Indonesië (2011)
Dinsdag 8 november. Ik begin mijn reis door Indonesië in Yogyakarta op
Java, een populaire stad die toch gemoedelijk schijnt te zijn. De hoofd-
stad Jakarta sla ik bewust over. Daar heb ik weinig positieve verhalen
over gelezen, al ben ik wel nieuwsgierig. Bijvoorbeeld naar de sporen van
ons koloniaal verleden.
Nu heb ik gelezen dat in 2018 de Southeast Asian Games in Indonesië worden
gehouden, waarvoor het oude centrum een opknapbeurt krijgt en er ook een
treinverbinding van het vliegveld met de binnenstad komt. Dat is een goede
reden om nog een paar jaar te wachten met Jakarta. In de tussentijd kan ik
een vervolgreis voorbereiden.
Want ik heb relatief weinig aan voorbereiding voor deze reis gedaan.
Er valt veel meer in Indonesië te zien. Daarom zie ik dit meer als een
kennismakingsreis. Ik heb de hele Lonely Planet van het land doorgenomen
en het advies opgevolgd om hooguit drie eilanden te kiezen. Ik heb de
reisgids in drie delen 'gesneden', zodat ik minder balast meeneem.
Het lijkt me niet zo aantrekkelijk om lange reisdagen te maken, daarom heb
ik een 'slimme' combinatie van enkele binnenlandse vluchten uitgezocht
waarmee ik een aardige indruk kan krijgen van Java, Bali en Sumatra.
Yogyakarta
De vlucht van Singapore naar Yogyakarta duurt twee uur en twintig minuten
en ik krijg er een uur bonus bij, want in Indonesië is het een uur eerder.
Het vliegveld van Yogyakarta is maar klein. De passagiers kunnen van
twee trappen af een gebouw binnenlopen. Direct rechts is een balie voor
het Visum On Arrival. Daar betaal ik contant US $25. Het formuliertje
dat in het vliegtuig werd uitgedeeld is voldoende. Daarna komt de douane.
Die stelt twee vragen waarvan ik de antwoorden al op papier had gezet.
Van alle vingers worden elektronische afdrukken gemaakt en een foto met
een speelgoedcameraatje.
Dan moet mijn handbagage nog door een scanner. Vermoedelijk om op drugs
te controleren. Daar staan hier hoge straffen op. Direct daarna staat
een jonge vent in uniform te wachten. Hij is van de taxiservice. Ik zeg
hem dat ik eerst geld uit de ATM moet hebben. Hij weet waar die zijn en
loopt met mij mee naar een uithoek ergens links in het complex. Ik haal
IDR 1.500.000 uit een machine. Een hele lading briefjes van 50.000 roepia.
Hoog tijd dat ze daar drie nullen afhalen!
Na een onderdoorgang met roltrappen kom ik bij een tafel waar ik 60.000
fixed price voor de taxi naar het centrum betaal. De chauffeur van het
minibusjes wil graag ingehuurd worden voor bezoeken aan de tempels in
de omgeving, maar dat houd ik nog even af. Want dat kan vast goedkoper.
Hij slaat rechtsaf bij het Tugu monument. Dat monument kon ik bij de
landing vanuit het vliegtuig al zien. Het staat midden op een klein
verkeersplein waar het verkeer bij langs raast. Mijn hotel ligt dicht in
de buurt in een straat waar ook een markt is. Ik heb een kamer op de begane
grond aan een binnenplaatsje waar morgen ontbijt is.
Het meisje bij de receptie (Dewi Christiani) zei dat ik dat ook op mijn
kamer kon krijgen, maar ik eet liever niet op mijn kamer. Ik vraag om
het wachtwoord voor internet. Op mijn kamer was ik de kleren die ik
gisteren droeg en rust dan even en maak gebruik van de wifi. Ik scan
nog wat verzamelde documenten door met informatie over Yogyakarta. Het
is een net hotel, maar er is geen bovenlaken, kennelijk moet ik onder
een dekentje slapen. En geen toiletpapier. Dat heb ik gelukkig bij me. .
