IJsland & Faeröer (2009)
Eigenlijk was IJsland vooral een wens van mijn vader. Maar die
vond het nogal prijzig om er met eigen camper naar toe te gaan en
heeft het geloof ik min of meer uit zijn hoofd gezet. Ik heb
IJsland een paar keer op mijn wenslijstje gehad, maar steeds met
twijfels. Want ondanks mijn ruime ervaring met Scandinavië zag ik
op tegen muggen, harde wind en dagen met regen. Daar staat
tegenover dat iedereen die er is geweest enthousiast is.
Vorig jaar heb ik bij Pied a Terre de driedelige Ferðakort schaal
1:250.000 van IJsland aangeschaft. Eind vorig jaar heb ik aan de
hand van de uitstekende Dominicus reisgids over IJsland van Willem
van Blijderveen en diverse reisverslagen een route samengesteld.
Daarbij heb ik bewust gekozen om veel te zien, met uitzondering
van het lastig te bereiken binnenland. Zo wil ik ook graag naar de
fjorden in het noordwesten (veel reizigers slaan dat deel over),
en wil ik zeker niet alleen in de buurt van de ringweg blijven. Ik
wil bovendien graag met mijn eigen auto en tentje reizen in plaats
van te vliegen en een auto te huren.
De overtochten vanuit Denemarken heb ik op 18 februari geboekt. Op
23 maart boek ik een bed & breakfast adres voor drie nachten
Faeröer. Wanneer ik nog in China ben, krijg ik een e-mail van
www.ijslandspecialist.nl dat de tickets voor de veerboot naar mijn
adres zijn gestuurd.
Donderdag 25 juni. De afgelopen dagen ben ik bezig geweest om 2652
foto’s van China & Tibet door te spitten. En uiteraard moest ik
bijkomen van de vlucht en wennen aan het tijdsverschil. Helaas
lukt het me niet meer om een voorproefje van die foto’s op mijn
site te plaatsen, maar dat komt dan wel na IJsland, ergens in
augustus.
Ik print de reserveringinformatie voor Faeröer en de laatste mail
met aanwijzingen van www.ijslandspecialist.nl. En ik zoek uit
wanneer ik uiterlijk moet afreizen naar Denemarken om de veerboot
te halen.
Met enige stress ga ik morgen alvast naar Denemarken en neem
zaterdag om 18:00 de nachtboot naar Faeröer, waar ik drie
nachten verblijf in de hoofdstad Tórshavn (met ruim 18000 inwoners
ongeveer 40% van de totale bevolking). Daar ga ik uiteraard de
omgeving - enkele eilanden - verkennen. Op de boot, op Faeröer en
IJsland kom ik wel weer tot rust. Dan heb ik tijd om de papieren
die ik meeneem aandachtig door te nemen. De weersvoorspellingen
voor de komende dagen zien er zeer goed uit. Eind juni zou ook de
beste tijd moeten zijn om naar IJsland te gaan.
Wat ik geleerd heb tijdens deze lange periode van ontbetaald
verlof, is dat de tijd tussen de reizen vaak zeer nodig was om
onder andere bij te komen van de vliegreizen, maar ook om dingen
te regelen, zoals het visum voor China en het boeken van de trip
naar Parijs en foto’s op mijn site plaatsen. Ik heb die dagen vaak
hard nodig gehad. Veel reizen kan niet zonder goed voor te
bereiden.
Vrijdag 26 juni. Door het tijdsverschil met China ben ik al de
hele week vroeg wakker. Het nieuws van de dag is het overlijden
van Michael Jackson. Ik zoek de bagage bij elkaar, maar heb niet
veel zin om te naar IJsland te gaan. Dit is wel dé kans, en ik heb
er nú tijd voor. Maar ik zie op tegen de kou en stormen. Daarnaast
ben ik met mijn gedachten bij mijn China Girl. Aan de ene kant wil
ik haar graag weer zien, aan de andere kant ben ik bang voor een
teleurstelling. We hadden een hele mooie tijd samen, maar blijft
dat zo mooi?
Ik ga zo boodschappen doen voor onderweg en dan reis ik naar
Denemarken. Voor vandaag heb ik Aalborg op mijn planning staan,
maar ik zou ook eerder kunnen stoppen. Wanneer ik morgenmiddag
maar bij de boot in Hanstholm ben. Vanuit de supermarkt ontmoet ik
de buren naast mij. Die hadden helemaal niks gemerkt van mijn
regelmatige afwezigheid van de afgelopen maanden. Maar ik breng
hen nu alsnog op de hoogte.
Om 9:53 start ik de auto. Bij Hengelo vul ik de tank. Ik word
aangesproken door een student uit Utrecht. Hij lift met zijn maat
en vraagt waar ik heen ga.
"Denemarken."
"O, dat zou heel mooi zijn. Wij willen namelijk naar Noorwegen."
Ik zeg dat ik er even over na moet denken. Bij het afrekenen koop
ik pepermuntjes en stroopwafels. Dan kijk ik bij de studenten. Ze
hebben elk een rugzak. Dat moet lukken.
"Kom maar mee."
Ze willen morgen om 10:00 met de boot van Fredrikshavn naar Oslo,
dus als het kan dan willen ze graag dat ik hen naar het laatste
tankstation voor Aalborg breng. Mijn gepieker over mijn China Girl
is een extra reden om hun mee te nemen. Dan heb ik afleiding en ik
kan mijn gedachten delen.
De studenten gaan drie en een halve week op reis: in Noorwegen
wandelen, in Zweden kanoën en eventueel nog naar Stockholm. Dat
laatste raad ik zeker aan en ik vertel hun wat de beste camping
daar is.
Na Bremen pauzeren we voor de lunch. Door Duitsland zijn
regelmatig stukken met wegwerkzaamheden waar ik maar 60 of 80 mag
rijden. Bij de Elbetunnel staan we bijna een uur in de file.
Denemarken
Net voor de grens met Denemarken stop ik nogmaals. Tegen 20:00
nemen we afscheid. We zijn bijna bij Aalborg. Ze zijn van plan
Noren aan te spreken die vermoedelijk morgen ook de veerboot
nemen. Ze hebben nog geen idee waar ze gaan overnachten. Ik wens
hun veel succes.
Ik rijd naar het centrum van Aalborg en vraag bij een tankstation
waar de Strandparken Camping is. Een jong stel is zo vriendelijk
om mij voor te rijden. Ik kan mijn campingkaart voor Scandinavië
voor 25 kronen voor één nacht opwaarderen. Voor een heel jaar zou
dat 90 zijn, maar dit is waarschijnlijk de enige nacht waarbij ik
hem nodig heb.
Zaterdag 27 juni. Het is een zeer nette camping met moderne
voorzieningen. Ik heb een beetje een schurende keel na een in het
begin zweterige maar later koele nacht. De zon schijnt volop, maar
helaas voor de boot: er staat aardig wat wind.
Na ontbijt met China blossom thee check ik om 9:10 uit bij de
mooie dochter van de vrouw die gisteren bij de receptie stond.
Aalborg is een redelijk grote stad. Om 10:40 ben ik in Hanstholm
in de noordwestpunt van Denemarken. En dan heb ik nog rustig
gereden. Bij een winkelcentrum vul ik de tank, want diesel is hier
vast goedkoper dan in IJsland (vanwege de belasting). In het
winkelcentrum pin ik Deense Kronen waar ik mee op de boot kan
betalen. Halverwege de afdaling naar de haven parkeer ik mijn
auto. Er staan picknickbanken en ik heb een mooi overzicht over de
haven. Daar stopt een blauwe Toyota met een Nederlands kenteken
naast mij. Er stapt een jonge vrouw uit die zo te zien ook alleen
reist. Ze is druk bezig met haar bepakking en ik wil haar niet
storen.
Om 14:45 rijd ik naar de haven. Bij een loket krijg ik van Daniel
op vertoon van mijn ticket drie kaartjes: één voor de auto, één
voor een volwassene en één voor de hut. De eerste twee moet ik
om 15:30 inleveren bij het aan boord rijden van de Norröna.
Het is een moderne veerboot uit 2003 van Duitse makelij.
Mijn auto staat op een bovendek. Ik onthoud het nummer van de
deur. De hut is op dek 6 en moet ik delen met drie mannen. Ik ben
als eerst aanwezig. Even later komt een Duitser rond de zestig
binnen, die het andere bovenbed heeft. Een zeer gründliche man.
Hij maakt er geen probleem van om Engels met mij te praten. Ik ben
mijn Duits een beetje kwijt geraakt doordat ik het nog maar zelden
spreek.
De omroeper meldt dat we tijdens de reis Faeröertijd aanhouden.
Dat betekent dat de klok een uur terug kan. Dat wil zeggen, het
reiswekkertje in mijn rugzak, want ik draag al jaren geen horloge
meer. Ik zoek een mooi plekje in de zon op het dek en ben helemaal
in mijn element met de zon en één van mijn favoriete bezigheden:
mensen kijken.
Een echtpaar uit Twente komt bij me zitten. Kees en Ineke
Abbenhues. Hij heeft mijn auto in de rij zien staan en is in voor
een praatje. Ze zijn scandinaviëgangers en gaan ook voor het eerst
naar IJsland, met auto en caravan. Zij rijden in IJsland met de
wijzer van klok mee. Ik ga in tegengestelde richting. Ergens
halverwege zouden we elkaar tegen kunnen komen.
Ik ga even naar de hut om drinken te halen en een pet (die in de
auto blijkt te liggen). De wind is gaan liggen. Ik ga weer bij het
echtpaar zitten. Hun dochter Sacha woont en werkt veel in het
buitenland: Brazilië, Argentinië, Thailand en Mexico. Ze heeft
daar soms relaties gehad. Ik vertel over mijn China Girl. Toch is
Sacha uiteindelijk gevallen voor een jeugdvriend uit haar
geboorteplaats.
Langzaam is het drukker geworden op het dek. Er vloeit relatief
veel bier, maar het blijft rustig. Een moeder met vier kinderen
die voor mij in de rij stonden, verplaatsen stoelen naar de
reling. Ik heb een boek uit mijn tas gehaald: Het Rode Stof, een
prachtig boek over een Chinees van begin 30, die in de jaren
tachtig door China reist wanneer in Beijing de grond onder zijn
voeten te heet is geworden. Hij heeft moeite om een relatie in
stand te houden, onder andere omdat de vrouwen niet trouw zijn.
Maar vooral zijn gedetailleerde beschrijving van de avonturen door
het land houden mij aan het lezen. Ik ben inmiddels verkast naar
een overdekte plek op het bovendek, achter veel glas. We passeren
enkele eilanden.
Rond 22:00 ga ik naar de hut. Een Deen van 66 zit met zijn vrouw
televisie te kijken. Ze schrikken en zij verdwijnt snel naar haar
eigen hut. De Deen is een gezellige prater. Hij is nog voor een
kwart eigenaar van een bedrijf met landbouwmachines. Zijn zoon wil
de verantwoordelijkheid over dertig werknemers nog niet geheel op
zich nemen. Zijn vrouw verliet op achttienjarige leeftijd IJsland
en trouwde een paar jaar later met haar eerste man in Denemarken.
Nu is ze al twintig jaar zijn echtgenote.
Even later komt de nette Duitser, een gepensioneerd werknemer van
Siemens uit de buurt van Neurenberg, in de hut. Hij reist alleen.
De derde hutgenoot is een elektricien van Faeröer die in
Denemarken werkt. De Deen snurkt een paar keer luidruchtig.
Zondag 28 juni. De Deen en Faeröer hebben de hut al verlaten
wanneer ik pas om 9:00 wakker word. Ik kan me niet herinneren dat
ik afgelopen nacht, zoals de Deen me toewenste, over May heb
gedroomd. De Duitser verlaat net de badkamer en in alle rust neem
ik na een douche weer plaats op het dek met mijn boek. Het is
lekker warm, omringd door zee, een blauwe lucht en met mijn
gedachten in China.
Om 12:15 passeren we de Shetlandeilanden. Ik zie een vuurtoren.
Kees bewondert jan-van-genten die langzij vliegen. De alleen
reizende vrouw van de blauwe Toyota staat op het achterdek met een
verrekijker. Ik lunch in het cafetaria met zicht op het spoor dat
de boot in het water achterlaat. De belegde broodjes zijn
heerlijk. Naast het cafetaria is op een beeldscherm te zien waar
de boot vaart, voorzien van allerlei nautische data.
Om 16:00 varen we langs een booreiland. De lucht is lichtbewolkt
en de temperatuur is gedaald. De Deen van mijn hut komt samen met
zijn vrouw bij me in de buurt zitten. We groeten elkaar. De
Duitser kwam ik in het cafetaria al tegen. Ik blijf tot 18:00 op
het dek lezen en haal dan blikjes fris uit de supermarkt en eet
een pizza in het cafetaria. In de zaal naast het cafetaria is een
kinderprogramma gaande met een goochelaar en zijn fraaie
assistente.
