overstaptijd van een uur en vijfentwintig
minuten, ben ik mooi op tijd. Knap, want daar zat ik vooraf over
in - met in het achterhoofd de gedachte dat er vandaag nog een
paar vluchten naar Las Vegas gaan. Wanneer ik in de wachtruimte
plaatsneem is het sultanatijd!
Ik kom in een vol vliegtuig en zit naast een ouder echtpaar. De
rij bestaat uit twee maal drie stoelen. We worden achteruit
geduwd, maar door het herfstachtige weer moeten we wachten voor we
verder mogen. Dat duurt zo lang, dat het nodig is om weer aan de
gate te koppelen want er moet brandstof bij. Dit heb ik nog nooit
meegemaakt. Met een uur vertraging krijgen we onderweg alleen
water, fris of thee. Voor snacks moet je betalen. Onderweg zie ik
regelmatig besneeuwde gebieden.
Las Vegas
De aanvliegroute is over Lake Mead en dat is prachtig! Ik kom over
het woestijngebied rond Las Vegas waar ik de komende dagen rond
zal reizen. Las Vegas heeft een mooi en rustig vliegveld, buiten
de weekenden tenminste. In de brede gang staan gokmachines. Je
moet zo snel mogelijk het gevoel krijgen dat je in Las Vegas bent.
Ik haal mijn bagage en loop naar de shuttlebus. Een stevige vrouw
pakt mijn tas aan en zet die in een rek. Ondanks haar postuur vind
ik dit geen vrouwenwerk.
De bus brengt me een paar kilometer verderop naar de garages van
de autoverhuur. Bij de balie van Hertz probeert een kauwgom
kauwende dame met een Aziatische achtergrond me een duurdere auto,
navigatiesysteem en verzekering aan te smeren. Ik weet dat daar
hun bijverdienste in zin, maar ik heb alles al in Nederland
geregeld.
"Dit is degene van veertig dagen!" zegt ze tegen haar collega.
Het komt kennelijk weinig voor dat iemand zo lang huurt.
Ik heb nog voorzichtig gevraagd om een Toyota, maar in
werkelijkheid stond er al lang een Ford Escape voor me klaar. Net
als vorig jaar een Escape en weer een zilvergrijze. Dat is jammer
voor de foto’s, maar op zich een auto die prima voldeed. En tot
mijn verbazing zit er een navigatiesysteem in, zonder dat er extra
kosten voor in rekening zijn gebracht!
Om 19:25 zit ik in de auto. De road trip kan nu echt beginnen!
Binnen vijf mijl ben ik al bij mijn motel. Travelodge zit tussen
de Strip en het vliegveld. Ik heb kamer 249. Die ziet er
uitstekend uit. Beter dan Motel6 van vorig jaar. De deur is zo
dik, dat geluiden van het vliegveld nauwelijks te horen zijn.
Na een verfrissende douche loop ik via het MGM naar de Strip. Je
kunt er nog zoveel over lezen maar je weet pas echt wat Las Vegas
is als je hier ook echt bent. Mijn voornaamste taak is nu om
wakker te blijven en bioritmetechnisch zo snel mogelijk het
tijdsverschil van acht uur opheffen. Het is opvallend rustig op
straat. Bij Cheesecake Factory in Caesars Palace bestel ik een
verrukkelijke Luau salade en cola zonder ijs. Inclusief fooi ben
ik $20 kwijt. Met een combinatie van een koele wind en monotone en
hypnotiserende geluiden in de casino’s, probeer ik wakker te
blijven. In de buurt van The Venetian word ik aangesproken door
twee wulpse meiden in korte zwarte jurkjes.
"Hi, how are you?"
Zit ik per ongelijk ergens in Azië? Ik heb dit nog nooit
meegemaakt in Amerika. Ik meen dat je moest bellen om een meisje
op je kamer te krijgen, maar kennelijk tippelen de dames hier ook.
En ik reis alleen, dus ben potentieel ‘slachtoffer’.
Met mijn laatste krachten haal ik mijn eerste blik AriZona ijsthee
en zoek dan mijn kamer op. Jay Leno vertelt dat het St.-Patrick’s
Day is. Ik kom later terug op die ijsthee. Het was een lange dag.
Woensdag 25 maart. Zoals te voorspellen viel, ben ik vroeg wakker.
Maar ik blijf tot 7:05 liggen. Op televisie zie ik dat in South-
Dakota overstromingen zijn. De lange winter zorgt in noordelijke
staten voor flink wat overlast. Ik ben benieuwd of ik daar op de
één of ander manier last van zal krijgen. Voorlopig blijf ik in
ieder geval vooral in het zuiden.
Met de optie om zo weinig mogelijk freeway te nemen, rijd ik
volgens NeverLost via de kortste route naar een Wal-Mart
Supercenter aan Charleston Blvd. Mijn boodschappenlijstje bevat
onder andere: water, koelbox, fruit, lunch, zonnebril en zakjes
chips om het zoutgehalte op peil te houden.
Nelson & Eldorado Canyon
Omdat ik enkele dagen in de buurt van Las Vegas blijf, kan ik nog
wat schuiven met de planning. Allereerst rijd ik richting het
zuidoosten, vervolgens naar het zuiden. Op weg naar Nelson.
In een tuin herken ik toiletpotten met cactussen daarin van een
foto die ik ergens op internet heb gezien. Er komt een vrouw van
middelbare leeftijd aanlopen. Ze heet Priscilla (‘Queen of the
desert’). Ze vertelt me wat een barrel cactus is. Inderdaad, lijkt
wel op een vat. Priscilla komt uit het noorden maar houdt hier
vakantie in een trailer. Ik loop met haar over de begraafplaats.
We ontdekken een gezin dat in 1919 is overleden. Woningbrand,
ziekte, moord? Volgens haar dreigt er een tekort aan water voor
Las Vegas. Die stad is de laatste jaren ongekend gegroeid.
Echt spannend is Nelson niet. Even verderop is het mijnstadje
Eldorado Canyon. Alles ziet er misschien net iets te gelikt uit,
maar wel fotogeniek. De mijntour sla ik over. Ik struin wat rond
en koop een blikje fris in het grootste gebouw. De inrichting is
een combinatie van saloon en museum. De baas is een reus van een
kerel. Hij vertelt graag sterke verhalen.
Ik rijd nog een stuk verder tot de weg doodloopt bij Lake Mead.
Rechts van de weg is een terreintje met een privéverzameling van
oude straaljagers. Aan de overzijde van Lake Mead ligt Arizona.
Een dirt road loop in zuidwestelijke richting. Het is de Eagle
Wash Road, NPS-46. Vermoedelijk een weg die op de highway uitkomt,
maar ik neem voor de zekerheid maar dezelfde weg terug. Rond vier
uur ben ik in mijn motel. Eerst maar siësta.
De Mexicaanse schoonmaaksters hebben de kamer weer prachtig
schoongemaakt. Ik moet morgen niet vergeten om een fooi voor hun
achter te laten. Uit voorzorg trek ik een lange broek aan, want de
wind is nog steeds fris. Ik ga bij Wendy’s in de ‘food court’ van
MGM eten: spicy cheeseburger, patat en een Dr.Pepper voor $8.
Daarna doe ik nog een flinke wandeling over de Strip, omdat dat
nooit verveelt.
[fragmenten uit e-mail]
Ik ben in Las Vegas. De vlucht van Chicago naar
Las Vegas had een uur vertraging voor de rest ging
alles goed, rond 20:00 zat ik in het motel.
Vanmorgen eerst naar een Wal-Mart super center geweest
en ik heb daar een tang 'geleend' om de autosleutels
van elkaar te halen. Die zaten met een staalkabeltje
aan elkaar, maar niet handig want wanneer ik er 1 zou
verliezen, dan ben ik de andere ook kwijt.
Internet is hier duur ten opzichte van Azië
($12 voor een uur).
[einde e-mail]
Donderdag 26 maart. Allereerst haal ik voor $5 een telefoonkaart
bij 7-Eleven. Het lukt me namelijk niet om met mijn creditkaart
geld uit een ATM te halen. Ik bel naar Visa en vraag of ze de
kaart willen deblokkeren. Er schijnt een verdachte transactie mee
gedaan te zijn. Hm, ik heb geprobeerd geld te halen, geen idee wat
daar verdacht aan was. Maar ze kunnen zien dat ik vanuit Amerika
bel en alles zal vanaf nu weer in orde moeten zijn.
Lake Mead
Via de 95 en Lake Mead Drive (NV-146) rijd ik naar Lake Mead
Recreation Area. Op een bord langs de weg staat: "No loaded
weapons, No shooting." Er staat een stevige wind. Ondanks het
woestijnlandschap is zelfs bij Lake Las Vegas al een dorp met
‘kunstmatige’ huizen en een golfterrein in een oase aangelegd
(wwww.montelagovillage.com). Zo ver is de bebouwing al opgerukt.
Bij de entree van Lake Mead Recreation Area laat ik mijn ‘annual
park pass’ van vorig jaar zien. Die is tot en met april van dit
jaar geldig, omdat we die in mei 2008 hebben aangeschaft. De
ranger vraagt om mijn paspoort. Ik hoef geen kaart van het gebied,
want die heb ik nog van vorig jaar.
Echo Bay
Lake Mead is een beetje vergelijkbaar met Lake Powell, ook een
stuwmeer. Er zijn enkele recreatieplekjes langs het water.
Eigenlijk zit je hier midden in een woestijnachtig gebied, maar
toch is het gelukt om een plek als Echo Bay aan te leggen. Ik ben
vooral benieuwd naar het hotel en het restaurant.
Het zijn wat verouderde gebouwen, maar er is voldoende recreatieve
bedrijvigheid bij de Marina. Ik zie house boats en een upper en
lower campground. Wanneer het zo uit was gekomen, dan zou ik hier
wel hebben willen overnachten.
Valley of Fire State Park
Vorig jaar was het warmer en eigenlijk hadden we toen te weinig
tijd voor Valley of Fire om wandelingen te doen. Vandaar dat ik nu
terugkeer naar dit wonderschone park. Dit is het mooiste State
Park dat ik ken. Uiteraard stop ik weer bij The Elephant, een rode
erosierots in de vorm van een olifant. Dit keer zoek ik ook de
beehives op. Dat zijn rotsen in de vorm van bijenkorven in het
westen van het park. Naast mij zijn er nog enkele tientallen
bezoekers in het park.
De aangename temperatuur maakt vandaag een ideale dag om te
wandelen. Want het kan hier erg heet zijn. Bij Rainbow Vista
wandel ik door het mulle zand naar het westen. Op een gegeven
moment herken ik geen wandelpad meer. Volgens een beschrijving uit
een Duits reisverslag moet ik een wijde boog naar links maken en
vervolgens rechtsom bij een canyon uitkomen. Ik klauter over de
rotsen en ontdek prachtige kleine zandstenen boogjes in de rode en
gele rotsen. De rode canyon brengt wel verkoeling, maar ik ontdek
verder geen fotogenieke plekjes, dus ik ga terug naar de auto.
Bij White Dome loop ik de uitgestippelde hike met de klok mee.
Rond het parkeerterrein is de omgeving al schitterend. Het pad
komt via een steile - niet ongevaarlijke - afdaling in een canyon.
Daar zijn nog restanten van de filmset van The Professionals.
Het pad loopt verder via een kronkelige ‘slot canyon’, die ik hier
niet had verwacht. Een slot canyon is een smalle uitgeslepen
doorgang. Het pad buigt rechtsaf. Tegen de rotsen aan mijn
rechterhand ontdek ik een hele rij zandstenen boogjes. Bij het
parkeerterrein zoek ik een plekje hogerop om een omgevingsfoto te
maken. Rond half vijf verlaat ik de vuurvallei.
Overton
Net voor Overton is een ‘wildgroei’ trailerpark in de wildernis.
Ik zie een letter ‘M’ tegen een tafelberg. De ‘M’ staat voor Moapa
Valley. Mijn GPS geeft de namen weer van de tafelbergen in de
omgeving: Overton Mesa, Mormon Mesa en Baseline Mesa. In Overton
zitten drie motels. Het Overton Motel ziet er het goedkoopste uit,
maar ik kan geen beheerder vinden. Bij het Plaza Motel is wel
iemand; een vriendelijk oudere vrouw. Voor slechts veertig dollar
krijg ik een kamer waar niks mis mee is.
Tweehonderd meter verderop ga ik eten bij Sugar’s Home Plate
restaurant. Dat is een typisch lokaal restaurant met Amerikaans
eten op het menu. Aan de muur hangen foto’s van plaatselijke
sportverenigingen. Ik bestel: chef’s salad with turkey and 1000
island dressing. Ze serveren hier enorme porties. Op mijn kamer
zoek ik in de Yellow Pages alvast uit waar de Wal-Mart en motels
in Mesquite zitten.
Vrijdag 27 maart. Ik word wakker met de beelden van de ochtendshow
van "The Wagners" in Las Vegas. Met een helikopter laten ze
beelden zien van verkeersopstoppingen. In Denver is sneeuw
gevallen. Bij Lin’s vul ik mijn watervoorraad bij, ik ontdek
honingrepen, en haal iets voor de lunch. Vervolgens rijd ik rustig
door boerendorpjes zoals Logandale naar de interstate en neem de
oprit richting Salt Lake City.
Little Finland
Bij exit 112 (Riverside, Bunkerville) verlaat ik de interstate en
om 9:45 sta ik voor de brug over de Virgin River aan het begin van
de Gold Butte Road. Ik heb de rest van de dag de tijd om Little
Finland te bezoeken. Bewust zo lang, want bij dit soort unieke en
afgelegen plekken moet je de tijd nemen. Van internet heb ik
enkele beschrijvingen van de route naar de rode rotsvormen die
lijken op vinnen. Aan het begin van de weg zitten enkele
boerderijen en is de vallei nog redelijk groen. Er staan bordjes
langs de weg met 25 en 35 mph.
Na 17,3 mijl zie ik in het zuiden Lake Mead liggen. Na 21,5 mijl
houdt het asfalt op. Onderweg zaten enkele gaten in het wegdek,
maar op zich kon ik - inclusief fotostops - op de rechte stukken
een redelijk tempo aanhouden. Het is 10:40. Vorig jaar zagen we
het hier al niet meer zitten, maar de dirt road is breed en goed
te berijden. Ik denk aan Yfke, die dit nu mist. Jammer dat ze niet
mee kon.
Na 24,8 mijl zit er een veerooster in de gravelweg. Ik stop een
paar keer om Joshua trees en cactussen te fotograferen en de GPS-
coördinaten in de gaten te houden. Na twee keer rechts afslaan
volgt een smaller pad met enkele stukken waar ik stapvoets moet
rijden. Dan volgt een lang deel door de brede Mud Wash
(rivierbedding). Ik volg de drukst bereden sporen door het mulle
zand. Soms neem ik de sporen links, soms rechts.
Tot mijn verbazing kom ik net niet bij het eindpunt van de route
uit de beschrijvingen. Bij een smal deel van een zij-wash zit een
stalen kabel verbonden aan enkele palen die de doorgang afsluiten.
Ik kan niet verder! Omdat ik er bijna ben, moet ik het laatste
stukje te voet afleggen. Om eventuele andere bezoekers de ruimte
te bieden, parkeer ik de Ford een stukje terug (36°27’23"
114°13’12"). Omdat ik me ver van de bewoonde wereld bevind, laat
ik een briefje achter op het dashboard: "left the car alone at
12:20 Will be back in the afternoon". Voor het geval ik ergens in
een ravijn val en niet meer bij machte ben terug te komen bij de
auto.
Met een voorraad water, sultana’s en donuts wandel ik richting
Little Finland. Na een paar honderd meter door het smalle deel,
waar de wash voor auto’s is afgesloten, komt een overzichtelijk
gebied. De wash is breed en zie ik dat goed? Jazeker! Ik zie een
palm! Meerdere palmen zelfs, maar de meest prominente staat net
voor een rode rotswand. En op de rim van die rots zie ik Little
Finland.
Eerst eet ik halverwege de brede wash twee donuts. Links van de
rotswand loopt een pad omhoog. Daar zit een hek waar ik over klim
en vervolgens langs de rim in zuidelijk richting terugloop.
De mooiste zandsteenformaties zijn in de buurt van de palmboom.
Ik bevind me hier in een walhalla voor natuurfotografen. Soms
breken stukjes van de fragiele vinnen af, alleen al doordat ik
hier rondloop. Het knarst dan onder mijn wandelschoenen. Jammer.
Sommige erosieformaties hebben vormen die lijken op een draakje of
een enorm ruimtevaartuig uit een sciencefictionfilm.
Om 15:00 ben ik terug bij de auto. Tot mijn verbazing staat er een
andere auto (een witte Lincoln) achter de mijne. Maar ik zie geen
mens. Ik begin aan mijn terugreis. Die is vrij eenvoudig. Het
enige moment om op te letten, is het punt waarbij de route via een
omhooglopende pad uit de Mud Wash leidt. Om 15:40 ben ik weer op
de Gold Butte Road.
Mesquite
In Mesquite kies ik voor het Desert Palms Motel. Misschien is de
prijs zo hoog omdat het weekend is, maar anders is $69 veel te
veel voor de oude en versleten kamer. Ik geloof niet dat dit motel
nog een lang leven heeft. Het office gebouwtje is gesloten en
staat te koop. Een vriend van de eigenaar beheert het motel vanuit
kamer 12.
Naast de hotels bij de casino’s waren er nog enkele alternatieven
waarvan ik niet weet hoe duur ze zijn: Valley Inn Motel, La Mesa
Motel en Motel Stateline. Ze zien er niet allemaal even geweldig
uit. Misschien moet ik voortaan het motel kiezen waar de meeste
auto’s bij staan. Ik ga eten bij Chinese Buffet. Een zeer klein
restaurant met een evenzo klein en niet zo bijzonder assortiment.
Inclusief tax en een Dr.Pepper ben ik $9,20 kwijt.
Zaterdag 28 maart. Als eerste neem ik vanmorgen een kijkje in het
Nevada Visitor Center. Ik haal enkele folders over mijnstadjes en
een algemene folder met een handig overzicht van lodging in
Nevada. Ter hoogte van exit 75 staan borden langs de weg met de
tekst "Dust Storms". Geen natuurlijke stormen, maar veroorzaakte
door woestijnraces. Bij een volgende afrit rijd ik weer een stukje
terug om de racemonsters die enorme stofwolken veroorzaken van
dichtbij te zien. Een toeschouwer naast mij weet te vertellen dat
er ieder weekend woestijnraces zijn, steeds op een andere locatie.
Red Rock Canyon
In Las Vegas doe ik weer inkopen bij de zelfde Wal-Mart aan
Charleston Blvd. Daar zit ook een China Start super buffet (tip
voor een volgende keer). Om 12:30 ben ik bij Red Rock Canyon
(entree $5). Het is druk omdat het weekend is. In die drukte wil
ik niet wandelen. De eerste uitzichtpunten in het park zijn het
mooiste. Ik vind het verder niet de moeite waard om nog een keer
te stoppen. Omdat ik toch in de buurt ben, ga ik naar Bonnie
Springs Ranch (entree $20). Maar dat is een ‘tourist trap’: de
helft van de gebouwen is gesloten, alles maakt een nepindruk waar
ik me niet thuis voel. Zonde van het geld.
Het dorp Blue Diamond vind ik in verhouding veel interessanter.
Daar koop ik in het supermarktje twee AriZona ijsthee blikken.
Vorig jaar heb ik die blikken ook verzameld. De vrouw van mijn
neef Bill zou ze naar me opsturen, maar ze zijn nooit aangekomen.
Nu ben ik zelf van plan om de mooiste blikken naar Nederland te
sturen. Blue Diamond is een rustig dorp omdat de highway er niet
door loopt. Ik ontdek enkele bijzonder mooie adobe woningen. In
een opwelling denk ik dat ik hier best zou willen wonen.
De NV-160 loopt flink omhoog. Ik passeer "The World Famous Mount
Springs Saloon". Ik neem de eerste afslag naar Tecopa, via de Old
Spanish Trail. In een kale vlakte staan af en toe woontrailers van
zogenaamde ‘desert rats’. Hoe kun je hier wonen? Op een bord langs
de weg staat "Jesus saves from sin". Bij het binnentreden van de
staat California loopt de weg omhoog. Het landschap is nu weer
mooier.
China Ranch
Net voor Tecopa sla ik linksaf naar China Ranch. Vorig jaar zijn
we hier ook geweest, maar nu ben ik van plan om in de omgeving te
wandelen. Allereerst koop ik twee van die heerlijke dadelbroodjes.
Ik wandel met een beschrijving van internet in westelijke richting
in een door het BLM (Bureau of Land Management) gecontroleerde
gebied met de naam Amargosa River ACEC (Area of Critical
Environmental Concern). Een mooi desolaat gebied.
Eerst kies ik voor het pad naar links, over een stroompje, door
een landschap van bruingrijze zandheuvels. Hetzelfde stuk loop ik
terug en nu neem ik het rechter pad. Ik kom nu bij een oude
saloon. Eigenlijk niet meer dan een betonnen hok zonder dak en wat
houtresten, een spiraalbed en restanten van een autokarkas. Achter
de saloon zit nog een voormalige koelruimte in de heuvel.
In Tecopa is een school voor de kinderen aan deze kant van Death
Valley. En zijn enkele lodging mogelijkheden en een RV park (RV
staat voor recreation vehicle) en diverse voorzieningen.
Death Valley Junction
Aan het einde van de middag arriveer ik in Death Valley Junction.
Net voor het gehucht ontdek ik aan de linkerkant van de weg een
oude begraafplaats. Ik heb via internet bij Mary-Lee gereserveerd
in het hotel dat bij het Amargosa Opera House hoort. Voor het die
naam kreeg, heette het Corkhill Hall. In 1925 gebouwd als ‘social
center’ door de firma Pacific Coast Borax en sinds 1948 verlaten.
In 1967 zag de artieste Marta Becket het gebouw, ze keek door de
kieren van een deur en zag de rest van haar leven.
Ik ben hier bewust op zaterdagavond omdat er dan een voorstelling
van Marta Becket in het Opera House is. Bij de receptie krijg ik
mijn gereserveerde kaartjes. Ik heb er twee besteld. Het andere
kaartje neem ik als souvenir mee voor Yfke, waarmee ik tevens
Marta een beetje extra sponsor. De voorstelling is geheel
uitverkocht.
De hemel is aardedonker. Bij de schaarse belichting van het Opera
House staat een rij bezoekers. Ik maak enkele nachtfoto’s. Er
heerst opwinding. Het theaterpubliek heeft er zin in. Marta ook?
Het is 19:45. De gasten van het hotel en VIP’s mogen als eerste
een plek uitzoeken. Ik neem links vooraan plaats. De muren van het
theater zijn beschilderd met klassieke beelden van een theater,
waaronder een balkon en publiek.
De manager van Death Valley Junction houdt eerst een toespraak.
Hij vertelt iets over de geschiedenis en heeft samen met zijn
vrouw VHS video’s en een boek over Marta Becket in de verkoop.
Zonder tax. Degene die een tape met een gele ster heeft gekocht,
krijgt een bonusvideo. De winnaar is een opvallende verschijning
in een uitdagende jurk en een lading make-up bij mij in de buurt
op de voorste rij. Ze heeft haar hele levensverhaal al aan mijn
buurechtpaar verteld; zo luidruchtig dat een deel van de zaal
het vast ook mee heeft gekregen.
Het is 20:15. Er staat een stoel en een tafel op het podium met
hoeden, een boa en zonnebrillen. Waar blijft Marta? De vrouw van
de manager ondersteunt haar wanneer ze achter het gordijn vandaan
komt. Ze loopt met een stok en neemt op de stoel plaats. De stok
legt ze op het podium.
De voorstelling heet: "The Sitting Down Show".
Ze ziet er heel fragiel uit. Haar vroegere podiumpartners leven
niet meer, maar Marta blijft doorgaan en zo te zien krijgt ze
regelmatig een pikzwart kleurspoelinkje.
Marta vertelt over de geschiedenis van Death Valley Junction en
het Amargosa Opera House sinds ze als balletdanseres hier voor het
eerst kwam. Haar verblijf in New York wisselt ze sinds februari
1968 af door ieder jaar van november tot in mei hier te zijn om
voorstellingen te geven. Tijdens de eerste voorstelling zaten er
12 locals in de zaal. Daarna heeft ze ook wel voor een lege zaal
opgetreden. In de herfst van 1969 kwam een fotograaf en schrijver
van National Geographic tijdens de voorstelling binnenstappen.
Sinds zijn verhaal uit januari 1970 kreeg ze meer publiek. Bij een
schoonmaakbeurt na een overstroming zag ze in een visioen publiek
op de muren. Dat moment inspireerde haar om een zestiende-eeuws
publiek op de muren te schilderen.
Na de ontmanteling van de spoorwegen, die in de glorietijden van
de mijnen dienden, leek hier geen toekomst meer te zijn. De garage
en het tankstation zijn niet meer in functie. Naast het hotel en
theater zit nog wel een restaurantje (T&T Cafe) in de zuidelijk
gelegen vleugel van het U-vormige Amargosa-gebouw. Daar heeft weer
iemand toekomst in gezien (beperkte openingstijden).
Haar stem is monotoon, maar de humor is scherp en ze is nog bij de
tijd. Af en toe hapert ze een beetje, maar ze weet wat ze wil
vertellen. De hoeden, brillen, boa en een snor, dienen voor de
liedjes die ze uit oude theaterprogramma’s zingt. De liedjes
lijken qua opbouw erg op elkaar en zonder muzikale begeleiding
maken ze een beetje een magere indruk. Maar toch is het
indrukwekkend om dit mee te mogen maken. Ik had het niet willen
missen! Naast haar stok heeft ze een doekje om speeksel weg te
vegen. Hoe lang zou ze nog voorstellingen kunnen geven?
Na afloop gaat ze aan de rand van het podium op de stoel zitten om
te signeren. Nog voor 9:30 staan de meeste bezoeker weer buiten.
De eerste auto’s zijn al weg. Ik geniet nog wat na en neem een
kijkje in de 'music room' naast het theater, met instrumenten die
tijdens voorstellingen zijn gebruikt. Die ruimte is alleen na een
voorstelling te bezichtigen.
Zondag 29 maart. Tussen 6:00 en 9:00 is in een grote zaal ontbijt.
Vooral zoete broodjes, die de receptioniste omschreef als "some
Danish". Ik bekijk de beschilderde muren in het hotel en de
tentoongestelde spullen, zoals foto’s van Marta tijdens
voorstellingen en andere relikwieën.
Al het schilderwerk is door Marta zelf gedaan. Op een schilderij
staat het witte Amargosa complex in een vervallen staat afgebeeld.
Zonder daken en aangevreten door de woestijn.
Zou het een visioen zijn?
Achter het complex zijn enkele gebouwen, soms bouwvallen. Ik zie
tussen de bomen ook een groter huis met een antenne op het dak, waar
mogelijk de baas van het terrein woont - of Marta.
Er staan borden die aangeven dat je daar niet mag komen, omdat het
privéterrein is. Maar ik ben wel erg nieuwsgierig.
Zeven mijl verderop neem ik een kijkje bij Nevada Stateline. Daar
staat een groot casino (Long Street Inn) en een saloon aan de
andere kant van de weg. Achter de saloon staan tussen boompjes nog
enkele woningen en trailers, die het geheel tot een gehucht in de
woestijn maken. Ik was nieuwsgierig hoe het er hier uit zou zien.
Death Valley National Park
Ik rijd terug tot net voor Death Valley Junction en sla rechtsaf
naar Death Valley National Park. Bij het kioskingang haal ik een
krantje en neem dan de afslag naar Dante’s View. Bij de twee
vorige bezoeken aan dit park ben ik daar niet geweest. De
toegangsweg is dertien mijl lang, waarvan het laatste stuk
behoorlijk smal en stijl is.
Rond tien uur zet ik de auto op het parkeerterrein bij het
uitzichtpunt Dante’s View. Ondanks dat ik hier in de ochtend ben,
is het fotolicht maar matig. Het uitzicht valt me in vergelijking
tot Zabriskie Point (ook aan deze kant van de vallei) tegen. Ik
zou dit punt niet als must willen bestempelen. Ik wandel een eind
richting de vallei en nog een stuk hogerop om na te gaan of ik een
mooiere foto kan maken. Het mooiste beeld is met iets op de
voorgrond want de vallei zelf is niet helder.