Rond zes uur loop ik richting het centrum. Eerst door een wat trooste-
loze omgeving. Bij de spoorovergang zit ik even bij twee meisjes die
zingen en op een kleine gitaar spelen. De mannen van de fietstaxi´s
bemoeien zich met ons. We lachen. Over het spoor kom ik al in de
beroemde Malioboro straat. Rechts zijn veel souvenirkraampjes. Daar
kijk ik niet zo aandacht naar. Ik ben in eerste instantie geïnteres-
seerd in de gezichten. Mooi ronde gezichten, deels met hoofddoekjes.
En soms prachtige ogen: mata indah.
Een man die familie in Nederland heeft, haalt me over om naar een batek-
tentoonstelling te gaan. Die is volgens hem ook op het Spui in Amsterdam
geweest. In een smaller straatje parallel aan Malioboro. Het gastenboek
bevat veel Nederlandse namen en adressen. Een andere man toont me het
proces van het kleuren van de stoffen. Die van hem en van zijn docent
vind ik erg mooi. Hij gebruikt veel felle kleuren, zijn docent
meer contrast. Ik krijg thee aangeboden en uiteraard is het de be-
doeling dat ik iets ga kopen, maar ik ben nog maar net een paar uur in
dit land en hoewel de spullen mooi zijn wil ik er niet drie maanden mee
omslepen.
Ik loop op een gegeven moment maar weg. Uit een schoenwinkel hoor ik
mooie muziek klinken en vraag wat het is. Ik maak foto´s van het cd-
hoesje en vraag waar een muziekzaak is. Aan de overkant van de straat
door een smalle Jalan naar een andere straat waar inderdaad twee winkels
zijn met cd´s en dvd´s, maar vooral vcd´s. Veel die erg lijken op wat
ik hoorde, maar net niet wat ze daar draaiden. Helaas.
Het is tijd om te eten. Dat doe ik bij Legian in een dakterrastuin.
Weinig gasten, maar ik ben ook een beetje laat. Het eten lijkt me hier
redelijk prijzig, waarschijnlijk is dit mijn laatste bezoek. Ik houd
het bij een sprite, nasi goreng met lamssaté. Een beetje pittig. Daarna
loop ik terug naar mijn hotel.
Onderweg spreek ik met groepjes jongeren waarvan meerdere kleine gitaren
hebben. De liederen die ze zingen zijn mooi. Alleen de oudste jongen
spreekt een beetje Engels. Maar wat ze precies doen is me later pas
duidelijk: ze zingen voor geld. Een deel van hen loopt zelfs op blote
voeten. Een jongen die heel snel kan praten komt uit Timor. Ik probeer een
paar woordjes te leren, maar dat gaat moeizaam wanneer ze de betekenis niet
kunnen vertellen.
Dan loop ik door naar mijn hotel en vraag om een andere waterkoker, want
die op mijn kamer blijkt niet te werken. Mijn gids Tina heeft gisteren
ge-sms´t dat ze morgen rond half twaalf zal arriveren. Misschien had ik
gewoon wat rond moeten lopen en ingaan op voorstellen van mensen die op
mijn pad komen, maar ik heb haar op internet gevonden en ze was
enthousiast en heeft alle tijd.
Woensdag 9 november. Rond zes uur word ik al wakker van lawaai van de
markt. Ik doe oordopjes in en probeer nog wat te slapen. Er is toast en
thee als ontbijt. Ik had ook best nasi goreng willen hebben, maar dat
is me niet gevraagd. Ze gaan ervan uit dat westerlingen dit willen hebben.
Dan loop ik tot waar ik gisteren in Malioboro Street ben gekomen.
Ik neem de tijd om alles rustig te bekijken. Bij de souvenirstalletjes
word ik weer aangesproken om naar een batik tentoonstelling te gaan die
er vandaag voor het laatst is, net als gisteravond. Inmiddels weet ik wat
me te wachten staat.