Wanneer de zaal op mij na is leeggestroomd en de assistente salsa
danspasjes doet op het podium, nodigt ze me uit om mee te doen.
Tja, wat is dat toch. Ik heb elke reis steeds maar wonderlijke
ontmoetingen. Maar Johan en salsadansen is echt een onmogelijke
combinatie. Ik heb totaal geen geschikte motoriek voor dans, maar
probeer wel een paar pasjes omdat ze zo lief met haar stralend
glimlach aandringt.
Twee en half uur voor aankomst hoor ik via de omroeper dat
iedereen binnen een half uur de hut moet hebben verlaten. Ik zet
mijn boardcase in het trappenhuis, net als anderen doen. Uit een
geldautomaat rinkelen lange tijd Deense kronen. Ik zit bij de Deen
en zijn vrouw te praten tot we naar de auto mogen. Rond 22:00
vaart het schip langs land. De lucht is grijs.
Faeröer (3 nachten)
Voor 23:00 rijden de eerste auto’s al van boord. Ik moet de auto
in het schip keren en buiten de boot kom ik rechtsaf over de kade
van de hoofdstad van Faeröer: Tórshavn. Mijn auto geeft aan dat
het 13 graden is. Bij een rotonde sla ik rechtsaf en passeer even
later de plaatselijke camping. Het is laat en eigenlijk ben ik wel
blij dat ik nu niet meer mijn tentje hoef op te zetten. Ik ben
benieuwd of mijn hospita me verwacht.
Dankzij het plattegrondje uit de Bradt reisgids vind ik snel het
bed & breakfast adres. De deur is los. Op een kastje in de hal
ligt een bel. Er komt een oudere, mollige, maar fitte vrouw een
trap af en heet me hartelijk welkom. Ze laat me mijn kamer en de
badkamer zien en denkt eerst dat ik Belg ben. Ik zeg maar niet dat
die vergissing een zware belediging is.
Echt moe ben ik nog niet. Ik neem de uitnodiging aan om boven bij
haar in de woonkamer te komen zitten. Daar zit de Zwitser Hans uit
Zurich, haar andere gast. Een kleine, enigszins neurotische jonge
man met een bril, die helemaal verzot is op Faeröer. Dit is zijn
vaste logeeradres. Hij heeft een auto gehuurd en vliegt
morgenvroeg naar huis en is zenuwachtig voor het vliegen.
Tot 0:30 praten we voornamelijk over de Faeröer. Hans geeft me
enkele tips. Guðrun (74) is lokale gids, dus ik tref het. Zij kan
me morgen bij het ontbijt nog veel meer vertellen. Ik schijn ook
ontzettend mazzel te hebben met het weer. Dit is zo’n beetje de
meest grillige plek in Europa, wat weer betreft. En voor de
komende dagen ziet het er goed uit.
Ik heb de reisgids scannend doorgenomen, dus helemaal onwetend ben
ik niet. Ik weet uit een verslag van Belgen, die hier al twee keer
zijn geweest, wat ik ongeveer wil doen. Guðrun wil alles tot in de
puntjes in orde hebben. Ze vraagt hoe laat ik ontbijt wil hebben.
Zo’n eenvoudig vraag kan lastig zijn wanneer je niet weet hoe laat
je wakker zult worden. Voor de zekerheid zet ik de wekker dus
maar. Mijn kamer is een tikkeltje ouderwets en er staat een
eenpersoonsbed in. Kennelijk heeft ze dan geen echtparen te gast.
De badkamer ziet er nieuw uit en is sowieso beter dan die bij mij
thuis.
Maandag 29 juni. Op mijn nachtkastje ligt een fotoboek van de
eilandengroep. Het ontbijt van Guðrun is meer dan uitstekend.
Ze doet er echt alles aan om het mij naar mijn zin te maken. En zo
veeleisend ben ik niet. Verse broodjes, heerlijke vleeswaren,
terwijl ik bij het ontbijt thuis eigenlijk nooit vlees neem,
crackers, kaasjes, een gekookt ei en thee die precies zo sterk kan
als ik maar wens. En ik moet blijven dooreten, want je weet hier
maar nooit wanneer je weer iets te eten krijgt.
Tot 11:00 blijven we uitgebreid bij de ontbijttafel praten. Mijn
China Girl komt ook aan bod. Waar het hart vol van is.. Ik laat
haar foto’s van May zien. Ze waarschuwt me voor misbruik van mijn
goedheid. Ik zou May in haar eigen leefomgeving moeten meemaken,
is haar advies.
Guðrun vertelt over haar twee zoons die in Denemarken wonen. De
oudste is onlangs gescheiden van zijn moeilijke vrouw, die nota
bene relatietherapeute is. De jongste zoon heeft lange tijd alleen
avontuurtjes gehad, maar is getrouwd met een Cubaanse waarmee hij
in Kopenhagen woont. Ze hebben een zesjarig dochtertje. In het
voor- en najaar gaan ze naar Cuba en in de zomer komt haar moeder
drie maanden bij hun in huis.
Ze is in de jaren tachtig gescheiden en teruggekeerd naar haar
geboorteplaats Tórshavn. Ze werkt nu als gids, maar gunt de jonge
generaties ook werk. Eerst heeft ze in een hotel in het centrum
gewerkt. Haar huis is vrij vol, maar wel schoon.
Ik heb gisteravond een Bonus supermarkt bij de rondweg gezien.
Mijn eerste actie van vandaag is inkopen doen. En dat is altijd
wat onwennig in Noord-Europese supermarkten. Wat dat betreft
hebben wij in Nederland vaak erg uitgebreide assortimenten. Net
als overal op Faeröer kun je met Deense of Faeröer kronen betalen.
Beide munten zijn aan elkaar gekoppeld en hebben de zelfde waard.
Het is 19 graden en dat is zomers warm voor Faeröer. Ik rijd naar
het noorden. De hoofdwegen zijn aardig druk en langzaam rijden de
mensen hier niet. Aan het begin van een smalle weg, langs een
kreekje over rotsen, is een dorpje waarvan sommige huizen met gras
bedekte daken hebben.
Ik rijd de weg helemaal af tot het gehucht Saksun. Bij een paar
boerderijen en een wit kerkje heb ik een idyllisch zicht op een
fjord met watervallen en een lagune. Het kon Noorwegen of
Schotland zijn. Faeröer is bijzonder mooi, kan ik nu al
concluderen. Na de lunch ga ik naar Hvalvik. Daar spelen kinderen
in badkleding in het water.
Weg 662 vanaf Eiði is een bijzonder mooie bergweg. Hier is de
hoogste berg (882m) van de eilandengroep, en in zee zijn de rotsen
Risin en Kellingin te zien. Ik parkeer de auto om foto’s te maken
van verwilderde schapen; hun vacht is deels gestroopt. Er stopt
een Mercedes naast mijn auto. Het raampje van de bijrijder gaat
naar beneden en een hoofd komt naar buiten steken. Het is de Deen!
Zijn vrouw zit achter het stuur.
"Hello! It is beautiful over here! You can take a lot of
pictures!"
Bij Gjógv spelen gezinnen in het water. Wat is alles hier
verrassend mooi! Wanneer ik met het vliegtuig naar IJsland was
gegaan, dan had ik dit allemaal gemist. Funningur en Elduvik zijn
ook weer prachtig aan een fjord gelegen dorpjes, met fris
gekleurde huisjes.
Rond 17:00 ben ik terug in Tórshavn. Ik neem een kijkje bij het
zwartrode SMS winkelcentrum en loop verder naar het centrum. In
een centrale winkelstraat moet ik even wachten omdat er
filmopnames bezig zijn. Het meisje van de afzetting heeft een geel
hesje aan met Volvo achterop. Ik laat met een glimlach mijn
autosleutel zien. Ook Volvo! Na dit oponthoud kom ik uit bij de
haven waar vele verschillend gekleurde plezierbootjes en gebouwen
langs de kade er een mooi kleurrijk geheel van maken.
Ik zit aan de kade. Twee jonge, wulpse blondines lopen voor me
langs. Ze ruiken naar aardbeienkauwgom. Een paar meter verderop
zit een jonge vrouw die in een notitieblok schrijft en met haar
lippen beweegt. Ze praat Engels met een vrolijke dronken zeeman.
Ze vraagt me of het is gelukt om haar met de dronkaard op de foto
te krijgen. Hm, ze is opmerkzaam. De jonge vrouw is actrice en
speelt in de verfilming van "Buzz Aldrin, What Happened to You in
All The Confusion?" geschreven door de Noorse auteur Johan
Harstad. De actrice is Deens en volgens haar is het een Noorse
televisieserie. We hebben het over van alles, tot ze naar haar
hotel moet om met de crew te eten.
De terrasjes in de haven zijn vol. Ik eet pasta bij Sunset
Boulevard in SMS. Daarna doe ik nog een verkenningsronde te voet
en vervolgens met de auto door het stadje. Tegen half tien
arriveer ik bij mijn bed & breakfast adres.
Dinsdag 30 juni. Ik ben gisteravond direct gaan slapen. Om 8:00
zit ik aan de ontbijttafel. Guðrun luistert naar wat ik gisteren
heb gedaan en geeft adviezen voor wat ik vandaag zou kunnen doen.
De Faeröer eilanden zijn uitgeroepen tot het mooiste in de wereld.
In mijn reisgids staat dat ze het "Europe’s best-kept secret"
zijn, wanneer het weer tenminste meezit. Guðrun heeft een zeer
warme persoonlijkheid en een vriendelijke uitstraling. Ze komt uit
een gezin van negen kinderen en vertelt over familie die is
uitgezworven naar Noorwegen, Denemarken, Schotland en IJsland.
Het fort bij de haven is gemaakt na een aanval door de Turken (het
Turkse Rijk bestond destijds uit veel meer dan wat nu nog Turkije
is). Bij zo’n aanval zijn dertig jonge vrouwen meegenomen. Wat een
barbaarse actie! Guðrun vertelt dat een oude vrouw in Noord-Afrika
lange tijd daarna nog kon vertellen dat ze van de Faeröer
afstamde. Voor het fort staan twee kanonnen van de Britten uit de
Tweede Wereldoorlog.
Ik wil even internetten, maar bij het Nordic House is alleen
draadloos internet beschikbaar. Ik verdenk het meisje achter de
balie ervan dat ze speciaal even van haar zitplek komt om haar
naveltruitje te showen. Ze vertelt dat twee pogingen van
internetcafés in het centrum geen lang leven beschoren waren.
Daarna neem ik bergweg 10 naar het noorden. Het is een hoge weg
door een prachtig ruig landschap. Bij de afslag met weg 638 is een
mooi uitzichtpunt. Iets verderop loopt een slingerend weggetje
omhoog naar twee radars van de NATO. Langs de weg staan
sneeuwstokken en er ligt her en der ook nog een beetje sneeuw. Net
voor het eindpunt is een platvormpje waar ik een korte wandeling
doe en geniet van het uitzicht over de westelijke eilanden.
Mijn volgende doel is Kirkjubøur, helemaal in het zuiden. Hier
staan authentieke boerderijen: zwart geverfd met rode kozijnen en
grasdaken. Ik ruik vers gemaaid gras naast het kerkje.
De ‘beroemde’ kathedraalruïne is overdekt met een lelijke
beschermende staalconstructie. Dat is een teleurstelling. Tegen
drieën komt er zeemist opzetten. Terug naar Tórshavn maak ik een
overzichtfoto van de stad. Ik parkeer de auto weer bij SMS en ga
een uurtje internetten bij het Tourist Information Center. Naast
de bibliotheek zou dit volgens het meisje van het Nordic House de
enige plek zijn met publiek internet.
[fragmenten uit e-mail]
Ik ben in Tórshavn, de hoofdstad van Faeröer. Internetten
is hier 60 minuten voor 40 kronen. Zaterdag vertrok rond
18:00 de Norröna vanuit Hanstholm in het noorden van
Denemarken. De overtocht was met prachtig weer. Ik heb veel
op het dek gezeten. De zee was gelukkig rustig. Na een
ietwat snurkerige nacht met een Deen, Faeröer en Duitser,
kwam de Norröna tegen 23:00 hier aan in de kleurrijke
haven. Al was het toen bewolkt, verder heb ik vooral heel
veel zon. En dat is vrij uitzonderlijk voor deze eilanden.
Gisteren heb ik enkele uithoeken in het Noorden verkend.
Onderweg kwam ik via smalle bergwegjes in mooie
havendorpjes. Het doet me soms aan Noorwegen denken, maar
hier zijn de bergen minder hoog en de fjorden minder lang.
Op de boot heb ik aardig wat gesprekken gevoerd. Onder
andere met een Deen uit mijn hut. Hij gaat met zijn
IJslandse vrouw naar IJsland om daar een vijfjaarlijks
familiefeest bij te wonen.