Om 11:20 verlaat ik Dante en ontdek dan de Furnace Creek Wash
Road. Een dirt road die naar het zuiden leidt en in een hele goede
staat lijkt. Ik heb niet voor niks een vierwiel aangedreven auto,
dus ga ik op zoek naar het mijnstadje Greenwater. Er zouden nog
funderingen moeten zijn, maar ik vind weinig meer dan veel
roestige blikjes en een paal met wat versiersels en de tekst:
"Welcome to Greenwater." Op de terugweg passeer ik een groepje
mannen, bezig met een fotoshoot van crossmotoren.
Ik ga verder naar de 20 Mule Canyon Road. Dat is een korte ‘dirt
road’ in een landschap met goud gekleurde kleiheuvels. Een mooie
route. Onderweg parkeer ik de auto om een stukje over de badlands
te wandelen.
Bij Furnace Creek is het inmiddels lunchtijd. In het Forty Niner
Cafe eet ik ‘pecan chicken salad’ met thee aan de bar. In de
naastgelegen General Store koop ik caps van Death Valley voor
mezelf en mijn neefjes, een setje ansichtkaarten voor Yfke en een
mooi informatief fotoboek over het park. In het visitor center
ontdek ik meer interessante boeken, maar ik probeer me in te
houden. Want ik heb immers al een mooi boek. Daarna loop ik nog
even over de mooie oase middenin Death Valley. Het zwembad is
vandaag behoorlijk vol.
Op weg naar het noorden begint het te stormen. In het weerbericht
op televisie werd al gewaarschuwd voor ‘gusty storms’. Langs de
Beatty Cutoff is het zicht erg slecht geworden. De brandstofmeter
daalt vervelend snel wanneer ik de Daylight Pass (4317 ft) beklim.
Maar in de afdaling naar Beatty herstelt de meter zich gelukkig
weer een beetje. Ik heb ontdekt dat de boardcomputer kan weergeven
hoeveel mijl je nog kunt afleggen met de tankinhoud. Dat zit wel
goed. Want Beatty is het eindpunt voor vandaag en daar kan ik wel
tanken.
Omdat ik toch in de buurt ben, rijd ik nog naar ghost town
Rhyolite, opgericht in 1905. In de hoogtijdagen van de goudkoorts
telde deze plaats 10.000 inwoners. Maar de Montgomery goudmijn
leverde slechts twee miljoen dollar op en na de sluiting in 1911
trokken de bewoners weg. Ik bevind me aan de noordoostkant van
Death Valley en ben terug in Nevada. In Rhyolite is het koud
wanneer ik uit de auto stap. En er staat een harde wind. Vanuit de
auto probeer ik enkele foto’s te maken, want er zijn toch nog een
paar fotogenieke plekjes. Ik geef toe dat Rhyolite niet het
mooiste spookstadje is. Achter de stationsruïne staan enkele
trailers waar nog mensen wonen.
Beatty
Dan rijd ik naar Beatty (1500 inwoners). Dit stadje heeft een
gespleten gezicht. Aan de ene kant vervallen, aan de andere kant
zit er ook leven in en de meeste bewoners zijn nog lang niet van
plan om het bijltje er bij neer te leggen. Een paar jaar geleden
heeft een ‘community beautification project’ geleid tot het
aantrekkelijker maken van het stadje, waarmee ze nieuwe bewoners
hopen aan te trekken. De voornaamste boodschap is dat het hier
goedkoper wonen is dan in de grote steden.
Vanaf het westen heb ik een mooi overzicht van het stadje. Eerst
maar de tank volgooien, dan heb ik dat maar gehad. Dan op zoek
naar een motel. Ik kom toch uit bij Motel6. Enkele non-descripte
motels zijn veel minder populair al zouden ze soortgelijke ‘rates’
hanteren als bij deze keten.
Motel6 ligt in de buurt van het Stage Coach Hotel & Casino. Daar
zit een familierestaurant in, maar ik kies voor de Surdough Saloon
in het centrum. De pizza lijkt me te groot, daarom bestel ik een
broodje hamburger met patat ($5,25). Het blikje frisdrank ($1)
moet ik zelf uit de automaat halen. De mensen aan de bar zien er
uit als moderne cowboys. De muren en het plafond zijn volgeplakt
met versieringen, waaronder emblemen van Europese automerken. De
man naast mij kan zijn pizza niet op, ik had dat ook niet gekund,
dus ik heb een goede keuze gemaakt. De lucht is weer helder, maar
er staat nog steeds een frisse wind wanneer ik naar mijn motel
loop.
Maandag 30 maart. Om 8:10 ben ik al gereed voor vertrek. Het is
nog steeds fris. In de zaak naast het motel haal ik drie blikken
ijsthee. Daarna rijd ik terug richting Death Valley. Bij Rhyolite
doe ik nog een poging om foto’s te maken.
Titus Canyon
Om 9:05 verlaat ik de highway en rijd een dirt road in naar Titus
Canyon. Het begin is heel eenvoudig. Twee andere auto’s laten mij
passeren. Dan volgt een stuk waar het tempo flink omlaag gaat.
Ik kom over de White Pass met een paar lastige stukken.
De weg is smaller en soms liggen er grote stenen waar ik langs
manoeuvreer. Er zijn ook bochten en klimmetjes die enige
behoedzaamheid vereisen. Je moet dit soort wegen nooit
onderschatten en altijd de snelheid aanpassen. Gelukkig is het
alleen toegestaan om de weg vanaf het oosten in te rijden, want
passeren is niet overal mogelijk. De weg loopt behoorlijk hoog en
in de verte zie ik nog een bergpas liggen. Op het hoogste punt van
deze Red Pass stop ik even.
Om 10:05 ben ik bij Leadfield. Bij dit ghost town werd lood
gevonden, maar dat duurde minder dan een jaar: "A post office was
established in august 1926. In February 1927 it closed and the
town died." Er staat al een auto geparkeerd. Ik probeer de mensen
(een gezin) van die auto een beetje te ontwijken en maak foto’s
van de ruïnes. Links van de weg zijn die het meest zichtbaar,
rechts zijn enkele ‘woningen’ uitgegraven in heuveltjes. Her en
der liggen nog roestige restanten van autokarkassen.
Daarna daalt de weg geleidelijk in een canyon. De weg slingert een
beetje en op een gegeven moment is de ondergrond grind waar de
wielen een beetje in wegzakken. Dan komt de echte Titus Canyon
waar de weg kronkelend doorheen loopt. De achterkant van de auto
glijdt een beetje wanneer ik te snel rijd. Bij het smalste punt is
de doorgang ongeveer zeven meter breed. Er komen mensen
aanwandelen vanaf de andere kant. Ik vermoed dat ik dan snel op
het eindpunt ben. Dat is ook zo. Na de Canyon verschijnt
plotseling een enorme vlakte: Death Valley. Achter mij rijst een
hoge bergwand. Aan deze kant is een parkeerterreintje waar enkele
auto’s staan. Vanaf hier is het nog een paar mijl naar de
doorgaande weg.
Daar sla ik rechtsaf. De weg door de vallei bestaat uit lange
rechte stukken en weinig begroeiing. Bij Grapevine is de entree
van het park. Ondanks dat ik het park juist verlaat, wil de
vrouwelijke park ranger mijn parkpasje zien.
"Are you going to re-enter?"
"Yes!"
Ik krijg een klein papiertje voor op de voorruit, een permit. Dat
heb ik nog niet eerder meegemaakt.
Ubehebe Crater
Mijn volgende doel is Ubehebe Crater. De weg daar naartoe loopt
een beetje kronkelend omhoog. Ik wandel om de indrukwekkende
krater. Het ‘pad’ loopt in het begin behoorlijk omhoog. Onderweg
staan bordjes die waarschuwen dat je in de krater kunt vallen. Ik
loop linksom en passeer eerst Little Hebe, zoals de naam al doet
vermoeden een kleinere krater. Binnen een uur ben ik terug bij de
auto. Ik blijf daar nog even genieten.
Deze krater is slechts 2000 jaar oud. Legendes van de lokale inheemse
stam Timbisha Shoshone beweren dat het een plek is waar de duivel kwam
om zielen te nemen.
Hij is ontstaan door contact tussen omhoogkomend magma en de
grondwaterspiegel. De hete rots produceerde stoom die op zijn beurt
een enorme explosie veroorzaakte. Rotsstukken werden kilometers weg-
gesmeten en een grote krater was het resultaat.
Scotty’s Castle
Ik ben ook nog niet eerder bij Scotty’s Castle geweest. Dat komt
omdat het nogal afgelegen in het noorden van Death Valley ligt.
Scotty’s Castle ligt in een fraaie boomoase. De geschiedenis van
het ontstaan van dit ‘kasteel’ is wonderlijk te noemen.
Walter Scott (Death Valley Scotty, 1872 - 1954) was een fantast
die in de jaren twintig van de vorige eeuw met een blokje goud
investeerders warm maakte voor een geheime goudmijn in Death
Valley. De belangrijkste investeerder was het echtpaar Johnson.
Met een inkomen van misschien wel $800.000 per jaar was Scotty
voor hun min of meer een hobby. Ze waren niet ontstemd toen zijn
bedrog uitkwam. Integendeel. Het klimaat en kasteel bevielen goed.
Albert Johnson: "Scotty is een fantastische kok."
Bessie Johnson: "You may have your cities and electric lights,
movies, dancing parties, but for a thrill, an emotion, a sence of
peace, and a confidence in a God who cares, give me moonlight in
the desert."
In het losstaande gebouw bij de toren bevinden zich generatoren
die voor de stroomvoorziening zorgden. Achter het complex loopt
een pad een heuvel op. Op de top van die heuvel is het graf van
Scotty. Vanaf hier is het zicht op het ‘kasteel’ waarschijnlijk
het mooiste. Onderweg naar boven zie ik aan de westzijde een
vallei met enkele roestige auto’s en heel veel bielzen. Die zijn
afkomstig van de opgeheven Bullfrog Goldfield Railroad. Met de
bedoeling om als brandhout te gebruiken.
In het winkeltje haal ik een verpakt broodje met ‘roast beef and
cheese’. Ik ga bij een picknickbankje onder palmen lunchen. De
temperatuur is aangenaam.
Terug bij Grapevine herkent de park ranger me nog: "We are all
set." Net voor de Sand Dunes loopt een pad naar de historische
Stovepipe Wells bron. Daar ben ik ook nog niet eerder geweest.
Vanaf hier zou je ook eenvoudig naar de duinen kunnen wandelen.
Zabriskie Point
Aan het einde van de middag ga ik naar Zabriskie Point - mijn
lievelingsplek in het park. Dit keer durf ik het aan om een stuk
naar het westen te wandelen. Een paar jaar geleden is hier een
Duister om het leven gekomen die tussen Zabriskie Point en Golden
Canyon onderweg was. Er vallen vaker slachtoffers in Death Valley,
dus ik neem waarschuwingen heel serieus. Ik besluit wel te gaan
omdat het minder dan dertig graden is. Het pad loopt tussen
badlands naar beneden. Ik kom door een brede wash, maar zoek
steeds de toppen van badlands op om foto’s vanaf te maken.
Het is een bijzonder mooie en afwisselende omgeving.
Stovepipe Wells
Om 18:12 open ik mijn motelkamer in het Forty Niner gebouw (kamer
4912) van Stovepipe Wells. Het is een grote en vrij luxe kamer met
"sanddune view". Iets eenvoudiger inrichting was ook goed geweest.
Je betaalt hier de hoofdprijs: inclusief tax 136 dollar. Maar dan
overnacht je ook in Death Valley! Vooral de sterrenhemel is
adembenemend. Op de betonpaden langs de gebouwen kruipen allemaal
rupsen. Ik bestel Pasta Prima Vera in het naastgelegen Tollroad
restaurant. De service is uitstekend. Het eten een beetje vet.
Iets te veel olijfolie.
Panamint Springs
Dinsdag 31 maart. Na drie bezoeken aan Death Valley heb ik hier nu
gelook ik geen wensen meer. Ik heb ‘alles’ wel gezien. Ik verlaat
de vallei richting het westen. Bij Panamint Springs (1937) haal ik
thee, de vlotte serveerster heet Keri. Ik ben nieuwsgierig naar
het restaurant. Dat ziet er keurig uit. Achter het restaurant zijn
enkele lodges en tegenover het complex zit een druk bezochte
camping. Wanneer ik bij het tankstation (ik hoef niet te tanken)
de tekst op historical marker lees, hoor ik iets bekends. Achter
mij staat een auto met twee jonge vrouwen uit Friesland. Leuk om
even in mijn moedertaal te praten. De dames doen een
standaardrondje in drie weken. Ze zijn jaloers op mij wanneer ze
horen dat ik een week onderweg ben en nog vijf weken te gaan heb.
Darwin
Buiten het park sla ik links af naar Darwin. Tegen de heuvel ligt
een groot mijncomplex. Maar alle toegangspaden zijn verboden. Het
dorpje is ongeveer voor de helft bewoond (vijftig inwoners), en
nog geen ghost town. Overal rondom de huizen staan oude auto’s,
veel Volkswagen Kevers, soms wrakken. Ik ontdek ook een Volvo
Kattenrug. Bij de dance hall mag ik even binnen kijken. Ieder jaar
begin mei is er een festival in Darwin: Spring-a-ma-jic. Van de
afgelopen jaren hanger er fotocollages aan de muur. De eigenaar
van de ‘dance hall’ komt uit Nebraska - dat had ik al aan het
kenteken van de auto naast het pand gezien - en woont hier in de
wintermaanden.
Ik rijd verder naar het westen. Noordwesten om preciezer te zijn.
Bij Owens Lake passeer ik een sulfaatfabriek. Tegenover het dorpje
Keeler vind ik de dirt road die naar Cerro Gordo leidt. Maar daar
wil ik nu nog niet naar toe, eerst heb ik behoefte aan een lunch.
Overigens is Keeler groter dan ik had verwacht. Ik rijd verder.
Stop nog bij een historical marker, en kom vervolgens recht op de
Sierra Nevada af.
Lone Pine
Om 12:50 arriveer ik in Lone Pine: "Little town, lots of charm".
In High Sierra Cafe eet ik in het gezelschap van Mexicaans-
Amerikaanse serveersters een Ortega cheese burger en ik vul de
tank in het centrum. Daar is de brandstof goedkoper dan net buiten
de bebouwde kom. In Joseph’s Food Market kan ik weer eens voor
normale prijzen boodschappen doen, en het assortiment is ook
prima. In het visitor center ten zuiden van Lone Pine ontdek ik
mooie boeken over de rijke geschiedenis van Owens Valley en de
regio ten zuiden van Ridgecrest. De boeken bevatten veel foto’s.
Het is inmiddels tijd om in te checken in The Portal Motel
(beheerd door een familie uit India).
Alabama Hills
Ten westen van Lone Pine ligt een gebied met de naam Alabama
Hills, waar heel veel rotsboogjes zijn. Het gesteente heeft een
lichtbruine kleur. Ik begin met de Movie Flat Road, want die is
vanaf morgen een paar dagen afgesloten vanwege filmopnames. In dit
gebied zijn vele films opgenomen. Er is ook een filmmuseum in Lone
Pine. In het westen figureren besneeuwde bergtoppen van de Sierra
Nevada.
Allereerst zoek ik Mobius Arch. Dat is de meest bekende rotsboog
in dit gebied. Hij is kleiner dan ik had verwacht. Ik ken hem van
foto’s, maar nooit met bijvoorbeeld een persoon er bij. Er staan
bordjes dat je op de trails moet blijven. De dirt road naar het
noorden loopt avontuurlijk door de heuvels. Het is een verrassend
mooi landschap. Ik kom enkele auto’s tegen die bij de filmset
horen. Ze zijn aan het repeteren. Na enig zoekwerk ontdek ik de
bijzondere drievoudige boog, genaamd Cyclop’s Skull Arch. Met
enige fantasie lijkt die inderdaad wel op een schedel. Je ziet
deze wonderlijke vorm pas heel laat in het landschap liggen,
terwijl het wel een paar meter groot is. Tot zonsondergang blijf
ik arches zoeken. Daarna eet ik in Lone Pine een pizza bij Pizza
Factory. Lone Pine heeft ook enkele saloons, zoals de Double L
Saloon en Jake’s Saloon met klapdeurtjes.
Woensdag 1 april. Aan de noordkant van Lone Pine loopt de Lone
Pine Narrow Gauge Road. Na ongeveer een mijl komt die weg uit bij
een ‘train depot’. Ik zag er een foto van in een boek, maar las
ook al dat het op private property staat. Jammer, want dit soort
historisch gebouwen zijn juist zo fotogeniek.
Lone Pine is trouwens ook leuk om door te wandelen. Misschien wel
beter dan met de auto, want de Highway Patrol is bijna voortdurend
met radarcontroles onderweg. In de Espresso Parlor ga ik even
internetten.
[fragmenten uit e-mail]
Ik ben nu ruim een week onderweg en zit in Lone
Pine, in Owens Valley, California, tussen de
besneeuwde Sierra's en Death Valley. Lone Pine
is een typisch landelijk stadje met een paar
saloons, restaurants en motels.
Little Finland. Dat is een gebied op de rim langs
een 'wash' waar rood gesteente in allerlei vinnen
(klein en groot) is uitgesleten. Erg fotogeniek
met die strakblauwe lucht. Vanuit Overton heb ik
er ruim 3 uur over gedaan om te komen. De route is
gevarieerd maar soms vrij lastig door een ruig
woestijnlandschap. Bij regen is zo'n gebied af
te raden. Het was sowieso een avontuur op zich
want ik zat ver van de bewoonde wereld en het
thuisfront zat al over me in. De plek is met een
normale auto niet te bereiken en GPS is een
noodzaak.
Tot zover even. Ik geniet hier van het ultieme
reizen in alle vrijheid in de mooist denkbare
natuur.
[einde e-mail]
Ik ga vanmorgen weer naar de Alabama Hills. Dit keer nog enkele
kilometers westelijker, op zoek naar de Whitney Portal Arch. Met
een Duitse beschrijving vind ik die vrij eenvoudig. Na een brug
over de Lone Pine Creek, loopt het pad naar links en dan is de
arch al snel zichtbaar bovenaan de rotsen richting het
noordoosten. Van deze rotsboog heb ik ook mooie foto’s gezien met
de besneeuwde Mount Whitney op de achtergrond. Ik ben nog vroeg in
het seizoen, dus met sneeuw zit het wel goed. Bovendien is het
helder weer. Maar die foto is niet zo eenvoudig gemaakt. Er zit
namelijk direct naast de boog nog een rots die het zicht
belemmert. Ik moet als het waren eerst op die rots klauteren en
dan met mijn rug hangend tegen een rots en voeten tegen de ander
rots een foto maken. Dat doe ik een paar keer met beide camera’s
tot ik er genoeg van heb. Er vliegt net een straaljager langs die
een wit spoor in de blauwe lucht achterlaat.
In het visitor center koop ik na een paar minuten zelfberaad toch
de twee mooi boeken die ik gisteren al had gezien. Ik kan ze ook
goed gebruiken in mijn verdere zoektocht richting het zuiden. Een
paar mijl buiten Lone Pine maak ik ter hoogte van Owens River een
foto van de Sierra Nevada.
Cerro Gordo & Owens Lake
Bij Keeler sla ik linksaf naar het mijnstadje Cerro Gordo. De
‘dirt road’ loopt al vrij snel flink omhoog. Na 4,2 mijl kom ik
bij een houten constructie, een zogenaamde "tram way" voor het
transporteren van materiaal uit de mijn. De weg is smaller
geworden en er komen meer bochten. Af en toe heb ik de 4x4 echt
wel nodig om verder te komen. Het is een pittige rit waarbij ik
met zweethanden aan het stuur zit.
Na 7,5 mijl kom ik bij Cerro Gordo. In de door de Mexicanen
ontdekte mijn is voor zeventien miljoen dollar aan mineralen
gevonden. Er staat een bordje dat de gebouwen op privéterrein
staan. Er komt een man polshoogte nemen. Ik rijd nog een stukje
door om een overzichtfoto te maken en rijd dan weer terug. Jammer
dat je hier niet even vrij rond kunt lopen om foto’s te maken.
Want het is wel een mooie omgeving. Her en der ligt nog een beetje
sneeuw. Op het terrein staat ook "The American Hotel", dat is
alleen af te huren met groepen.
Onderweg terug krijg ik een goede overzicht van Owens Lake. Dat is
een grotendeels droog meer. Door weersomstandigheden zorgt het
meer voor veel stofoverlast in Keeler. Al enkele jaren zijn er
projecten gaande om de begroeiing in Owens Lake op peil te
brengen. Dat kost veel geld, maar heeft wel succes.
Aan de zuidkant van Owens Lake loopt de Barnard Way. Ik neem een
kijken bij Cartago. Daar zijn enkele vervallen gebouwen, maar er
is ook een niet onaardig motel en een Ranch Cafe (wegrestaurant).
In Olancha is een tankstation en aan de overkant van de weg is
"Fresh Jerky" te koop. Om klanten te lokken hebben ze er een
huisdieruitlaattraject aangelegd en je mag kippen voeren.
Bij de ver van elkaar liggende gebouwen die bij Olancha horen,
ontdek ik in het zuiden nog twee weinig florerende motels (Ranch
Motel en Rustic Motel).
In Pearsonville staat een merkwaardig reclamebeeld van een
uitdagend geklede vrouw voor een futuristisch speelterreintje.
Verder is er een vrachtwagensloperij (‘auto parts’) en een
tankstation met een Subway.
Voorbij Ridgecrest, of eigenlijk langs, rijd ik naar Searles. Daar
staan treinstellen die van en naar de fabriek in Trona rijden. Ik
rijd enkele zandpaden langs de spoorlijn af om foto’s te maken. Er
staat nergens een bord dat dit niet mag. Leuk, om zo avontuurlijk
rond te rijden.
Randsburg
Mijn volgende reisdoel is Randsburg. Dat is een mooi mijnstadje,
tegen een heuvel met een museumpje, historisch Cottage Hotel,
Randsburg Inn en een Opera House, waar nog een paar keer per jaar
drama-uitvoeringen in worden gegeven.
In de hoofdstraat zijn enkele historische gebouwtjes die toerisme
trekken. Er is geen mens op straat. De minimale opwinding is
onderdeel van de aantrekkingskracht. De saloon en general store
sluiten net (het is nog maar 16:00 uur). Ik ontdek een winkeltje
in een soort van loods waar een vrouw eigengemaakte mocassins
verkoopt (Lelyns Leather). Ze heeft ook een paar historische
foto’s op gewoon papier te koop. Volgens haar is er alleen in het
weekend enig leven in Randsburg. Is er nu dan niks speciaal om te
zien? Ze laat me twee panden verderop een enorme kluis zien. Daar
passen wel een paar mensen in! Er is naar schatting voor zestig
miljoen dollar aan goud in deze omgeving gevonden. Eigenlijk ga je
in Randsburg met een tijdscapsule terug in de tijd.
Alsnog rijd ik een stukje om naar Johannesburg. Ik kan er niks
fotogenieks ontdekken. Het enige interessante voor mij, is dat
mijn naam in de plaatsnaam zit verwerkt. Garlock stelt al helemaal
niks voor, ik ontwaar slechts een paar bouwvallen met een hek er
omheen.
Mojave
Pas om 18:35 ben ik in Mojave. Met al dat rondzwerven van vandaag
over een niet al te grote afstand is de dag toch snel voorbij
gegaan. Mojave heeft vrij veel oude budget motels. Ze lijken met
elkaar te concurreren met scherpe prijzen. Ik kies voor de net
uitziende Desert Inn, die een vergelijkbare prijs hanteert als
Motel6.
Ik probeer alle straten en wegen uit die langs het vliegveld
lopen. Op het vliegveld van Mojave staan namelijk vliegtuigen van
diverse luchtvaartmaatschappijen ‘geparkeerd’. Minder dan ik had
verwacht en helaas lastig op de foto te zetten.
De sfeer in Mojave is niet zo geweldig. Stater Bros is de enige
supermarkt (met Subway), kan niet concurreren met een Wal-Mart
of Safeway. Het is een beetje een armoedige plaats. In Cafe 58,
op de splitsing, bestel ik een prima Mojave Green Salad.
Inclusief cola en tax ben ik $11,75 kwijt. Mike’s Roadhouse is
aan het aantal auto’s op het parkeerterrein te zien populairder.
En het Oasis restaurant bij Motel6 lijkt ook prima.
Donderdag 2 april. Een pluspunt van Mojave is dat het er vrij
eenvoudig is om treinen te fotograferen. De rails lopen langs de
doorgaande weg en er staan geen hekken langs. Treinstellen met
twee containers op elkaar gestapeld noemen ze Twin-Stak.
Mojave vormt een belangrijke samenkomst van spoorwegen en is in
1876 opgericht door de Southern Pacific Railroad. Ik lees dat de
spoorlijn door Californië tot de grens met Arizona door Chinezen
is aangelegd. De Lone Pine verbinding werd vroeger gebruikt voor
de aanleg van het Los Angeles Aqueduct. Nu loopt er nog een lijn
via Searles naar Trona. Om potash producten op te halen en kolen
te brengen.
Boron
Ik neem de 58 naar het oosten en verlaat die weg bij Exit 193, de
Twenty Mule Team Road. "Welcome to Boron, Borax capital of the
World." In Boron zitten twee aardige motels en een museum met van
alles wat. Aan de zuidkant van de weg ligt Edwards Air Force Base.
Voor slechts $1,50 eet ik een aardbeienpannenkoek in het 20 Mule
Espresso Cafe tegenover het Mule Team Museum. In het museum is
veel informatie over de directe omgeving, zoals de Borax fabriek.
De kopietjes op A4 zijn gratis, maar zeker een donatie waard.
Bij Boron werd in 1925 de grootste hoeveelheid borax op aarde
gevonden. Borax is een witte kristallen mineraalzout, onder andere
gebruikt als verzachter van water, voor het maken van warmtevast
glas, computerchips en cosmetica. In 1881 werd in Death Valley
borax gevonden. Aan het einde van die glorietijd - 1927 - begon de
productie in Boron op gang te komen. Tegenwoordig zit hier een
enorme fabriek en de grootste open mijn in California, direct aan
de noordkant van highway 58. Ook in Italië, Turkije en Chili zijn
vindplaatsen van borax. In het museumpje zie ik fragmenten van
"Death Valley Days", een populair televisiedrama van 1952 tot
1970. Daar had ik nog nooit van gehoord. Zo zie je maar: er valt
veel te ontdekken over de Amerikaanse geschiedenis.
Bij Kramer Junction zit een motel, Relax Inn, een winkel,
tankstation en ik ontdek een groot terrein met zonnepanelen. Dat
schijnt rendabeler te zijn dan windmolens.
Barstow & Route66
In Barstow vind ik de Tow Yard waar het Tired Iron Museum bij zou
moeten zitten. Een museum met excentriek in elkaar gelaste auto’s.
Sommige van die voertuigen hebben in postapocalyptische films
gefigureerd. Ik zie ook wel een paar achter het hek staan, maar
het terrein is gesloten. De boel lijkt opgeruimd. Misschien
vanwege milieuregels. De informatie die op internet staat is dan
niet meer actueel. Ik had hier een paar jaar eerder moeten komen.
Barstow heeft een Railway Museum. Wanneer het minder mooi weer was
geweest, dan had ik er een kijkje genomen. Ik verken de historic
Route66 die dwars door de stad loopt (Main Street). Mocht ik hier
ooit weer komen, dan zijn er genoeg motels voorhanden. Tip: Vons
supermarkt is hier beter dan de Wal-Mart.
De volgende stop is in Newberry Springs. Dat gehucht stelt meer
voor dan ik had gedacht. Het beroemde Bagdad Cafe ligt een paar
mijl richting het oosten. De beheerder vertelt dat hij de vijfde
eigenaar is. Bagdad Cafe is bekend geworden door de gelijknamige
film. Achter het café staan nog twee Airstream Caravans. Ik struin
uitgebreid door de zaak, kijkend naar de memorabilia. De eigenaar
en zijn vrouw halen net een nieuwe voorraad eten en drinken uit
hun auto. Hij zegt steeds dat hij zo klaar is, maar dat duurt maar
en duurt maar. Daarom houd ik het op een gegeven moment maar voor
gezien.