Ik loop rustig door de Mal Malioboro (Malioboro Mall). Een winkelcentrum
van een paar verdiepingen met roltrappen. De grote kledingzaak heet Mata
Hari. Tina sms't dat ze een bus heeft gemist en later komt. Om het wachten
te doden, blijf ik beneden bij verkopers van Vespa´s zitten. Ik krijg een
bekertje water aangeboden. Een jonge vent van vijfentwintig spreekt
behoorlijk goed Engels. Hij heeft een relatie gehad met een Amerikaanse.
Wanneer Tina arriveert houden we eerst lunch bij de eenvoudige food court
op de bovenste verdieping. Daar is volgens haar het eten het goedkoopst.
Ik zie ergens ´gudeg´ staan, dat is de locale specialiteit heb ik ergens
gelezen. Dus die ga ik sowieso proberen. Het oranje koeienvet vind ik niet
zo geweldig en eigenlijk is het geen maaltijd om regelmatig te nemen. Maar
aardig om te hebben geprobeerd. Het eerste wat ze voor me vertaalt is
Terima Kasih. Dat betekent: bedankt.
Tina heeft marketing gestudeerd, maar daarna ook nog toerisme en economie.
Ze heeft enkele jaren in Jakarta gewerkt, daar veel geld verloren in
aandelen (ook van familieleden) en wil nu een tweede poging ondernemen om
een champignonnenkwekerij met mogelijk een restaurant op te zetten.
We willen wel wat meer van de stad zien, maar sinds haar komst is het gaan
regenen. En wanneer het regent dan loopt ze nog trager, lijkt het wel. We
zwichten voor een becak (een bromfietstaxi) die ons voor 5.000 door de stad
wil rijden. De ´c´ spreek je overigens uit als ´ts´. Onder andere weer
batik. Ik zeg dat ik dat gisteravond al heb gezien, maar op deze manier
kunnen we goedkoop naar het zuidelijke deel van het centrum. Voor zover dat
lukt. Want de benen en schoenen worden behoorlijk nat. Ik zie een rat
wegduiken in een afvoerputje.
We zien een aardig stuk van Jogja. Komen door poorten en langs Vredenburg
uit bij een batikfabriek, waar ze op dit moment echter niks maken maar wel
heel veel hangt. Niet zo mooi als wat ik gisteren zag. Uit fatsoen kijken
we dan maar. Dan worden we naar een gebouwtje gebracht waar ze poppen voor
een wajong tentoonstellen. Tina kent er verscheidene bij naam en weet te
vertellen dat er veel verhalen worden gespeeld. Het is een hele kunst, die
misschien door jongere generaties niet meer opgepakt wordt. Tina dring er
op aan dat we de becak bestuurder 20.000 voor zijn diensten geven.
Door de regen is Tina koud geworden. Terwijl ik de temperatuur nu aangenaam
vind. Je zou toch zeggen dat iemand die in dit land woont aan het weer
gewend moet zijn. Maar koud is in mijn beleving natuurlijk een andere
temperatuur.
We eten in een luxer uitziend restaurant in de buurt van mijn hotel, vanaf
het Tugu monument een paar panden richting het vliegveld: Kedia Tiga
Nyonya aan Jl. Jend. Sudirman, naast de Circle K supermarkt.
(Het restaurant is van naam veranderd, maar zou nog een soortgelijk menu
hebben als in 2011.)
Maar de prijzen vallen mee. Het is een knusse zaak. Ze draaien er zelfs
muziek van Wieteke van Dort. Waarschijnlijk omdat er meer Nederlandse
toeristen zijn. Vermoedelijk zitten die in één van de grotere en duurdere
hotels verderop in de straat. Ik heb rujak buah salade. De universiteit
zit ook aan de noordkant van het centrum en Tina haar nichtje woont hier
in de buurt. Ik geef haar een setje roze klompjes.
Prambanan
Donderdag 10 november. Het is zeer zonnig. Een mooi dag om er op uit te
trekken. Tina is weer wat later, want moet eerst naar een apotheek.
Ze heeft last van gastritis. Ik had daar nog nooit van gehoord.