Morgen om 18:00 vertrekt de boot voor het laatste traject
naar IJsland, waar ik morgen in de ochtend aankom. Ik hoop
dat de zee weer zo lekker rustig is en het weer zo mooi
blijft, minimaal tot ik weer in Denemarken aankom.
Ondanks de ontmoetingen met een exotische salsadame en een
Deense actrice, denk ik nog steeds veel aan mijn China
Girl.
Ik rond af. Het weer zit reuze mee en ik ben aangenaam
verrast door Faeröer. Het is geen vanzelfsprekende
reisbestemming. Maar deze veerboot, van een Faeröer
rederij, maakt dit buitenkansje gelukkig mogelijk.
[einde e-mail]
Ik loop daarna via het oudste deel van de stad, Tinganes, op een
landtong in de haven, naar het fort. De uitstraling is hier nog
meer dorps dan in de rest van de stad. Bij de vuurtoren zit ik een
tijdje in de zon. Wanneer ik terugloop naar de haven, is de
filmploeg aan het draaien in de smalle oude straatjes. De Deense
actrice draagt een klassieke outfit en heeft nu twee staarten. In
de haven zijn groepjes jonge meiden aan het oefenen voor de
roeiwedstrijd op St. Olaf dag (29 juli).
Bij Guðrun krijg ik thee in de woonkamer. Ze vertelt over haar
werk als gids en een avontuurlijke familiegeschiedenis. Haar vader
heeft in 1946 een heroïsche eenmanstocht over zee gemaakt. Toen de
geruchten te ronde gingen dat hij iets ging doen, ontkende hij dat
stellig richting zijn dochter. Waarschijnlijk om haar niet
ongerust te maken. Hij vaarde in een houten boot naar Shetland,
waar hij ternauwernood aankwam omdat de neus van de boot uit
elkaar scheurde. Hij bleef daar noodgedwongen (slecht weer) twee
weken bij een echtpaar. Daarna voer hij met de gerepareerde boot
naar Bergen, Noorwegen. De tocht werd alleen maar moeilijker,
vooral doordat bij Noorwegen een staccato golfslag is, anders dan
het eerste deel van het traject.
Guðrun haalt een oude wegenatlas uit de kast, van vóór haar
scheiding. Ze laat zien waar ze (eenmalig) in Nederland is
geweest. Ze kan zich bloemen, strand en files herinneren. Wanneer
ik de kaart beter bekijk, zie ik dat het wegennet van Nederland
sinds het begin van de jaren tachtig erg is veranderd. Haar oudste
zoon heeft een vriendin, maar dat is nog erg vers en hij is niet
zo vrijgevig in haar op de hoogte te brengen. De buurvouw van haar
jongste zoon is aan de drugs. Haar broer had zelfmoord gepleegd,
waarna ook haar vader en daarna de moeder zichzelf van het leven
beroofden. Leuke verhalen, zo ’s ochtends.
Woensdag 1 juli. De lucht is grijzig wanneer ik wakker word.
Anders dan de afgelopen dagen. Wat heb ik een mazzel gehad. Er is
regen voorspeld, maar de wind blijft gelukkig rustig. Guðrun werkt
vanmiddag als gids. Wanneer we het weer over mijn China Girl
hebben, haalt ze een kleine boekje met liedjes uit kast. Ze moet
bij mij aan het lied "Far Away Places" denken. Ik lees de tekst en
herken mijn verlangen naar reizen en het gaat ook nog over China.
Ze vraagt me om een stukje te schrijven in het gastenboek. Dat doe
ik uiteraard. Guðrun heeft goed voor me gezorgd. We hadden alle
aandacht voor elkaars verhalen en we hebben een fijne tijd gehad.
Het afscheid is daardoor een beetje moeilijk.
Bij de Bonus doe ik inkopen voor de lunch. Het miezert een beetje.
In SMS kijk ik uitgebreid rond in een boekhandel. Ik haal nog 500
kronen uit de muur, waarmee ik me op het resterende deel van de
boottocht en de terugreis zou moeten kunnen redden. Bij de haven
komen bussen aanrijden met Engelse toeristen. Bij het fort ontmoet
ik drie meiden die werken op het cruiseschip Marco Polo. Ze komen
uit Ukraine. Ik ben vooral gecharmeerd van Irina met haar
prachtige lichtblauwe ogen.
Het echtpaar uit Twente staat al in de rij. Na een laatste bezoek
aan het toilet van SMS, rijd ik tegen 16:00 ook naar de haven.
Uiterlijk anderhalf uur voor het vertrek (18:00) moet je zijn
aangemeld. De Nederlandse vrouw met de blauwe Toyota komt in de
rij naast me staan.
Ik vraag haar of ze bewust alleen reist.
"Ja, dat wil ik een ander niet aandoen!"
Ze droogt haar tentje op de auto. Hoewel ze wel tegen me lacht,
lijkt ze een moeilijk karakter te hebben. Ze heeft een stugge
uitstraling.
Mijn auto komt op dek vier te staan. Dit keer heb ik een hut op
dek zeven. Ik blijf even op het bovenste dek tot Tórshavn uit
zicht is en eet dan pizza en yoghurt in het cafetaria. Lange tijd
is nog land in zicht. De Norröna manoeuvreert zich tussen de
noordelijke eilanden van Faeröer door.
Ik denk aan de laatste woorden van Guðrun. Ze wil graag dat ik
haar mail hoe het avontuur met mijn China Girl verder gaat. Zij
denkt dat May zo met een andere man zal gaan, en dit meer met
buitenlandse mannen doet. Maar ze hoopt voor me dat het anders is.
Om half tien komt een bandje spelen in de Viking Club. Een
toetsenist, gitarist en een superslank geblondeerd meisje. Ik wil
niet te laat gaan slapen. De boot schommelt nu iets meer dan
tijdens het eerste traject. Dat merk ik vooral wanneer ik door de
gangen loop. Dit keer heb ik slechts kort contact met mijn
hutgenoten: een lange vent en een jongen die uiteindelijk in een
andere hut slaapt. Misschien heeft hij een plek bij familie
gevonden. Eén bed blijft sowieso helemaal leeg.
Donderdag 2 juli. Om half acht meldt de omroeper dat over een half
uur de kamers moeten zijn verlaten. De aankomst staat om 10:00
gepland. Er is land in zicht. IJsland! De lucht is behoorlijk
helder. Op sommige bergflanken ligt sneeuw. De zee is tijdens de
laatste twee uur in de luwte van IJsland rustig geworden. Na een
sultana eet ik nog een gezond belegd broodje in het cafetaria. Ik
zit met mijn boardcase op dek vijf bij de ‘shopping’.
Aankomst IJsland
Het duurt lang voordat de auto’s van boord rijden. De klok mag nog
een uur terug. De douanebeambte vraagt hoe lang ik van plan ben te
blijven, en of ik ga vissen. Daarna moet ik een rode sticker aan
de binnenkant van de voorruit plakken. Ze vraagt niet om een
paspoort.
Dan volgt een heel serieus, maar tamelijk lachwekkend iets. Net
als de Nederlandse vrouw in de blauwe Toyota, de Duitser van
Siemens, en nog een paar alleen reizende toeristen, word ik uit de
rij gehaald en moet mijn auto door een enorme scanneer. Op een
plein staat een vrachtwagen met daaraan verbonden die scanner en
de auto moet op een verhoging. Heel officieel moet ik tijdens het
scannen achter een touwtje staan. Alles gaat nogal traag en de
‘medeslachtoffers’ hebben ook moeite hun lachen te onderdrukken.
Bij de eerste de beste bank in Seyðisfjörður haal ik 30.000 kronen
uit de muur. Bij de supermarkt ben ik direct al 3.000 kwijt.
Waarom halen ze daar geen twee nullen van af? Het is toch
onwerkelijk om een paar honderd kronen voor brood te betalen?
Ik haal onder andere bronwater, brood, beleg, bananen, tomaten en
kaneelkoekjes. Door de scanvertraging ben ik één van de laatste
voertuigen die via de mooie 93 het land inrijd.
De fjord laat ik achter me. Onderweg kom ik langs enkele
watervallen. De weg loopt hoog en geeft een gevoel van in een
andere wereld te zijn gearriveerd. Een zwart toendralandschap met
her en der sneeuwvlakjes. Een beetje zoals in het uiterste noorden
van Noorwegen.
Omdat het mooi zonnig weer is - de auto geeft 20 graden aan -
besluit ik direct door te rijden naar het noordoosten, naar een
vogelrots. Weg 94 is voor ongeveer de helft geasfalteerd. Dat had
ik zo op de kaart nog niet onderscheiden (toch is het lijntje
afwisselend bruin en rood gekleurd). Gelijk mijn eerste
kennismaking met gravel in IJsland. En zeker niet de laatste! Dat
is even wennen, maar ook hier geldt dat het gerammel minder is
wanneer je iets sneller gaat rijden. Wel verantwoord natuurlijk,
want sneller rijden betekent minder grip hebben.
De weg loopt over een prachtige bergpas. Op de pas staat een hokje
voor noodgevallen. Ik kom een groep paarden tegen, waarvan slechts
een deel bereden wordt.
Bij een haventje, aan het eindpunt van de weg, geniet ik bij de
vogelrots van papegaaiduikers. Die vogels fladderen een beetje
onhandig. Je hoort ze erg duidelijke klapperen met hun
vleugeltjes. En de landingen gaan wat ongecoördineerd. Een Duits
meisje is zo onder de indruk van de Engels naam "puffin", dat ze
zegt dat wanneer ze een dochter krijgt het arme kind puffin te
gaan noemen.
Wanneer ik bij mijn auto smul van de kaneelkoekjes, stopt de
Duitser in zijn witte Volkswagen campertje naast me. Hij laat
enthousiast een stuk papier zien waarop een scan van zijn camper
is te zien. Er zat iets verdachts: een gereedschapskist. Ik blijf
het maar raar vinden. Wanneer ze drugs zoeken, kunnen ze dan niet
beter honden gebruiken?
In Bakkagerði lokt een reclamebord me naar een restaurantje waar
ze vissoep serveren. Zoutig, maar lekker. En het combineert zo
fijn met die verslavende kaneelkoekjes. Aan het einde van de
middag ben ik terug in Egilsstaðir. Omdat het nog bijzonder mooi
weer is, besluit ik om nog een ronde om het ‘meer’ Lagerfljót te
rijden. Aan de noordzijde ligt het grootste bos van IJsland. Groot
is dat niet.
Vrijdag 3 juli. Om 6:30 word ik wakker. Ik ga alvast douchen, want
er zijn maar twee douches. Het water uit de kraan en douche stinkt
naar zwavel. Prima drinkbaar. Je moet er gewoon niet aan gaan
ruiken. De lucht is grijs en het regent een beetje. Daarna blijf
ik in mijn tentje Paranoia van Willem Frederik Hermans lezen. Het
zal de hele dag grijs blijven en af en toe regenen. Een dag om te
overleven in mijn tentje en de auto. Toch ben ik van plan om nog
een nacht te blijven, in de hoop dat het morgen beter is en ik
weer van het landschap kan genieten.
Ik sta niet op de camping van Egilsstaðir zelf, maar op een
boerencamping in Fellabær aan de andere kant van de brug. Naast
het toiletgebouw zit onder een afdekplaat een warm bad. Helaas is
er geen keukenruimte om binnen te zitten. Het is nu bijna 12:00 en
slechts 12 graden. De regen maakt het alleen maar frisser. Als dit
type weer maar niet dagen aanhoudt. Ik vraag me nu al af wat ik
hier eigenlijk doe. Zat ik maar in China.
De douche heeft me wel warm gemaakt en ik heb met mijn waterkoker
heet water gemaakt voor thee. Wanneer het nagenoeg droog is,
besluit ik uit mijn tentje te kruipen en Egilsstaðir te verkennen.
In het Safnahus (museum en bibliotheek) is internet, maar de
bibliotheek is nu niet open.
Na de lunch is er toch nog een droge periode. Ik rijd naar
Hengifoss. De wandeling van ongeveer twee en een halve kilometer
naar deze waterval (foss) is heel mooi. Niet zo eenvoudig en soms
gevaarlijk langs diepe afgronden. Ik moet ook een keer over een
stroompjes springen. Helaas zit de hoogste waterval - Hengifoss
zelf - in de mist. Toch ben ik blij dat ik de wandeling tot het
eindpunt heb gedaan; anderen haken af wanneer ze horen dat hij
niet te zien is.
In de Bonus supermarkt moet je door koelcellen lopen die de winkel
tot een koud avontuur maken. Het assortiment is verrassend groot.