Het wegdek verder naar het oosten is af en toe niet zo geweldig
goed: gaten in het asfalt en de zijkanten brokkelen af. De freeway
is een veel beter alternatief, maar ik wil graag een stuk Route66
meepikken. In Ludlow zit een motel, een tankstation en enkele
vervallen gebouwen.
Amboy
Vanaf hier is het nog 28 mijl naar Amboy. Bij Amboy is een zwarte
kegelvormige krater die het landschap siert (National Natural
Landmark). Bij de treinovergang moet ik wachten voor een lange
goederentrein. Schitterend! Deze omgeving is een treinenhemel.
Minsten drie locomotieven en vaak ook nog twee ‘duwers’.
Roy’s Cafe en motel zijn een zeldzaam voorbeeld van in leven
gehouden Route 66 nostalgie in deze regio. Een duur tankstation
(sinds kort weer in gebruik) en daarbij een hokje met wat snacks.
De kersentaarten in de ‘eetzaal’ liggen er alleen voor de sier.
De gebouwen achter het tankstation en het postkantoor aan de
overkant zijn ook nog in gebruik. Waar zou de school toe dienen?
Even buiten Amboy staat rechts van de weg een boom met daarin
allemaal schoenen. De zogenaamde ‘shoe tree’. Even verderop aan de
andere kant van de weg is een ‘bra tree’, die duidelijk minder
populair is. Ik vraag me sowieso af waarom je kledingstukken
achter zou laten. Dan moet je ze al bijna speciaal mee hebben
genomen om te dumpen.
Mojave National Preserve
Na Amboy rijd ik naar het noorden. Om 16:45 passeer ik het bord
met de tekst Mojave National Preserve. De weg loopt redelijk
omhoog. De Kelso Dunes vallen nogal tegen. Omdat het al redelijk
laat is, laat ik een duinwandeling maar achterwege. Het prachtige
Kelso Depot is helaas gesloten (vrijdag - dinsdag, 9:00-17:00).
Door de ramen kan ik de mooie gerestaureerde stationsbar zien.
Rondom Cima is de grootste concentratie Joshua Trees in de wereld.
Meer nog dus dan in het gelijknamige park. Daarnaast zijn hier ook
veel Spaanse Dolken (Mojave Yucca). Ik vind het storend dat andere
voertuigen zich absoluut niet aan de toegestane snelheid houden.
Nipton
Om 18:25 ben ik in Nipton. Dit gehucht ontstond in 1906 bij de
oprichting van de spoorweg van Salt Lake naar Los Angeles. Bij het
historische Nipton Hotel hebben ze nog een kamer voor mij. Ik had
niet gereserveerd omdat ik niet wist hoe ver ik vandaag zou komen.
Maar het was wel mijn wens om in dit stille dorpje op de rand van
California en Nevada te overnachten. Ik ben een beetje laat, maar
heb vandaag rustig gereden en heb regelmatig gestopt.
Het Adobe Hotel is gebouwd in een Spaans territoriale stijl en
heeft vier kamers. Mijn kamertje ziet er heerlijk ouderwets uit.
In de gemeenschappelijke woonruimte ontmoet ik een ouder echtpaar
met hun zoon. Beide mannen zijn treinliefhebbers. Ze komen uit
Arroyo Grande, aan de westkust van Californië, en hebben daar een
avocadoboerderij. Ik ben welkom, mocht ik ooit in de buurt zijn.
Zij zijn eigenlijk een beetje onvoorbereid op pad en dubben nog
over wat ze morgen gaan doen. Veel tijd hebben ze ook niet, want
ze hebben maar een paar dagen vrij. Wanneer ik vertel waar ik
allemaal ben geweest (vooral rond Death Valley), dan blijk ik op
plekken te zijn geweest waar zij nog nooit waren.
Voor het hotel is een mooie veranda en een cactustuin. Het geheel
is een plaatje. In de woonruimte is een map met artikelen die over
het hotel zijn verschenen. Ik laat een berichtje achter in het
gastenboek. Achter het hotel zijn een vijftal ‘tent cabins’, waar
je ook in kunt overnachten. Ik zie maar bij één daarvan een auto
staan.
Vrijdag 3 april. Casino-oase Primm en Searchlight waren
alternatieven geweest voor het geval ik in Nipton geen kamer meer
had gevonden. Tussen die twee moet ik vanmorgen ook kiezen wanneer
het om brandstof gaat, want er zit nog maar weinig in de tank.
Searchlight is volgens het navigatiesysteem het minst ver (20
mijl) en ook het meest logische voor de vervolgroute.
Maar eerst krijg ik een prima continental breakfast in de Trading
Post (tevens general store). Een oudere man met een ruige baard en
een dikke vrouw met jampotbrillenglazen beheren de boel. Het is
erg rustig. Ik ben ook niet wakker geworden van een langsrijdende
trein. De treinen zijn hier verplicht om bij iedere
spoorwegovergang te claxonneren. Maar de eerste trein komt pas na
het ontbijt. Ik ben net op tijd om een foto te maken.
Rond negen uur verlaat ik Nipton richting Searchlight. Daar vul ik
de tank en zoek een plekje op een heuvel om een overzicht te
krijgen van de plaats. Best nog een groot dorp voorzien van een
motel, restaurants en tankstations. Richting Lake Mead zou bij
"Cotton Cave" ook lodging moeten zijn. Ik ben die weg niet
helemaal uitgereden.
Ik passeer het onaantrekkelijke casinogehucht Cal Nev Ari.
Na deze kleine omweg door Nevada, sla ik rechtsaf richting Goffs.
De weg loopt weer langs het spoor en ik krijg weer een kans om
foto’s te maken van goederentreinen! Dit is een walhalla voor
treinliefhebbers.
Goffs
Bij Goffs zie ik allereerst een vervallen General Store naast het
power house. Het pand staat te koop, maar ik geef nieuwe eigenaars
weinig hoop op succes. Her en der verspreid zijn enkele woningen.
Aan het aantal brievenbussen is te zien hoeveel. De hoofdattractie
van Goffs is een openluchtmuseum. Helaas alleen tijdens weekenden
geopend. Een mooi terrein met een fraaie verzameling aan
historische materialen en het originele ‘school house’. Door
bordjes als "private property" en "no tresspassing" is het bepaald
niet uitnodigend. Ik moet het doen met zicht vanaf de weg en een
plakkaat over de geschiedenis van Goffs Schoolhouse.
Cadiz bestaat uit een farm en Roadrunners Retreat drie mijl naar
het zuiden. Er blijft weinig over van deze regio. De meeste mensen
racen over de interstate en zien hier niks van. Langs de weg zijn
met stenen graffititeksten in het landschap gemaakt. Ik kom weer
door Amboy en sla nu af richting het zuiden. Als eerst passeer ik
een chloridenfabriek bij het half afgegraven Bristol Lake, een
zoutmeer. Het lichtblauwe water is bijzonder fotogeniek. Jammer
dat het zo hard waait.
Er steekt een ‘gusty storm’ op. Verder naar het zuiden neemt het
zicht sterk af. De harde wind blaast zand tegen de auto. De lucht
is bruingrijzig. Op een bord langs de weg staat: "Welcome to
Wondervalley." Hier wonen ook daadwerkelijk mensen. Of beter
gezegd: woestijnratten.
Twentynine Palms
Mijn reisdoel van vandaag is Twentynine Palms. De lucht is hier
weer helder, maar de wind blijft vrij stevig en fris. Ik rijd wat
rond om de boel te verkennen. Her en der zijn muurschilderingen
met een historische toelichting. Twentynine Palms heeft een drive-
in bioscoop. Om 19:30 mag je het terrein oprijden, om 20:00 begint
de film. Het is een nogal opgerekte stad. Aan ruimte geen gebrek.
Aan de weg naar het noorden ontdek ik ‘combat barbers’. Daar
kunnen militairen hun haar laten millimeteren. Mijn keuze valt op
Motel6, omdat ze daar een laundry hebben. Mijn was draait 28
minuten en daarna 60 minuten in de droger elk voor twee keer een
dollar aan quarters.
Daarna ga ik eten bij 29 Palms Inn. Dit restaurant ligt in een
oase aan de zuidkant van het dorp en heeft een lange geschiedenis
omdat hier schaduw was en waterbronnen. De wind is nog niet gaan
liggen, dus gasten kunnen niet op het terras zitten.
De ruimte binnen is niet zo heel groot. Maar zonder reservering
krijg ik toch nog een plekje aan de ronde bar bij een barman die
nogal nichterig doet. Maar de sfeer is uitstekend. Tegenover mij
geeft een moeder een baby van vijf maanden de borst. Ik bestel
chicken marsala, huissalade en ananassap. Daarna vraag ik bij het
meisje van de receptie of ik even mag internetten. Ik ben geen
gast van de Inn, maar ze vindt het prima.
[fragmenten uit e-mail]
Ik zit in de 29 Palms Inn, een oase aan de rand
van het stadje 29Palms, en dat ligt weer net boven
Joshua Tree National Park. In het restaurant waren
twee broers, jonge mannen, live aan het spelen.
Erg goed, populaire liedjes maar ook een leuk
liedje over een tumbleweed die van town naar
town ging.
Ik zit nu bij de receptie van de Inn en ben hier
geen gast, maar mag toch gebruik maken van de
computer. Anders zit het meisje van de receptie
hier ook zo alleen ;-)
Voor Yfke: ik heb al een hele verzameling
ijsthee blikken van Arizona en er gingen vandaag
heel wat tumbleweeds over de weg...
[einde e-mail]
Internet is gratis, maar omdat ik aardig wat tijd nodig heb, geef
ik het meisje $3 fooi. De drive-in is intussen al begonnen. Ach,
het was leuk geweest om dat eens mee te maken, maar er komt vast
ooit nog wel een gelegenheid. Ik ben bovendien moe en de film
lijkt me niet zo bijzonder.
Zaterdag 4 april. Ik heb al een paar dagen rugpijn. Omdat ik de
camera steeds uit de cameratas voor de bijrijderstoel pak, zijn
spieren in mijn linkeronderrug gaan protesteren. Ik druk dat zacht
uit, want de pijn is af en toe behoorlijk ondraaglijk. Maar ik wil
wel graag mijn plan doorzetten en niks overslaan. Vanmorgen is de
pijn het ergste totnogtoe. Ik heb mijn trainingsjackje opgevouwen
als een kussentje tussen mijn rug en de autostoel. Wanneer ik
gewoon rijd, dan is er niks aan de hand, maar bij het in- en
uitstappen of buigen, dan voel ik een stekende pijn. Daar heb ik
nog nooit eerder last van gehad.
Ik doe wat inkopen bij de Rio Ranch Market centraal aan de
doorgaande weg en vul de tank. Dan rijd ik Joshua Tree binnen.
Dat nationale park ligt even ten zuiden van Twentynine Palms.
Ik lees in een foldertje dat een Joshua Tree helemaal geen boom
is, maar een grote Yucca. Geen boom omdat er geen hout in zit. Ik
ben hier negen jaar geleden al geweest, maar omdat ik toch in de
buurt ben probeer ik nog een plekje te bemachtigen voor de guided
tour naar Key Ranch. Maar het is in deze regio hoogseizoen en er
zijn geen plekken meer beschikbaar. Daarom rijd ik door het park
naar het zuiden.
Aan de zuidkant volgt een lange afdaling naar de I-10. Vanuit de
vallei zie ik besneeuwde bergtoppen ter hoogte van Palm Springs.
Bij Thousand Palms verlaat ik de interstate en kom door stadjes
met veel zandkleurige laagbouw. Hier leven mensen met geld, dat
zie je zo. Bij een braderie (fair) neem ik even een kijkje. Ze
verkopen hier ook koosjer hotdogs. De porties popcorn zijn
gigantisch. Automatisch komt de weg vervolgens uit op de 74 die de
bergen in gaat. Het is een mooie scenic weg die kronkelend omhoog
leidt.
Andere weggebruikers houden een vrij hoog tempo aan, ik probeer
dat ook. Ik kom op een hoogvlakte: "Welcome to Anza Valley
(4000ft). In Anza haal ik mijn lunch uit de supermarkt. Overigens
stop ik heel vaak bij tankstations om een blik AriZona ijsthee of
om te zoeken naar een goede kaart van Zuid-Californië. Die blikken
hebben ze niet allemaal in het assortiment. Soms hebben ze alleen
flesjes. En de kaarten vallen vooralsnog ook erg tegen.
Julian
Bij Warm Springs is een vliegveldje en een golfclub (3000ft). Om
14:40 ben ik in Julian. Tot mijn verbazing is daar een Rabobank.
Ik bestel thee in de historische Miners Diner. Dit is een hartstikke
leuk restaurantje met klassieke maaltijden, shakes en leuk
personeel. Naast mij zitten twee mollige meiden die net als ik ook
een foto maken van wat ze op de bar hebben staan: een royale
schaal met roomijs.
"Zal ik een foto maken met jou erbij?", vraag ik.
"Nee!", zegt degene die het dichtst bij mij zit lachend, "Dan ziet
iedereen hoe ik zo word zoals ik ben".
Op een binnenplaatsje ontdek ik Cowgirl Cafe. Wanneer het
etenstijd was geweest, dan zou dat denk ik mijn keuze geweest
zijn.
Anza Borrego Desert State Park
Na ongeveer een uur rijd ik verder naar het oosten. Ik kom vanaf
het zuiden in Borrego Springs. Eerst passeer ik het resort waar ik
een kamer heb gereserveerd. Ik rijd door naar het visitor center
van Anza Borrego Desert State Park. Dit park is vernoemd naar de
Spaanse ontdekkingsreiziger Juan Bautista de Anza en het Spaanse
woord borrego, groothoorn schaap (bighorn sheep klinkt leuker).
Het visitor center zou om vijf uur wel eens kunnen sluiten. Het
gebouw ligt onder een heuvel in een cactustuin. Ze hebben geen
informatie waar ik om zocht, dus na een korte wandeling door de
tuin met cactussen en agave ga ik inchecken bij Stanlunds Resort
Inn and Suites. De vriendelijke vrouw bij de receptie geeft me een
duurdere kamer voor de zelfde prijs in plaats van de kamer met
twee bedden waar ik voor op de lijst stond. Die kamer raakt ze
sneller kwijt, zegt ze. Nu heb ik een kamer met een keukentje, al
heb ik dat niet nodig.
Ik pauzeer even en neem een duik in het prachtige zwembad tussen
de palmen. Je hebt hier geen eenvoudige motels, tot die conclusie
kwam ik na een onderzoekje op internet. Dit was de enige met een
kamer van net onder $100. Omdat het in deze regio hoogseizoen is
en ik er in een weekend ben, heb ik uit voorzorg gereserveerd.
Daarna rijd ik richting het oosten naar Fonts Point. Om daar te
komen moet ik een stuk door een wash met mul zand afleggen. Voor
mij rijdt een Volvo XC. Die auto doet het verrassend goed in dit
terrein. Ik geef de bestuurder een compliment wanneer we bij het
eindpunt komen. Ik zeg dat ik zelf een Volvo heb. Hij heeft nog
niet eerder over dit soort ‘wegen’ gereden. Zijn metgezellen zijn
een man en vrouw van zijn leeftijd. Ze doen me aan Jules, Jim en
Catherine denken. Langs de rim van Fonts Point zitten mensen te
picknicken. Ik kan niet anders concluderen dat dit een prachtige
plek is. De badlands zijn niet zo kleurrijk als bij Zabriskie
Point, maar de sfeer is wel een beetje vergelijkbaar.
Tegen zonsondergang rijd ik terug naar de grote rotonde in Borrego
Springs. Even voorbij die rotonde zit aan de rechterkant Carlee’s
Bar & Grill. Het meisje dat de zitplekken toewijst is een
schoonheid. Ik ga aan de bar zitten en bestel caesar chicken salad
en Pepsi en krijg een zeer royale salade voorgeschoteld. In de
hoek van het restaurant is karaoke voor jong en oud, vals en
zuiver. Eén van de mannen naast mij is geïnteresseerd in mijn
reis. Hij stelt veel vragen. Hij zegt zelf dat hij een beetje
tipsy is, maar dat had ik al gemerkt.
Zondag 5 april. In de kamer naast de receptie is continental
breakfast. Na het ontbijt ga ik even internetten bij de receptie.
Dat is er gisteren niet meer van gekomen. Ik neem vanmorgen een
route nog verder naar het zuiden, richting Mexico. De weg komt
door een steeds mooier wordende omgeving. Ik zie veel ocotillo
cactusstruiken. Bij Carrizo Badlands overlook stop ik even voor
het mooi uitzicht naar het oosten.
De weg eindigt in Ocotillo. Daar neem ik in plaats van de
interstate, de S80 naar het oosten. Deze weg loopt parallel aan de
I-8 en vertoont af en toe wat zwakke plekken (gaten in het
wegdek). Links van de weg is het Plaster City recreatiegebied voor
liefhebbers van duinraces. In El Centro gooi ik de tank vol. Dit
is zo’n stadje met een stratenplan in de vorm van een schaakbord,
enkele motels en restaurants. Ik sla hier af richting het noorden.
Aan de zuidkant van Brawley zit een grote, nieuwe Wal-Mart.
Ik parkeer bij een tankstation om de kaart te besturen wanneer
mijn oog valt op een witte bus die links van me staat, van
oorsprong is het volgens mij zo’n gele schoolbus. Op de zijkant
zit een metalen plaatje met de tekst: "Hoekstra, Grand Rapids,
MI". Ik loop naar de eigenaar met een Mexicaans uiterlijk en zeg
dat ik een Hoekstra ben. Uiteraard maak ik snel een foto. De
chauffeur kijkt wat verwonderd. Hij zal me wel gek verklaren.
In grotere letters staat op de zijkant dat het een "farm labor
vehicle" is.
Salton Sea
Even later haal ik de bus in wanneer ik verder rijd richting
Salton Sea. De weg loopt vrij ver van het meer. Zoals ieder
voertuig moet ik stoppen bij een border control, terwijl ik nu al
niet zo dicht meer bij de grens met Mexico ben. Ik weet zo
ongeveer wat ik kan verwachten, dus pak alvast mijn paspoort. Ze
vragen dan of je US citizen bent, waar je vandaan komt, waar naar
toe, en met een visum hoe lang je van plan bent te blijven. Het
gaat ze toch alleen om illegalen en mijn visa waiver is in orde.
Bij Salton Sea City verlaat ik de weg en neem een kijkje bij het
water via de Marina Drive. Er is hier ook een motel (Sea & Sun
Motel). Vast goedkoper dan de lodging in Borrego Springs (en dat
ligt hier hemelsbreed niet ver vandaan).
In de jaren ’50 zijn rond het meer recreatieplaatsen ontwikkeld,
maar door de toename van het zoutgehalte in dit al vervuilde
binnenmeer, werd die ontwikkeling stopgezet. In 1976 is Bombay
Beach - aan de overkant - door een overstroming onder water
gelopen. Vandaar de soms wat vervallen uitstraling. Maar Salton
Sea lijkt weer een toekomst te hebben. Voor $99.000 heb je al een
nieuw huis. De zuid- en noordpunt van het meer zien er zeer groen
uit. Ik rijd noordelijk om het meer naar Bombay Beach. Net als aan
de andere kant van het meer zitten er flinke ‘dips’ in de weg. Een
beetje zoals wij in de Flevopolder hebben, maar dan nog dieper.
Salvation Mountain
Bij Niland sla ik linksaf. Ik zie geen borden, maar volgens de
routebeschrijving die ik bij me heb, kom ik zo bij Salvation
Mountain van Leonard Knight. Dan toch een bord. "Slab City, The
last free place, you’re almost there."
Naast de gekleurde heuvel staan een aantal voertuigen - van
scooter tot vrachtwagen - in gelijksoortige kleuren, ook voorzien
van Bijbelteksten.
"Jesus I’m a sinner please come upon my body and into my soul
spirit and mind."
Op het terrein staat een aardige voorraad verf. Bezoekers worden
aangemoedigd om verf te brengen.
Imperial Sand Dunes
Dan kom ik zuidelijk door een vlak gebied met veel land- en
tuinbouw. Meer naar het westen loopt de route door hoge duinen, de
zogenaamde Imperial Sand Dunes. Dit is het walhalla van
duinracers. Je hebt wel een vergunning nodig. Ik rijd naar een
informatiebord. Wanneer ik stop, voel ik dat de voorkant van de
auto een eind wegzakt. Wanneer ik verder wil rijden, graaf ik de
wielen alleen maar dieper in. Oei! Het zweet breekt uit. Ik kijk
om me heen en zet de bak in de achteruit. Mijn opluchting is groot
wanneer de auto in beweging komt. Nu was er vast wel iemand
geweest om mij los te trekken, maar het ziet er wat amateuristisch
uit. Zo zie je maar weer dat rijden in duinen een verhaal apart
is. Maar ik ben een ervaring rijker. Zo kun je het ook bekijken.
Na de duinen volgt weer een border control, zoals gebruikelijk bij
wegen die naar het noorden leiden. De weg golft tussen de
donkerbruine Chocolate Mountains. Even later rijd ik langs de
Colorado River. Er zijn ook kanalen en het landschap is weer
eindeloos vlak, en dus het terrein van boeren. De weg loopt via
een aantal rechts-links-bochten naar de I-10.
Blythe
Niet ver na het oprijden van de Interstate verlaat ik die al weer,
want ik ben in Blythe. Niet moeders mooiste, maar voor vandaag
mijn eindstation. Ik neem een kamer in Motel6 met uitzicht op het
zwembad. Voor ik een pizza haal, kan ik nog even een verfrissende
duik nemen.
Bij Pizzahut heb ik over het algemeen geen goede ervaringen en dit
keer is wel het dieptepunt. Het duurt veel te lang voor iemand de
bestelling opneemt en de muziek staat te hard. Zonder te eten
verlaat ik Pizzahut. Een jonge vent bij de balie probeert me nog
om te praten, maar ik zeg: "Sorry, but it takes too long."
Ik ga naar concurrent Domino’s. Daar kun je niet binnenzitten,
maar ik heb in ieder geval binnen een paar minuten een smakelijke
meeneempizza.
Maandag 6 april. Rond acht uur sta ik bij een tankstation om te
bellen met Djoser, rekening houdend met acht uur tijdsverschil. De
reizen naar China van 15 en 25 mei hebben beide nog drie boekingen
nodig om door te gaan. Bij die laatste zit een week Tibet. Ik zeg
dat ik bij de eerstvolgende gelegenheid één van die twee ga
boeken.
Quartzsite, The Last Camp of Hi Jolly
Kort daarop ben ik in Arizona. In Quartzsite gooi ik de tank vol.
Quartzsite ken ik dankzij Boudewijn Büch. Deze plaats is domein
van ‘snow birds’. Dat zijn gepensioneerden uit noordelijke staten
en Canada die hier overwinteren. Normaal zo’n 1500 inwoners, maar
nu behoorlijk overbevolkt. Het is overigens absoluut geen mooie
plaats, maar wat zon en warmte betreft geef ik die mensen groot
gelijk! Naast alle trailerparken ontdek ik ook een Super8 en
Stagecoach Motel.
Ik zag Büch jaren geleden op televisie hier in een reportage bij
een kameelmonument. Dat monument was voor Hi Jolly (Hadji Ali),
hoofd kamelendrijver, ingehuurd voor een experiment van het leger.
Maar de kamelen uit Noord-Afrika waren niet compatible met de
ezels en de komst van een spoorweg naar het westen sloot het
hoofdstuk van de kamelen. Hi Jolly bleef hier tot zijn dood in
1902. Deze geschiedenis doet me denken aan de kamelen die van
Afghanistan naar Australië zijn geëxporteerd. Het vervelende is
dat ik het monument niet snel kan vinden.
Aan de noordkant van het centrum zie ik een visitor center (tevens
chamber of commerce). Daar helpt een vriendelijke oudere vrouw mij
met mijn zoektocht. Er liggen folders in haar kantoortje van
Vancouver, Canada.
"Dat nemen de ‘snow birds’ mee", zegt ze. "Zij nemen onze folder
naar hun regio, en andersom."
Het monument ligt naast de begraafplaats. Ik lees de tekst
aandachtig en sta nog even stil bij mijn enthousiaste en
aanstekelijke held Büch. Zonder hem was ik hier nooit geweest. De
meest indrukwekkende tekst staat op een houten kameeltje op de
grond voor het monument:
Mr. Jolly,
May the moon
be bright and
the girls be
pretty.
Stella.
Elk jaar in mei houden ze in Quartzsite een "Camelmania". Naast de
nodige artefacten en memorabilia is er hier dan een kamelenparade
en kamelenrace. Niet ongewoon in Amerika, want ik heb ergens
gelezen dat in Reno, Nevada, jaarlijks ook een kamelenrace is.
Daarna volgt een zeldzaam saai stuk Interstate naar het oosten.
Tijd voor de cruise control. Bij Palo Verde is een nuclear
generation station. Ik neem de afslag naar Gila Bend. De 85 naar
het zuiden loopt langs Lewis Prison. De sterkste radiozender is
Spaanstalig. In Gila Bend doe ik lunchinkopen. Er zijn ook een
paar motels in dit plaatsje. Om de droogte te lijf te gaan, zijn
kanalen aangelegd. Dat zag ik ook al bij Salton Sea.
Bij een informatiebord van de Goldwater Range eet ik mijn
broodjes. De weg loopt door "27 million acres" militair terrein,
met afdelingen voor de marine, lucht- en landmacht. Even verderop
is een border control, die ook nu weer alleen voor het verkeer
richting het noorden geldt. Ik zie een groepje opvallende stille
gevechtsvliegtuigen oefenrondjes maken.
Ajo
Om 13:15 ben ik in Ajo. Eerst verken ik het stadje. Het is een
leuke plaats met een Mexicaanse uitstraling met witte kerkjes. En
allemaal verzekeringsbedrijfjes die adverteren met "Mexican
Insurance". Kennelijk is dat lucratief. De witte kerk in het
centrum is zeer fotogeniek.
Rond 14:00 vind ik het tijd om een motel te zoeken. Bij Siesta
Motel krijg ik een leuke ‘cabin’ met een klein keukentje. De prijs
valt reuze mee. Na een siësta, met thee en zoute chips, rijd ik om
drie uur richting het zuiden. Niet zonder eerst nog wat inkopen te
doen bij Olsen’s. Dat is een meer dan uitstekende supermarkt. Naar
Organ Pipe National Monument is nog een aardig eindje rijden. Ik
ben bijna een uur onderweg. Het landschap staat vol met enorme
cactussen. Het park ligt tegen de Mexicaanse grens.
Organ Pipe National Monument
Ik neem eerst een kijkje bij het visitor center. Daar krijg ik op
het vertonen van mijn parkpas een parkfolder met een plattegrondje
Die had ik al in PDF-formaat van internet geplukt, maar dat
terzijde.
Aan de overkant van de weg, die naar Mexico leidt, begint de Ajo
Mountain Loop van 21 mijl. Dit is een dirt road door het mooie
park met een grote variatie aan planten. De weg is deels
geasfalteerd, maar ik zou ‘m niet met een normale auto rijden,
want er zitten slechte stukken tussen ("rough road"). De route
loopt om een berg en door mooie cactusnatuur, met meer dan alleen
orgelpijp cactussen. De organ pipe cactus is uniek in deze regio
(en het aangrenzende deel in Mexico). Deze cactussoort bloeit
alleen ‘s nachts.
Na ruim een uur met vele fotostops heb ik de ‘loop’ gedaan. Nog
net op tijd om van het zonlicht te profiteren. In Ajo eet ik bij
Marcela’s Cafe & Bakery: BBQ chicken en potato salad met Dr.Pepper
voor nog geen $10. Een beetje primitief, maar het smaakt goed.
Dinsdag 7 april. Boven het stadje ontdek ik een open mijn. Zo’n
enorm gat in de heuvel ontstaan door afgravingen. Daar is ook een
museum, dagelijks geopend van 12:00 - 16:00, maar daar wacht ik
niet op. Ik vul de tank in Why. Een vreemde naam voor een plaats.
En wat dacht je van de "Why not Travel Store"?
In die general store koop ik cactussnoepjes. Binnen hangen foto’s
van een groep mannen die weekends naar Mexico gaat om huisjes te
bouwen voor de arme bevolking in Rocky Point. Even ten oosten van
Why zit een casino met restaurant en een tankstation waar de
brandstof nog 10 cent goedkoper is. Onderweg zie ik nog veel
orgelpijp cactussen. Soms zelfs meer dan in het park.