Gastritis is een acute of chronische ontsteking van het maagslijmvlies, de
zogenaamde maagontsteking.
Acute gastritis is meestal een gevolg van bepaalde medicatie zoals
ontstekingsremmers (NSAID), een bacterie (Helicobacter pylori), een virus,
overmatig alcoholgebruik, terugloop van gal in de maag of aandoeningen die
de weerstand verminderen. Alle oorzaken hebben gemeenschappelijk dat ze het
maagslijmvlies beschadigen waardoor het ontstoken raakt.
Voor de kamers van het hotel is een ruimte met zitjes. Daar zit ik met mijn
netbook op schoot. Ik upload foto's van mijn camera en mail naar Nederland.
Dankzij Tina leer een mooi lied dat ik nog niet kende: Soldier of Fortune
van Deep Purple. Tina moet steeds lachen wanneer de zin "I feel I'm growing
older" voorbij komt:
I have often told you stories about the way
I lived the life of a drifter
Waiting for the day
When I'd take your hand and sing you songs
Then maybe you would say
"Come lay with me and love me"
And I would surely stay
But I feel I'm growing older
And the songs that I have sung
Echo in the distance
Like the sound
Of a windmill going round
Guess I'll always be a soldier of fortune
Many times I've been a traveller
I looked for something new
In days of old when nights were cold
I wandered without you
But those days I thought my eyes had seen you standing near
Though blindness is confusing
It shows that you're not here
Now I feel I'm ...
Op Malioboro Street is een bus die zonder over te hoeven stappen naar
Prambanan gaat. Voor slechts 3.000 per persoon. Daar aangekomen nemen we
een becak voor 10.000 naar de ingang. Dat is prijzig. Ik moet 117.000
entree betalen, Indonesiërs slechts 20.000. Tina vindt dat prijsverschil
ook schandalig! Op zich prima dat buitenlanders meer betalen, maar dit is
wel erg veel!
De tempels zijn deels beschadigd door de laatste aardbeving. Maar toch
valt er nog wel wat te zien. Het gebied is veel groter, maar wij houden
het bij de meest bekende tempels. Op de tempels zijn details te zien die
me doen denken aan Angkor Wat, maar dit is een Hindoetempel. Tina is niet
zo dol op traplopen. Ik loop wat meer om in alle rust foto´s te maken
terwijl zij me later bijpraat. Er komt steeds meer bewolking opzetten.
Van de Merapi vulkaan is niet zo heel veel te zien. Het fotolicht valt me
nog mee.
Richting de uitgang eten we bij een stalletje. Een rij dames staat ons te
lokken. Ik eet nasi percel, dat is nasi met gekruide groente en hete
mandarijnensap (6.000 en 3.000) en soto, een groentensoep, met rijst en
thee (6.000 3.000 3.000). De prijs valt mee, maar de porties zijn klein.
Voor zo´n dure omgeving toch een meevaller. Ik deel een paar ballonnen uit
aan de kinderen van het personeel van de restaurantjes. Daarna moeten we
nog langs een lading souvenirstalletjes.
Ik kan Tina gebruiken om wat zaken te vertalen. De tekst ´kiblat´ op een
pijl tegen het plafond van mijn kamer, waar ik een foto van heb gemaakt. is
voor moslims en duidt de bidrichting naar Mekka aan. Ze is niet zo te
spreken over moslims. Volgens haar zijn ze ´sneaky´. Er zijn heel veel in
Indonesië. Ze voelt zich als Christen gediscrimineerd. Bij haar huis kan ze
meegenieten van het geluid van een moskee.
´s Avonds eten we weer waar we gisteravond ook aten. De muziek heeft nu
Portugese invloeden. Tina kan sommige teksten meezingen. Ik heb een gevar-
ieerde maaltijd, nasi merah megono: bruine rijst, een gefrituurd minivis-
jes, tofoe, gemengde en gekookte groente.
Borobudur
Vrijdag 11 november. Vandaag gaan we naar de beroemde Borobudur tempel.