Ik blijf verwonderd kijken naar de hoge bedragen. Ik eet vanavond
bij Subway. De splitsing van wegen in Egilsstaðir kon wel eens het
drukste punt van Oost-IJsland zijn. Alles en iedereen komt hier
langs en wil inkopen doen, tanken of de auto wassen (geen
wasstraat, maar een slang met een borstel aan een stok). De
campinghoudster heeft de was opgehangen, misschien een goed
voorteken.
Zaterdag 4 juli. Afgelopen nacht hadden een IJslandse chauffeur en
Franse gids van Iceland Travel Company nogal veel lawaai. Ze
logeerden met een groep in een slaapzaak naast de camping. De
oordopjes waren nodig om weer in slaap te vallen. Later in de
nacht heeft het flink geregend.
Om 10:15 verlaat ik de camping en begin aan mijn route door het
noorden van IJsland. Voorbij de afslag met weg 923 is de weg
opengebroken. Er zijn wegwerkzaamheden. De weg loopt omhoog en in
de mist komt een enorme schuiver van de andere kant.
Ik vind het maar een enge bedoening. Ze doen hier niet veel aan
aanwijzingen. Je moet je zelf maar redden. Ik lijk vervolgens de
enige die weg 901 neemt. Die is onverhard. In de mist van het
maanlandschap schommelen de temperaturen tussen 11 en 13 graden.
De weg is in het begin erg slecht en ik twijfel of ik wel door ga.
Maar na verloop van tijd is het wegdek beter. Bij Möðrudalur is de
lucht veel helderder en het is 16 graden. Ik heb een mooi zicht op
een vallei in het noorden. Bij een net cafetaria met een grasdak
eet ik een pylsa, een IJslandse hot dog voor 290 kronen.
Weg 864 naar Dettifoss is ook onverhard. Soms met een nogal
ribbelig oppervlak, waardoor de auto uit elkaar lijkt te rammelen.
Op het parkeerterrein van Dettifoss staan circa 40 auto’s. De
temperatuur ligt inmiddels boven 20 graden. Het wandelpad loopt
deels over stenen trappen. Bij de waterval is veel opspattend
water waardoor er geen goede foto te maken is. Mede doordat het
zonlicht in de vroege ochtend of aan het einde van de middag beter
zou zijn. Nu is er veel tegenlicht.
Even verderop zit de Hafragilsfoss. Via een mooie pad kom ik bij
een kleiner parkeerterrein. Voor deze waterval is veel minder
belangstelling.
Mývatn
Bij Hverir kijk ik uitgebreid bij een groot gekleurd veld tegen
een heuvel. Het stinkt naar zwavel. Op enkele plekken komt stoom
uit de grond en er zijn ook grijze pruttelende poeltjes. Mooi!
In Reykjahlið vul ik de tank. Je moet vooraf betalen bij een
automaat. Ik reken eerst uit dat ik voor 9000 kronen ongeveer 50
liter kan tanken. Dat moet voorlopig voldoende zijn. In plaats van
camping Bjarg aan het Mývatn (muggenmeer), kies ik camping Hlið
tegen de heuvels achter het stadje. Het kost me even om een plekje
te vinden waar ik uit de wind sta. Bij de waterval waren muggen,
maar bij dit muggenmeer is geen mug te zien?!
Zondag 5 juli. Ik blijf nog een nacht op deze camping omdat er
vrij veel in deze omgeving te zien is. Er staat redelijk wat wind,
maar de zon schijnt gelukkig.
Ik begin met een vroege wandeling vanaf Grótagjá naar de krater
Hverfell. Wanneer ik mijn auto bij de grot parkeer, is er al een
echtpaar - vermoedelijk - vanaf de camping onderweg om het zelfde
te doen. Ik kijk in de grot met warm water, die uit twee delen
bestaat. Eén voor de mannen en de andere voor vrouwen. Het water
is te heet, waardoor de bronnen buiten gebruik zijn. Desondanks
is dit een prachtig verborgen paradijsje.
Het wandelen maakt me warm. Vooral de rugzak met voornamelijk
fotoapparatuur veroorzaakt zweet op mijn rug. De tocht rond de
kraterrand doet mijn lichaam goed. Het leven in de natuur is veel
beter dan lange tijd in een kantoor doorbrengen. De krater doet me
erg denken aan Ubehebe in Death Valley.
Na deze tocht ga ik terug naar Hverir. Dat ligt op slechts een
paar kilometer van de camping is het meest boeiende vulkanisch
gebied van de regio. Even te noorden van Hverir zit de
warmtekrachtcentrale Krafla: een futuristisch uitziende combinatie
van natuur en zilverkleurige gebouwen met veel buizen. Achter de
centrale ligt Leirhnjúkur. Midden in oneindige lavavelden zijn
pruttelende vulkanische bronnen waar een wandelroute door loopt.
Er ligt zelfs nog een beetje sneeuw! Even verderop ligt een hele
mooie krater: Víti. Daar zit een laagje water in en halverwege de
wandeling rond de kraterrand loopt het pad door kleurrijke
pruttelpoeltjes.
Maandag 6 juli. Er staat bijna geen wind, maar er is nu wel
bewolking en het is slechts 11 graden. Je moet hier echt van ieder
zonnestraaltje profiteren! Dat heb ik dan gisteren ook gedaan.
Vandaag zal vooral een reisdag worden.
Húsavík is de walvishoofdstad van het land. Ik laat me niet
verleiden tot een toeristische walvissafari, maar doe inkopen in
Samkaup en in de bibliotheek kan ik een half uur internetten voor
300 kronen. De schoenen moeten bij de ingang uit.
[Fragmenten uit e-mail]
Ik ben in Húsavík, in het noorden van IJsland. De boot kwam
aan in Seyðisfjörður aan de oostkust en ik heb de
noordoosthoek inmiddels zo´n beetje bezocht.
Bij een vogelrots viel ik meteen met de neus in de boter
door vele papegaaiduikers. Het zijn grappige vogels en
opvallend dichtbij te benaderen. Onderweg kwam ik IJslandse
paarden tegen en eigenlijk direct vanaf de boot al
watervallen en op een hoogvlakte lag sneeuw.
De wegen buiten de ringweg zijn vaak van zwart gravel. Mijn
auto is lekker vies geworden. Zolang de wegen niet slechts
voor terreinwagens bestemd zijn (zogenaamde F-wegen) ga ik
ook over die trillende en rammelende gravelwegen.
De afgelopen twee nachten heb ik met mijn nieuwe, minder
windgevoelige tentje aan het Mývatn gestaan.
Het weer is wisselvallig. Bij aankomst erg mooi en iets
boven de 20 graden. De tweede dag heb ik geen zon gezien en
bij regenperiodes was het slechts 11 graden. Toen heb ik
wel even gedacht: wat doe ik hier?
Algemene indrukken: veel toerisme, duidelijke wegwijzers en
informatievoorzieningen, eenvoudige stadjes, dorpjes en
boerderijen die je soms twintig jaar terug in de tijd
lijken te brengen. De campings zijn vooralsnog vrij
primitief - type boerencampings - en kosten 800 a 900
IJslandse kronen per nacht per persoon.
[einde e-mail]
Wanneer ik uit de bibliotheek kom, is de zon weer volop aanwezig.
Op 8,3 kilometer buiten de bebouwde kom, aan de noordkant van het
stadje, loopt een pad richting de kust. Daar parkeer ik de auto.
Ik volg het pad richting zee en daal af naar het strand. Vogels
belagen me omdat ik vermoedelijk hun nestje verstoor. Het is nog
net geen "The Birds". Ik voel de spieren in mijn benen door de
wandelingen van gisteren. Over het strand loop ik een paar honderd
meter naar het noorden. Eerst passeer ik een smalle waterval en
even verderop kom ik bij Skeifárfoss. Deze watervallen worden
weinig bezocht. Er staat geen bord bij de weg, en ik zie maar
weinig sporen van mensen.
De volgende waterval op mijn route is Goðafoss. Net als bij de
Dettifoss is er veel tegenlicht. Ik blijf wachten tot het licht
beter is. Het is 17 graden. Op het parkeerterrein komt een hoge
vrachtwagen uit Tsjechië, die ik ook op de boot heb gezien. Bij
Laufás is een mooie turfboerderij te bezichtigen; de moeite van
een omweg waard. Er ligt meer sneeuw op de bergen in deze
omgeving.
Akureyri
Dan kom ik in Akureyri, de grootste stad in het noorden van het
land. Na al dat dorpse, ben ik ondanks "stilteminnend" toch blij om
even wat meer levendigheid mee te maken.
Aan de noordzijde van de stad zit een Bonus supermarkt met een groot
assortiment. Ik verken de oude binnenstad. De politie haalt een jonge
dronken man uit een kroeg. Het leven op straat ziet er met dik 20 graden
zeer zomers uit. Zo vaak krijgen de dames niet de gelegenheid om
zomerkleding te dragen. En nu ze de kans krijgen, doen ze dat zeer
uitbundig. Even wat anders dan die slanke dames in Azië. In de buurt van
Domino’s Pizza zijn nog meer moderne winkels. En de stad heeft een ruim
aanbod aan restaurants, van Italiaans tot Thais.
Uit de biografie van (scheepsarts) Slauerhoff, 1928, p.345:
Bij Akureyri heb ik geslapen
Naast den dondrenden waterval,
Alleen en weerloos en zonder wapen,
In een woest en leeg heelal.
En het voortsnellend water sleept
Dieper de bedding van hard graniet.
Ik sliep en toch was het als ging ik scheep
Naar een nummer bezocht gebied.
Ik sliep zoo diep en zoo gerust
Als nooit te voren in veilig bed,
Terwijl wie weet aan welke kust
Ik als schipbreukeling werd gered.
Bij het verlaten van Akureyri staat op een bord dat Reykjavik nog
385 kilometer is. Maar daar ben ik nog lang nog niet aan toe. De
fjord die voor me ligt is erg mooi en doet niet onder voor de
mooiere fjorden in Noorwegen. Dalvik is een vredig dorpje met een
supermarkt, sportterrein, zwembad, school, haven en camping. Op
een oud huis staat Björk op de gevel. In de achterliggende straten
zijn veel mooie vrijstaande woningen. Naast mij kampeert een Duits
echtpaar. Ze hebben een Toyota gehuurd.
Dinsdag 7 juli. Bij de receptie van het zwembad betaal ik voor de
camping. De vrouw en man die het bad beheren zijn weinig
spraakzaam. Het was een koude heldere nacht. De camping is in zijn
kleinschaligheid uitstekend. Ik ga eerst terug naar Akureyri, want
die stad bevalt me. Het lijkt er zonniger en warmer dan in Dalvik.
Schooljeugd is ingehuurd om het groen tussen de straatstenen te
verwijderen.
Net voor de afslag naar Hrisey is een mooie stroomversnelling die
onder de weg doorloopt. Voor Ólafsfjörður kom ik door een smalle
tunnel van drie kilometer met passeerhaventjes. Niks voor
claustrofobische mensen. De rest van weg 82 is van gravel en loopt
over een bergpas. Hier is meer bewolking en de temperatuur is naar
13 graden gezakt. Bij Hólar zijn weer besneeuwde bergtoppen. De
twee keer elf kilometer naar het idyllische Hólar is de moeite
waard. Ik geniet van het zonnetje en kijk bij een turfboerderij en
een school. De grond is hier veel meer geschikt voor landbouw.
In Sauðárkrókur is een serieuze haven met een visafslag. Het ruikt
er naar garnalen. Ik doe inkopen in de Verslun supermarkt en eet
wat op het lange zwarte strand. Ik constateer dat IJslanders vaak
een muts dragen. Waarschijnlijk tegen de wind. In het stille
stadje doet een moeder met een kinderwagen in het straatbeeld een
beetje vreemd aan. Onderweg naar Varmahlið stop ik nog bij een
turfboerderij en naastgelegen kerkje in Glaumbær.
De camping van Varmahlið op de heuvel is me te druk. Ik kies voor
de boerencamping in het gehucht Lauftún. Ik sta aan de rand van
een groot veld tussen twee jonge Nederlandse stellen. Links een
Toyota Yaris huurauto en rechts een luxe Landrover met een
Nederlands kenteken en een vouwwagen met een enorme voortent. Ik
kan even niet anders concluderen dan dat de mooiste vrouwen
tijdens deze reis vooralsnog uit Nederland komen.
Woensdag 8 juli. De wind is gunstig en met de zon kan ik in mijn
T-shirt ontbijten. Stroom voor mijn scheerapparaat en de
waterkoker is alleen in de (lege) slaapzaal te vinden. In het
infocentrum van Varmahlið maak ik van gelegenheid gebruik om
vijftien minuten gratis te internetten. In het bijhorende
winkeltje, door twee jonge meiden beheerd, is veel typisch
IJslandse kleding te koop. Behoorlijk prijzig.
[Fragmenten uit e-mail]
Even een kort berichtje.
Ik ben in Varmahlið en het weer is goed! Vanmorgen tijdens
het ontbijt al 19 graden en in de zon nog warmer. De lucht
is mooi blauw.