Kitt Peak
De gehuchtjes waar ik door kom, stellen weinig voor. Toch heeft
het grootste dorp een mooie school voor Natives (Indian Oasis
Intermediate School). Bij een gebergte aan de zuidkant van de weg,
sla ik rechtsaf. Kitt Peak is te bereiken via een weg die twaalf
mijl bergop loopt. Daar staan ruim twintig telescopen, in beheer
bij een consortium van universiteiten. Het is een populaire klim
voor wielrenners. In de souvenirshop haal ik thee.
Tucson
Even verderop sta ik weer voor een border control. In Tucson zelf
is de brandstof goedkoop ($1,79 voor een gallon). Arizona staat
bekend om lage brandstofprijzen.
Net als vorig jaar ga ik naar de Mission San Xavier del Bac. Nu
staat hij niet in de steigers! Ik stuur een sms naar Yfke. Ze
vraagt of ik weer een kaarsje aansteek. Dat doe ik. Ik check in
bij het Lazy 8 Motel. Die adverteert met de tekst het beste
budgetmotel te zijn, en dat is inclusief ontbijt. Maar er is geen
koelkast op de kamer en het gebouw ligt naast de snelweg. Gelukkig
krijg ik een kamer achteraan, die goed geïsoleerd is.
Het centrum van Tucson is nog onbekend terrein voor mij. Ik
parkeer de auto in de buurt van het historische Congress Hotel.
Her en der zijn muurschilderingen. Enkele studenten lopen met
camera’s op straat. Ze hebben een opdracht meegekregen. Ik laat
foto’s zien die ik heb gemaakt. Ze zijn jaloers op mijn
breedhoeklens. Bij het visitor center neus ik even rond, maar vind
niks bijzonders. Aan de overkant van de straat is net een groepje
feestvierders gearriveerd voor een bruiloft. Bij het busstation
staan veel chagrijnige mensen. Zo kom ik van een vrolijk tafereel
in de dagelijkse werkelijkheid.
Saguaro West
Mijn volgende doel is een zonsondergang meemaken in Saguaro
National Park. Vorig jaar werkte de bewolking tegen. Nu ziet het
er goed uit. Het is geen eenvoudige opgave om een mooi plekje in
het park te vinden voor foto’s van de zonsondergang, maar ik ben
gelukkig op tijd.
Naast mijn motel zit het Silver Saddle Steakhouse. Maar ik had al
besloten om net als vorig jaar te gaan eten bij Waffle House. Ik
ben dol op wafels. Er zijn weinig klanten. Het personeel zit zelf
ook te eten en is druk aan het praten. Ze willen van alles van mij
weten. De oudste van de dames heeft een overzicht waarop staat dat
ze vandaag nog lang niet het aantal gebruikelijk klanten hebben
bereikt. Het meisje dat mij bedient, heeft mooie bruine ogen en
prachtig gekleurde vingernagels. Bij het afrekenen van mijn double
waffle vraag ik of ik daar een foto van mag maken. Dat mag. Jammer
dat ik het niet aandurf om van haar een portretfoto te maken.
Woensdag 8 april. Het ontbijt is redelijk, je mag ook een burrito
in de magnetron opwarmen. Om 8:00 ben ik al onderweg. Het is half
bewolkt. Ik rijd naar het noorden. Op de 79 krijg ik steeds meer
zon te zien. In het historic district van Florence haal ik geld
uit de muur en doe wat boodschapjes in de supermarkt. Florence is
een buitengewoon rustig stadje.
Apache Trail
In Apache Junction vul ik de tank en sla rechtsaf op de AZ88 om de
Apache Trail te rijden. Rechts van de weg passeer ik het Lost
Dutchman museum. Links van de weg ligt het commerciële spookstadje
Goldfield. Meer pretpark dat ghost town, dus dat sla ik over.
De Apache Trail is deels onverhard en loopt door een mooi
berggebied. Ik passeer enkele mooie recreatieplekjes, zoals een
‘marina’ bij Canyon Lake. De bergen zijn een mengeling van geel en
groen. In Tortilla Flat kan ik het niet laten om te gaan eten in
de Superstition Saloon. Op de barkrukken zijn zadels gemonteerd.
Aan de muur hangen allemaal dollarbiljetten met namen van de
schenkers. De sfeer is heel gemoedelijk.
Er zitten een paar one lane bridges in de route. Het wegoppervlak
van de dirt road is in een goede conditie. Er zit eigenlijk maar
één lastig stuk in en dat is een lange afdaling die eindigt bij
een brug over Fish Creek. De weg loopt langs Apache Lake en
eindigt bij de Roosevelt Dam. Aan de andere kant van de dam liggen
in het Theodore Roosevelt Lake ook weer bootjes. Dit moet een
geweldig mooie plek zijn voor mensen die in die de gruwelstad
Phoenix wonen.
Globe
Net voor Globe is pas weer enige industrie. Fry’s is een mooie
winkel met een ruim assortiment, ik haal er onder andere verse
broodjes. Globe is een oud mijnstadje met een aardig historisch
centrum. Rond 1900 geëxpandeerd door de vondst van zilver, maar
die mijnen waren snel uitgeput. De redding voor Globe kwam door de
vondst van koper. De winkels hebben een ouderwetse uitstraling. Er
is ook een Safeway in Globe.
De ruime kamer van Motel6 heeft wel een magnetron maar geen
koelkast. Door het oude deel van Globe rijden is soms net als in
San Francisco. De straten liggen namelijk tegen heuvels. Mijn
avondeten haal ik bij China Taste Buffet ($10,25 inclusief
drinken). Dat is de beste chinees totnogtoe. Iets te laat ontdek
ik het Apache drive-in theatre (uitzoeken op internet).
Donderdag 9 april. Weg 77 is uitstekend en komt door een mooi
berglandschap. Een bord geeft aan dat ik me weer in het San Carlos
Apachereservaat bevind. Bij Salton River Canyon daalt de weg om
over de River te gaan, daarna loopt hij weer op. Na de splitsing
met de 73/75 kom ik door een gebied met vooral bos. In Show Low is
een Big K Mart en Safeway. Zo te zien zijn er een drietal budget
motels. In het gebouw van de tourist info kan ik even internetten.
Ik ben er nog niet over uit welke reis naar China ik ga boeken.
Aan de plekken waar nog sneeuw ligt kan ik zien dat ik hier
behoorlijk hoog zit. Toch is het landschap niet meer zo bergachtig
als het eerste deel vanaf Globe. Langs de wegen staan borden met
"don’t drink and drive." Arizona lijkt netter dan California. In
California zijn meer autowrakken.
Petrified Forest National Park
Bij de ingang van Petrified Forest National Park is het tijd voor
mijn lunch. Aan beide kanten van de weg staan gebouwen die beheerd
worden door natives. Die willen wat aan de toeristen verdienen. Ze
hebben vooral mineraalgesteente in de verkoop. Het is verboden om
stenen uit het park mee te nemen, maar waar zouden ze deze
allemaal vandaan hebben gehaald? De gebouwen zien er net uit, er
is ook een museum. Maar op het parkeerterrein staan twee oude
auto’s met lekke banden. Slordig dat ze die niet weghalen.
Even verderop komt de entree van het park. De park ranger geeft
wat adviezen, maar ik heb van tevoren al uitgezocht wat ik wil
zien. Het is koeler dan gisteren. De auto geeft vanmorgen
temperaturen tussen 16 en 18 graden.
Ik stop bij uitkijkpunten die langs de weg liggen en doe de Blue
Mesa Trail. Dit is een mooie wandeling die afdaalt tussen badlands
in een painted desert landschap. De rugpijn is na Borrego Springs
langzaam afgenomen, maar ik ben nog steeds niet helemaal in orde.
Langs het pad liggen versteende boomresten, petrified forest.
Behoorlijk fotogenieke.
Aan de noordkant van de Interstate is meer Painted Desert. Maar
dat is nogal ver van de weg en lastig vast te leggen op een foto.
Bij de uitgang staat een leuk blond meisje. Ze is park ranger.
"How was your visit? No collecting?"
Ze heeft het recht om de auto te onderzoeken, om te zien of ik
stukken versteend hout of dergelijke heb meegenomen.
Haar glimlach en toon van vraagstelling is bijzonder zachtaardig.
Bij de entree werd een briefje uitgedeeld met daarop aangegeven
dat je bij het verzamelen van beschermde ‘objecten’ een boete van
minimaal $325 riskeert: "Don’t make a costly mistake."
Langs de vrij saaie en kale interstate zijn enkele schreeuwerige
verkoophallen, met reclameborden als: "Knife city outlet and
swords" en "Self offense products". Is het soms de bedoeling dat
je eventuele vijanden met zwaarden te lijf gaat?
Bij Geronimo is de grootste versteende boom. Buiten het park dus.
"See for free", maar wel weer met een complete uistalling van goed
bedoelde rotzooi.
Winslow
Ik passeer de cholla powerplant. In Winslow vul ik de tank. In het
centrum staat het beeld van de lifter "standing in the corner"
waar het lied "Take it Easy" van The Eagles naar refereert. Bij
het beeld is op een mural de dame in een rode Ford te zien.
Ik concludeer dat je daar waarschijnlijk alleen ‘s ochtends goed
een foto van kunt maken. Het centrum zou een armoedige en
onprettige uitstraling hebben (dat heb ik ergens gelezen), maar zo
te zien zijn ze bezig met een grote opknapbeurt. Braakliggende
terreinen verraden afbraak van slooppanden. Wat er nog staat is
niet lelijk: "10.000 nice people welcome you to Winslow, snake
dance country."
Het mooiste gebouw in Winslow is het historische spoorweghotel La
Posada uit 1930. Dat is één van de laatste nog bewaard gebleven
hotels uit de periode van de Harvey House hotels langs de Santa Fe
Rail Road ("bringing civilization to the west"). Daar neem ik
uiteraard een kijkje. In een folder lees ik dat het gebouw vanaf
1958 veertig jaar gesloten is geweest en door liefhebbers tot in
de details is gerestaureerd.
Wanneer ik met Yfke - of een andere dame - was geweest, dan had ik
hier zeker willen overnachten. Alles ziet er bijzonder fotogeniek
uit. Keerzijde is dat naast de drukke spoorlijn van BSNF ligt, die
Chicago met LA verbindt. De kamers zijn vanaf $99.
Maar ik heb nu een kamer in Motel6. Uit voorzorg gereserveerd
omdat het Hemelvaart is. Maar ik krijg niet de indruk dat er veel
mensen onderweg zijn. Langs Route 66, die dwars door het centrum
loop, zitten nog Winslow Inn en Motel 10, tegenover La Posada zit
het Western Motel. De eerste twee zien er op zich net uit.
Motel6 zit in de buurt van de interstate, met daarnaast tegenover
elkaar winkels van Safeway en Bashas. Bij die laatste doe ik
inkopen. Rond 17:00 ben ik op mijn kamer. Het is een zeer ruime
kamer, dat ben ik niet gewend van deze keten. Misschien hebben ze
het gebouw overgenomen van een andere keten.
Little Painted Desert
Na een theepauze is het tijd om naar Little Painted Desert te
rijden. Dit parkje ligt ten noordoosten van Winslow. Ik ben er
ongeveer een uur voor zonsondergang. De laagstaande zon schijnt
mooi op de gekleurde rim. Langs de rimdrive (die verderop is
afgesloten), staan enkele overdekte picknickbanken. Fototip: door
ongeveer tien meter in de canyon af te dalen, komt er minder
schaduw in beeld. Terwijl de zon ondergaat, geniet ik van twee
"pan de huevos" met een zoet rozig laagje. Dat is mijn avondeten.
In het motel neem ik een bad.
Vrijdag 10 april. De weg naar het noorden loopt door een landschap
van dor geelgroen gras met donkergrijze tafelbergen, vergelijkbaar
met de rode variant in Monument Valley.
De gehuchtjes langs de weg zien er niet uitnodigend uit, toch
staan er bodjes met "Welcome to ...".
Bij een inrit naar één van die gehuchten zie ik iets langs de weg
liggen. Het is een tijdschrift met allemaal blote dames. Tja, nu
ik het in mijn handen heb, durf ik dat ook niet zo maar weg te
gooien. En er is nergens een vuilnisbak in de buurt.
Bij de splitsing met de 264 sla ik rechtsaf. Ik kom door het dorp
Second Mesa, en even verderop First Mesa. Alleen de eerst genoemde
staat op de meeste kaarten vermeld, maar nu ik beide heb gezien,
heb ik ook de verklaring voor de naam. In Second Mesa is een
cultureel centrum van de Hopi. Toch lijkt het hier allemaal nog
steeds niet uitnodigend. Helemaal wanneer je je realiseert dat je
geen foto’s en aantekeningen mag maken in een Hopi-reservaat. En
dat is juist wat ik graag doe.
Canyon de Chelly National Monument
In de velden langs de weg lopen veel paarden. Van die bonte
paarden die zo bij indianen lijken te horen. Ik rijd door naar
Chinle. Het is mij een raadsel waarom hier geen budget motels
zijn. Misschien houden Best Western en Holiday Inn dat tegen.
Samen met de Thunderbird Lodge zijn ze de enige keuze in Chinle.
Ik neem eerst een kijkje bij het visitor center van Canyon de
Chelly. Naast het gebouw staat een replica van een hogan, dat is
een achthoekige woning volgens de traditionele bouwstijl van
indianen.
Omdat ik wil profiteren van de zon, ga ik snel verder het park in.
Canyon de Chelly is een canyon van rood zandsteen waarin ruïnes
van indianennederzettingen zijn gevonden. De canyon is heilige
grond voor de Navajo indianen en ze wonen hier ook. Het is niet
toegestaan om zonder gids in de canyon te komen. De trail naar
White House is daarop een uitzondering. Eerst rijd ik langs de
zuidrim. Achtereenvolgens stop ik bij:
1. Tunnel Canyon Overlook
2. Tsegi Overlook
3. Junction Overlook
4. White House Overlook
5. Sliding House Overlook
6. Spider Rock Overlook
Op de laatste overlook na, staan op elk parkeerterreintje Navajo
verkopers. Gewoon met hun personenauto en soms de spulletjes
bescheiden op een kleedje uitgestald. Eén van de jongere mannen
gaat met een gegraveerde platte steen in zijn hand naast me staan.
Hij legt monotoon uit wat de symbolen allemaal betekenen. Ik heb
geen interesse in de steen, maar geef hem toch $2 voor zijn
verhaal.
Bij Spider Rock Overlook houd ik mijn lunchpauze. De 244 meter
hoge rots staat opvallend eenzaam gesitueerd in de Canyon. Volgens
een legende is dit de verblijfplaats van de Spider Woman die de
natives het weven heeft geleerd. Dan rijd ik terug naar het
parkeerterrein van de White House trail. Die wandeling wil ik
graag doen, want die staat hoog aangeschreven. Vanaf de rim daalt
een pad door een tunneltje, zigzaggende verder naar de bodem van
de Canyon. Onderweg zit nog een tunnel in het zandsteen.
Op de bodem van de canyon staat een bordje dat je geen foto’s mag
maken van de directe omgeving. Het is private property. Maar ik
zie geen kip. Wel kom ik af en toe andere wandelaars tegen. Ik kom
via een brug over de Chinle Wash aan de andere kant van de canyon
bij een rij bomen waar native verkopers onder zitten. Er staat ook
een open bus die een tour doet vanaf de Thunderbird Lodge.
Na ruim een half uur ben ik bij de ruïnes van White House. In een
kloof tegen de canyon wand zitten zogenaamde cliff dwellings
(rotswoningen). Ze zijn gebouwd door Anasazi indianen. Een
bijzonder mooi gezicht en een hoogtepunt van de reis.
Na een sanitaire stop, begin ik aan de terugweg. Dat neemt een
kwartiertje langer en onderweg pauzeer ik af en toe - om weer op
adem te komen. Na anderhalf uur ben ik terug bij de auto. Op het
parkeerterrein staat een bruine Ford Transit camper uit Duitsland.
Bij Kitt Peak had ik al een Oostenrijkse camper gezien. Zo heel af
en toe zijn er dus mensen uit Europa die hun eigen huisjes op
wielen mee hebben. Waarschijnlijk voor meerdere maanden, anders
zou het niet rendabel zijn.
Ik neem een kijkje in de Bashas supermarkt van het Tseyí Shopping
Center aan de noordkant van Chinle. Dit soort plekken zijn ideaal
om ‘indiaantjes te kijken’. Ze gedragen zich overigens net als
andere Amerikanen en zijn over het algemeen vrij zwaarlijvig. Ik
vind ze ook traag voortbewegen. En veel van de vrouwen hebben wel
buiken maar geen heupen.
Ik heb nog tijd over voor een verkenningstocht naar een arch
(rotsboog) bij Many Farms. Dit dorpje ligt even ten noorden van
Chinle. Daar sla ik af naar het westen. Na 4,8 mijl is rechts een
pad. Daar houd ik vervolgens rechts aan. Vorig jaar ben ik hier
met Yfke geweest, maar toen konden we de arch niet vinden omdat we
- zoals ik nu concludeer - niet ver genoeg zijn gereden. Yfke
durfde niet verder omdat er flinke gaten in het pad zaten en er een
kadaver van een koe lag. Luguber dus.
Maar de Ford komt daar goed door. De arch zit vrij hoog in de
rotswand. Voor de wand is een hoge zandduin. Bovenop die duin
gekomen, is het onmogelijk om zonder veel gevaar in de arch te
kruipen. Nu was dat ook niet echt nodig, want het gaat om een foto
en daar moet ik toch weer een stukje voor achteruit. Jammer dat de
zon nu net aan de andere kant staat. Ik kan beter morgen nog een
keer terugkomen. Voor de zekerheid maak ik alvast enkele foto’s.
Ik heb een kamer gereserveerd bij Best Western. Normaal vind ik
die keten te duur, maar in Chinle is het de goedkoopste optie. Met
lodger’s tax, state tax en Navajo tax, iets meer dan $100.
Op het parkeerterrein van het motel zit het Junction Restaurant.
Een pluspunt van Best Western is dat ze naast de deur meestal een
goed restaurant hebben.
Ik neem plaats aan de bar. Dat doe ik vaker omdat alleen aan een
tafeltje een beetje een ongemakkelijk - eenzaam - gevoel geeft.
Op deze mooie plek heb ik zicht op het handelen van het personeel.
Via een groot doorgeefluik kan ik de keuken kijken. De maaltijden
zien er uitstekend uit. Ik bestel 'Sheepherder Navajo Fry Bread'.
Salade met gefrituurd brood, bijna een soort gevouwen pannenkoek,
met daarin reepjes vlees. Het personeel heeft lol en er heerst
een prettige sfeer.
Er komt een zwerverachtig figuur naast me zitten. Een man van
ongeveer zestig jaar, maar toch een energieke uitstraling. Hij
bestelt zoute chips en tomaat. Dat staat niet op het menu, maar
hij krijgt het toch. In plaats van te eten, begint de zonderling
tegen mij te praten en hij houdt maar niet op. Zijn verhalen gaan
van de hak op de tak. Het is John. Hij is vietnamveteraan.
Ik vertel dat ik in Vietnam ben geweest en ben enthousiast over
het land. Maar het is niet zijn onderwerp.
John vertelt over zijn vrouw, Laura, een native die in de buurt
van Page woont. Hij wil weten waar ik nog allemaal heenga en geeft
diverse tips, waar ik weinig aan heb, want ik heb al vrij concrete
plannen. Ik hoef maar een halve zin te geven of hij ratelt weer
verder. Wanneer ik besluit om naar mijn kamer te gaan, haalt hij
snel een briefje bij de kassa en maakt enkele notities voor mij.
Ik moet een foto van hem maken. Hij blijft aan een tafel zitten
met het briefje en zet een maffe grijs op zijn gezicht. Die foto
moet ik naar Laura sturen.
[naschrift: Dat heb ik ook gedaan, zonder een reactie te
ontvangen. Ik heb zo het vermoeden dat ze bewust bij hem
weg is gegaan...]
Zaterdag 11 april. Op het parkeerterrein bij Bashas komt een
indiaan van ongeveer twintig jaar naast mijn auto staan. Hij
schooit om wat ‘change’, zodat hij kan ontbijten. Hij ziet er
bepaald niet hongerig uit. Toch geef ik hem twee dollars. Hij is
snel tevreden.
De auto was nat toen ik vanmorgen uit mijn kamer kwam en het is
bewolkt en een flink stuk koeler ten opzichte van gisteren. Toch
lijkt de lucht steeds blauwer te worden. Naast een nieuwe voorraad
water koop ik ook een exemplaar van het veteranenblad Vietnam.
Ik verlaat Chinle en ga richting het zuiden. Langs de weg staat
een groot bord met een native meisje met reclame voor een
universiteit. Volgens mij met als doel de Navajo jeugd een mooi
toekomstplaatje voor te schotelen. In Ganado vul ik de tank. Het
is slechts 3 graden en er ligt een beetje verse sneeuw langs de
weg. Een bordje geeft aan dat ik hier op 7000ft zit. Even later is
het zelfs rond het vriespunt. Ik passeer Window Rock. Het verkeer
neemt toe.
"Welcome to New Mexico".
Langs de weg verkopen ze "hot tamales". Bij Gallup kom ik op de
interstate. Ik ga naar het oosten. Bij Grants verlaat ik de weg en
doe wat inkopen bij de Wal-Mart. Het is hier warmer. Ik ontdek
Asian Super Buffet. Grants heeft ook enkele zeer betaalbare
motels, en is een goede optie voor een volgende keer om te
overnachten. Aan de zuidkant van de interstate zit een groot
visitor center voor Noordwest New Mexico. In het landschap liggen
zwarte lavastenen. Met een paar folders als buit reis ik verder
naar het oosten.
Bij exit 96 verlaat ik de interstate weer, op weg naar Acoma, ook
wel bekend als Sky City. Helaas is het pueblodorp gesloten. Ik
probeer wel verder te rijden, maar een aardige politie-indiaan
blokkeert de weg met een politiewagen waarvan de zwaailichten aan
zijn. Hij adviseert om buiten de weekends nog een keer terug te
komen. Dat zal deze reis niet meer het geval zijn. Het Sky City
Casino, even verderop bij de oostelijke afrit, is wel open. Maar
daar heb ik niks te zoeken. Ik lees in een folder dat de indianen
hebben ontdekt dat je met casino’s ook veel kunt verdienen.
Laguna
De volgende stop is bij Laguna. Daar is een pueblo en
missiekerkje. In het pueblodorpje mogen geen foto’s worden
gemaakt, maar van de missiekerk wel (alleen de buitenkant).
Omdat er net enkele bezoekers zijn, houd ik me een beetje op de
achtergrond. Het kerkje is prachtig. Achter het kerkje zit een
mooie kleine alkoof.
Albuquerque
Dan volgt er een lange afdaling naar Albuquerque. Ik verlaat de
interstate die een beetje onder de stad langs loopt en kom
automatisch op de weg die bij mijn motel komt: Monterey Non-
Smokers Motel. Sommige andere motels zijn dichtgespijkerd. Niet
alle ondernemers hebben het einde van de hoogtijdagen van Route66
overleefd. Ik vermoed dat de snelle interstates daar mede debet
aan zijn.
Om 15:15 check ik in. De eigenaar is een Pool. Hij heeft eerst
twintig jaar met zijn vrouw in Chicago gewoond. En daarna dit
motel gekocht. Het klimaat in Albuquerque is volgens hem veel
beter. De zon schijnt hier in iedere geval veel en je hebt hier
vier seizoenen.
Ik neem een kijkje bij Old Plaza in het centrum. Dat is in adobe
stijl gebouwd. Alles in een bruin kleurtje. Er zijn vrij veel
winkeltjes en restaurantjes en natuurlijk de San Felipe Nero kerk.
Er valt een bui en het is niet zo druk. In het visitor center
vraag ik of ze een adres hebben van een internetcafé. Dan moet ik
naar FedEx Kinko’s. Die zit een eind verderop aan Central Avenue.
Net als vorig jaar ga ik eten bij 66 Diner. Ik bestel ook precies
hetzelfde, namelijk een 66 Burger en Dr.Pepper. Dit restaurant is
te mooi om aan voorbij te gaan. Veel leuker dan een toeristisch
tentje aan het plaza. 66 Diner is helemaal retro ingericht, zoals
de restaurants er in de jaren vijftig en zestig uitzagen. Met van
die rode leren banken en ronde krukjes met chroomrandjes aan de
bar. De serveerster dragen korte lichtblauwe kostuums. Precies
voor mijn neus is het apparaat waarmee ze originele milkshakes
maken.
Ik ben in de buurt van FedEx Kinko’s. Dat is een soort van
kantoorwinkel met een rij computers om te internetten. Hier boek
ik een reis naar China & Tibet. Wanneer ik wil betalen, moet ik de
verificatiecode van de creditkaart invullen. Helaas zit mijn kaart
in het apparaatje waarmee ik internet betaal. Ik kan niet anders
dan de internetsessie afbreken. Veel zin heeft dat niet, want de
boeking is al gemaakt. Ik stuur daarom een mail naar Djoser, met
de vermelding dat ik de komende tijd nog in het buitenland ben, en
of ze mij de betalingsgegevens willen mailen, zodat ik alsnog kan
betalen
[fragmenten uit e-mail]
Het is de avond voor Pasen en ik ben in
Albuquerque, New Mexico. Ik zag op een
winkeldeur staan: "Closed. Happy bunny
day. We are open Monday at 10".
Dus vermoed ik dat hier alles tweede
paasdag open is. En ik geloof ook niet
dat ik had hoeven reserveren voor Pasen.
Misschien is het vooral een familieweekend
en zijn motels weinig bezet.
Terug de vorige mail, naar Show Low.
Geen plaats van belang, maar daar heb ik
bij het visitor center en chambre of
commerce zitten mailen, omdat ik een
andere reis naar China moest boeken.
De reis die ik had geboekt daar waren
namelijk te weinig deelnemers voor.
Gisteren naar het park Canyon de Chelly
National Monument in het Navajogebied
geweest. Ik alle overlooks aan de zuidrim
bezocht en de beroemde Spider Rock, die
de spiderwoman symboliseert en die staat
weer voor het weven. En zo kom ik op
verschillende plekken op de wereld
(Vietnam en Cambodja, Bolivia en Peru)
mensen tegen die met traditioneel weven
bezig zijn. Het park had een vreedzame
en spirituele sfeer.
En nu zit ik in de buurt van de universiteit,
meer naar het oosten, en hier is de stad nog
levendiger. Morgen naar Santa Fe.
[einde e-mail]
Omdat mijn motel aan een weg van éénrichtingverkeer zit, stuurt
het navigatiesysteem me via een zuidelijker route terug.
Achter het motel is overigens een buurt met hele aardige
vrijstaande huizen.
Zondag 12 april. Na een Sultana-ontbijt vertrek ik om 8:45. Het is
koud en bewolkt. Santa Fe ligt nog hoger dan Albuquerque, nog
kouder dus. Volgens televisiebeelden sneeuwt het daar zelfs.
Richting het einde van Central Avenue zitten supermarkten van
Smith’s en Albertsons, en ook nog een Waffle House (bij Econo
Lodge). De supermarkten zijn open ondanks dat het Paaszondag is.
Een stukje buiten de stad neem ik weg 14, dat is de zogenaamde
Turquoise Trail. Een scenic byway. Op zich geen superbijzondere
weg, maar met twee ‘haltes’ die wel de moeite waard zijn. In
Madrid zitten een paar kunstzinnige en gelijktijdig dure
boetiekjes en de oude houten huisjes zijn ook zeker mooi om even
een half uurtje rond te lopen. Cerrillos is minder commercieel en
rustiger. Dit dorpje ligt niet direct aan de doorgaande weg. Er
staan een paar historische houten gebouwen en mooie huizen.
Wanneer ik bij de interstate kom, sla ik linksaf richting
Albuquerque. Dan ga ik via de NM-16 richting Cochiti Lake, een
stuwmeer. Op een gegeven moment staan borden langs de weg die me
naar Kashua Katuwe Tent Rocks National Monument leiden.