Volgens Tina meer dan de anderhalf uur reistijd zoals in Lonely Planet
staat vermeld. Eerst gaan we met een stadsbus naar de Terminal (3.000).
Daar moet je 200 betalen om naar het deel van de lange afstandsbussen
te gaan. Naar Borobudur kunnen we in de bus de lokale prijs betalen
(10.000). Normaal is dat voor toeristen het dubbele, maar er is toch
niemand die dit verslag leest. Hehe. En dan is dat nog steeds goedkoop.
Het grootste deel gaat over een provinciale weg met veel motorbikes.
De bus stopt ook nog regelmatig. Twee mannen hangen voor en achter uit een
deur, ze regelen waar iedereen gaat zitten innen het geld.
Bij de busstop eet ik lamssaté en drink warme manderijnensap: jeruk panas.
We laten ons overhalen om met een becak naar de ingang van het parkeerter-
rein te gaan. En die 10.000 is eigenlijk weer veel te veel wanneer je
dat met de ticket van de bus vergelijkt. De entree is dit keer 135.000
terwijl dat voor Indonesiërs 20.000 is. Ik moet van Tina ronde kroepoek
gemaakt van koeienhuid proberen. Ik vind het te zout ten opzichte van
garnalenkroepoek en er blijft een rare nasmaak hangen.
Borobudur werd in 1812 door Sir Thomas Stamford Raffles (her)ontdekt. Het
verhaal van die ontdekking lijkt een beetje op dat van de Angkor tempels
in Cambodja. Merkwaardig dat juist buitenlanders tempels uit de oudheid
onder de begroeiing 'ontdekken'. Van 1907 tot 1911 heeft een zekere
Theodore van Erp restauraties geleid, die van 1973 tot 1983 een vervolg
hebben gekregen met steun van UNESCO. De zwarte tempel is van het stof
ontdaan van de uitbarsting van de Merpati vulkaan in maart 2011. Een
fraaie tempel, vooral de bovenste verdieping met de 'koepeltjes' waar
Boeddhabeelden in zitten. Daar geldt een maximum aantal bezoekers, we
moeten er even wachten.
Alfred Russel Wallace beschrijft de tempel in De Maleisische archipel
(1869): "De centrale koepel heeft een diameter van vijftien meter, er
omheen ligt een drievoudige kring van tweeënzeventig torens, en het hele
bouwwerk meet honderzesentachtig bij honderzesentachtig meter en is
ongeveer dertig meter hoog. In de terrasmuren bevinden zich ongeveer
vierhonderd nissen met daarin meer dan levensgrote beelden van mensen in
kleermakerszit, en alle terrasmuren zijn aan weerszijden bedekt met bas-
reliëfs, vol figuren en uitgehouwen in harde steen, met een totale lengte
van bijna vijf kilometer!"
De tempel is rijk aan verhalen. 2670 panelen op de muren van het lager
gelegen terras verbeelden scènes uit het dagelijkse leven in de 8ste eeuw
van het oude Java. Het paleisleven, kluizenaars in het bos, tempels,
markten, koningen, koninginnen, prinsen, edelen, soldaten, gewone en
religieuze mannen. Er zijn ook dieren, zoals olifanten, vissen, vogels en
boeddhistische mythische wezens, asura's, goden, boddhisattvas, Kinnara,
Gandharva en Apsara. Je kunt letterlijk de hele dag kijken en nog steeds
niet alles hebben gezien.
Naast de vele in steen gebeitelde verhalen, heeft Borobudur een groot
aantal standbeelden van verschillende Boeddha's. De boeddha´s zitten in
lotushouding, in totaal 432 bij de Rupadhatu, op de lagere vierkante
niveaus en 72 in de stoepa's op de hogere Arupadhatu, ronde niveaus. Helaas
hebben veel van de beelden hun hoofd verloren en 43 ontbreken in het
geheel, maar ze vormen nog steeds voor een prachtig gezicht.