De afgelopen dagen heb ik in het noorden van het land een
paar turfboerderijen gezien en in Akureyri kwam ik in de
eerste echte stad van IJsland: modern met aardig wat
restaurants, winkelcentra, en omdat het diep in een fjord
ligt weinig wind van zee en wat warmer dan in de omgeving.
De afgelopen twee nachten zijn met een heldere hemel vrij
fris geweest, maar met een extra fleecedeken kan ik me
tegen de kou beschermen en om half zeven brandde de zon
vanmorgen al flink op het tentje.
Vandaag ga ik een begin maken met de route door het
noordwesten van IJsland.
[einde e-mail]
Ik blijf niet lang op de ringweg, maar neem een mooie alternatieve
route naar het achthoekige kerkje Auðkúla. Daar is men druk bezig
met grasmaaien. Iedereen uit het boerengehucht lijkt mee te
helpen. De jonge dames hebben stevige borsten.
Rond lunchtijd ben ik bij de basaltrots Borgarvirki. Een ruige
rots met een fraai uitzicht over de omgeving. De route over smalle
gravelpaden met stijgingspercentages oplopend tot 18% is mooi. Het
valt me op dat er in verhouding tot koeien in IJsland meer schapen
en paarden zijn.
Langs weg 711 zijn een paar plekken waar regelmatig zeehonden
luieren. Ik heb ze al eens van heel dichtbij gezien in Nieuw-
Zeeland vanaf een boot. De meest noordelijk plek die ook in mijn
reisgids staat beschreven, is afgesloten omdat het privéterrein
is. Bij Hamarsbuð pauzeer ik om van de zee te genieten, maar ik
vlucht weer in de auto wanneer zeevogels mijn kruin aanvallen.
Wanneer ik een dutje doe, stoppen er af en toe andere auto’s. Een
Duitse moeder met twee dochters hebben precies dezelfde ervaring
met de vogels.
Noordwestelijke fjorden
Het landschap is wat vlakker en saaier geworden. Wanneer ik langs
de volgende fjordkust naar het noorden trek, begint de omgeving
langzaam weer mooier te worden. De weg loopt een beetje
heuvelachtig. Er zijn wegwerkzaamheden. Langs de kust ligt
drijfhout. In Holmavik bezoek ik de (eenvoudige) supermarkt en
neem een kijkje bij de pittoreske haven. Een meisje met een gitaar
zingt voor het heksenmuseum.
De camping op een heuvel aan de rand van het stadje is nogal vol
en douchen moet bij het naastgelegen zwembad. Ik besluit om verder
te rijden. Bij Laugarhól is een klein hotel en een primitieve
camping. Omdat ik vandaag wel genoeg heb gereden, besluit ik hier
toch maar te overnachten. Bij het hotel hoort een warmwaterbron
met een zwembad. Het water is heerlijk, maar de omgeving valt een
beetje tegen. Er komt zeemist over het land kruipen en de
temperatuur keldert. Na het bad kruip ik maar snel in mijn tentje
om niet te sterk af te koelen. Naast mij staan twee Duitse
echtparen. Een jong stel met een huurauto en een ouder echtpaar
met hun eigen Toyota Land Cruiser.
Donderdag 7 juli. Toch was de nacht niet zo fris als de twee
vorige. Omdat het zwembad nog gesloten is, rijd ik extra vroeg
naar een andere camping (in Drangsnes) om te douchen. Uiteindelijk
moet ik weer terug omdat ik graag de 643 naar het uiterste noorden
wil afleggen. En dat is een prachtige weg langs de kust met
watervallen, hoog gebergte, met af en toe een beetje sneeuw op de
flanken.
In het leuke gehucht Djúpavik is een oude haringfabriek en er ligt
een roestig schip. Jonge meisjes wuiven naar mij. De haringfabriek
in Ingólfsfjörður is niet te bereiken omdat er een verbodsbord bij
de brug naar het fabrieksterrein staat. Helaas. De rit er naar toe
is overigens bijzonder avontuurlijk: erg steil met veel los
gesteente. Niet geheel zonder risico’s.
De route naar het noorden loopt nog verder. In het laatste
havendorpje haal ik wat uit een eenvoudig supermarktje. Er staan
hier auto’s van mensen die per boot verder reizen. De weg loopt
nog een paar kilometer verder. Tot Krossnes. Daar is weer een
warmwaterbron en een zwembadje aan zee. Een mooiere plek is bijna
niet denkbaar. En het mooiste is nog dat ik het bad mag delen met
twee IJslandse blondines. Helaas zijn ze niet zo spraakzaam. En
ondanks de mooie figuurtje lijken ze erg kritisch op hun lichamen.
De terugweg, die zo’n anderhalf uur in beslag neemt, wat geen
straf is, rijd ik nog een keer naar Holmavik voor de supermarkt.
Misschien is dat leuke gitaarmeisje er weer. Nee. Dan volgt een
lang en soms saai stuk over een hoogvlakte en vervolgens langs
eindeloze fjorden. De rit is vermoeiend. Er zijn nauwelijks
vangrails. Er is een nieuw stuk weg in aanleg, waardoor in de
toekomst een flink stuk kan worden afgesneden. Pas aan het einde
van de middag kom ik aan in Isafjörður.
Bij de splitsing (60/61) is een Bonus supermarkt. Isafjörður kan
weer enigszins stad worden genoemd. Er ligt een mooie camping aan
de zuidkant aan een stroompje. Maar die camping is veel te vol. Er
lijkt wel een happening in de buurt te zijn. Voor me komt net een
hele groep vouwwagens (in IJsland populairder dan caravans)
binnen. Ik zoek naar een mooi plekje, maar de drukte schrikt me
toch af. Daarom besluit ik verder te rijden.
Ik kom door de langste tunnel van IJsland. Het laatste deel van
die tunnel is weer met passeerhaventjes. Een beetje eng op dit
drukkere traject. In Flateyri zit een kleine camping zonder douche
achter een tankstation. Ik gok op de volgende. Misschien is daar
wel een douche. De natuur is sinds Isafjörður weer veel mooier dan
vanmiddag onderweg.
In Pingeyr zit een camping achter het zwembad. En ondanks dat die
redelijk vol is, vind ik het wel genoeg voor vandaag. De auto moet
op het naastgelegen terrein. Jammer, want ik heb die graag dicht
bij mijn tent staan. Er komt een heel mooi meisje langs om het
geld te innen. Zoals gebruikelijk moet er een sticker met het
betaalbewijs om een tentdraad.
Naast de camping is een mooi Vikingpark aangelegd, met veel hout
en een soort van openluchttheater. De douche is weer bij het
zwembad, maar in het hokje waar de wasmachine staat is warm water
waar ik mijn haar morgen wel kan wassen. Pingeyr is een net dorp
met net als ieder fatsoenlijke IJslandse plaats een behoorlijk
modern zwembad. Geld speelde geen rol, tot met ontdekte dat het
geld grotendeels uit lucht bestond.
Vrijdag 10 juli. Om 9:00 is het al 17 graden en er is veel zon.
Via een steile gravelweg rijd ik naar het uitzichtpunt Sandafell.
Ik heb een mooi overzicht van het dorp en de fjorden aan beide
kanten van de berg. Bij de waterval Dynjandi is helaas veel
tegenlicht. Dit is al de derde keer dat ik pech heb met tegenlicht
bij enkele van de meest bekende watervallen.
Om 10:30 ben ik bij de splitsing van weg 60 en 63. Het
toendralandschap is buitengewoon indrukwekkend. Daar valt niet mee
te spotten. Aan de 619 pauzeer ik bij een mooi zandstrand.
Patreksfjörður is vervolgens de grootste stad in de regio. De
supermarkt valt me tegen. Aan de overkant van de fjord ligt sinds
1981 het roestige scheepswrak Garðar op het strand. Prachtig! Mooi
ook dat ze het niet weghalen.
Bjargtangar
Via een avontuurlijke route rijd ik naar het meest westelijk
puntje van IJsland en Europa: Bjargtangar. De niet altijd even
geweldige gravelweg loopt langs het water en over bergen. Af en
toe voel ik de achterkant van de auto een beetje wegslippen. Met
een beetje pech lig ik in zee. Bij de lange afdaling wacht ik een
paar keer op tegenliggers, zoals zij soms ook voor mij doen. Bij
Breiðavik schijnen goede voorzieningen te zijn, maar het is nog te
vroeg om te overnachten. Bij het eindpunt van de weg staat een
vuurtoren en het meest westelijk pizzarestaurant van Europa
(gesloten). Wanneer ik over de rand van de afgrond naar de zee
koekeloer, zie ik papegaaiduikers. Van heel dichtbij! In de luwte
van de vuurtoren ga ik daarna heerlijk in de zon zitten.
Op de terugweg stop ik bij een vliegveld waar geen leven te
bespeuren is. Om op het strand te komen, moet ik de landingsbaan
kruisen. Dat zal wel niet mogen, maar niemand ziet het. Het strand
heeft mooie duinen. Net zoals in Nederland, maar dan met bergen en
fjorden.
Op de splitsing van 612 en 62 zie ik de Duitser met zijn
volkswagen camper staan. Hij toont me foto’s uit een
politierapport. Hij heeft een eenzijdig ongeluk gehad. De wagen
slipte van de weg, en landde gelukkig aan de landzijde op een
mossige ondergrond. Hij beaamt dat hij ontzettend veel mazzel
heeft gehad. Voor het zelfde geld was hij in een afgrond
gekieperd. Na op de weg te zijn getakeld en een band te hebben
vervangen, kon de camper weer rijden. En er is een lampje kapot en
her en der zitten deukjes.
Hij klaagt over het feit dat er zo weinig verkeersborden zijn.
Maar geeft ook toe dat hij door de trage voortgang iets sneller
heeft gereden. Uiteindelijk heeft deze pech hem zes uur vertraging
opgeleverd.
Hij gaat iets sneller dan ik naar Reykjavik, omdat hij een
reisgenote van het vliegveld moet halen die het laatste deel
meereist. We discussiëren over het al of niet nemen van de
veerboot naar de landtong waar Snæfellsjökull (1446m), de beroemde
vulkaan uit Jules Verne zijn "Reis naar het middelpunt der aarde"
is. Ik wil graag over land omrijden, want dan kan ik het
geboortehuis en monument van de eerste ontdekker van Amerika zien.
De Duitser twijfelt nog.
Ik eindig vandaag op de mooie camping van Flókalundur. Er is ook
een hotel en een verborgen warmwaterbad aan de kust. Wanneer ik
voor mijn tentje in een korte broek in de zon zit te lezen,
arriveert de Duitser. Hij vertelt wanneer de veerboor morgen
vertrekt (12:00) en wat de drie uur durende overtocht kost. In
mijn reisgids staat dat je in het hoogseizoen beter kunt
reserveren; misschien geldt dat met name voor de tegengestelde
richting. Ik blijf bij mijn omrijdplan (minstens 200 kilometer
extra). Eigenlijk lig ik een beetje op voor het routeschema dat ik
thuis had gemaakt. Dus haast heb ik niet.
Het lezen lukt niet echt, want op het een grasterras één niveau
lager ligt een mooie IJslandse te zonnen. In een witte bikini met
zwarte stippen, jaren vijftig stijl. Ze gedraagt zich als een
diva.
Zaterdag 11 juli. Om 9:00 verlaat ik de camping. Een deel van de
gasten slaapt nog. Het is zonnig en 18 graden. De korte broek kan
weer aan. Er volgt een lange, grotendeels snelle, maar beetje
saaie route naar Búdardalur. Daar doe ik in de Samkaup
lunchinkopen. Voor het monument van Leifur Eiriksson moet ik acht
kilometer visa versa over weg 586 naar Eiriksstaðir. Leifur is
vermoedelijke de eerst ontdekker van Amerika. Hij heeft rond het
jaar 1000 de kust van Noord-Amerika van New Foundland tot Long
Island (waar New York nu ligt) verkend.
Er volgt een nog minder mooi landschap tot net voor Stykkishólmur.
Aan weg 58 neem ik de inrit naar de heuvel Helgafell. Volgens mijn
reisgids moet ik deze heuvel beklimmen zonder om te kijken en mag
ik op de top met mijn gezicht naar het oosten drie wensen doen,
zonder ze door te vertellen. Dat doe ik.
In Stykkishólmur bezoek ik de Bonus supermarkt. Er heerst een zeer
zomerse sfeer in dit stadje. Gezinnen zijn in een opperbeste
vakantiestemming. Op een heuvel in het centrum staat de kerk. Ik
parkeer daar voor mijn lunch en geniet binnen even van een zanger
en pianist die aan het oefenen zijn.