De weg loopt over de Rio Grande. Omdat het bewolkt is, blijf ik
slechts bij de ingang van het natuurparkje lunchen. Misschien is
het weer morgen beter. Alle mannen van het naburige dorp rennen
een rondje door de omgeving. Politieauto’s hebben de weg
geblokkeerd. In het visitor center langs de interstate, een paar
mijl voor Santa Fe, is gratis koffie en internet.
Santa Fe
In Santa Fe rijd ik door naar het centrum, naar het Plaza, en
parkeer de auto langs de rivier. De zon breekt door, maar het is
wel bitterkoud. Het lijkt wel winter! Het Plaza is mooier dan die
van Albuquerque. De adobe gebouwen zien er originelere uit.
Hier zie je vooral hoe New Mexico zich onderscheid van andere
staten. Eigenlijk heeft iedere staat wel zijn eigen kenmerken.
Santa Fe is tegenwoordig vooral de plaats van de jet set en dure
kledingwinkels. De souvenirs waren in Albuquerque mooier en beter
betaalbaar.
Ik bestel Mexican hot chocolade bij het beroemde Plaza Cafe.
Dat is een mooie zaak met een historisch interieur. Niet alle
winkeltjes zijn vandaag open. Ik vul de tank en check in bij
Motel6 aan Cerrillos Road. Er komt steeds meer zon. Nog iets
verder van het centrum af, zit rechts van de weg een mooi en groot
Chinees restaurant met buffet en wok (China Star, 3795 Cerrillos
Road). Ik eet mijn buikje rond en denk na over wat ik morgen ga
doen.
Kashua Tent Rocks State Park
Maandag 13 april. De lucht is prachtig blauw. Eerst doe ik inkopen
bij Albertsons (hier beter dan Wal-Mart). Ik rijd vervolgens
nogmaals naar Tent Rocks. Bij de ingang krijg ik het advies om de
wandeling omhoog te doen. Om 10:00 start ik met de hike. De route
gaat eerst tussen boompjes richting een heuvel met ‘tentrotsen’.
Dan loopt het pad door een lichtkleurige canyon. Soms komt er even
wat klauterwerk aan te pas. Daarna moet er flink geklommen worden
en ik begin al aardig te zweten. Maar goed dat ik dit in de
ochtend doe. Wat een enorm verschil met die kou van gisteren in
Santa Fe. Aan het eindpunt is een overzicht over de omgeving
(Vista Point). De route op zich was heel aardig. Op de terugweg
kom ik steeds meer wandelaars tegen. Ik moedig sommigen aan om
toch vooral verder te gaan en besluit zelf om ook de andere
wandelroute nog te doen, maar die is veel minder interessant.
Om 11:40 rijd ik weer weg. Eigenlijk heb ik de High Road to Taos
op de planning staan, maar ik besluit om de snelste route naar
Taos te nemen, zodat ik hopelijk volop kan profiteren van de zon.
Bovendien sluit Taos Pueblo al om 16:30. De omgeving rond Santa Fe
is best mooi. De brede weg naar het noorden heeft enkele
verkeerslichten. De route loopt verderop door een gorge.
Taos Pueblo
Om 14:20 check ik snel in bij Super 8. Aan de noordkant van Taos
loopt rechtsaf een weg naar Taos Pueblo. Dit is een pueblo waar je
wel foto’s mag maken, onder de voorwaarde dat je per camera
betaald (entree $10 en $5 voor de camera) en sommige objecten (een
heel lijstje) niet fotografeert. Enkele delen van het dorp zijn
verboden gebied. Ondanks die commerciële bijsmaak, is de pueblo
buitengewoon fotogeniek.
Tijdens de oorlog met Mexico woonde gouverneur Bent in Taos. Bij
een poging om de regering omver te werpen, werd Bent in 1847
vermoord. Het leger pakte de leiders van Taos Pueblo op en ze
werden op het plaza opgehangen. De oorspronkelijke San Geronimo
kerk werd door het leger vernietigd, die stond op de plek waar nu
nog de begraafplaats is.
Na mijn fotoronde zit ik een tijdje bij de Red Willow Creek - die
dwars door de pueblo stroomt - van het mooie weer te genieten. Op
de achtergrond besneeuwde bergtoppen van de Sangre de Christo
Mountains. Op een gegeven moment zie ik op de daken een klein
meisje met een rood shirt en lange zwarte vlecht lopen. Ze gaat
van dak naar dak. Dat kan mooi omdat er ladders tegen de muren
staan. Oorspronkelijk hadden de pueblohuisjes geen deur, maar
alleen een opening via het dak. Het is nog steeds zo dat er geen
elektriciteit of lopend water in de huisjes is.
Ik heb een foto gezien van een ceremonie waarbij de natives op
alle daken staan. Een prachtig kleurrijk schouwspel. Voor de
gebouwen staat een droogrek voor het drogen van onder andere vlees
en wildhuiden. De ronde buitendeurovens worden ‘horno’ genoemd.
Net voor sluitingstijd komen enkele auto’s het terrein oprijden
van bewoners die een baan elders hebben. Inwoners die hier overdag
zijn, beheren de souvenirhuisjes of houden de toeristen een beetje
in de gaten.
Rio Grande Gorge Bridge
Omdat het nog geen etenstijd is, rijd ik alvast naar de Rio Grande
Gorge Bridge. Die brug ligt circa 10 mijl naar het westen (geen
wegwijzers). De klassieke boogbrug met een overspanning van 165
meter ligt 215 meter boven de Rio Grande. De rivier heeft een
indrukwekkende kloof ingeslepen en de brug is bijzonder
fotogeniek. Ik heb mazzel, want het zonlicht belicht de brug aan
het einde van de middag heel mooi. Eerder op de middag was
misschien nog beter geweest, want dan zou de rivier beter
zichtbaar zijn.
Ik heb een beetje hoofdpijn en daardoor geen zin om in een
restaurant te eten. Bij Smith’s haal ik aardbeien en yoghurt. Op
het parkeerterrein staat een Mercedes camper uit Italië.
Dinsdag 14 april. In de lobby zijn muffins en thee te krijgen.
Voor 8:00 ben ik al onderweg. Het is grotendeels bewolkt. Bij de
weerberichten werden gusty winds voorspeld. Ik kom weer over de
Rio Grande Gorge Bridge. Even verderop zie ik in het landschap
futuristisch ecohuizen, in de zogenaamde "Earthship Landing Zone".
Las Piedras is weinig meer dan een old pink Schoolhouse en veel
autowrakken.
De weg loopt langzaam omhoog, eerst door een mooi bosrijk gebied,
later tussen de sneeuw door. Er ligt redelijk verse sneeuw, maar
de weg is wel schoon. Na veel prachtige natuur kom ik bij Rio de
Los Brozas weer bewoning tegen. In Chama kijk ik even in het
historische deel van het dorp, bij het antieke spoorlijntje.
Op de splitsing kan ik even internetten in het visitor center. Ze
lokken je hier naar binnen met: "Free coffee, free internet."
Misschien is het zo rustig omdat het seizoen nog op gang moet
komen. In Dulce gooi ik de tank vol en haal vleeswaren bij
Jicarilla Apache Supermarkt (Jicarilla = kleine mand).
Of dat alles is, vraagt het kassameisje.
Ja, ik heb op dit moment verder niks nodig.
Even buiten Dulce vind ik aan de rechterkant een plekje in de
natuur om te lunchen. Het laatste stuk van de route zie ik veel
jaknikkers. In dit deel van New Mexico is de olie prominent
aanwezig. De pick-ups die bij de oliebedrijven horen hebben
allemaal een lange stok met een klein vlaggetje achterop.
Farmington
Bij het visitor center van Farmington is het 22 graden. Ik krijg
een mooie plattegrond van de stad, maar ze kunnen me niet helpen
met advies voor een budgetmotel. Gelukkig heb ik zelf al een
onderzoekje gedaan. Het meisje dat mij helpt gaat binnenkort naar
Nederland. Ik durf haar niet aan te raden om op een huurfiets door
Amsterdam te gaan. Dat is voor buitenlanders toch veel te
gevaarlijk?
Ik check in bij Motel6. Die heb ik speciaal gekozen omdat ze een
laundry hebben. Ik heb de afgelopen dagen quarters gespaard om te
wassen. Wanneer ik mijn was heb draaien en even kijk hoe ver die
is, komt een native binnenstappen. Best een knappe en slanke vent
met een beetje grijzende slapen en klein brilletje. Hij vraagt of
ik zijn vriendin heb gezien. Hij hangt tegen de glazen deur.
"Dat is mijn was", zegt hij, "wijzend naar een stapeltje op de
grond."
"Nee, misschien is ze op zoek naar wasmiddel, want de automaat is
leeg en ik heb bij de receptie gehaald."
Hij mompelt nog wat en graait in het stapeltje was. De beste vent
heeft te diep in het glaasje gekeken. Maar hij is niet vervelend.
Hij is eerder uitgeteld. Hij gaat op zijn was zitten met de rug
tegen de muur en kan zijn ogen niet meer openhouden.
Er komt een mollige native vrouw binnen met een mooi klein meisje.
Ik zeg dat ik bijna klaar ben en mijn was in de droger doe. Ze
kijkt wat raar naar de dronken indiaan. Het meisje gaat in het
grasveldje met speelgoedautootjes spelen.
De indiaan slaapt nog wanneer ik mijn was uit de droger haal.
Zijn vriendin heb ik nooit gezien.
In het centrum probeer ik een internetcafé te vinden. Bij de enige
zaak waar internet op de gevel staat, stap ik naar binnen. Maar
die heeft al een paar maanden geen internet. De eigenaar lijkt me
nogal een luchtfietser.
Dan ga ik maar eten bij Three Rivers op een hoek aan Main Street.
Het restaurant heeft ook een pizzarestaurant een paar deuren
verderop en is gelijktijdig de grootste uitgaansgelegenheid in het
centrum van de stad. De chicken caesar salad is prima en de sfeer
ook. De gasten zien er heel gewoontjes uit. Ik doe nog een rondje
langs de winkels aan Main Street. Studenten zijn op dit latere
tijdstip nog op zoek naar kleding voor de ‘night of the proms’,
het eindejaarsfeest. De etalages van sommige winkels zijn daar
helemaal op ingericht.
Ze hebben in Amerika een weather channel waarop ze alle tijd
hebben om een mooi weerplaatje voor te schotelen. Maar net als op
de meeste andere zenders gaat alles in een razend tempo door het
beeld. Voordeel is dat je hetzelfde fragment over een kwartiertje
weer krijgt te zien, maar inhoudelijk stelt het weinig voor. Hoe
dan ook, ik begrijp dat ik veel wind mag verwachten.
Ah-shi-sle-pah
Woensdag 15 april. De zon schijnt! Ik haal geld uit de muur, en
bagels, kaas en water bij Safeway. Ruim 45 mijl naar het zuiden
sla ik San Juan County road 7650 in en volg de route van Steffen &
Isa naar Ah-shi-sle-pah. Die beschrijving klopt uitstekend. De
paden zijn behoorlijk goed. Ik kom door een enorm gebied met heel
af en toe wat huizen waar vermoedelijk natives wonen. En soms zijn
er paarden of koeien te zien. Maar ik voel me hier alsof ik ver
van de bewoonde wereld ben. Het laatste stuk van de route is een
ongenummerd pad. Ik parkeer de auto en zie diepe sporen van mensen
die hier zijn geweest. Kennelijk kwamen ze net na slecht weer. Ik
kan hun sporen nog goed volgen.
Na het pad een paar honderd meter tussen grasland te hebben
gevolgd, vind ik snel mooie fotogeniek plekken van geelgrijze
badlands en door erosie gevormde figuren lijkend op die in Bisti
Wilderness. Vanaf de plek waar mijn auto staat zou je niet zeggen
dat het hier zo mooi kan zijn. De temperatuur is heerlijk om in
een aardig tempo rond te lopen en veel foto’s te schieten. Wanneer
ik in de wash afdaal, staat daar minder wind. Ik loop vooral op en
langs de rim aan de zuidwestkant, die het mooist schijnt te zijn.
Tot iets na 12:00 blijf ik ronddwalen. Dan rijd ik naar Bisti
Wilderness. Dat ligt een stuk terug richting Farmington. Weg 371
is overigen op sommige plekken aan onderhoud toe (ook weer gaten
in het asfalt). Het is een hele rustige weg.
Bisti Wilderness (noord)
Bij de entree van Bisti staat een bord dat Bisti Wilderness vanaf
hier niet toegankelijk is. Maar volgens de routebeschrijvingen die
ik bij me heb, zit ik wel goed. Waarschijnlijk bedoelen ze op het
bord het zuidelijke gebied. Ik parkeer mijn auto op een wijds
gebied bij een hek en kruip met mijn Delorme GPS in de hand onder
het hek door. Eigenlijk kun je door de Hunter Wash redelijk de
voetafdrukken van andere bezoekers volgen om bij mooie plekken te
komen. Toch is een GPS erg handig, omdat het gebied zo gigantisch
groot is.
Ik kom uit bij een mooi fotogeniek gebied aan de zuidkant van de
wash. Daar klauter ik omhoog om de omgeving te verkennen en bepaal
dat ik nog een stukje naar het oosten wil. Dit enorme gebied zit
vol met bodemschatten, vooral fossiele brandstoffen. De kolen
liggen soms direct aan de oppervlakte. Ik maak volop foto’s tot de
wolken de overhand nemen. Het is bijna 15:00 en ik verwacht niet
meer dat de wolken op korte termijn wegtrekken. Daarom volg ik op
het schermpje van de GPS-ontvanger de op het oog kortste route
naar de auto.
Na een dagtour van bijna 150 mijl aan de zuidkant van Farmington,
flink wat wandelen en een lading foto’s, doe ik eerst inkopen bij
Wal-Mart. Wanneer ik weer in de auto op het parkeerterrein zit,
komt een native uit de auto naast me vragen of het wel goed met
mij gaat.
"Ja", zeg ik.
Ik mis alleen de zon. Kennelijk zie ik er dan anders uit.
Een gebrek aan zonneschijn kan bij mij stemmingdrukkend werken.
Tegenover Wal-Mart staat voor een ‘gun shop’ een groep mensen met
spandoeken. Een spreker op een podiumpje houdt een voordracht die
mij weinig kan boeien. Ik kijk vooral naar het type mensen dat
hier op afkomt. Eén van de mannen uit het publiek heeft een ‘long
rider’ jas aan met een revolver en een groot mes aan zijn riem. De
teksten op de spandoeken zijn vrij agressief. In de kern komt het
er op neer dat ze tegen het beleid van Obama zijn als het gaat om
verbod op wapens.
Ik check in bij Royal Inn. Dat is een rustiger en tikkeltje beter
motel ten opzichte van Motel6. Het motel is in handen van een
familie uit India. De prachtige jonge vrouw bij de balie is nog
maar drie maanden in Amerika. Wanneer ze hoort dat ik in Las Vegas
ben geweest, wil ze daar alles over horen.
’s Avonds zie ik televisiebeelden van protesterende mensen in
Farmington. Dan realiseer ik me dat ik op de Amerikaanse televisie
had kunnen komen, maar ik heb geen cameraploeg gezien toen ik daar
rondliep.
Donderdag 16 april. Het is fris, maar er is warmer weer op komst.
Ik heb gisteravond alle folders, motel- en brandstofbonnetjes
gesorteerd. Bij het inleveren van de kamersleutel breng ik twee
informatieboekjes van Las Vegas die ik niet meer nodig heb bij de
receptie. Nu komt de man van de jonge vrouw aan de balie. Ik geef
hem de boekjes en vertel dat zijn vrouw geïnteresseerd was.
Ik ga vandaag verder naar het noorden. Het duurt even voordat ik
de bebouwde wereld van Farmington en Aztec achter me heb gelaten.
Om 9:15 passeer ik een bordje met "Welcome to Colorado". Colorado
ziet er heel anders uit dan New Mexico. Allereerst zijn er de
bergen. En het is hier groener.
Durango
Mijn eerste stop in Durango is bij Albertson’s. Op sommige auto’s
ligt sneeuw. Ze hebben hier dus verse sneeuw! Ik rijd een stukje
terug naar het visitor center. Daar vraag ik of ik in de Yellow
Pages mag kijken. Ik ben weer op zoek naar een internetcafé. Ik
moet kennelijk even mijn verhaal kwijt. Een goed adres voor
internet is Durango Joe’s Cafe aan College Drive zevenhonderd en
nog wat. Een ontspannen studentikoze tent waar je ook kunt
drinken.
[fragmenten uit e-mail]
Ik ben in Durango, Colorado en over de helft
van de reis.
In de vorige mail was ik in Albuquerque. De
volgende dag was winters. In Santa Fe was het
fris en ik ben blij dat ik een windjack mee
heb voor de hogere delen van de route.
Farmington zelf is niet zo bijzonder (wel
praktisch met motels, restaurants en winkels)
maar op ongeveer 30 mijl ten zuiden van de
stad liggen in 'washes' mooie natuurgebieden.
Het grootste is Bisti Wilderness. Daar ben
ik vorig jaar ook geweest, maar na het
zuid- en westdeel te hebben gezien wilde
ik nu de noord-wash zien. Dat heb ik
gisteren gedaan.
Ik ben begonnen met Ah-shi-sle-pah, een
soortgelijk gebied nog verder naar het
zuiden en wat moeilijker bereikbaar omdat
je over een paar onverharde indian roads
moet. Buiten enkele huizen en auto's van
indianen op de vlaktes ben ik bij de
natuurgebieden niemand tegengekomen.
Ik zag wel sporen van vorige bezoekers,
zowel autosporen als voetsporen.
Halverwege de middag begon het bewolkt
te worden, maar toen had ik me ook al
genoeg in het zweet gewerkt...
De natuur biedt steeds weer verrassingen
en rondzwerven, klimmen, afdalen, verbazen
over de wonderlijke vormen en foto's maken
is dan een heerlijke bezigheid.
Morgen ga ik naar Utah.
[einde e-mail]
Bij het AAA-kantoor op de hoek van 20 Street en Main Street vind
ik eindelijk een goede kaart van Zuid-Californië en ook een mooie
kaart van de regio San Francisco. Die zou ik voor eventuele
volgende reizen kunnen gebruiken. AAA is de Amerikaanse variant
van onze ANWB. Met een ANWB-pasje zijn de kaarten gratis.
Durango is verder een uiterst leuk stadje. Het historische centrum
ziet er mooi uit. Ik koop een T-shirt voor Afke Neeltsje. Toppers
in Durango zijn het historische Strater Hotel en de Diamond Belle
Saloon met ragtime piano en serveerster in netkousen op de hoek
van dat hotel. Durango is niet alleen een mooie stad, de mensen
zijn ook mooier. En slanker. Ik blijf wat langer in Durango
‘hangen’ omdat in het westen veel bewolking zit. Dan heeft het
geen nut om vanmiddag al naar Mesa Verde te gaan.
Mancos
Het dorpje Mancos is een goede optie om te overnachten in de buurt
van Mesa Verde National Park. Het is een vredig plaatsje met
grotendeel onverharde straten aan het begin van Mancos Valley.
Naast Old Mancos Inn zijn er twee motels. Ik kies voor het Mesa
Verde Motel. Kon ik vanmiddag nog in T-shirt lopen, op deze hoogte
is het slechts 3 graden.
Naast het motel zit het Millwood Junction Restaurant waar ik
vanavond eet. Er zijn twee eetzalen, de zaal aan de linkerkant is
het meest gezellig. In eerste instantie zit ik aan een tafeltje.
De ruimte is helemaal van hout en de uitstraling past bij zo’n
plaatsje als Mancos. Achter de bar staat een vrouw van veertig
plus met pushup decolleté. Een man met grijs haar die aan de bar
zit, praat met een jonger vent naast hem. Ik hoor de grijsaard
zeggen dat ik waarschijnlijk uit "Europe" kom.
Ik zit wat ongemakkelijk. Eigenlijk wil ik ook wel aan de bar. Dat
doe ik dus. Ik ga naast de grijsaard zitten. Hij heet Chuck. Of
eigenlijk Carlos, maar ik vind Chuck veel beter bij hem passen.
Hij komt uit de buurt en kent de regio goed. Het is een rustige
vent. Nieuwsgierig en bepaald niet dom.
We hebben het onder andere over wat Europeanen van Amerika vinden,
en dan in het bijzonder van de Amerikaanse wereldpolitiek. En
uiteraard over wat ik allemaal tijdens de reis doe. Tot mijn
verbazing kent hij Bisti Wilderness. Hij is daar verscheidende
malen geweest. Kortom, een leuke gesprekspartner. Ik heb weinig
zin om over politiek te praten. Waarom ik in Amerika ben? "Not for
the people but for the scenery."
Onderwijl komen we te weten dat de barvrouw in juni met een
vriendin vanuit Seattle een cruise naar Alaska doet. Door een
luikje van de bar komt een gezicht tevoorschijn van een
serveerster die in de andere zaal werkt. Ik maak een foto omdat ze
ten eerste mooi is, ten tweede is de compositie leuk. Ik moet
lachen. Ze kijkt verdwaasd en wil graag weten of ze goed op de
foto staat.
Wanneer ik het restaurant verlaat zit de mooie serveerster bij de
voordeur op een bankje te roken. Ze heet Monika. Naast haar zit
haar nichtje. Ik maak uiteraard weer een foto. Het is te koud om
hier lang te blijven. Ze kunnen wel blaasontsteking krijgen.
Monika moet morgen vroeg op om muskieten te verdrijven. Raar maar
waar. Ik heb hier geen muskiet gezien. Die vinden het vast ook
veel te koud.
Vrijdag 17 april. Ik ben nieuwsgierig naar de Bakery. Gisteren heb
ik het pand al even bekeken tijdens een verkenningsrondje. Toen
was het gesloten. Vanmorgen is het wel open. Ik bestel thee.
Koekjes en dergelijk heb ik zelf nog wel. Het meisje achter de
toonbank trekt mijn aandacht. Dan komt Chuck binnenlopen. Voor
zijn koffie en krantje.
"I figured you would have left already."
"No, I had to see this place and I’m waiting for better weather."
Mesa Verde National Park
Ik ga verder naar Mesa Verde National Park. Dit is een groot park
met enkele prachtige cliff dwellings. In 2000 ben ik hier ook
geweest, maar ik wil nu wel wat dichterbij die dwellings kijken.
Bij de entree krijg ik te horen: "Drive carefully. There’s gonna
be some ice." Waar de weg een beetje nat is, moet ik dus oppassen.
Bij het hoogste deel van de route ligt verse sneeuw naast de weg,
dat maakt het park extra mooi. Helaas zijn er ook sporen van een
enorme bosbrand. Ik bevind me op circa 7000ft. Het is slechts -2
graden.
Na 15 mijl kom ik bij het visitor center. Toch rijd ik meteen door
naar Cliff Palace Overlook. Wat mijn betreft het mooiste ‘plaatje’
in het park. Cliff Palace bestaat uit circa 150 kamers. Rond 1880
zijn de cliff dwellings van dit park door cowboys ontdekt. Ze zijn
tussen 1190 en 1270 gebouwd. De Anasazi waren akkerbouwers. Sinds
1300 zijn de dwellings niet meer bewoond. Het is onduidelijk
waarom.
Vervolgens doe ik de hike naar Spruce Tree House (129 kamers).
Daar kun je via een korte wandeling heel dicht bij een cliff
dwelling komen. De Ranger die de boel een beetje in de gaten houdt
en informatie verschaft, is een vrouw van mijn leeftijd met
opvallend veel make-up. Omdat ik op dit moment de enige bezoeker
ben, heeft ze ‘er’ wel zin in. Ik maak enkele foto’s en blijf bij
haar in de buurt voor een praatje.
In de bookstore bij het parkeerterrein vind ik een boek over
Pueblo’s langs de Rio Grande. Een mooi boek, maar ik heb ook al
een paar boeken gekocht. Dus ik twijfel. En de gedetailleerde
informatie uit 2001 achterin is vast niet meer zo up-to-date.
In Cortez schiet de temperatuur omhoog. Ik breng mijn voorraad
eten en drinken op peil bij Wal-Mart. Gisteravond zag ik in de
Yellow Pages dat hier een eettentje met de naam Silver Bean is.
Een Airstream trailer die als drive-thru dient. Ik vind de Silver
Bean in een flauwe bocht aan de westkant van het stadje. Ik ben
dol op Airstream trailers (caravans). Nu kan ik er ook eens eentje
van binnen bekijken. Overigens heb ik tijdens deze reis al meer
gezien dan tijdens de vorige twee reizen. Er is ook een zitje in
de Silver Bean. Ik bestel thee, een chocolade koekje en koop een
ansichtkaart. Het interieur is helemaal in stijl ingericht.
Bij Towaoc is het Ute Mountain Casino hotel/resort. Ter hoogte van
de splitsing van de 160 met de 41/162 zijn ‘mittens’ te zien zoals
die in Monument Valley staan.
Utah
Langs de weg staan bordjes met de hoogte (4760ft) en "Welcome to
Utah". Met nog steeds het bord waarop de Olympische Winterspelen
staan. Het eerste noemenswaardig plaatsje aan deze route is Aneth.
Het ligt een paar honderd meter van de weg. Er staat een
watertoren en verder vooral huisjes van hetzelfde soort. Ik
vermoed bouwwerken van een soort hulpprogramma voor de ‘natives’.
Rechts van de weg is een firma met de naam "Resolute Natural
Sources." De omgeving begint steeds mooier te worden. Het is nog
half bewolkt. Circa drie mijl voor Bluff loopt een dirt road (276)
naar het zuiden.
Bluff
Ik verken Bluff. Dit is een leuk westerndorpje met een tweetal
motels, kunstenaars, Twin Rocks Café (waar we in 2000 hebben
gegeten) en een paar veelbelovende restaurantjes. In Bluff is een
monument voor de mormonen die zich in 1880 na hun tocht door Hole-
in-the-Rock onder andere hier in het zuidoosten van Utah
settelden. De mormonen waren niet voor één gat te vangen. En
eigenlijk hebben ze de mooiste staat van Amerika gekozen.
De route van Bluff naar Monument Valley langs Combs Ridge en Hobbs
Wash is schitterend. Dit is het landschap dat we kennen van
klassieke westernfilms. Vooral nu tijdens de tweede helft van de
namiddag. Adembenemend mooi.
Valley of the Gods
Ik sla rechtsaf bij dirt road 242. Het is de toegang tot Valley of
the Gods; vaak omschreven als miniatuur Monument Valley. Aan het
begin loopt de weg door een stroompje. Er staat ook een bord met
informatie. Langs de route zijn regelmatig gelegenheden om de auto
te parkeren. Dat doe ik vooral om foto’s te maken.
Bij enkele rustige plekjes lijken mensen te blijven overnachten.
Ik zie onderweg namelijk twee keer een auto met een caravan. Zelf
zou ik nooit met een caravan over dit soort wegen gaan. De dirt
road is grotendeels goed te rijden, maar er zijn ook plekken waar
je door washes of ‘dips’ moet en soms is de weg niet al te best.
Halverwege komen steeds meer bochten en klimmetjes. Het middendeel
van de route is het mooiste. Ik ben blij dat ik bij de derde
gelegenheid eindelijk deze weg heb gedaan.
Mexican Hat
In Mexican Hat check ik in bij het Canyonlands Motel. Voor $35 heb
ik een zeer eenvoudige kamer zonder televisie, magnetron of
koelkast. Dit zal de goedkoopste plek van de reis zijn.
De eigenaresse heeft jaren even verderop bij San Juan Inn gewerkt.
Ze is native. Haar dochter van 20 jaar is het leger in gegaan en
zit op dit moment in Kazakstan. Ze mist haar en is ongerust. Er
zit veel werk in het opknappen van het gebouw. Soms ziet ze dit
nieuwe avontuur even niet meer zitten. En ze moet alles alleen
doen. Ze is soms zo moe. Ik begin al medelijden met haar te
krijgen en beloof dat ik een volgende keer weer bij haar
overnacht.
Voor het avondeten loop ik op advies van de uitbaatster naar San
Juan Inn bij de brug. Ik eet daar aan de bar een heerlijke The Hat
Chef Salad ($7,95).
Monument Valley
Zaterdag 18 april. Allereerst rijd ik naar milemarker 13 om een
ochtendfoto te maken van de beroemde rode rotsen van Monument
Valley. Vorig jaar waren we hier op een verkeerd tijdstip en was
er veel tegenlicht. Langs de weg liggen lege drankflessen. Dat is
typisch voor gebieden waar natives leven. Aan de drank door
werkeloosheid en discriminatie.