Indische Letteren. Jaargang 9, op www.dbnl.org:
"Op vrijdag 19 juni 1970 om kwart over elf stapte Jan Wolkers in het
vliegtuig, vlucht KL-833, bestemming Indonesië. Hij maakte deel uit van een
gezelschap dat dezelfde reis zou maken: volledig verzorgd en van dag tot
dag gepland door een grote touroperator. Omdat Wolkers had deelgenomen aan
de protesten tegen het regime van Soeharto, leek het hem veiliger op een
collectief visum te reizen dan alleen.
Van de reis naar Indonesië, die hij twee jaar later met zijn vrouw Karina
nog eens zou overdoen, bracht hij vierduizend dia's mee. Deze dia's dienden
hem, zoals hij zelf zegt, als ‘controlemiddel’ bij het schrijven van de
boeken die de daaropvolgende jaren verschenen: De Walgvogel in 1974, dat
zich grotendeels in Indonesië afspeelt, en in 1977 De Kus, een verslag van
een groepsreis naar Indonesië, die twee vrienden maken.
En hij zei dat boven op die grote tempel die voor in het album ‘Onze
Overzeesche Gewesten’ stond, de Boro Boedoer, allemaal klokvormige stenen
stoepa's stonden waar vroeger Boeddha's in hadden gestaan. Dat de bevolking
erheen ging en dat ze hun handen door de openingen staken en die Boeddha's
aanraakten met hun vingertoppen en dan deden ze een wens. Maar dat de
Hollanders er zoveel Boeddha's uit weggesloopt hadden dat er voor de
bevolking niet zoveel overbleef. En dat ik als ik er ooit nog eens zou
komen, ik voor hem een wens zou moeten doen. [De Walgvogel, p.46]"
Uit de biografie van (scheepsarts) Slauerhoff, 1927, p.280:
"Een witte kat zwerft door de gaanderijen. Ze is niet weg te jagen en
telkens keert ze op een plek terug, een hoek van de 5e gaanderij waar een
der gaafste Boeddha's troont en daar, onder zijn bed, belaagd wordt door
lustvrouwen. De witte kat strijkt zich tegen de steenen. Niets deed mij
sterker gelooven aan zielsverhuizing."
Vanwege de warmte rusten we achter de tempel even uit op een veldje in
de schaduw van bomen en genieten van de mensen die foto's maken met de
Borobudur op de achtergrond. De tempel ligt in een mooie parkomgeving.
Terug naar de uitgang moeten we weer langs een lading souvenirstalletjes.
Daar vinden we een mooie zwart-witte jurk voor Tina. Ze heeft meer
kleding nodig, want had niet verwacht dat ze langer van huis zou zijn
en had alleen een schoudertas met wat eenvoudige kleding mee.
We eten weer bij Kedia Tiga Nyonya. Ik heb salade rujak penanten (20.000),
thee en neem een glas sirsak (15.000). Een verrukkelijke vruchtensap met
melk en suikerwater.
Zaterdag 12 november. Vandaag uitslapen en verder een rustige dag. Tegen
lunchtijd verlaat ik mijn hotel. Ik loop richting het centrum en groet
het personeel van de verfwinkel die weer zo mooi op een rijtje naar mij
zitten te glimlachen. Op de dag van aankomst ging ik even bij hun zitten
voor een praatje. Voor zover dat lukt, want hun Engels is gebrekkig. Dan
loop ik naar een zijstraat van Malioboro waar ook aardig wat hotels en
restaurantjes zitten. Aan het einde links zit café Lucifer.
In de zijstraat naar links vind ik een eenvoudig restaurantje waar ik
pisang goreng keju susu, gebakken banaan met kaas, nasi goreng met kip en
citroenthee bestel. Het is vandaag heet. In de kelder van Malioboro Mall
doe ik inkopen voor het ontbijt en de busreis van morgen naar het
platteland. 's Avonds eet ik weer bij Tiga Nyonya: salade asinan betawi
(20.000), kerupuk en chinese jasmijnthee.
b
Zondag 13 november. Ik sta vroeg op voor een lang busreis naar het westen.
Tina heeft voorgesteld om naar haar familiehuis op het platteland te gaan.