Wanneer ik iets na 15:00 wegrijd, zie ik de Duitser langs de weg
staan. Hij bestudeert de landkaart en heeft helaas niet tijd voor
de gehele landtong. Hij gaat richting Reykjavik. Na de afslag met
weg 56 kom ik door een mooi vulkanisch landschap; een veld met
ruwe zwarte brokken.
Bij Grundarfjörður kan ik bij een informatiecentrum even
internetten. Een kwartier kost 200 kronen. En een kop thee 150.
[Fragmenten uit e-mail]
Ik ben in het plaatsje Grundarfjörður op een landtong aan
de westkant van het land. Het noordwesten heb ik inmiddels
gezien. Af en toe heel mooi, zoals een gravelweg langs zee
die eindigde bij een zwembad met zicht op zee, gevoed door
een warmwaterbron (Krossnes).
Ik heb ook mooie stranden gezien met azuurblauw water en
het weer is al dagen erg goed. Ik zit nu in een korte broek
en T-shirt in een informatiecentrum met een café.
Nog wat typische IJslandse dingen: heel veel bruggen zijn
Einbreid Brú (one way bridge, zoals er ook veel in Nieuw
Zeeland zijn). De mensen zijn niet zo spraakzaam. Meestal
houden ze het bij het meest noodzakelijke, zoals bij het
betalen van de camping of bij de kassa in een winkel.
Morgen ga ik naar de vulkaan uit het beroemde verhaal van
Jules Verne en ik ben ook bijna in Reykjavik.
[einde e-mail]
In de fjord ligt een cruiseschip. De passagiers zijn met
reddingsboten aan wal geweest voor een excursie en gaan nu weer
aan boord. Het gezelschap is zeer internationaal. Bij het zwembad
in het dorp is een kleine camping, maar ik rijd nog een stuk
verder tot de camping net voor Ólafsvík. Deze heeft een mooi
grasveldje, met veel schaduw van de bergen en iets oudere
voorzieningen.
Naast mij kamperen twee lesbiennes uit Duitsland, of het zijn
gewoon twee vriendinnen, dat kan uiteraard ook. Een dikke jonge
vent komt langs om het geld te innen. Alle kampeerders zoeken een
plekje langs de omheining. Een Duits stel plaatst hun tentje nog
tussen mij en de meiden. Een krappe bedoening en eigenlijk nogal
onfatsoenlijk. Je hoort toch een paar meter afstand te houden.
Overigens herkennen zij mij en ik hun. We stonden in Dalvik
namelijk ook naast elkaar op de camping.
Snæfellsjökull
Zondag 12 juli. Het is helder maar er staat een frisse wind. Het
is 13 graden. Eerst rijd ik een paar kilometer terug om de
Snæfellsjökull vanuit het oosten te kunnen fotograferen. Aan het
begin van weg 570 staat een waarschuwingsbord. Na een paar
kilometer houd ik het maar voor gezien. Ik krijg de vulkaan zo
toch niet goed in beeld en de bergweg is erg slecht. Op mijn
vervolg rond het einde van de landtong kom ik bij Dritvik, waar
hele mooie vulkanische rotsformaties zijn. En juist nu is het
zicht op de vulkaan bijzonder mooi!
Ik doe een korte wandeling bij het kustplaatsje Hellnar. Dit is
een gebied waar ik veel meer recreatie had verwacht. Want aan deze
kant van de landtong is het gebergte bijzonder mooi. Een
combinatie van donkere bergen, lawinegesteente, sneeuwvlakjes,
meertjes, hoge watervallen. Prachtig!
Even voor 12:00 ben ik bij de mooie basaltformatie Gerðuberg. De
basaltzuilen lijken op een serie versteende orgelpijpen. Mijn
volgende reisdoel is de waterbron Landbrotalaug. Het water is
helaas te heet. En kennelijk is niemand die op het idee gekomen om
koud water te mengen met het bronwater, of misschien wel aan
gedacht maar niet uitgevoerd.
Daarna rijd ik een stuk het binnenland in naar de prachtige
watervallen Hraunfossar en Barnafoss. De eerste is een serie naast
elkaar gelegen watervallen en kleurt prachtig met het lichtblauwe
rivierwater en de blauwe lucht. Totnogtoe is dit de mooiste die ik
in IJsland heb gezien.
Ik overnacht op de camping van Fossatún. De meisjes bij de
receptie zien er zeer ‘smakelijk’ uit. Mijn tentje zet ik dicht
naast de auto, want er staat aardig wat wind. Overigens is de
lucht geheel wolkvrij. In de ‘hot tubs’ van de camping liggen
Amerikanen. Iets te druk voor mij om er bij te gaan zitten. Naast
de camping is een korte wandelroute uitgezet met trollenverhalen.
Interessant.
Maandag 13 juli. Er staat een frisse wind, het is 12 graden en
deels bewolkt. In Borgarnes wil ik naar de supermarkt, maar die is
nog niet open. In plaats van de bijna zes kilometer lange Hvalfjarðar-
göng (Walvisfjordtunnel), die onder de fjord doorloopt, neem ik een
mooie omrijdroute door het binnenland.
Reykjavik
Bij de eerste de beste supermarkt (Bonus) richting het centrum van
Reykjavik houd ik mijn lunchpauze. Reykjavik en voorsteden zijn
opvallend groot. Ik ben de drukte en het stadsverkeer niet meer
gewend. De weg loopt verder langs het water. Er ligt een groot
passagiersschip. Op een gegeven moment zie ik geen bordje meer met
"Centrum", maar met enige mazzel kom ik uit bij een parkeerplaats
achter een gebouw van Visa waar ik gelijk geld uit de muur kan
halen.
Het is mooi zonnig weer en ik doe een paar rondjes door de
winkelstraten en geniet net als vele anderen van de zon in het
parkje bij het stadshuis. Om 16:15 rijd ik naar de camping. Een
enorme kampeerterrein met een heel groot veld voor tentjes, ook
voor groepen, en een kleiner veld voor campers. Dat veld vind ik
aangenamer. Mijn (afwijkende) actie trekt ook anderen met tentjes
naar dit deel van de camping, want later staat links van mij een
gezin uit Zweden en rechts een jong stel uit Polen.
In de tussentijd heb ik in de kelder van het naastgelegen moderne
hostel mijn was gedaan. De jonge vent bij de receptie spreekt me
in het Nederlands aan. Dat heb ik te danken aan de tas van Albert
Heijn. Ik zorg dat ik net voldoende was doe zodat ik de laatste
tien dagen fris door kan komen. Was draaien kost 350 kronen voor
40 minuten en de droger is ook 350 kronen. Ongevraagd krijg ik een
kokertje waspoeder. Maar goed ook, want dat had ik niet.
Wanneer ik op het terras van het hostel wacht, hoor ik Amerikanen,
Duitsers, Nederlanders en Italianen. Ik heb tijdens de reis ook
Tsjechen, Spanjaarden en Oostenrijkers gezien. Ook wel Denen, maar
opvallend weinig Zweden en nog minder Noren.
Wat valt er verder over Reykjavik te vertellen? Een groot
stedelijk gebied. Terrasjes met zomers geklede mensen. Enkele
alcoholisten bezetten bankjes van het centrale parkje. Jongeren
liggen in het gras. Er zijn veel restaurants met internationaal
eten, soms met lokale specialiteiten zoals walvis- en
papegaaiduikervlees. Opvallend veel korte rokjes en gewaagde
decolletés. In visueel opzicht is de architectuur van Reykjavik
weinig bijzonder.
Dinsdag 14 juli. Ik sta vroeg op om de drukte voor te zijn bij de
douches. Per sekse zijn er namelijk maar drie douchen en dat is
erg weinig voor zo’n grote camping. Wanneer ik wegrijd, is het 12
graden en deels bewolkt.
Ik rijd over een brede snelweg naar de zuidwestpunt van IJsland.
Het landschap is vrij kaal, met veel zwarte vulkanische grond. Bij
de vuurtoren staat erg veel wind. Ik blijf daarom in de auto. In
zee staat een markante rots. In Grindavík haal ik inkopen voor de
lunch. Bij Blue Lagoon staan erg veel auto’s op het
parkeerterrein. Voor mij veel te druk. Dit is de meest bekende
warmwaterbron van het land met een mooi zwembad.
Bij Seltún is een vulkanisch natuurgebied. Maar dat stelt na het
zien van de velden bij Mývatn weinig voor. De route komt
vervolgens door een erg mooi landschap langs een meer en net voor
ik de snelweg bereik, hangen rechts van de weg vele vissen te
drogen. Zo massaal heb ik dat nog nooit gezien. Ik ken dit
verschijnsel wel van Noorwegen.
Na het avondeten verken ik de omgeving bij de camping. Naast de
camping is een groot zwembad, achter het veld waar mijn tentje
staat is een atletiekbaan waar meiden met strakke lichamen
trainen. Even verderop is een voetbalstadion. Bij de camping ligt
een mooi park. Naast dat park is een wijk met luxe woningen met
een mooi uitzicht over de stad. Tijdens een verkenningsronde in de
omgeving zie ik regelmatig joggende blondines.
Wanneer ik weer bij mijn tentje kom, vraagt een Nederlander me of
ik kan helpen met instellingen voor draadloos internet op zijn
laptop. Ik zeg dat ik daar geen verstand van heb (en dat is ook
zo). Hij staat met een Fiat Ducato aan de rand van het terrein en
is al vanaf 12 juni onderweg. Het is een weduwnaar die veel
wandelt en in een heel langzaam tempo reist.
Woensdag 15 juli. De wind is gaan liggen. Gisteren is het niet
warmer dan 15 graden geweest. Vanmorgen is de lucht helder blauw.
Voor ik Reykjavik voorgoed verlaat, ga ik eerst nog een keer
uitgebreid door het centrum rondstruinen. Het is al snel 20
graden. De Hallgrimskerk, die vaak als herkenningspunt van de stad
fungeert, staat in de steigers. Net als eergisteren zijn er
verklede jonge acteurs en actrices op straat. Sommigen dragen
attributen zoals een stoel of een krant. Het voortbewegen door de
straat is onderdeel van hun theater: snel, slow motion en
houdingen als standbeeld wisselen elkaar af. Zonder een woord te
zeggen of contact te maken met het straatpubliek.
De Bonus supermarkt in het centrum gaat pas om 12:00 open. Rond
15:00 verlaat ik de stad. De zon laat het even afweten. Gisteren
en vandaag heb ik de auto gratis in de buurt van Olis tankstation
aan de rondweg geparkeerd gehad.
Via weg 431 rijd ik het binnenland in. Langs deze weg loopt een
pijpleiding met warm water voor Reykjavik en haar voorsteden. Pas
bij het bochtige deel is de omgeving weer mooi.
Þingvellir
Ik neem eerst een kijkje bij Þingvellir. Vooraf wist ik niet goed
wat ik me moest voorstellen bij de scheidingslijn tussen Europa en
Amerika, maar hier is die duidelijk zichtbaar. Het is een groot
oneffen terrein met een kloof waar een pad door loopt.
Beide continenten ‘drijven’ zelfs nog 1 à 2 centimeter per jaar
van elkaar af.
Op de splitsing van de wegen 36 en 52 is een camping met meerdere
vlakke velden. Ik zet mijn tentje het dichtst bij het
informatiecentrum, waar ook een cafetaria is. Wat eten betreft
haal ik meestal iets bij een grill of cafetaria, of Subway,
alhoewel sommige restaurants minder duur zijn dan ik had verwacht.
Omdat ik in Azië vaak tweemaal daags warm eten had, sla ik in
IJsland wel eens een dag over.
Donderdag 16 juli. Vanmorgen is het half bewolkt en 15 graden. Ik
heb gisteravond in de auto zitten lezen. Met de zon op de voorruit
kon ik in een T-shirt blijven zitten. Vanmorgen heb ik een zwerm
vliegen om mijn hoofd. Ik breek mijn tentje snel af en wandel nog
een stuk aan de westkant van de kloof. De zon staat nu beter voor
foto’s.
De volgende stop is bij de mooie kleine krater Kerið, vlak langs
de weg. Ik loop langs de kraterrand en daal ook af in de diepte
waar een laag water in ligt. Een prachtig plekje. Bij Laugarvatn
doe ik lunchinkopen en ik was de auto bij het tankstation. Dat is
bij iedere tankstation gratis. Vanaf een bungalowparkje doe ik de
wandeling naar Brúarfoss. Via een smal pad tussen struiken kom ik
bij deze zeer fraaie waterval. Er zijn geen andere wandelaars. De
waterval staat ook niet vanaf de weg aangegeven. Ik heb ‘m uit
mijn reisgids.
Geisers
Dan rijd ik verder naar de beroemdste geiser van IJsland Geysir.