Natural Bridges
Ik rijd terug, vul de tank in Mexican Hat en ga verder naar
Natural Bridges National Monument. Dit is het oudste National
Monument van Amerika. De ranger in het visitor center denkt dat ik
wel in staat moet zijn om een lange hike te doen.
Er zijn drie bridges (door erosie uitgesleten natuurbruggen) in
het park. De eerste is Sipapu. Om 10:45 daal ik de canyon in. Het
pad is vrij pittig. Soms zijn er houten ladders of metalen trappen
geplaats om de tocht te vergemakkelijken. Ik bereik de bodem en
loop tot onder Sipapu door. Daar stroomt een beekje. Vanaf de
andere kant zou je vroeg in de ochtend ook een foto kunnen maken.
Daar is het nu al te laat voor. De bridge is heel mooi. Sipapu is
met een spanwijdte van tachtig meter na Rainbow Bridge de grootste
natuurlijke brug in de wereld.
Na drie kwartier wandelen ben ik weer bij de auto. Even verderop
volgt het parkeerterrein voor Kachina. Het uitzichtpunt valt
tegen. Je moet echt naar beneden lopen om iets van de bridge en
cliff dwelling te zien, maar deze lijkt me het minst mooi.
Ik pauzeer en eet een bakje met aardbeien. Weer een stuk verder
kom ik via een korte hike bij Owachomo. Die is bijzonder mooi.
Vooral ook vanaf de andere kant (dus eerst er onderdoor lopen).
Bovendien is de wandeling heel goed te doen.
Om 13:15 verlaat ik het park. Inclusief deze twee wandelingen zou
je dus twee en een half tot drie uur moeten rekenen voor dit park.
Doe je de hele wandeling van de eerste tot de laatste bridge en
dan weer terug naar de auto, dan ben je meer tijd kwijt. Nu had ik
mazzel dat er een frisse wind stond. Met warm weer is dat veel
zwaarder. Ik lees vaak tegenvallende oordelen over dit park, maar
om het echt te weten waarderen, zul je meer moeten ondernemen dan
alleen langs de uitkijkpunten gaan.
Aan de weg naar Natural Bridges liggen twee dirt roads, ze dragen
wegnummers 228 en 254. Die eerste gaat naar Bears Ears (6 ml),
Kigalia (10 ml) en Elk Ridge Access. De tweede naar Deer Flat (15
ml). Ik heb deze omgeving van te voren niet bestudeerd, maar rijd
toch een paar mijl over de 228. De weg loopt omhoog en het
uitzicht is heel aardig. Wanneer ik op een vlak deel kom, keer ik
de auto maar.
Ik vervolg mijn weg via de scenic 95 naar het oosten. Bij
Salvation Knoll zit ik op 7110 ft. De hoogte is uiteraard ook van
invloed op de temperatuur. Bij Bluff en Mexican Hat was het veel
warmer. In Blanding stop ik bij het visitor center. Ik zie in een
zijkamertje computers staan en ga even internetten.
[fragmenten uit e-mail]
Even een update vanuit Blanding, Utah.
Ik blijf hier niet maar zag drie vrije
pc’s staan in het visitor center.
Ik ben onderweg naar Monticello waar ik
de komende nacht verblijf. Daarna twee
nachten in Moab; een stadje omgeven door
een deel van de mooiste natuur in Utah.
[einde e-mail]
Ik doneer $2 voor het gebruik van internet.
Monticello
Vorig jaar hebben we in Blanding overnacht, dit jaar probeer ik
Monticello uit. Bij Monticello Inn krijg ik een nette kamer voor
een schappelijke $45. Na het inchecken en een korte pauze (zoute
chips en thee), rijd ik verder naar het noorden. Op deze route is
veel vrachtverkeer. Even voor Wilson Arch zie ik nu een bord staan
"Wilson Arch Resort Community". Een huisjespark in een
schitterende omgeving.
Tukuhnikivats Arch
Na 41 mijl ga ik linksaf een dirt road in. Ik ben op zoek naar
Tukuhnikivats Arch. Een lastige naam voor een hele mooie rotsboog.
Eerst rijd ik overigens een stukje te ver. Ruim een mijl verderop,
gaat in een lager gelegen gebied ook een dirt road naar links.
Maar die komt niet voor in de routebeschrijving die ik bij me heb.
Ik heb met de Duitse Isa gemaild om te weten te komen wat het
beste tijdstip is voor een foto van Tukuhnikivats Arch: "Best
would be one hour before sunset, since there is a ridge."
Ik volg de beschrijving van haar site. De dirt road die naar het
noorden loopt, is al snel van een zeer slechte kwaliteit. Extreem
wash boarded. Daarom parkeer ik de auto links van het pad en
besluit verder te gaan lopen. Met de wandelschoenen aan en
voldoende water, GPS-ontvanger in de hand, ga ik de strijd aan met
de zon. Ik zie meer voetafdrukken, dus ben ik niet de enige die is
gaan lopen. Even verderop is de weg wel weer veel beter. Dus
misschien heb ik het te snel opgegeven. Maar vervolgens komt nog
een slecht stuk. Rechts sluit een ander pad aan op deze. Zou dat
die andere dirt road vanuit het dal zijn? Wanneer ik daar langs
was gekomen, dan had ik misschien verder kunnen komen met de auto.
Of het was me sowieso niet gelukt omhoog te komen, want via die
kant moet je een flink hoogteverschil overbruggen.
Hoe dan ook, ik loop verder naar het noorden, tot ik bij een hek
kom. De zon daalt sneller dan me lief is (ja ja, ik weet dat de
aarde draait). Ik klim over het hek en ga nog verder naar het
noorden tot ik links Moab Arch zie. Die kleeft als het ware tegen
een rots en is verre van fotogeniek. Rechts beneden loopt de
highway.
Even verderop houdt het pad op. Linksboven zie ik de arch waar ik
naar op zoek ben. Dat is nog een aardige klim om daar te komen.
Maar ik geef niet op. Ik ben er bijna. Ik zie her en der nog
steeds afdrukken van schoenen. De eenvoudigste manier bij het
beklimmen is een stukje voorbij de boog omhoog gaan en dan bovenop
de ‘rim’ een paar meter teruglopen.
Tukuhnikivats Arch is niet zo heel groot. Ik maak snel foto’s voor
de zon me in de steek laat. Een blik door de arch naar het oosten
toont de besneeuwde La Sal Mountains. Ik maak ook een serie met
mijzelf in beeld. Op de terugweg wandel ik links van het deel waar
een hek om zit. Hier loopt het pad gewoon bij langs.
Op acht mijl voor Monticello zit links van de weg het "best kept
secret of the west": een houten hotel en steakhouse. De
serveersters zijn mooi, maar het menu is vrij beperkt en nogal
prijzig. Sorry, maar ik ga toch naar Monticello. Het is een lange
en dure reis, dan moet ik blijven opletten dat restaurants ook
betaalbaar zijn.
In het dorp houdt de sheriff nog steeds het doorgaande verkeer in
de gaten met een lasergun. Het verkeer moet flink in de remmen.
Mijn tweede optie om te eten is MS Cookhouse. Ik bestel oriental
chicken salad. Aan de tafel voor mij zitten drie Duitse mannen die
aan de laptop en kleding te zien hier ook echt voor de natuur
zijn.
Zondag 19 april. De zon schijnt en de lucht is helemaal blauw. Het
is 8 graden. Ik gooi de tank vol in Monticello omdat ik ergens heb
gelezen dat de brandstof hier goedkoper is dan in Moab, wat
overigens niet het geval is. Maar wel 20 cent minder dan in
Mexican Hat. Bij het Peace Tree Juicy Cafe in Monticello is
internet, maar ik hoef vandaag niet zo nodig. Ik passeer Church
Rock. Een rots in de vorm van - inderdaad - een kerk. Ik ben hier
bij de vorige twee reizen ook langsgekomen, maar heb er nooit een
foto van gemaakt. Tip: een foto van Church Rock kun je in verband
met de stand van de zon het beste in de namiddag maken.
Looking Glass Rock
Om 9:10 sla ik linksaf een dirt road in naar Looking Glass Rock.
Na twee mijl ligt aan de linkerkant een rotsberg met een gat. Ik
klauter tot door het gat. Niet geheel ongevaarlijk overigens. Maar
vanaf de andere kant is een betere foto te maken.
Hurrah Pass
Aan het begin van het centrum van Moab sla ik linksaf op Kane
Springs road. De weg loopt naar de westkant van Moab. Aan deze
kant is de omgeving weidser, je kunt ‘condos’ huren, er is een
golfterrein. De weg buigt linksaf naar het zuiden. Onder de rim
zitten opslagplaatsen. Een soort van holwoningen. Voorbij
Moonflower is een camping met enige schaduw. De weg loopt door een
kreekje waar niet veel water in staat, maar ik moet er wel heel
voorzichtig door want de weg is behoorlijk slecht. Daarna loopt de
route omhoog langs rode rotsbergen. Af en toe is de weg vrij smal.
Ik hoop steeds op zo weinig mogelijk tegenliggers.
Verderop zijn nog een paar plekken waar je kennelijk wild mag
kamperen. Op zich schitterende plekken, maar dan moet je wel
zonder douche kunnen leven, of zelf een douche bij je hebben.
Ik rijd tot de top van de Hurrah Pass.
Het landschap is schitterend! Wat me tegenstaat is de drukte. Er
zijn steeds wel mountainbikers, quads of andere terreinwagens.
Misschien doordat het nog weekend is. Moab en omgeving zijn
ontzettend populair. Dit is ook één mooiste gebieden van Amerika.
In Moab doe ik inkopen bij de City Market. Die is groter dan de
Village Market aan de andere kant van de weg.
Arches National Park
Aan de noordkant van Moab ligt het wonderschone Arches park. Ik
ben hier al twee keer geweest. Eerst neem ik een kijkje bij de
Courthouse Towers, van die machtige steile roodstenen rosten. Even
verderop zit aan de rechterkant La Sal Mountain View. Nu zijn die
bewuste bergen wel erg ver weg, maar vooral het uitzicht naar het
noorden in het park is mooi.
Bij balanced rock sla ik linksaf op een dirt road. Na 0,8 mijl
rechtsaf op een veel minder goede en smallere dirt road. De
omgeving is weids. In de verte zie ik nog wel steeds besneeuwde La
Sal Mountains. Op een gegeven moment loopt het pad omhoog. Door
spoorvorming is het een lastige hindernis. Eerst parkeer ik de
auto links van de weg en verken de helling. Ik leg enkele stenen
weg en gaten vul ik juist met stenen.
Het is best nog een eindje lopen, dus ik besluit toch verder te
rijden. Met een aanloopje rijd ik naar boven. Het lukt, en viel
nog mee! Ik kan verder rijden tot de weg naar beneden loopt. Weer
zo’n lastig stuk waar je stapvoets wel langs zou kunnen, maar ik
moet ook weer terug... Ik besluit daarom om de auto hier te laten
en de laatste paar honderd meter te lopen. Daar zie ik enkele
auto’s staan van mensen die naar Eye of the Whale Arch zijn.
Met een flesje water en chips loop ik naar de rotsboog. Het is
mogelijk om door het oog van de walvis naar de andere kant te
lopen. Vanaf die kant is het ook mooier om een foto te maken. De
terugweg is voor mijn gevoel eenvoudiger en gaat ook sneller. Dat
is eigenlijk altijd zo bij dit soort onbekende gebieden.
Na dit avontuur ga ik voor het eerst naar de Windows Section van
Arches. Bij North Window en South Window maak ik foto’s met op de
achtergrond een strakblauwe lucht. Aan de andere kant van het
parkeerterrein loopt een pad naar Double Arch. Zoals de naam al
zegt zijn dit twee bogen, die hoog tegen een rotswand zijn
uitgeslepen. Het is lastig om er een goede foto van te maken.
Altijd zit wel ergens schaduw waardoor donkere plekken op het
beeld ontstaan.
Om 18:30 check ik in bij Inca Inn aan de noordkant van het centrum
in Moab. Dit motel heeft acceptabele ‘rates’ en is eigendom van
een Zwitserse familie. Het motel is populair bij Europeanen.
Maandag 20 april. Bij het ontbijt is heerlijk zelfgemaakt Zwitsers
brood. Daarnaast hebben ze kleine donuts en andere zoetigheden. Ik
koop water en tandpasta in de General Store en vul de tank.
Gisteravond heb ik mijn documentatie doorgenomen en rijd eerst
naar Matrimony Spring aan het begin van highway 128. Maar net als
mensen uit twee andere auto’s ontdekken ik dat de bron is
afgesloten. Waarom? Blijkbaar omdat het water toch niet zo zuiver
is als werd verondersteld.
Vervolgens ga ik nogmaals naar de Windows Section in Arches. Ik
kan nu betere foto’s maken van Double Arch en ook de klassieke
foto van Turret Arch gezien door North Window. Overal liggen
overigens plankjes met de tekst "no trail". Ze willen graag dat je
op de trails blijft zodat de natuur beschermd blijft. Helaas kan
ik me voor mooie foto’s niet altijd aan die regels houden.
Wanneer ik het park verlaat, stop ik nog bij het uitzichtpunt
boven het visitor center.
Mineral Point
Even verderop neem ik de inrit naar Canyonlands National Park. Ook
in dat park ben ik bij de vorige reizen al geweest. Nu heb ik een
ander doel. Net voor het park loopt een dirt road naar het westen
naar Mineral Point. De Mineral Road loop geleidelijk af. Maar de
weg loopt grotendeels recht en ik kan een redelijk hoog tempo
aanhouden.
Ik kom door een vrij open landschap met lage struikjes en
roodbruine zandgrond. Er is weinig andere verkeer. Op een paar
‘dips’, en een deel met spoorvorming na, is de weg vrij goed. Net
voor de afdaling is een parkeerterrein waar enkele auto’s staan.
De meeste voertuigen staan hier omdat de inzittenden met
mountainbikes via de switchback naar beneneden zijn gegaan.
Ik lunch eerst, want mijn maag begint te rammelen. De switchbacks
zijn het meest avontuurlijke deel van de route. Omdat de weg smal
is, moet ik drie keer wachten voor tegenliggend verkeer. En ik
rijd heel rustig wanneer er een mountainbike in de buurt komt. De
weg is smal en voor mensen met hoogtevrees misschien af te raden,
maar ik vermaak me weer uitstekend.
In de mooie groene vallei loopt de Green River omringd door hoge,
rode rotsmuren. Ik rijd ook een stukje langs de rivier naar het
zuiden. Op de terugweg hoor ik een signaaltje en verschijnt op het
display de tekst: "10% oil life, change soon".
O jee, wat is dat?
Om 14:00 ben ik weer op weg 313 die naar Canyonlands leidt.
Sego Canyon
Aan de andere kant van de Interstate die naar Denver loopt, ligt
een weg naar het spookdorpje Sego. Bij Sego werd rond 1890 geen
zilver, goud of koper gevonden, maar kolen. In 1947 is de mijn
gesloten.
Eerst kom ik door het dorpje Thompson. Dat dreigt ook een ghost
town te worden. Het café ziet er van buiten vrij nieuw uit, maar
in werkelijkheid is het een bouwval. Het hotel langs de spoorlijn
is closed en for sale. Op zich is dit niet zo heel ver van Moab,
toch lijkt me hier voor een hotel geen toekomst. Ik volg de
routebeschrijving naar Sego. Er is niet zo heel veel meer van
over. Ik loop wat rond tussen de struiken op zoek naar ruïnes. Het
grote houten bouwval is indrukwekkend. Ik vraag me wel af hoe lang
dat nog overeind staat. Op de grond vind ik lege patroonhulzen.
Het is inmiddels 26 graden. Een heerlijke temperatuur. Ik neem de
snelste route terug naar Arches. In dat park wil ik graag nog een
keer de wandeling naar Delicate Arch doen. Dat is een populaire
plek voor zonsondergang. Het is er iets minder druk dan vorig
jaar. Ik blijf vrij lang om van het mooie uitzicht te genieten en
de gezelligheid van toeristen die vele foto’s maken.
In Moab eet ik bij Milt’s Stop & Eat. Dat is een snackbar met een
goede reputatie. In het centrum zelf vind ik de restaurants nogal
schreeuwerig en vol. Naast de vele bezoekers die hun eten afhalen,
is het mogelijk om binnen op één van de acht krukken te zitten. Ik
heb zicht op de kokkin die broodjes en burgers op een bakplaat
gooit. Ze heeft het ontzettend druk.
Wanneer ze mijn bestelling heeft gedaan, zeg ik: "Je blijft met al
die bewegingen wel fit."
"De vorige kok was een hele dikke vent die het op een gegeven
moment niet meer aankon. Je zou ook kunnen zeggen dat ik juist fit
moet zijn om dit werk aan te kunnen."
Ze duldt geen collega’s in haar werkruimte. Haar hippe en jongere
collega mag mijn banana split maken. Die is verrukkelijk.
Dinsdag 21 april. In de Yellow Pages heb ik een Ford garage
gevonden. Daar ga ik vanmorgen eerst heen. Ik krijg te horen dat
het geen probleem is om door te rijden naar Las Vegas. "Je kunt
nog probleemloos een heel eind op ‘oude’ olie doorrijden."
Enerzijds ben ik opgelucht. Anderzijds blijft het irritante
signaaltje iedere keer te horen wanneer ik de auto start.
Bij de City Market vul ik de koelboxvoorraad aan. Tegen 10:00
verlaat ik Moab, richting het zuiden.
Scenic UT-95
Ik ben onderweg naar de scenic byway UT-95. Deze weg loopt van
Blanding naar Hanksville dwars door Utah. Het is de zogenaamde
Bicentennial Highway. Rond 11:30 begin ik aan die weg. Tot de
afslag naar Natural Bridges ken ik de route inmiddels al heel
goed.
Even verderop passeer ik een afslag van een weg die naar de ferry
bij Notom loopt. Rechts verschijnt "Cheese Box Butte". Een
tafelbergje. In een lange bocht ligt Fry Canyon, A Backcountry
Inn. De lodging is gesloten. Op een bord staat dat het drinkwater
onbetrouwbaar is. Misschien was dat de reden voor de sluiting. Je
zit hier ook in de middel of nowhere. Achter het gebouw schijnt
Sandy Johnson te wonen. Dat maak ik op uit de brievenbus.
Ter hoogte van milemarker 65 staat een groepje pick-ups van mensen
die met quads de wildernis in zijn. Dat is tegenwoordig erg
populair. Je ziet heel veel pick-ups rijden met één of meerder
quads in de laadbak. Het volgende natuurverschijnsel heeft de naam
"Jacobs Chair" gekregen. Met een beetje fantasie is het inderdaad
een stoel.
Links loopt een weg naar de Colorado River, met toegang tot het
water. Het recreatieterrein heet Fairly. Bij Hite staan enkele
gebouwen. Ik geloof dat je hier ook kunt overnachten. Het is een
schitterende omgeving, toch vind ik het niet zo uitnodigend.
In de buurt van milemarkers 47 en 48 loopt een brug over de
Colorado. Even verderop stroomt de Dirty Devil River. Daar is ook
een recreatieplekje. De natuur is hier overweldigend.
Bij de scenic Hite Overlook kan ik de hele omgeving waar ik net
doorheen ben gekomen overzien. Het is nu 28 graden.
De weg loopt vervolgens een tijdje door een Canyon. Ik passeer Hog
Springs rest area. Even verderop is de afslag naar Bullfrog Marina
& Ticaboo. Daar was ik uitgekomen wanneer ik na Natural Bridges de
route via de ferry had genomen. Maar de UT-95 schijnt mooier te
zijn.
Little Egypt
Mijn volgende doel is Little Egypt. Ik rijd een scenic backway in
die links van de 95 ligt. Na een paar mijl ligt rechts van de weg
een wonderlijk landschap dat wel een beetje lijkt op Goblin Valley
(zie het verslag van 2008). Little Egypt is een geologisch terrein
waar veel hoge paddenstoelachtige zandstenen figuurtjes staan. In
een kleurenverloop van rood naar geel. Moeilijk te beschrijven,
vandaar dat ik liever verwijs naar de foto’s. Ik ben de enige
bezoeker. Je moet dit ook maar net weten te vinden.
Na bijna twee uur in deze fotowalhalla, stap ik om 16:15 weer in
de auto. Even verderop loopt rechts van de weg een dirt road naar
het oosten. De meest bereden route loopt in circa elf mijl naar
Burr Point, ook wel Dirty Devil overlook genoemd. Deze dirt road
is in eerste instantie vrij goed, maar onverwachte bochten en een
paar washes zijn verraderlijk. Ik moet soms flink in de remmen.
Even later heb ik weer een dikke stofwolk achter de auto hangen.
Het uitzicht is heel aardig. Je voelt je zo nietig in deze natuur.
Hanksville
Na een korte fotostop bij de rim, rijd ik terug naar de 95. Om
17:20 heb ik weer asfalt onder de wielen en leg het laatste stukje
af naar Hanksville. Daar aangekomen, doe ik eerst een rondje door
het dorp om de omgeving te verkennen. De vrijstaande huizen hebben
over het algemeen vrij veel rommel op het erf liggen. Er valt
weinig te beleven, maar dit soort plaatsen horen typisch bij het
platteland van Utah.
Ik krijg de laatste kamer in het Whispering Sands motel. De meeste
kamers zijn ingenomen door een familie die hier is voor een
begrafenis. De kamer is groot en behoorlijk goed. Twee kamers
verderop zit een echtpaar van middelbare leeftijd op de veranda.
Nederlanders, dat zie je zo, en hoor ik helaas ook. Een onzekere
vrouw die steeds maar weer om bevestigingen van haar vriend
vraagt. Ik ben haar gekakel na vijf minuten wel zat. Die arme man
moet of slecht luisteren, of nog meer geduld hebben dan ik.
Bij het tankstation op de splitsing met weg 24 zit een winkel in
een rots, de alom bekende ‘Hollow Mountain’. Daar hebben ze helaas
geen AriZona ijsthee in blik. Ernaast zit Blondies. Dat is een
snackeetzaal. De inrichting is heel simpel gehouden. Ik haal er
een chocolade-ijsje.
Daarna ga ik naar het Red Rock restaurant. Dit is het beste
restaurant van het dorp. Schuin tegenover mij zit een ouder
echtpaar. De man begint zomaar tegen mij te praten. Omdat het wat
onhandig is om zo door de eetzaal met elkaar te praten, vraag ik
of ik bij hun mag zitten. Ze logeren in het motel tegenover het
restaurant en hebben ongeveer hetzelfde als ik betaald.
De man praat ook met serveerster Josalyn. We komen te weten dat ze
van haar moeder in dit ‘saaie’ plaatsje moet blijven, omdat die
bang is dat ze in de stad een te losbandig leven gaat leiden.
Ik bestel een fajita salade ($8,95). Zoals bij veel Amerikaanse
restaurants hebben ze ook Mexicaanse gerechten op het menu. De man
vertelt dat hij in het visitor center van Red Canyon met een
meisje uit "Holland" sprak. Hij is zo enthousiast over haar dat ik
wel nieuwsgierig begin te worden.
Woensdag 22 april. Even voor negen uur verlaat ik Hanksville
richting het westen. Het is 13 graden. Bijna zeven mijl buiten
Hanksville is rechts van de weg een dirt road: Sand Wash. De
omgeving is te mooi niet om een stukje over de grijze gipsheuvels
te rijden. Al vind ik al die bandensporen niet zo fraai. Even
verderop ligt rechts de Coalmine Road (ook bekend als Muddy Creek
Rd). Via die weg kun je bij Factory Butte komen. Dat is een grijze
tafelberg die al vanaf de weg zichtbaar is.
In Caineville zit een ‘Organic Farm’ market. Tussen het mooie
landschap hebben enkele boeren vruchtbare grond weten te benutten.
In Caineville zit ook een motel. Een beetje op een afgelegen
locatie. Toch ziet het er heel aardig uit.
Bij de Caineville Wash Road sla ik rechtsaf. Ik doe een deel van
de Cathedral Valley loop. Dat is één van de mooiste routes in
Amerika. Alleen toegankelijk voor vierwiel aangedreven auto’s.
Eigenlijk moet je hier een hele dag voor nemen. Nu verken ik
alvast de omgeving. De hele ‘loop’ bewaar ik voor een volgende
keer. De weg is af en toe behoorlijk slecht. Vandaar dat je er ook
veel tijd voor uit moet trekken. Verder naar het noorden zijn de
mooiste uitzichtpunten. Ik rijd terug naar de highway.
Even verderop is het andere uiteinde van de Cathedral Valley. Daar
moet je door de rivier (River Ford) om verder te komen.
Capitol Reef National Park
Op een bord langs de weg staat: "scenic views next 14 miles". De
omgeving is inderdaad bijzonder mooi. De weg loopt meer en meer
door een canyon. Ik bereik Capitol Reef National Park. Er staat
een informatiebord langs de weg bij de afslag naar Notom (route
1670). Even verderop staat links van de weg een historisch huisje
(Behunin Cabin, 1882). De weg gaat over de Fremont River.
Direct na de rivier begint rechts van de weg een wandeling naar
Hickman Bridge. Dat is een natuurlijke zandsteenbrug. Het is een
mooie wandeling langs zwarte vulkaanstenen en kleinere arches. De
brug is behoorlijk breed en lastig in beeld te krijgen. Niet zo
mooi als de arches bij Moab, maar toch een hele aardige wandeling.
Ik kom weinig andere wandelaars tegen.
Vervolgens kom ik in het historische gebied Fruita. Rechts staat
het Fruita schoolgebouwtje (1896 - 1941), met een authentiek
interieur. In de vallei zijn veel fruitbomen. Tijdens de oogsttijd
mag je zelf het fruit verzamelen. Maar ik ben nog vroeg in het
seizoen. Ik ga dieper het park in. Het visitor center sla ik maar
over. Ik heb een park pass, dus betalen hoef ik sowieso niet, al
hoor ik me officieel wel te registreren. Ik kom langs de mooie
camping van Fruita (geen douches) en eindig met een rondje over de
scenic loop door het park. Ik verlaat het park en ontdek aan de
westkant ook nog prachtige gekleurde landschappen.
Ik kom in Torrey. Dit is een mooiere plaats dan Hanksville. En
omdat het zo in de buurt van Capitol Reef ligt, zijn er aardig wat
motels en restaurants. Ik check in bij de zeer betaalbare
Affordable Inns. Voor weinig geld heb ik een grote kamer met
ontbijt. Bij het visitor center op de splitsing informeer ik naar
een geschikt restaurant. De man van het visitor center is wel in
voor een praatje. Het is een aardige vent.
Via tripadvisor.com heb ik overigens al een restaurant gevonden in
een dorp iets verderop: Bicknell. In Bicknell vul ik de tank (de
brandstof is hier 15 cent goedkoper dan in Torrey). Het Aquarius
motel heeft ook aardig scherpe prijzen. Tooth Ranch motel lijkt
duurder. Ik eet in het restaurant naast het Sunglow Motel.
Een eerdere eigenaar heeft hier beroemde taarten geïntroduceerd en
met de overgedragen recepten houdt de huidige eigenaar de
reputatie in stand.
Na de salade vraagt de serveerster:
"Did you leave some space for a piece of cake?"
"Sure, that’s why I’m here." En voor jou natuurlijk, maar dat zeg
ik maar niet. Beide serveersters zien er leuk uit.
Wanneer ik de menukaarten van de restaurants bestudeer die in het
motel liggen, dan zou ik het restaurant bij Best Western en
Capitol Reef Inn Cafe ook goede keuzes willen noemen. Cafe Diablo
heeft uiteraard een hoogstaande reputatie, maar is mij iets te
populair.
Donderdag 23 april. Het is een aangename verrassing wanneer ik bij
het ontbijt zelf wafels mag bakken. Vorig jaar hebben we dat een
paar keer in motels meegemaakt. Dat verklaart misschien ook de
omvang van de meiden van het personeel. Allebei zijn ze veel te
dik op die leeftijd. In de ontbijtzaal zit een mooi Nederlands
stel van mijn leeftijd. Ze bidden voor het eten. Dat zie je niet
vaak. Het is 11 graden wanneer ik in de auto stap en de lucht is
helder. In de vallei van het park is het 21 graden. De belichting
is rond negen uur nog niet goed genoeg voor mooie foto’s.