Dat lijkt me interessant. Ik ga met haar naar het busstation. Om negen uur
gaan we naar Gombong Town met een bus van van Efisiensi richting Cilacap.
Tina woont in een dorp even ten zuiden van Gombong.
Het meisje in de bus dat de tickets verkoopt, deelt flesjes water uit.
Naast mij zit een moeder met een klein jongetje die mij met grote ogen
aanstaart. Ik geef hem een ballon. De reis duurt ruim drie uur.
Gombong
In de buurt van Gombong bezoeken eerst Tina haar familiehuis om te lunchen.
Ze past tegenwoordig veel op Gladis, het dochtertje van haar zus. Die heeft
net de leeftijd dat ze is begonnen met kruipen en moet je voortdurend in de
gaten houden. Vermoeiend, volgens Tina. Ze twijfelt daardoor of ze zelf wel
kinderen wil. Lang kan ze daar niet mee wachten, want ze is veertig. Twee
en een half jaar ouder dan ik. Er hangt een foto aan de muur met familie
ter gelegenheid van het afstuderen van een nichtje. Tina lijkt op haar
ouder zusters.
Wanneer ze haar tas heeft gevuld met schone kleding, gaan we terug naar
Gombong. Naar een oud Nederlands fort: Bedeng van der Wijck (entree
15.000). Een paar jaar geleden is het gerestaureerd. Er hangen allemaal
foto´s van de restauratiewerkzaamheden en belangrijken mensen in militaire
uniformen.
Op 20 oktober 2018 zie ik dit fort plotseling uitgebreid op televisie.
Een geschiedenis van kolonisatoren, gekoloniseerden en kolonisten
Door de familiegeschiedenis van actrice en schrijfster Georgina Verbaan
lopen verschillende Indische lijnen. Om meer over haar voorouders te weten
te komen, reist ze in deze aflevering van Verborgen verleden naar
Indonesië, op zoek naar het antwoord op die ene vraag: hoe zit het met mijn
Indische roots?
De vader van Georgina Verbaan, Hans, is in voormalig Nederlands-Indië
geboren en pas naar Nederland gekomen toen hij elf jaar oud was. Hij
vertelt zijn dochter in de uitzending dat opa Teunis Verbaan
oorlogsvrijwilliger was bij het KNIL, en dat oma Johanna Verbaan-Wiegleb
een aantal jaren in een Jappenkamp heeft doorgebracht. Hij laat een foto
zien van Georgina’s overgrootmoeder, Anna Geertruida Teunissen, over wie
het verhaal de ronde doet dat ze ooit met één kogel zes kippen heeft
doodgeschoten.
Hiërarchische samenleving
Georgina’s grootouders ontmoetten elkaar na de oorlog in Nederlands-Indië,
toen haar oma net uit het Jappenkamp was gekomen. Ook haar beide
overgrootouders waren tijdens de Japanse bezetting geïnterneerd in een
kamp, zij het ver van elkaar verwijderd aan beide uiteinden van Java. Uit
het Rode Kruisarchief in Den Haag (inmiddels ondergebracht bij het
Nationaal Archief) krijgt Georgina al wat informatie over het verborgen
verleden van haar voorouders, maar om meer te weten te komen reist ze af
naar Indonesië.
Uit onderzoek dat is uitgevoerd door het CBG|Centrum voor
familiegeschiedenis weet Georgina dat haar Indische bloed afkomstig is van
de ‘inlandse vrouw’ Sania, die op 30 maart 1889 is getrouwd met Georgina’s
betovergrootvader, de KNIL-militair Rikus Teunissen, en met hem acht
kinderen heeft gekregen. Het merendeel van hen is vóór het huwelijk
geboren. Historicus Abdul Wahid van de universiteit Gadjah Mada in
Yogyakarta vertelt Georgina dat de negentiende-eeuwse koloniale samenleving
waarin haar voorouders leefden zeer hiërarchisch was, en dat Rikus en Sania
hoogstwaarschijnlijk geen gelijkwaardige relatie hebben gehad. Ze hebben
elkaar mogelijk leren kennen toen Sania als kokkin of dienstmeid voor de
militairen werkte. Meer over de maatschappelijke ongelijkheid ten tijde van
de Nederlandse overheersing van Indonesië vind je op onze themapagina 'Je
Indische stamboom'
.