Het woord geiser komt van de man die Geysir heette. Via een
zijweggetje ontwijk ik de drukte bij een hotel en restaurant en
kom aan de zijkant op het terrein waar enkele pruttelende
stoomgaten zijn. Geysir zelf heeft er geen zin meer in, maar zijn
buurman Strokkur is nog zeer actief. Ook de schijnbewegingen
worden enthousiast ontvangen door het publiek dat redelijk dicht
op de spuitkanon staat.
Even verderop is de machtige Gullfoss. Deze dubbele waterval spat
zoveel water op, dat het lastig is om de lens watervrij te houden.
Met de zon is het lekker warm geworden en de korte broek kan weer
eens aan. Wanneer ik op zoek ga naar een camping, heb ik pas bij
de vierde succes. In Fluðir is een aardig terrein met veel vaste
kampeerders en weinig plek voor trekkers. Aan de rand van het dorp
haal ik tomaatjes bij een tuinder. Je moet zelf geld in een bakje
doen. Kinderen zwemmen in de rivier naast de camping. Een man
begint tegen mij te praten, maar hoewel IJslands soms erg op Fries
lijkt, versta ik hem niet.
Vrijdag 17 juli. In Selfoss gooi ik de tank vol en doe inkopen bij
Bonus. In het informatiecentrum van Hella ga ik even internetten.
[Fragmenten uit e-mail]
In de vorige mail was ik gebleven bij de Snæfellsjökull op
de landtong in het westen. Omdat die vulkaan op het einde
ligt, is hij bijna van alle kanten te bewonderen. Of je
echt via deze opening bij de Etna uit zou kunnen komen,
zoals Jules Verne schreef? Wel leuk bedacht natuurlijk.
Daarna ben ik twee nachten in Reykjavik geweest. Een
aangename stad. Even een geheel andere wereld na al die
natuur. In de buurt van de hoofdstad zijn enkele grote
trekpleisters. Zoals Þingvellir, de geologische grens
tussen de continenten Amerika en Europa. Duidelijk
herkenbaar.
En ik ben naar Geysir geweest. Die is zelf nauwelijks meer
actief, in tegenstelling tot zijn buur Strokkur. Om de paar
minuten spuit die circa 20 meter hoog water op en dat
levert bijzonder leuke reacties van het publiek op. Wat mij
betreft is deze geiser mooier dan de Old Faithful in
Yellowstone, en je kunt er ook nog heel dicht bij komen.
Ik ben nu in Hella in het zuidwesten en ga langs de
zuidkust naar het oosten om daar donderdag weer aan boord
te gaan voor de terugreis.
Maar eerst nog het zuiden van IJsland!
[Einde e-mail]
Er blijft hardnekkige bewolking boven het berggebied in het
binnenland hangen, terwijl langs de kust is een mooie blauwe
lucht. Langs weg 261 zijn een aantal aardige watervallen. Helaas
is het bewolkt. De Seljalandsfoss is ook heel bijzonder. Je kunt
namelijk achter deze waterval langs lopen. Een paraplu of
regenjasje is wel handig. Een paar honderd meter verderop zit een
hele mooie camping met douche (200 kronen). Er zijn meerdere
veldjes op terrassen. En bij de camping is nog een waterval.
Zaterdag 18 juli. Het heeft afgelopen nacht geregend. Jammer.
De lucht is geheel grijs en het is 12 graden. Een Française in de
douche naast me laat een munt van 100 kronen vallen. Die geef ik
haar onder de tussenwand terug. "Merci!" Ik ontbijt in een zaaltje
samen met een groep Spaanse mannen. Ze zijn op de fiets en
proberen de Nederlandse teksten op verpakkingen van Euro Shopper
uit te spreken. Ik help hun. In deze regio zijn meer mensen die
een fietsvakantie houden dan ik totnogtoe heb gezien.
Ik ben nu in het zuiden van IJsland. Richting Vik is een
donkergrijze lucht, daarom besluit ik tijdelijk terug te rijden
naar Selfoss en leg daar een route langs de kust af. De zon
schijnt daar namelijk! Dankzij de zon blijft mijn stemming
redelijk goed. Er zijn nauwelijks mensen op het strand. Wel veel
vissers bij binnenwateren. In Selfoss is een camping met zeer
goede voorzieningen. De plek waar de tentjes mogen staan is mooi
beschut door bomen, met een vijver in het midden.
Ik eet bij de Subway in het centrum. Net als in de supermarkt van
Selfoss zijn hier ook weer bijzonder mooie meiden. Omdat er een
paar stevige buien vallen, ga ik in de zaal die bij de keuken van
de camping hoort zitten lezen. Er heerst een gezellig sfeertje. Ik
krijg aan mijn tafel gezelschap van twee jonge Duitse vrouwen:
Klara en Moni. Ze zijn te kort in IJsland om veel te kunnen zien.
Klara (26) wil graag papegaaiduikers zien en overweegt om met de
bus naar het westpunt te gaan, waar ik ben geweest. Michaëla uit
Oostenrijk komt er ook bij zitten. Alle drie zijn ze aangesloten
bij de padvinderij en waren voor een internationale bijeenkomst in
Reykjavik. Klara reageert enthousiast op het romantische avontuur
met mijn China Girl.
"O, wat romantic!"
Zondag 19 juli. Wanneer ik om 9:15 de camping verlaat is het 15
graden en zonnig. Ruim een uur later ben ik op de plek die ik
gisteren ook al had bereikt. Nu ga verder op weg naar Vik. De
grotwoningen langs de weg zijn niet zo bijzonder. Mijn eerste
echte stop is bij de Skógafoss. Dat is een hoge waterval met veel
stofregen met daarvoor een camping.
Via weg 218, die grotendeels onverhard is, rijd ik naar het
eindpunt waar op het zwarte strand mooie groene, zwarte en grijze
stenen zijn. Dit is het zuidelijkste puntje van IJsland. Iets
eerder loopt een pad omhoog naar een vuurtoren. Er staat geen
bord, maar ik ben niet de enige die naar boven rijdt. Vanaf de top
is pas goed zicht op Dyrthólaey, een rotsboog in zee, een
zogenaamde ‘natural bridge’. Er loopt een pad naar beneden voor
een nog beter zicht op dit natuurfenomeen.
Even verderop, aan het eindpunt van zijweg 215, houd ik mijn
lunchpauze. Het is 12:15. Verder naar het oosten is de natuur ook
erg mooi. Ik krijg zicht op gletsjers en sneeuw. In Vik doe ik
inkopen bij de Kjarval supermarkt. Links van de weg zijn mooie met
gras bedekte bergen in gevarieerde vormen. Het is 17 graden en de
zon breekt bijna helemaal door het wolkendek.
Na Vik volgt een ongebruikelijk vlak landschap. Bij een
parkeerplaats staan allemaal stapeltjes stenen, door mensen
gemaakt. Verderop zijn grote bemoste stenen. Aan zijweg 203 kijk
ik bij de Stjornarfoss. Daar is ook een kleine camping, maar in
Kirkjubæjarklaustur zelf (weinig meer dan een gehucht) is een
uitstekende camping, Kirkjubæjar II. Samen met die van Selfoss
waarschijnlijk de beste camping die ik in IJsland heb gehad. De
douche kost 250 kronen en de camping zelf 800.
Gletsjers & gletsjermeren
Maandag 20 juli. Om 9:20 verlaat ik de camping. Het is 14 graden
en half bewolkt. Over een enorme grijze, kale vlakte met enkele
lange bruggen rijd ik verder naar het oosten, richting de
gletsjers. Bij Skaftafell wandel ik naar de Svartifoss waterval.
Dat is een mooie wandeling met in het begin klimmen en daarna een
makkelijker traject, en als beloning de waterval tegen een muur
van basaltkolommen. Ik blijf een tijd bij de waterval om te
wachten op meer zon en kijk naar de andere wandelaars.
Bij het bezoekerscentrum van Skaftafell lunch ik. Even verderop
wandel ik naar de Svinafellsjökull gletsjer. Aan het begin staat
een gedenkplaat voor twee Duitse jongens die hier zijn
verongelukt. Gletsjers zijn erg gevaarlijk.
Omdat ik niet weet of het weer lang zo goed blijft, rijd ik door
om de andere natuurwonderen aan de zuidkust te zien. Fjallsárlón
is zeer fotogeniek omdat voor de gletsjer ijsblokken in een
gletsjermeer drijven. Ik parkeer mijn auto naast een vrachtwagen
van een Duits echtpaar de wereld heeft rondgereisd. Aan een
kaartje achterop valt te zien dat ze zeker niet voor de
eenvoudigste route hebben gekozen.
Het volgende gletsjermeer, Jökulsárlón, heeft gefigureerd in twee
James Bond films. Deze is nog mooier en trekt veel bezoekers. Door
de frisse lucht en al dat natuurgeweld heb ik behoefte gekregen
aan een dutje.
Daarna volgt een traject met af en toe landbouwgrond. Om 17:10
arriveer ik in Höfn waar ik inkopen doe bij de Netto supermarkt en
de tank vul. De camping staat me niet aan. Hij is klein en staat
erg vol, onder andere door een groep Nederlanders van ACSI. Er
staat veel wind op deze landpunt in het zuidoosten. Maar Höfn is
op zich wel een aardig stadje.
De oostkust
Ik kom door een 1300 meter lange tunnel. De steile bergpas is
afgesloten. Aan de noordkant zie ik dat je vanaf deze kant wel de
bergpas op mag rijden. Dat doe ik. Het uitzicht op de top (aardig)
geeft een goed overzicht van de omgeving met gletsjers en de kust.
Hier staat nog veel meer wind. Ik waai bijna weg. Twee jonge
IJslandse vrouwen joggen voorbij om iets aan hun dikke konten te
doen.
Het vervolgtraject langs de oostkust bestaat uit veel bruingrijze
lawinebergen, ook weer een woest landschap maar anders, ook weinig
bewoning en delen van de weg lopen zeer dicht langs de kust. Er
staat nog steeds veel wind en het is slechts 10 graden. In
Djúpivogur is het 14 graden en de wind is een beetje minder. Op
het hoogste veldje van deze opvallend aangename camping staat het
minste wind. Ik plaats mijn tentje in de luwte van de auto.
De receptie van hotel Framtid fungeert ook als receptie voor de
camping. In het hotel is het warm. De rondborstige meiden van het
hotel zien er ‘smakelijk’ uit. De camping kost 850 kronen, waar
nog 200 bij komt voor de douche. In het keukentje van de camping
overheerst een sterke kookgeur. De drukke in het kleine hokje
schrikt me af en ik ga maar in de auto zitten lezen, uitzoeken wat
ik morgen kan doen. Het is al half negen en daarmee een lange
reisdag geworden. Alhoewel ik regelmatig heb gestopt en ook
gewandeld.
Dinsdag 21 juli. Om 9:09 is het 10 graden en voor 90 procent
bewolkt. Het beetje blauwe lucht zit in het noorden. Ik ga naar
het noorden. Misschien een goed voorteken. De douche was
uitstekend. Vandaag moet ik zorgen dat ik niet te snel bij het
eindpunt van de route ben. Want ik ben bijna in Egilsstaðir en dan
is het niet ver meer naar de haven waar ik overmorgen op de boot
ga.
Langs een steile gravelweg (939) zijn enkele mooie watervallen. De
bovenste is het mooist, op slechts een paar minuten wandelen. In
Fáskrúðsfjördur zijn enkele muurschilderingen over visserij.
Verder is er weinig leven in de brouwerij. Iets verderop houd ik
een lange pauze in een bocht langs de weg, met uitzicht over zee.
Ik kijk naar de golfslag en hoop dat de zee rustiger zal zijn
tijdens de bootreis.
Een nieuwe tunnel zou de route flink verkorten, maar ik heb
besloten om de hele kustweg langs de fjorden af te reizen. Aan het
begin van deze fjord - aan zee - is het 4 graden kouder ten
opzichte van het eindpunt ervan in het binnenland.
In Reyðarfjörður doe ik inkopen bij de Kronan supermarkt. Deze
winkel heeft een groot assortiment en er is hier meer leven op
straat. De haven is vrij groot en er is ook een fabriek. Even
verderop is een gratis camping, maar ik ga nog een stukje verder.
Oorspronkelijk zou ik bij één van deze havenstadjes aan de
oostkust overnachten, maar dat heb ik gisteren ook al gedaan en ik
besluit om toch maar door te rijden naar Egilsstaðir. Daardoor
houd ik nog een dag over.
De camping van Egilsstaðir heeft een beetje verouderde
voorzieningen. Het tentveldje is veel minder druk dan de plekken
waar de campers en caravans staan (ook weer die groep van ASCI).
Wanneer ik mijn flesjes met water bijvul, hoor ik een ouder
echtpaar Fries praten. Ze doen de afwas. Het is een gepensioneerd
stel. Hij kent een inwoner van mijn geboortedorp. Dat was zijn
collega. Volgens de Friezen komt het echtpaar met een tent
tegenover mij ook uit Friesland. Terwijl ik daar sta te praten,
komt de Duitser van de Volkswagen camper aanlopen en geeft mij een
hand. Ik vraag hem of hij nog meer pech heeft gehad. Gelukkig
niet. We zien elkaar overmorgen vast aan boord.