Notom Road & Burr Trail
Ik heb vandaag alleen de Burr Trail op het programma en kan rustig
aan doen. Eerst kom ik weer door Capitol Reef. Na 4,8 mijl op de
Notom Road ligt rechts van de weg Notom Ranch, een boerderij met
bed & breakfast. Na 10 mijl houdt het asfalt op. Ik passeer enkele
ranches waar nadrukkelijk bij staat dat het land privéterrein is.
De Sandy Ranch is zo’n boerderij. De omgeving is vrij groen.
Ondanks dat ze smachten naar regen lukt het dus om het land fris
te houden. De weg loopt als het ware door een lange vallei die
indrukwekkende ‘ridges’ (bergketens) van elkaar scheidt.
Na 19,2 mijl kom ik in de zuidelijke staart van Capitol Reef. Bij
21,4 mijl zit de Cedar Mesa campground. Ik ben in de Waterpocket
Fold. Op 32,8 mijl komt rechts de afslag naar Boulder, weg CR1168.
Daar loopt de route via switchbacks omhoog. Om 11:20 kom ik na
37,8 mijl op het punt waar we vorig jaar vanuit Boulder zijn
gekeerd. Nu heb ik dus het resterende stuk ook gereden. Eigenlijk
is dat stuk van vorig jaar mooier. Bij de switchbacks was het
landschap mooi, maar verder vond ik de route sinds het verlaten
van de highway niet zo bijzonder.
Ik ben erg weinig verkeer tegengekomen. Dan hoor ik een nieuw
signaaltje. Nu zou de bandenspanning een probleem vormen. Ik stop
en loop rond de auto, maar zie niks. In Boulder haal ik een ijsje
bij het tankstation en vraag of ik hier de bandenspanning op peil
kan brengen. Dat kan bij het winkeltje op de heuvel aan de
zuidkant van het dorp.
Memorial Highway
Van de scenic UT-12 heb ik alleen het stuk tussen Boulder en
Torrey nog nooit gereden. Daar heb ik vandaag nog wel tijd voor.
De weg blijft maar omhoog gaan. Ik zit nu op 8000ft. Het bosrijke
gebied valt onder Dixie National Forest.
Bij Homestead overlook kan ik zo’n beetje geheel Capitol Reef
overzien. Je kunt niet echt goed iets onderscheiden om een mooie
foto te maken. Alles is nogal ver weg. Terug op de Memorial
Highway rijd ik door tot Larb Hollow overlook. Het hoogste deel
van de pas ligt op 9600ft. Dat is ruim 3000 meter. Langs de weg
ligt soms wat sneeuw. Het is op deze hoogte 16 graden.
Ik rijd terug naar Boulder om de banden te controleren. Dan zie ik
dat de linkerachterband nog maar half gevuld is. De eigenaar van
de winkel vult de band met een draagbare compressor. Hij wil geen
fooi aannemen. Hij geeft me advies om door te rijden naar
Escalante en daar de band te laten repareren. Ik zou in Boulder
overnachten, maar de bonus van vandaag is dus een ritje naar
Escalante. Achter het Phillips tankstation zit een garage. Ze
helpen me direct. Voor iets meer dan twintig dollar is de band
gerepareerd. Er zat een afgebroken schroefje in. Dat is ergens
langs de Burr Trail gebeurd.
Na de reparatie van de band rijd ik toch weer terug naar Boulder.
Ik had in Escalante kunnen blijven, maar we hebben daar vorig jaar
al overnacht en ik wil graag een nieuwe bestemming uitproberen.
Mijn honger naar kennis wint het.
In Boulder check ik in bij Pole’s Place. Op zich krijg ik een
nette kamer, maar zonder magnetron of koelkast en hij is in
verhouding nogal duur. De eigenaresse verdedigt die prijs met het
verhaal dat ze hier maar een kort seizoen hebben. Ik eet soep en
taco supreme bij het Boulder Mesa restaurant aan het begin van de
Burr Trail. De andere restaurants zijn vrij prijzig. Het is een
wat oubollig restaurant, maar het eten is prima. Wanneer ik naar
mijn kamer ga, steekt een groepje herten de weg over.
Hell’s Backbone
Vrijdag 24 april. Het is een beetje bewolkt vandaag. Even ten
zuiden van Boulder sla ik de dirt road Hell’s Backbone in. Dit is
een alternatieve route naar Escalante en loopt deels door Dixie
National Forest. In het begin zit links van de weg een boerderij,
de Boulder Mountain guest ranch. Er volgen nog een paar
boerderijen. Twee hertjes steken over. Het is slechts 9 graden.
De weg loopt geleidelijk omhoog. De Hells Backbone bridge doet me
denken aan de Canyon van Yellowstone, door de gele rotsen. Naar
het zuiden toe is de route steeds minder interessant. Het laatste
stuk hebben ze net verbreed en vlakbij Escalante is de weg zelfs
geasfalteerd. Aan de rand van het dorp zijn moderne cowboys aan
het werk. In Escalante vul ik de tank. Het is half elf en ik ga
naar het postkantoor om de mooiste ijstheeblikken naar Nederland
te sturen. De dame bij de balie is heel behulpzaam. De kosten voor
een kartonnen doosje en het versturen zijn $10,35.
Bull Valley Gorge
Bij Cannonville passeer ik de Paria River. Ik sla linksaf richting
Kodachrome. Vervolgens rechtsaf door een wash via Deer Springs
Road richting Sheep Creek en Willis Creek. In beide kreekjes loopt
de weg door een beetje water. De dirt road is wisselend van
kwaliteit en soms redelijk pittig. Maar ik ben inmiddels al aardig
wat gewend.
Rond lunchtijd begin ik aan de wandeling door Bull Valley Gorge.
Eerst verken ik de omgeving. De brug is onconventioneel gebouwd:
gewoon het smalste stuk van een ravijn opvullen met bomen en
modder. Maar betrouwbaar genoeg om met de auto over te gaan. Ik
registreer me bij een metalen tafeltje aan een paal en wandel
eerst naar het begin van Gorge.
Het begin van de kloof is goed te doen, maar dan komt een eerste
hindernis, ik moet klauterend een stukje afdalen. Maar dan komt
een grotere hindernis. Een afdaling van circa drie meter. Er is
eigenlijk een tak of touw nodig om langs af te dalen. In de
beschrijving die ik bij me heb, staat dat je moet springen. Maar
dat betekent ook dat ik dan ook alleen nog maar verder kan lopen
en niet terug. De rest van de route zou goed te doen zijn. Maar ik
zie deze sprong al niet zitten. Met name doordat ik alleen ben.
Stel je voor dat ik een enkel breek.
Ik ga dus maar terug en loop aan de andere kant van de brug nog
een stuk langs de gorge. Maar nergens kan ik naar beneden en er
lijkt maar geen einde aan te komen. Ik heb de lengte ook een
beetje onderschat. Je bent hier wel een paar uur mee zoet.
Tegen half drie rijd ben ik terug bij de auto. Een Duits echtpaar
stopt net hun auto voor de brug. Ze informeren naar de toestand
van de gorge. Ik leg uit dat het een flinke uitdaging is. Zij
beginnen er niet eens aan, na het horen van mijn verhaal.
In Cannonville check ik in bij Grand Staircase Inn. Ik krijg voor
weinig geld een zeer ruime kamer op de benedenverdieping. (Een
geheimtip qua overnachting in de buurt van Bryce Canyon.)
De eigenaars zijn Mormoon. Ik pauzeer even op de kamer en ga dan
weer op pad. Het weer is uitstekend.
Bryce Canyon
Om 16:00 ben ik bij de entree van Bryce Canyon National Park. Bij
de twee vorige bezoeken zijn we steeds in het begin van het park
gebleven. Maar de doodlopende weg loopt veel dieper het park in.
De weg loopt geleidelijk omhoog. Ik zie een bordje met 8627ft
staan. In een donkere bocht ligt sneeuw langs de weg. Mij doel is
Natural Bridge. Hij is vanaf de parkeerplaats te zien en is mooi!
Daarna ga ik naar bekende plekken zoals Sunset Point en
Inspiration Point om te genieten van het mooiste deel van Bryce.
Ik loop het hele stuk langs de rim tussen beide punten heen en
terug. Steeds ontdek ik weer mooie plekken. Tot er meer en meer
schaduw in de canyon komt. Dan verlaat ik het park en ga een paar
mijl westelijk eten bij Bryce Canyon Pines. De restaurants bij de
ingang van het park vind ik veel te druk. Dat is echt een
toeristenkermis. Terwijl dit een uitstekend restaurant is. Er
horen ook motelkamers en een camping bij "Pines". Aan de bar krijg
ik een royale chef’s salade voorgeschoteld. De muren hangen vol
met historische foto’s.
Bij de receptie annex winkel van mijn motel, staat voor gasten een
computer om even te internetten.
[fragmenten uit e-mail]
Het is een tijdje geleden dat ik voor het
laatst internet had. Ik zit nu in het
boerendorpje Cannonville bij Bryce Canyon.
Sinds de vorige mail heb ik veel gedaan.
Vooral in de natuur. Ik heb flink gewandeld.
Met veel succes!
In Arches National Park heb ik dit keer
(derde bezoek sinds 2000) voor het eerst
de Windows Section bezocht: grote bogen
van zandsteen die op ramen lijken.
Allemaal adembenemende natuur en
schitterend weer.
Vanmorgen heb ik een pakketje voor mezelf
naar heit en mem gestuurd (vier lege
ijstheeblikken omdat ze mooi zijn).
Wat eten betreft houd ik het vooral op
grilled chicken salads en gisteravond
een taco supreme in Boulder (ook al
zo'n boerendorp) en een goed alternatief
voor het slechte brood zijn bagels.
Morgen rijd ik naar Kanab, nog steeds in
Utah, en ik kan er maar niet genoeg van
krijgen!
[einde e-mail]
Zaterdag 25 april. In het noorden van Utah heeft het geregend zag
ik op televisie. Maar wanneer ik de kamer verlaat is het prachtig
weer. Alleen ver in het oosten zijn enkele wolken te zien. Door de
heldere hemel en de hoogte is afgekoeld naar 14 graden.
De hoogvlakte langs Bryce (7777ft) is landschappelijk minder
interessant. Bij Red Canyon is het pas weer mooi. Bij het visitor
center ga ik op zoek naar dat leuke Nederlandse meisje. Ik hoef
niet eens te vragen wie het is. Ik hoor toch wel een accent. Ze
kan dan wel leuk zijn, echt mooi is ze niet.
Panguitch
Ik rijd een stukje om naar het stadje Panguitch. Daar is een hele
trits motels en ik doe inkopen bij de supermarkt op de splitsing.
Het kassameisje weet dat er een laundry is bij de Hitch & Post
campground. Het is een prima moment om was te doen, want de
bewolking komt opzetten en het is geen fotoweer meer.
Met een bakje zeep uit de automaat draai ik de was, die ik
vervolgens over twee drogers verdeel. Ik blader door een stapel
tijdschriften. De buien hebben een winters karakter gekregen. Maar
ik zit lekker binnen. Wel jammer eigenlijk dat er niet meer mensen
in de laundry zijn. In West-Yellowstone was dat vorig jaar zo
gezellig.
Voor twaalf uur ben ik weer onderweg naar het zuiden. De buien
zijn weggedreven en de zon keert terug. Ik kom door een
heuvelachtig gebied dat wel weg heeft van Zuid-Duitsland. Bij
enkele dorpjes is de speed limit 40 Mph en daar controleren de
highway patrol en sheriff streng op.
Kanab
In Kanab doe ik eerst een verkenningsrondje. Het stadje lijkt meer
voor te stellen dan wat ik van negen jaar geleden kan herinneren.
Na een bezoek aan de supermarkt probeer ik eerst een kamer te
krijgen bij Aikens Lodge, waar we destijds zaten. Maar die is
helemaal volgeboekt door een "ATV group". Jammer, want ze hebben
ook internet in de lobby.
Bij Bob*Bon Inn is wel een kamertje. Rond half drie check ik daar
in. Bob staat bij de receptie. De kamer is heel klein, maar verder
prima, want voorzien van een televisie, koelkast en magnetron.
Kanab is een stadje waar men de filmhistorie eer aan doet.
Er zijn een paar bioscopen en er is een filmmuseum.
Coral Pink Sand Dunes
Rond half vier verlaat ik Kanab en rijd een stukje terug naar het
noorden. Na zeven mijl sla ik linksaf de Hancock Road in. Dit is
de kortste route naar Coral Pink Sand Dunes State Park. Daarna nog
circa twaalf mijl tot de entree van het parkje. Het parkdeel waar
je entree ($6) voor betaalt is maar heel klein. En eigenlijk is
het niet meer dan een podium met zicht op de duinen en wandelpaden
die je niet mag verlaten. Er staan ook enkele informatieborden.
De duinen zijn ontstaan door de wind die zandsteen heeft
aangevoerd. Ook nu waait het. Dat is lastig met contactlenzen.
Toch is er meer dan zand, want achter de strook duinen ligt een
woest groen gebied met bomen en heuvels. De wind is fris. Ik wacht
in de auto tot de grootste wolken een beetje verdreven zijn.
Wanneer ik het park verlaat stop ik nog twee keer. Eigenlijk zijn
dit de plekken die veel meer te bieden hebben. Ik kan namelijk zo
de duinen in lopen. Enkele zoemende quads racen door het gebied.
Mijn schoenen zakken weg in het zand. Het is alsof ik in een
woestijn ben.
In Kanab eet bij Rewind Diner. Een soort 66 Diner, maar dan net
iets minder stijlvol ingericht. Toch een uistekende keuze! Ik
bestel hot chick Malibu en lemonade. Na het eten rijd ik nog een
rondje door Kanab. Het is een leuk en ontspannen stadje. Ik kan
herinneren dat ik na de eerste reis al zei dat ik hier wel zou
willen wonen. Een rustig stadje in Utah in de buurt van prachtige
natuur.
Zondag 26 april. Om 9:00 ben ik al onderweg naar Page in Arizona.
Bij Pareah wacht ik lange tijd tot er meer zon komt. Ik bestudeer
de kaarten en noteer nieuwe wensen. De conceptie van een volgende
reis vindt hier plaats, zou je kunnen zeggen. Rond half twaalf
rijd ik verder tot een parkeerterreintje tegenover het Paria
Station. Vanaf hier loopt een wandelpad naar hoodoos. Onderweg kom
ik een oudere man tegen die zegt dat hij niet veel heeft gevonden.
"Volgens mij moet je hogerop gaan. Daar boven staat de mooiste
groep hoodoos volgens mijn kaartje."
Even verderop kom ik een groep veertigers tegen. De man voorop
zegt dat ik de juiste route heb. Ik blijf het meest duidelijke pad
volgen, maar twijfel desondanks. Het eindepunt van de trail komt
bij hoodoos, maar dat zijn inderdaad maar weinig, en het is maar
een rommelig geheel. Ik loop een stuk terug en probeer dan omhoog
te klimmen. Maar dat gaat niet. Wel een beetje, maar daar moet ik
veel moeite voor doen en het is bovendien gevaarlijk. Er breken
stukken af en ik glijd weg. Omdat er bewolking en wind komt
opzetten, geef ik het op. Al had ik dat liever niet gedaan. Ik
weet wel dat je vanaf de noordkant ook bij hoodoos moet kunnen
komen, via een minder moeilijke maar langere route.
Ter hoogte van de Cottonwood Canyon Road is het weer nog niet naar
mijn tevredenheid. Het heeft zo geen nut om de wandeling naar
Yellow Rock te doen. Ik ga verder richting Page en passeer de
Arizona Stateline, Lone Rock, Greenhaven Estates, tot ik bij de
Glen Canyon Dam kom. Daar neem ik even een kijkje om te zien hoe
het met het peil van Lake Powell is gesteld. Bedroevend.
Page
In Page kies ik voor een motel in het centrum: Rodeway Inn. Een
familie uit India beheert het motel. Een jonge moeder (een mooie
meid, maar dat terzijde) helpt me bij de receptie. Er is ook een
computer met internet in de grote lobby. Ik krijg een enorme kamer
met een grote bank en schuifdeuren naar de binnenplaats waar een
zwembad is. Ik geloof dat dit ooit een Super8 motel is geweest en
nu dus in handen van Rodeway. Het is wel behoorlijk verouderd. En
toch voldoet de kamer me prima.
Wanneer de wolken wegtrekken rijd ik naar de Glen Canyon Dam en
wandel over de zandsteenrotsen aan de oostzijde. Hier ben ik nog
niet eerder geweest. Het is een fotogeniek gebied.
Daarna wandel ik door het centrum, langs de motels, winkels,
Safeway, een tourist bureau en twee laundries. Eigenlijk had ik
hier mijn was moeten doen, tussen de indianen.
Voor de Safeway staat een camper met een kenteken uit Duitsland.
Het valt me op dat er op dit moment opvallend veel Fransen in
Amerika zitten. Misschien hebben ze daar nu vakantie.
Even buiten de stad doe ik inkopen bij Wal-Mart. Dit is de leukste
winkel van die keten die ik ken, omdat je hier zo leuk indiaantje
kunt kijken.
Ondanks de aanwezigheid van veel gasten (waaronder een groep
Fransen), is de computer in de lobby van mijn motel beschikbaar.
[fragmenten uit e-mail]
Ik ben in Page, Arizona. Sinds de vorige mail
heb ik het rustig aan gedaan ;-)
Tussen Kanab en Page heb ik Yellow Rock
beklommen. Bijna alleen maar bergop, maar
viel me mee want ik was na drie kwartier
boven. Ik had verhalen gelezen van mensen
(ouder) die het nogal zwaar hadden. Het
was ook wel zo dat ik regelmatig moest
stoppen en buiten adem raakte.
Vanmiddag heb ik de hele middag gebruikt
voor een bezoek aan Alstrom Point. Page
ligt aan Lake Powell. Dat is een kunstmatig
stuwmeer van volgens mij wel meer dan
50 jaar gevormd door de Glen Canyon Dam.
Maar in een setting die heel natuurlijk
lijkt en bovendien erg mooi is.
Alstrom Point ligt aan de andere kant van
het stuwmeer en ik heb er bijna 2 uur over
gedaan om via dirt roads te komen. Het
laatste deel was erg zwaar, waarbij de
hoge wegligging wel een noodzaak was.
Ik was er lange tijd alleen tot er een
Belgisch echtpaar kwam. Die hadden een
summiere beschrijving en hadden het bijna
niet gevonden.
Het uitzicht over Lake Powell en alle
rotsvormen die daar in liggen is bijzonder
mooi. Op de terugweg kwam ik twee Tsjechen
tegen die van plan waren er te overnachten.
Ze zouden toch niet voor zonsondergang weer
bij de highway zijn.
De weersvoorspellingen zijn goed. Het blijft
de rest van de week warm en grotendeels zonnig.
Het is hier erg droog. Ik moet veel water
drinken en mijn lippen 'vet' houden.
[einde e-mail]
Yellow Rock
Maandag 27 april. Het ontbijt bestaat uit toast met jam,
minimuffins, banaan, cereals en vruchtensap. Vandaag ga ik alsnog
naar Yellow Rock. Het weer ziet er goed uit. Bij Big Water is een
motel dat mij nog niet eerder is opgevallen: Cowboy Inn. Die moet
ik thuis eens op internet checken.
Yellow Rock is te bereiken via de Cottonwood Canyon Road. Deze
dirt road is soms verraderlijk slecht. Steeds wanneer ik een
aardig tempo heb, komt er weer een slecht stuk. Ik parkeer de auto
bij de afslag van weg BLM-430. Bijna recht daartegenover loopt een
smal maar duidelijk pad naar de Paria River. Tussen struiken door.
Er staat maar een paar centimeter water in de rivier. Het is hier
heerlijk rustig. Ik vind snel het pad dat omhoog loopt; een
behoorlijke beklimming. Ik moet een paar keer pauzeren om op adem
te komen.
In totaal heb ik bijna drie kwartier nodig om op de top van Yellow
Rock te komen. Ik heb twee verslagen gelezen, van een Duitser en
een Nederlands echtpaar, die erg veel moeite hadden om Yellow Rock
te vinden. In beide gevallen vonden ze niet de juiste beginroute.
Dankzij hun maak ik geen fout. Yellow Rock is mooi en het uitzicht
vanaf de top ook. Hij is overigens niet helemaal geel. Op sommige
plekken namelijk rozig. De ribbels maken hem zo mooi. Op de enorme
rots groeit niks.
Terug bij de Cottonwood Canyon Road leg ik een stapeltje stenen
bij het begin van het pad, om het zo beter herkenbaar te maken.
Op de weg terug naar de highway kom ik een Duits stel tegen die
mij laten stoppen om te vragen waar Yellow Rock is. Ik geef hun
mijn kaartje en leg uit hoe ze het pad kunnen vinden. Ze zijn met
een gewone auto. Vorig jaar zagen we ook gewone auto’s deze route
nemen. Ik had het zelf nooit gedaan en waarschuw ze voor slechte
stukken en dat ze niet te snel moeten rijden.
Alstrom Point
Om 12:48 ben ik terug op de highway en om 13:00 bij Big Water.
Daar sla ik linksaf en volg de duidelijke routebeschrijvingen die
ik bij me heb naar Alstrom Point. Het begin is vrij eenvoudig. Ik
geniet van de mooie omgeving die geleidelijk van kleur verandert.
Er zit ook een lastig stuk in de route door mul zand. De omgeving
is hier vrij vlak en saai. Er lopen enkele koeien.
Het eerste Alstrom Point is nog niet mijn einddoel. Lake Powell
ligt nog te ver weg, al is dit ook een mooie plek. Om verder te
kunnen, moet ik eerst een stukje omhoog. Ik verken de omgeving om
uit te zoeken waar ik het beste langs kan rijden. Uiteindelijk
gaat dat eenvoudiger dan verwacht. Nu komt een stuk waar de route
niet of nauwelijks meer te herkennen is. Dat komt doordat er
alleen rotsen zijn waar bandensporen op te zien zijn. In de verte
zie ik het vervolgpad. Wanneer ik het lastige deel heb gehad,
volgt nog een eenvoudiger stuk tot de rim. Tegen 15:00 ben ik bij
Alstrom Point. Dit is de plek met het meest indrukwekkende zicht
op Lake Powell. En nu helemaal voor mij alleen! Ik zie de
rotsformatie Gunsight Butte in de Padre Bay liggen, en diep
beneden mij dobbert een house boat.
Om kwart voor zes verlaat ik Alstrom Point. De bewolking is weer
toegenomen. Ik geloof niet dat er nog een mooie zonsondergang komt
en ik heb zo wel genoeg foto’s. De lucht had mooier gekund, maar
een foto met wolken hoeft niet per se minder te zijn. Het
belangrijkste voor een foto op deze plek, is dat de zon Lake
Powell beschijnt. En dat was vandaag het geval. Zonder de vele
stops van de heenweg ben ik binnen anderhalf uur terug bij de
highway.
Dinsdag 28 april. Na het ontbijt wil ik eerst Yfke verslag doen
van mijn avontuur naar Alstrom Point. Ik houd haar af en toe op de
hoogte met sms-berichten.
Ik ga vandaag naar het zuiden. "Welcome to Navajo Nation. Buy
direct from native." Ik herinner me een huisje in Taos waar een
native sieraden maakte. Hij zij dat de winkels die van hem kochten
en voor een veel hogere prijs doorverkochten. Het probleem met die
verkoopwaar is dat er nooit een prijs op staat. Je moet dus maar
een beetje gokken of het echt waard is wat je er voor geeft.
In Tuba City vul ik de tank en doe een rondje om het stadje te
verkennen. Alhoewel het opvallend druk is op straat, vind ik er
maar niks aan. Beide motels zijn in verhouding duur.
Coal Mine Canyon
Ik rijd verder naar Coal Mine Canyon. Vorig jaar begonnen het hier
te regenen. Nu kom ik speciaal terug om foto’s te maken. Bij de
meest oostelijk gelegen picknickbank daal ik een stukje af in de
Canyon. Daar zit een soort landtong waardoor ik in de diepte kan
kijken met een andere kijk op magnifieke gevolgen van erosie. Het
lijkt me vrij nutteloos om in de Canyon zelf te gaan wandelen.
Volgens mij is het vanaf hier veel mooier. Voor ik verder ga,
ontdek ik een andere auto. Ik ben niet de enige bezoeker.
Blue Canyon
Een stuk verder naar het oosten loopt een goede dirt road naar het
noorden, naar Blue Canyon. Ik twijfel of ik wel door zal rijden.
Voor dit gebied heb je namelijk een permit nodig, maar het gedoe
om één te bemachtigen en het nut daarvan ontgaan me. Zo denken de
meeste bezoekers erover, maak ik op uit reisverslagen.
Ik sta aan het begin van de dirt road en vul de flesjes met water.
Dan komt de auto die ik ook bij Coal Mine Canyon zag. Er zit een
Duits echtpaar in. Ik vertel hun mijn dilemma.
"Ze gooien ons toch zeker niet in de gevangenis?"
"Wanneer jullie doorrijden, dan ga ik ook."
Enfin, ik rijd achter hun Ford Explorer aan, een maatje groter dan
mijn Escape. We vinden Blue Canyon zonder probleem. Dat is een
kwestie van ruim 14 mijl gewoon door blijven rijden (de 6660 gaat
vanzelf over in 6240 en vervolgens IR-7).
Na een lange bocht door de Moenkopi Wash verlaten we de dirt road
aan de rechterkant. Het hele gebied is hier bijzonder mooi. Dat
zou je niet zeggen na het verlaten van highway 264. Want lange
tijd was er geen snars te zien; slechts een weids en kaal
landschap. Ik parkeer de auto een beetje uit zicht in de buurt van
de mooiste formaties. Omdat de zon niet zo prominent aanwezig is,
maak ik van elke zonnestraal gebruik door veel foto’s te maken.
Naast het Duitse echtpaar kom ik een Japanse vader en zoon tegen.
Die lopen met gigantische telelenzen rond. Het is mij een raadsel
waarom ze zulke lenzen hebben, want hier is juist een breedhoek-
of portretlens handig.
Blue Canyon is weer een variant op Goblin Valley en Little Egypt.
In alle gevallen een natuurverschijnsel met gekleurd zandsteen
waar erosie voor verantwoordelijk is. In dit geval zijn er ook
merkwaardige witte strepen die willekeurig op het rode zandsteen
zitten. Voor natives is Blue Canyon een heilige plek. Bij een
doorgang staat een houten hek. Een ander deel lijkt wel een soort
van ceremoniële ruimte te vormen.
Ik ben de laatste die het gebied verlaat. Het is 15:20. Onderweg
naar het noorden zie ik op een gegeven moment het Duitse echtpaar
rijden. Ze gaan minder snel en laten mij passeren. Vanzelf kom ik
in het gehucht Tonalea uit. Dit laatste deel was minder goed dan
het stuk vanaf de highway 264. Veel meer spoorvorming en ‘dips’.
Marble Canyon
Om 17:30 arriveer ik in Marble Canyon bij Navajo Bridges. Tot mijn
verbazing is een motelkamer van Marble Canyon Lodge slechts $35.
Inclusief tax de op één na goedkoopste kamer van de reis. Er staat
een native bij de receptie. De kamer (nummer 302) is wel oud en
primitief. Het complex is in 1929 opgericht. De televisie is
behoorlijk ouderwets. Maar ik ben hier voor iets anders. Voor de
beleving van een nacht op zo’n afgelegen plek.
Marble Canyon stelt op het eerste gezicht weinig voor. Het is een
fotogenieke locatie bij de Colorado River in een prachtig
roodstenen landschap.
Naast de Lodge zit een general store, restaurant, tankstation,
postkantoor, laundry en ‘coin-op showers’. Eigenlijk alles wat
woestijnratten af en toe nodig kunnen hebben. De general store is
ook ingericht op visliefhebbers. Ik eet een Navajo taco salade aan
de bar van het restaurant. Aan de andere kant van de highway staan
nog enkele gebouwen en een monument voor een jonge vrouw die in de
rivier is verdronken.