Woensdag 22 juli. Ondanks het feit dat de lucht gisteravond steeds
meer blauw werd, is het vanmorgen geheel bewolkt en regent het
zelfs een klein beetje. Het is slechts 9 graden. Het is 9:00 en ik
heb nog ongeveer 24 uur te besteden. Gelukkig trekt de bewolking
langzaam weg. De Bonus supermarkt gaat ook hier pas om 12:00 open.
Bij de andere supermarkt, bij het tankstation op de splitsing met
de ringweg, ontmoet ik de Nederlandse vrouw met de blauwe Toyota.
Zij heeft IJsland in omgekeerde volgorde gereden. Ze heeft geen
tijd gehad voor de noordwestelijke fjorden, want ze heeft een
trektocht naar het binnenland gedaan.
Vanaf 14:00 is de bibliotheek open, zodat ik nog een berichtje
naar Nederland kan sturen. Internet is hier gratis. Ik geef de
vriendelijke dames de tip dat ze iets moeten neerzetten waar
gasten een donatie in kunnen doen.
[Fragmenten uit e-mail]
Toch nog een laatste mailtje uit IJsland. De komende nacht
sta ik op de camping waar ik de eerste twee nachten ook heb
gestaan. Morgenvroeg is het vervolgens nog circa 30
kilometer naar de boot. Ruim drie uur voor vertrek (12:00)
moet het inchecken gedaan zijn.
De afgelopen drie dagen heb ik weinig zon gezien, maar er
is ook nauwelijks regen gevallen. De zuidkust is erg ruig
en bestaat onder andere uit gletsjers en gletsjermeren. En
er waren onderweg ook weer veel watervallen te zien, zoals
bijna dagelijks. De fjorden in het oosten waren ook
indrukwekkend, maar het was hier een flink stuk koeler en
er stond meer wind. Met deze natuur valt niet te spotten.
De afgelopen dagen zie ik steeds meer voertuigen die morgen
ook met de boot gaan. Sommige Zwitsers, Duitsers en
Tsjechen hebben hoge vrachtwagens waarmee ze ook door het
binnenland kunnen.
Ik heb heel veel van IJsland gezien. Volgens mij alles van
mijn wenslijstje. En veel daarvan was mooi, maar ik heb het
nu wel gezien kan concluderen dat ik niet terug hoef.
Nu nog een rustige zee...
[Einde e-mail]
Na een flinke bui, keert de zon sterk terug. Het is zelfs warm in
de auto. Ik doe een wandeling naar de Farðagafoss die rond 16:00
bijzonder mooi belicht is. Deze waterval ligt langs de weg naar de
veerboot. Aan het einde van de middag ga ik naar Fellabær, even
ten noorden van Egilsstaðir. De camping is opvallend rustig, want
er zouden nu inmiddels heel veel reizigers in de buurt moeten zijn
die morgen met de boot gaan. Naast mij staat een jong Nederlands
stel met een huurauto. Zij zijn pas halverwege hun reis.
Ik probeer mijn laatste IJslandse kronen op te maken in de Bonus
supermarkt en koop nog van die heerlijke verpakte pannenkoeken. De
laatste overgebleven muntjes leg ik tijdens de avondwandeling op
het hoogste punt van een rotsheuvel in de buurt van de camping. Ik
ga vroeg slapen.
Donderdag 23 juli. Half zeven. Het is windstil wanneer ik wakker
word. Het heeft afgelopen nacht geregend ondanks de mooie heldere
lucht toen ik ging slapen. De nacht was fris. Het is nu 7 graden.
De andere bootreizigers zijn ook wakker. Helaas regent het en is
de wind aangetrokken wanneer ik de camping verlaat.
Op de bergpas onderweg naar de haven is het slechts 3 graden! Dit
is die mooie weg waarover ik bij aankomst met IJsland
kennismaakte. Met alle rijen auto’s sta ik toevallig naast de
vrouw van de Deen. Hij is teruggevlogen en zij neemt de auto mee
naar huis. De wachtmarge van drie uur is overigens overdreven
lang. Want na het inchecken sta ik maar te niksen. Volgens mij
moet dit sneller kunnen.
De Duitser en zijn reisgenote moeten in een rij voor hogere
voertuigen. Op de boot spreek ik kort met hem. Hij praat nu Duits
en vertelt over zijn ervaring op de overvolle camping bij de
haven. Verschrikkelijk! Niet iedereen kon er staan en sommigen
hebben langs de weg gekampeerd.
De terugreis
Mijn hutgenoten zijn een lange Duitser (Andreas), een oudere
kleine Duitser (Michaël), die al vijftien keer in IJsland is
geweest. Hij heeft een oude landrover. Zijn reserveband is van de
wagen gebroken tijdens de lange rit door het binnenland. En dan is
er nog Hans, uit Zwitserland. Een kleine grijze man met een baard
en ontzettend veel borsthaar. Die is moeilijk te verstaan met zijn
sterk Zwitserduits accent. Ook Hans is al vele malen in IJsland
geweest. Echte liefhebbers dus.
Michaël houdt wel van een praatje. Wanneer ik hem foto’s laat
zien, is hij verwonderd dat ik een waterval heb gezien waar hij
nog nooit van heeft gehoord. Hij heeft ook 5000 kilometer
afgelegd, inclusief twee stukken door het binnenland. Wanneer hij
een IJslandse blondine in mijn serie voorbij ziet komen, moppert
hij dat de meiden het afgelopen decennia dikker zijn geworden. Ze
hebben het hier te goed gehad.
Ik vertel over de controle met de scanner op de heenreis. Volgens
hem heerst er in IJsland een grote angst voor drugsgebruik. De
regering is extra streng. Met de toenemende werkeloosheid zoeken
meer mensen hun uitvlucht in drank en drugs. Hij vertelt dat in
Reykjavik dure auto’s in de garageboxen blijven omdat ze doelwit
waren bij protestacties van mensen die hebzucht veroordelen.
Ik ga in de buurt van de supermarkt met een boek zitten. Je kunt
aan boord weinig meer doen dan tijd doden. Sommige reizigers
zitten met een laptop hun foto’s te bekijken. Na het eten praat ik
met het echtpaar uit Friesland. Ze zitten op het dek onder het
afdak te kaarten. Het is er warm genoeg. Ze hebben deze reis van
hun kinderen cadeau gekregen. Ik laat hen foto’s zien van mijn
China Girl.
Vrijdag 24 juli. In de nacht ben ik een paar keer wakker geweest
door omroepberichten toen Tórshavn werd aangedaan. Ik sta erg laat
op omdat Andreas nog sliep en ik in de veronderstelling was dat
het nog nacht zou zijn. De andere heren hebben de hut al lang
verlaten. Andreas slaapt met zijn kleren aan en is vermoedelijk
met een dronken kop ergens in de kleine uurtjes op zijn bed
geland.
Na het douchen brunch ik in het cafetaria waar het gezellig druk
is. Het personeel is ouder dan op de heenreis. Nu is er ook een
Aziatische vrouw. Ze is best mooi, maar ontwijkt oogcontact. Een
jong Duits stel zit net als gisteren achter een laptop naar het
scherm te turen, afgewisseld met schaamteloos gelebber.
Daarna ga ik in de Viking Club lezen. Als avondeten neem ik
tomatensoep, een broodje zalm, salade en yoghurt.
De aankondiging van de avondvoorstelling voor de kinderen klinkt:
"O-bla-di o-bla-da", in een Deense kindervariant.
Ik ga op het zonnedek lezen en maak weer een praatje met het
Friese echtpaar. Daarna kijk ik naar de Magic Show voor
volwassenen met de exotische Lady Vivian. Zij is de salsadanseres
van de heenreis. Ze nodigt me samen met anderen uit het publiek
uit om mee te doen op het podium, maar dat durf ik niet aan. De
bedoeling is om muziek te maken met tien mensen, onder aanwijzing
van de dikke magicus. Vivian blijft maar stralend glimlachen.
Zaterdag 25 juli. De Zwitser staat vroeg op. Ik krijg de indruk
dat Andreas nu pas gaat slapen. Gisteren speelde hij bij een act
volgens mij onder één hoedje met de magicus. Rond 8:00 sta ik op.
De laatste uurtjes aan boord zijn ingegaan. De zon schijnt.
Aankomst in Denemarken
De boot komt een half uur eerder in Hanstholm aan dan gepland.
Omdat ik op het bovenste dek sta, rijd ik als één van de laatsten
van boord. Ik sla rechtsaf en dan de heuvel op naar de supermarkt
om wat inkopen te doen voor onderweg, onder andere blikjes cola en
druivensuiker om extra wakker te blijven.
Rond 15:00 verlaat ik Hanstholm en neem weg 26 naar Århus. Een
iets andere (kortere) route dan tijdens de heenreis, maar ik draai
pas na 17:00 op de Autobahn richting het zuiden, naar Deutschland.
Na een korte pauze bij een wegrestaurant waar ik mijn laatste
Deense Kronen opmaak, vallen een paar buien. Ik haal de blauwe
Toyota in van de Nederlandse. En ook regelmatig terreinwagens die
waarschijnlijk ook aan boord waren.
Om 19:10 ben ik bij Schleswig in Duitsland waar ik de tank vol
gooi. Net voor Hamburg gaat de odometer door de grens van 400.000
kilometer! Ik geef een klopje op het dashboard en dank mijn auto
dat deze mijlpaal is bereikt en hij IJsland heeft overleefd.
Volgens radiozender NDR-2 staan er 21 singles van Michael Jackson
in de hitparade. Bij de Elbetunnel sta ik even stil, maar er is
nauwelijks meer sprake van file. De normale afslag richting Bremen
is afgesloten vanwege wegwerkzaamheden. Maar even verderop kom ik
alsnog op de juiste Autobahn.
Ter hoogte van Bremen pauzeer ik weer even. Het is 21:30. Ga ik
nog naar een camping of rijd ik door naar huis? Een paar jaar
geleden heb ik vanuit Zweden hier ergens in de buurt op een
camping gestaan. Het is rustig op de weg en ik ben niet moe, dus
besluit ik om naar huis te rijden. Regelmatig is er een stuk weg
waar niet snel gereden kan worden vanwege wegwerkzaamheden. Toch
rijd ik vlot door en heb weinig behoefte aan lange pauzes. Rond
0:30 ben ik thuis.
Tot slot:
- IJslanders weten de weinige toiletten op campings
opmerkelijk schoon te houden.
- Er kwam zandstof in mijn haar wanneer ik het raam van de
auto tijdens het rijden openhield voor frisse lucht.
- Meer schapen op het strand dan mensen.
- Ik heb in geen enkel land meer Toyota Land Cruisers gezien
dan in IJsland.
De reis naar IJsland was de enige dit jaar waarbij ik leesboeken
mee had. Onder andere een aantal van Willem Frederik Hermans. Daar
kom ik nog op terug zodra ik de reisverslagen heb geschreven. Het
is de moeite waard om een verslagje van die boeken te maken. Hij
heeft me vooral doen verbazen met de korte verhalen: nog beter dan
ik had verwacht. Ondanks het bijlezen is de stapel met ongelezen
boeken nog steeds groot.
Commerciële toeristenorganisatie hebben niet kunnen profiteren van
mijn aanwezigheid. Ik heb geen enkele tour gedaan en ben nergens
geweest waar entree moest worden betaald, op enkele zwembaden na.
Eigenlijk was het best een goedkope reis. Terwijl IJsland bekend
staat als een duur land. De diesel mag dan wat duurder zijn, en de
boot was prijzig (vandaar dat ik een hut heb gedeeld, anders was
het nog duurder geweest), maar de campings en de koers van de
IJslandse kroon werkten weer in mijn voordeel.
Als afsluiter van vijf maanden onbetaald verlof ga ik na deze reis
nog naar Parijs. Vijf maanden lijkt een lange periode. Maar van
mij had het ook een jaar (of nog langer) mogen duren.
Ik wil nu weer sparen voor toekomstige reizen.
Johan (publicatie 6 december 2009)
- Faroe Islands, door James Proctor, Bradt ISBN 1-84162-107-2
- Foroyar Topgrafisk Atalas 1:100.000
- IJsland, door Willem van Blijderveen, Dominicus, elfde druk 2006
- 3 gedetailleerde kaarten, noord/oost/zuid, IJslandse uitgave 2005/2006,
1:250.000 ISBN 9979-75-048-0, 9979-75-037-5 en 9979-75-038-3
- plattegrond Akureyri
- map of Southwest Iceland
- kaart south Iceland
- Around Iceland, a comprehensive and concise visitors' guide to Iceland
- campinggids: Tjaldsvaedi, Camping in Iceland 09