Vermillion Cliffs
Woensdag 29 april. Vanmorgen landt een vliegtuigje op het kleine
vliegveldje tegenover het tankstation. Ik vermoed dat het
dagtoeristen zijn die naar Lees Ferry gaan voor een stukje raften
op de Colorado Rover. Om 8:30 vertrek ik. De weg loopt langs de
fraaie Vermillion Cliffs.
Een paar mijl verderop ligt rechts van de weg Lees Ferry Lodge met
een restaurant. Nog een paar mijl verder Cliff Dwellers Lodge
naast enkele rotswoningen. Beide lodges lijken mij heel aardig. Ze
zijn geloof ik wel wat duurder dan Marble Canyon. Een native vrouw
stalt net haar verkoopwaar uit. De rotswoningen langs de weg zijn
als het ware onder balancerende rotsen gebouwd. Nog een paar mijl
verder ligt rechts van de weg een parkeerplaats in de vorm van een
rotonde met informatieborden over deze regio. De route loopt lang
over een hoogvlakte tot de entree van Kaibab National Forest. Dan
klimt de weg flink omhoog tussen de bossen.
Op 7921ft ligt Jacob Lake. Dat is de splitsing naar de North Rim
van Grand Canyon. De meeste bezoekers gaan naar de South Rim. De
North Rim is pas halverwege mei geopend. Bij Jacob Lake kun je ook
overnachten en er is een tankstation en een general store.
De Grand Canyon heb ik in 2000 al bezocht en zou ik op zich nog
wel eens willen zien, maar heeft nu geen hoge prioriteit. Vanaf de
splitsing loopt de weg naar beneden tot weer een hoogvlakte. De
route is vervolgens redelijk saai. In Fredonia heeft iemand een
pottery in een voormalig tankstation: "Not made in China."
Voor de rest heeft Fredonia bijzonder weinig te bieden.
Een dorpje op een splitsing, meer niet. Ik blijf naar het westen
rijden, verlaat Arizona en kom weer in Utah.
Mormonen
Het verhaal van de mormonen begint rond 1800 in het noordoosten
van de staat New York. Joseph Smith krijgt in 1823 een goddelijk
visioen: de engel Moroni vertelt hem van een plek in heuvels bij
Manchester waar gouden platen liggen met het ‘volledige eeuwige
evangelie’. In 1828 lukt het Smith om de teksten met behulp van
twee mysterieuze met zilver omringde stenen te ontcijferen. Het
manuscript van om en na bij 600 pagina’s resulteert in het Boek
van Mormon. De boodschap is een pure, primitieve vorm van het
christendom.
Smith was een liefhebber van vrouwen. Polygamie maakte al snel
deel uit van zijn godsdienst. Illinois werd de standplaats van de
mormonen, want in het oosten werden ze vervolgd. In 1844 werd
Smith in de gevangenis vermoord. Zijn opvolger Brigham Young (uit
Vermont) trok met aanhangers over de Rocky Mountains naar een
dorre vlakte aan een zoutmeer. In juli 1847 werd Salt Lake City
gesticht. Young had maar liefst 27 vrouwen. Polygamie werd lange
tijd oogluikend toegestaan en pas in 1890 bij wet verboden.
Tegenwoordig zijn er bijna 12 miljoen volgelingen in 155 landen.
Er zijn mormoonse fundamentalisten die nog steeds het ras zuiver
willen houden door te trouwen met een halfzusje of nichtje.
De grootste polygamie gemeenschap van Amerika leeft in Hilldate en
Colorado City. En die plaatsen liggen langs de weg waar ik op dit
moment ben.
St.-George
Net voor de plaats Hurricane is een parkeerplaatsje (Hurricane
Hill & trail) met een mooi uitzicht over de omgeving. Mijn
einddoel van vandaag is St.-George. In die stad doe ik eerst een
verkennende ronde. De meeste motels zitten aan St.-George Blvd en
hebben scherpe concurrerende prijzen. Rond lunchtijd bezoek ik het
centrum. Door renovaties lijkt de charme uit de stad gehaald te
zijn, maar ik voel me hier wel op mijn gemak. Vorig jaar ben ik
toch al erg gecharmeerd geraakt van St.-George. Het is vooral een
aangename en praktische stad.
Snow Canyon State Park
Aan de noordrand van de stad liggen buitenwijken, die qua vorm en
kleur bijna onopvallende in het landschap zijn gesitueerd. De
plantsoenen worden op dit moment door gevangen onderhouden. Dat
mogen ze bij ons ook wel doen, in plaats van in alle luxe hun
criminele zaakjes vanuit de cel (of met verlof) regelen.
Achter zo’n wijk loopt een weg naar de ingang van Snow Canyon
State Park (entree $5). Dit is een gevarieerd natuurparkje met
relatief weinig bezoekers. Ik loop de Hidden Pinyon Trail tot de
Hidden Pinyon overlook. Het is lekker warm en de natuur is mooi in
bloei. Bij het uitzichtpunt zitten zelfs kleine arches in zwart
lava-achtige gesteente. Even verderop is zijn rotsheuvels die door
erosie de vorm van duinen hebben aangenomen, zogenaamde Petrified
Dunes.
Ik verlaat het park aan de noordkant en check in bij Dixie Palms
Motel. De kamer is klein en een beetje oud, net als het echtpaar
bij de receptie, maar de kamer is schoon. Het motel zit ongeveer
halverwege de St.-George Blvd met restaurants op loopafstand.
Net als vorig jaar ga ik eten bij Mandarin Buffet ($10,66 + $1
fooi). Net als toen loopt er een Indonesische man van ongeveer
vijftig jaar rond, die weer vertelt dat hij familie in Den Haag
heeft wonen. Hij herkent mij niet meer, maar maakt ook weer de
opmerking dat ik wel rijk moet zijn wanneer ik zo lang door
Amerika kan reizen. Hij werkt hier bijna vijf jaar. Ondanks de
glimlach heb ik niet de indruk dat de beste man gelukkig is.
Naast het heerlijke eten, valt mijn oog op het meisje dat de kassa
beheert en de gasten een plekje toewijst. Een jonge blondine met
blauwe ogen, lange benen en een korte broek. Het prototype van een
moderne mormoon. Ze verveelt zich een beetje. Ik vraag me af hoe ik
een mormoons meisje zou kunnen versieren?
Voor ik het restaurant verlaat, neem ik afscheid van de
Indonesiër: "Maybe we will see each other next year."
Donderdag 30 april. Het is vandaag Koninginnedag. Na een bezoekje
aan de supermarkt, om de koelbox bij te vullen, ga ik naar Airport
Road voor een laatste blik over St.-George.
Dan ga ik verder naar het noorden, via weg 18 richting Veyo. De
route loopt door een landbouwgebied op een hoogvlakte met
gigantische sproei-installaties. Het is een beetje een saaie
omgeving na al het natuurgeweld van de afgelopen dagen.
Op de splitsing in Enterprise zit het Sleep E Motel. Bij Medona is
de highway om het dorpje geleid, maar ik rijd er bewust doorheen.
Bij de spoorwegovergang staat een vervallen historisch hotel van
hout met de opdruk "B.J. Lund & Co." Waarschijnlijk een Zweedse
emigrant. Jammer van alle waakhonden en bordjes met teksten als
"private road, no trespassing", "leave no trace". Dat geeft me een
ongemakkelijk gevoel.
Dan loop de weg over een bergpas via een bosrijke omgeving naar
Nevada, The Silver State. In Panaca ben ik nieuwsgierig naar wat
het dorpje te bieden heeft en rijd door enkele straatjes. Het is
best een aardig dorp. Wat me boeit aan dit soort afgelegen dorpen?
Meestal wil ik weten of het verval helemaal intreedt, of er toch
nog mensen zijn die het leven er in weten te houden. Het laatste
is het geval.
Even ten noorden van Panaca ligt Cathedral Gorge State Park. Ik
lunch allereerst bij Miller Point en loop de trappen af die in de
Canyon leiden. Het park lijkt een heel klein beetje op Bryce, maar
dan met een bruingrijze kleur. Het uitzichtpunt ligt aan de
noordkant en niet aan de weg die het park inloopt.
Pioche
Na de lunch rijd ik via een scenic route naar Pioche. Ik had er
niet bij stilgestaan dat ik zo dicht bij Pioche zou zijn, maar dit
blijkt een mooie bonus. Aan de rand van de heuvel staat een
‘aerial tram way’ die nog behoorlijk intact is. Deze werd gebruikt
om het erts uit de bergen naar de ‘mill’ te vervoeren. Aan Main
Street staan diverse historisch gebouwen, waaronder The Overland
Hotel & Saloon en daarnaast een Thompson’s Opera House.
Geen rare plek om te overnachten, zo’n westernstadje. Een aantal
van de gebouwen aan de hoofdstraat zijn gevuld met ‘antiek’ (en
rommel). Ik struin wat rond en ontdek allerlei langspeelplaten,
oude nummers van playboy, meubeltjes, en veel, heel veel stof. In
een verzameling oude nummers van National Geographic vind ik een
nummer over de Mekong uit 1968. Dat is door mijn vorige reis
interessant!
Op de deur van het pand staat op een bordje in welk gebouw je moet
betalen wanneer je iets interessants hebt gevonden. Dat is aan de
overkant van de straat in een winkeltje met tweedehands kleding.
Een oud vrouwtje met een kleurspoeling houdt een kledingrek vast.
Het rek blijft niet goed overeind staan.
"It has drunk too much.", zegt ze met krasse grijns.
Hm, ik moet ook glimlachen, misschien heeft ze zelf ook wel een
slokje op. Ze vraagt een quarter voor het tijdschrift.
Er is ook een leuk museumpje met veel historische informatie. Het
meest interessant vind ik een verzameling instrumenten van een
tandarts uit de glorietijd van de mijnen. Ik laat een dollar
achter in de donatiebox. Pioche is een beetje zoals Randsburg,
maar heeft - op dit moment - net iets meer te bieden. En de
geschiedenis is behoorlijk rijk.
Pioche was ooit de meest beruchte gemeente in Nevada. Zou je niet
zeggen, nu het er zo vredig bij ligt. Het begon allemaal met de
ontdekking van zilver in de winter van 1863-1864. De Fransman
F.L.A. Pioche (1818) was een avonturier, en ontdekte na het reizen
door Zuid-Amerika de goudkoorts in California. Pioche vond
investeerders in Frankrijk en bouwde een imperium op van goud- en
tinmijnen, spoorwegen bij Sacramento en een gasfabriek bij San
Francisco.
Pioche kocht de claims in de regio en liet een smelter bouwen. In
1870 werd voor meer dan $600.000 aan zilver gevonden. Al snel was
deze afgelegen plek het toneel van geweergevechten. Het stadje
telde 7000 inwoners, diverse saloons en bordelen. Sommigen moesten
hun eigen graf graven voor ze werden doodgeschoten. Toen er een
keer gedurende zestig dagen geen moord was gepleegd, feliciteerde
de plaatselijke krant de bewoners dat het een betere plek werd om
te leven.
In 1872 beroofde Pioche zichzelf om onduidelijke reden van het
leven. Toen enkele belangrijke mijnen leeg begonnen te raken en in
1873 twee jaar achtereen overstromingen werden gevolgd door een
tweede grote brand in 1876, nam de mijnactiviteit sterk af. Door
de verbinding van een spoorlijn met Caliente in 1907 was er een
opleving waardoor Pioche meer aanzien kreeg. In de jaren dertig
sloten de mijnen tijdens de recessie. In 1937 en in de jaren ’50
en ’60 zijn er nog enkele oplevingen geweest.
Cathedral Gorge State Park
De zon staat bijna goed genoeg voor betere foto’s, dus maak ik
mijn bezoek aan Cathedral Gorge State Park compleet. Bij de entree
betaal ik $4. Het park bestaat voornamelijk uit vormen die lijken
op een serie torens van een kathedraal. Bij moon en canyon cave
wandel ik de groten in. Het is al een oud park, de picknicktafels
en watertoren zijn monumenten. Tegen 17:00 verlaat ik het park en
rijd naar het zuiden. Ik eindig vandaag in Caliente, een stadje in
een vallei tussen groengrijze heuvels.
Caliente
Ik herken het witte stationsgebouw van foto’s van internet. Voor
het stationsgebouw ligt een ruim leeg terrein. Naast het
stationsgebouw is een treinstel ingericht als boxcar museum.
Helaas heeft het museum maar beperkte openingstijden (woensdag -
zaterdag tussen 10:00 en 15:00). In het witte gebouw zit het
‘county house’ en de ‘library’. Ik check in bij Shady Motel,
volgens Tripadvisor het beste van de drie motels. In de kamer
naast mij zitten twee grijze motormuizen.
Ik loop wat rond en zoek een plekje om te eten. Bij het
tankstation kun je alleen fastfood krijgen. Er is een klein casino
(Knotty Pine) - ik ben hier ten slotte in Nevada - met een
restaurant. Om de hoek zit Hansens Dining met een populair pizza
loket. Maar de leukste eettent zit aan de andere kant van het
spoor in een rijtje historische gebouwen met onder andere twee
saloons: Brandin’ Iron. Ik bestel een buffalo burger en Dr.Pepper.
Jammer dat er maar weinig gasten zijn. Bij het tankstation haal ik
daarna een ijsje. Het hotel en restaurant op de hoek zien er sterk
verwaarloosd uit, die hebben het niet overleefd.
Vrijdag 1 mei. Iets na achten rijd ik het westen in. Nevada
bestaat grotendeels uit bergketens die van noord naar zuid lopen.
De route van vandaag loopt daarom over enkele bergpassen. Lange
rechte stukken weg zonder bebouwing of een teken van leven. Dat is
trouwens niet helemaal waar, want af en toe zie ik koeien. Ondanks
het weinige verkeer ligt er een doodgereden konijntje op het
asfalt.
Aan het begin van de 375 zit een Alien Museum. De weg heeft als
bijnaam Extraterrestrial Highway, omdat er veel UFO’s zijn gespot.
Maar laat hier nu toevallig ook Area 51 zijn. Aan het begin van de
Groom Lake Road, de dirt road naar Area 51, staat een beroemde
brievenbus. Vroeger zwart, nu wit geverfd. Langs de weg staat een
bord: "Low Flying Aircraft". Die zogenaamde UFO’s zijn volgens mij
gewoon militaire experimenten geweest.
Welcome to Rachel, humans 98, aliens ?
De grootste ‘attractie’ in Rachel is Little A’le’Inn. Ik neem een
kijkje in het café. De souvenirs zijn vrij prijzig, maar een mok
thee is altijd welkom. Na het bestuderen van alle foto’s en
knipsels aan de muren ga ik aan de bar zitten. Het barmeisje houdt
van gezelligheid. Naast mij is een Canadees komen zitten. Hij
houdt een korte vakantie. Even later stappen de motormuizen die in
de kamer naast mij sliepen binnen. Ze hebben brandstof nodig. Er
is officieel geen tankstation in Rachel, maar de eigenares heeft
wel wat voor noodgevallen. Eén van de motoren heeft slechts een
bereik van 160 mijl; dat is krap voor dit soort regio’s. De
Canadees bestelt ondanks het vroege tijdstip een Alien Burger.
Ik heb trouwens ook niet veel brandstof meer en besluit om iets
zuiniger mijn weg te vervolgen. Er komen besneeuwde bergpieken in
zicht van acht à negenduizend feet. Op de splitsing in Warm
Springs heeft ooit een tankstation gestaan. Maar het gebouwtje is
in verval. Ook het café aan de overzijde van de weg zit geen leven
meer in. Na een volgende bergpas staat een raket langs de weg. Die
markeert een ‘test range’.
Tonopah
Ik passeer de Tonopah Speedway en het vliegveld. De weg komt nog
over een kleinere bergpas. Tussen de heuvels voor me ligt Tonopah,
een prachtig rommelig mijnstadje. Ik verken eerste de omgeving.
Het tankstation in het centrum is het goedkoopste. Ik bezoek het
Central Nevada Museum. De beheerder geeft een privé-rondleiding
aan een aantrekkelijk jonge vrouw.
Buiten en binnen is een allegaartje van machines en werktuigen uit
de mijnindustrie, een verzameling antiek, een boekwinkeltje en ook
een toonstelling van voormalige bordelen in de regio. Al met al
een heer aardig museum. De beheerder heeft het tegen zijn
vrouwelijke collega over de bezoekster die net vertrok: "Je weet
toch, sommige bezoekers geef ik graag wat extra aandacht."
Wanneer ik bij mijn auto sta te lunchen, praat ik nog even met de
beheerder. Hij lijkt net als Tonopah in de jaren tachtig zijn
blijven steken. Qua uiterlijk heeft hij een beetje weg van de
dommige assistent van Magnum, Rick was het geloof ik. Hij haalt
een boek uit de kofferbak van zijn rode cabrio. Het gaat over de
geschiedenis van Tonopah. Ik mag het gratis hebben. Geweldig! Ik
vraag hem of hij me een restaurant kan aanbevelen. De meeste
restaurants hebben koks van middelmatige kwaliteit. Volgens hem is
het Mexicaanse restaurant het beste.
Manhattan
Vanuit Tonopah rijd ik een paar mijl terug. Naast de weg staat een
bord met: "Next Gas 163 m". Ik neem een kijkje bij het vliegveld
en neem daarna de 376 naar het noorden. Een bord langs de weg
geeft aan dat je geen lifter mag meenemen. Dat komt omdat er een
gevangenis is. Mijn doel is Manhattan. Dat is een dorpje met een
open mijn (‘pit’), een motel met vier kamers en twee saloons. Ik
ben een beetje ongelukkig in de keuze van een saloon. De dame
achter de bar ziet er niet zo fris meer uit. Ze rookt en de twee
mannen aan de bar zijn ook niet echt gezellig. Vergane glorie. In
zo’n dorpje lijkt de moderne wereld totaal nog niet te zijn
doorgedrongen.
Belmont
Aan het einde van Manhattan loopt een dirt road over de heuvels
naar Belmont. Wanneer ik verder rijd, vraag ik een bewoner of die
weg okay is. Volgens hem is die prima te doen.
Eigenlijk zou ik oorspronkelijk alleen naar Belmont, maar ik ben
blij dat ik ook in Manhattan ben geweest, want Belmont valt erg
tegen. Van bouwval tot iets te mooi gerestaureerd, en in beide
gevallen eigenlijk niet fotogeniek.
Na bijna een uur rijden ben ik rond 17:00 terug in Tonopah. Ik
blader in het gekregen boek. Het beroemdste bordeel zat even ten
oosten van de stad: Bobbie’s Buckeye Bar & Brothel. Ik ga op
onderzoek uit en vind het gebouw inderdaad. Hoewel alles er nog
lijkt te staan, is volgens mij niks meer in bedrijf. Sinds de dood
van de eigenares is het in verval. Wanneer niemand de boel
opknapt, is dit geen lang leven meer beschoren. Jammer eigenlijk
voor de geschiedenis. Je zou er een museumpje in kunnen beginnen.
Ik neem een kamer in het Clown Motel. Alles in het motel draait om
clowns. Bij de receptie is een hele verzameling clownpoppetjes.
Op de deurknoppen zitten clowns, maar de kamer zelf is vrij saai
en ouderwets. De televisie is nieuw, maar de magnetron lijkt wel
dertig jaar oud.
Wat had ik graag een kijkje genomen in het historische Mizpah
Hotel in het centrum, maar dat is helaas gesloten. Evenals het
casino ernaast en het Belvada Hotel er tegenover. Daar zijn wel
ooit plannen voor geweest om het weer in leven te brengen. Er hang
namelijk een bord op met een openingsdatum, maar misschien is de
nieuwe eigenaar (projectontwikkelaar) failliet gegaan of hij heeft
zich teruggetrokken. In de buurt van mijn motel is een klein
casino de grond uit gestampt waar wel animo voor lijkt te zijn. En
aan de zuidkant van de stad zit het populaire Tonopah Station
Casino met hotel.
Ik ga eten bij de Mexicaan. De andere restaurants zien er niet
uitnodigend uit (al dan niet open). In de eerste zaal na
binnenkomst staan partytafels met krukjes waar je mag eten en
gelijktijdig televisie kunt kijken: basketbal in dit geval.
Bij mijn beef enchilada bestel ik een kokosnootdrankje (orchata).
Aan het aantal bezoekers maak ik op dat dit een populair
restaurant is.
Zaterdag 2 mei. Naast het motel ligt een sobere historische
begraafplaats uit de periode 1901-1911. Uit de glorietijd van de
stad. Voor ik Tonopah verlaat, doe ik nog een verkenningsrondje.
Op het hoogste punt van de stad maak ik een overzichtsfoto. Ik
krijg al een beetje een weemoedig gevoel. De reis is namelijk
bijna ten einde. Ik rijd richting Las Vegas en dat is mijn
eindstation.
Goldfield
De brandstof is in Goldfield een kwartje duurder dan in Tonopah.
In het centrum van wat ooit (rond 1920) de grootste plaats van
Nevada was, staan nog diverse grote historische gebouwen. Bij een
grote brand in 1923 werden veel gebouwen vernietigd. De meeste
oude gebouwen staan leeg. In één daarvan zat van 1907 tot 1952 een
high school. Je zou daar toch appartementen in kunnen maken? Zonde
van de leegstand. Dat geldt ook voor het Goldfield Hotel. Nu leven
er alleen duiven op de randen van de gevel. Er is ook een
brandweermuseum met een mooie ladderwagen als blikvanger.
Tegenover het tankstation staat een informatiecentrum over de
opslag van nucleair afval in de Yucca Mountains. Informatie om de
bewoners in deze regio gerust te stellen.
Bij Lida Junction staat een voormalig bordeel (Cottontail Ranch)
te koop. Rond het gebouw staat een hek om nieuwsgierigen op
afstand te houden. In 2004 is het bordeel gesloten.
Iemand die wel binnen is geweest, schreef:
"checked out the inside, but I was alone and super creeped
out. Although I did bring my camera, I didn’t take any
pictures since I was in and out so quickly. Beds were in
various states of being made up, some exercise equipment
was left behind, and the receptionist area had been left
largely intact."
Je zou hier een wegrestaurant kunnen beginnen. Er zit zelfs een
airstrip bij. Kennelijk is daar geen animo voor. Ik denk wel dat
er klandizie voor is, er komt nog aardig wat verkeer langs en er
is verder onderweg bitter weinig, naast de lange rechte
spiegelende highway.
Bij Scotty’s Junction ben ik ter hoogte van Death Valley. Weinig
meer dan een rommelige omgeving en een armoedig RV park. Een paar
mijl verderop ligt links van de weg de Shadow Lady Ranch, een
bordeel. In Nevada zijn bordelen legaal.
Voor Beatty is een gehuchtje in een groener wordende omgeving. Op
ongeveer twee mijl van Beatty ligt rechts van de weg het bordeel
Angel’s Ladies. Bij de inrit staat een klein vliegtuigje om de
aandacht te trekken. Bij Beatty gaat de Amargosa River diep
onder de grond om vervolgens dertig mijl verderop in Amargosa
Valley weer boven de grond te komen.
Amargosa Valley
Na een korte stop in Beatty rijd ik verder naar het zuiden.
Rechts van de weg is een Big Dune en de Amargosa Farm Area.
Op de splitsing bij Lathrop Wells is een RV park, saloon,
vuurwerkwinkel, twee tankstation (waarvan één gesloten), Fort
Amargosa staat ‘for sale’. Achter de saloon zit weer een bordeel.
Ik houd hier mijn lunchpauze op een bankje en observeer een groep
toeristen uit Rusland. Ze reizen met twee busjes en hebben
opvallend veel dure foto- en videoapparatuur.
Bij Indian Springs ligt links van de weg de ingang van een
luchtmachtbasis, met daarnaast een RV park, casino, motel,
tankstation en Auntie Moe’s Trading Post. Aan de andere kant van
de weg is een woonwijk waar vermoedelijk veel militairen wonen.
Er is ook een school. De weg loopt langs Mount Charleston met
sneeuw op de toppen en een enorme duistergrijs complex. "Cold
Creek correction center", lees ik. Een gevangenis dus.
Las Vegas
Om 13:22 is Las Vegas in zicht. Allereerst laat ik me door het
navigatiesysteem naar de Wal-Mart leiden waar ik aan het begin van
de reis mijn inkopen heb gedaan. Nu voor de laatste inkopen.
Bij ‘Goo Goo’ laat ik voor $5 de auto wassen in een ‘3 Minute
Express Car Wash’. Ik heb niet kleiner dan briefjes van $20. Het
wisselgeld uit de automaat is vijftien enkele dollarbiljetten. Ik
mag in de auto blijven zitten en krijg de opdracht om de pook in
stand N te zetten.
Het is verboden om met een huurauto ongenummerde dirt roads te
rijden, dus ik voel me wel genoodzaakt om de auto een beetje
schoon af te leveren. Her en der blijft zandsteenstof achter, maar
zo ziet de Ford er best weer acceptabel uit.
Om 15:30 check ik in bij Travelodge. Ook voor deze nacht had ik
gereserveerd. Het is 31 graden. Ik maak mijn bagage gereed voor de
terugreis. In Tonopah had ik al een sorteeractie gedaan. Daarna
loop ik nog een ronde over de Strip om moe te worden, in de hoop
op een goede nachtrust. Het is duidelijk weekend en veel drukker
dan in het begin van de reis.
Terugreis
Zondag 3 mei. Om 5:45 gaat de wekker. Ik ontbijt bij de receptie.
Een neger die gelijktijdig met mij ontbijt, heeft een koffer bij
de ingang staan. Hij blijkt nog niet ingecheckt te zijn. De vrouw
achter de balie zegt dat hij ongeoorloofd ontbijt heeft genomen.
Ze maant hem weg te gaan. Wanneer hij niet snel verdwijnt, dan zal
ze de beveiliging roepen. Toch leek de man geen kwade bedoelingen
te hebben.
Om 6:30 verlaat ik Travelodge voor de laatste 4,7 mijl op
Amerikaanse grond. De straten zijn lekker rustig. Bij de ‘car
return’ lever ik de auto in, met in de kofferbak de koelbox.
Ik wijs de dame van Hertz op het signaaltje met betrekking tot de
olie. Voor de rest is alles in orde. Tot mijn verbazing heb ik
12799 kilometer gereden. Dat is minder dan de vorige reizen door
Amerika, maar qua autokilometers is het de grootste reis die ik
ooit alleen heb gedaan!
Ik ga met mijn bagage naar de shuttlebus. Die brengt me om 7:00
naar het vliegveld. Bij de ‘self-service ckeck-in’ krijg ik op het
schermpje upgrades aangeboden, maar daar trap ik niet in. Ik geef
de koffers af en ga met het treintje naar de D-gates. Het toestel
van United staat bij D54. Op ongeveer dezelfde plek als bij
aankomst. Om 8:00 begint het boarden. Na het gebruikelijke gedoe
met de handbagage vertrekken we iets na 8:30. De vlucht van Las
Vegas naar Washington duurt ongeveer vier uur. Het drinken aan
boord is gratis, maar voor snacks moet je weer betalen.
Op Washington Dulles moet ik van gate D2 naar C5. Ik heb ruim
anderhalf uur voor de overstap en dat is voldoende. De bagage is
in Las Vegas al doorgelabeld. De dame bij de balie van C5 roept
een paar keer om dat je de visa waiver uit je paspoort kunt
verwijderen en bij haar mag inleveren.
Vanaf Washington duur het vliegen vervolgens nog zeven en een half
uur. Dit is een kortere route dan via Chicago. Het toestel is voor
minder dan tachtig procent gevuld. Beide plekken naast mij zijn
bijvoorbeeld leeg. Ik eet lasagna. Bij het continental breakfast
is frambozenyoghurt. Een steward met een sterk Amerikaans accent
doet de Nederlandse vertaling bij de omroepberichten.
Het was een andere reis door Amerika dan de vorige. Ik heb meer
aangedurfd qua rijden door de wildernis. Yfke was vorig jaar een
paar keer angstig dat we vast kwamen te zitten of een lekke band
kregen. Met Yfke deed ik ook minder zware wandelingen.
Ondanks de grondige voorbereiding ben ik regelmatig weer verrast
door vooral de mooie landschappen. Wat is het toch heerlijk om
road trips door Amerika te doen!
Ik heb alles uit deze reis gehaald en lijk na drie lange reizen
door Amerika redelijk verzadigd geraakt. Maar er valt nog veel te
zien en uiteraard zijn er plekken waar ik graag nog een keer naar
terug zou gaan.
Johan (publicatie 27 september 2009)