Grote geschiedenis
In fort Van der Wijck, waar Rikus werkte, krijgt Georgina te horen dat zijn
zoons daar militair onderwijs genoten op de pupillenschool net buiten het
fort, in Gombong. Dit was een speciale school voor jongens van gemengd
bloed van Europese militairen en inheemse moeders. Op de site van de
Indische Genealogische Vereniging lees je meer over de pupillenschool.
Helaas verliep het bestaan in Frederiksoord niet geheel vlekkeloos
Tijdens haar verblijf in Indonesië komt Georgina erachter dat er onder haar
voorouders slachtoffers van de grote geschiedenis waren, zoals de
familieleden die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Jappenkampen werden
ondergebracht, maar ook mensen die het koloniale bewind van Nederland, en
daarmee de onderdrukking van de bevolking actief in stand hielden. Ze
ontdekt hoe ingewikkeld de verhoudingen konden zijn tussen kolonisator en
gekoloniseerde, en hoe zij daar uiteindelijk het product van is.
Geweldsincident
De ouders van Rikus Teunissen zijn ooit als kolonisten naar Frederiksoord
getrokken om de armoede in hun woonplaats Dordrecht te ontvluchten en in
het noorden van het land een nieuw leven op te bouwen. Frederiksoord was
onderdeel van de Maatschappij van Weldadigheid, in het leven geroepen door
generaal Johannes van den Bosch om burgers te verheffen uit de armoede.
Dezelfde Johannes van den Bosch, overigens, die fort Van der Wijck bij
Gombong had laten bouwen. Helaas verliep het bestaan voor Georgina’s
voorouders in Frederiksoord niet geheel vlekkeloos. De vader van Rikus,
Johannes, werd beschuldigd van het stelen van aardappels, en was daarnaast
betrokken bij een geweldsincident. Voor dit laatste vergrijp kreeg hij drie
maanden gevangenisstraf.
Wat niet in de uitzending naar voren kwam, is dat de ouders van Johannes’
echtgenote Antonia Engelina Grollé kolonistenvader en -moeder geweest zijn
in Willemsoord, een ‘vrije’ kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid.
Maria Danens was afkomstig uit Gouda, waar zij in 1778 geboren was als
dochter van Jan Danens en Margaretha Olijvier (Olivier). Johannes Danens
was in 1796 met de koloniale troepen naar West-Indië vertrokken.
(bron: https://cbg.nl/kennis/verborgenverleden/georginaverbaan/)
Later lees ik ergens dat Willem Nijholt in Gombong is geboren.
Willem Nijholt werd geboren op 19 juli 1934 te Gombong op Midden Java. Hij
groeide op in Nederlands Indië in een klein garnizoensplaatsje, waar ook
een KNIL-opleidingscentrum was waar zijn vader werkte als onderofficier-
instructeur. Hij leidde Indonesiërs op tijdens hun dienst in het
Nederlandse leger.
Zijn ouders hadden elkaar in 1923 in Nederland leren kennen, maar zijn
vader had getekend voor zes jaar dienst in Indië en vertrok kort na hun
ontmoeting. Toen hij zes jaar later weer terugkeerde, werd er snel getrouwd
en vervolgens nam Nijholt zijn bruid mee naar Indië. Ze kregen drie
kinderen, hun oudste zoon Jan werd in 1932 geboren, gevolgd door Willem in
1934 en hun zusje Ria in 1941.
Nijholts band met zijn moeder was hechter dan die met zijn vader. Zijn
moeder had het ook niet heel makkelijk in Gombong, waar behalve de Nijholts
nog slechts twee andere westerlingen woonden. Om aan het leven van alledag
te ontsnappen ging Nijholts moeder vaak naar de bioscoop.
Bron:
https://theaterencyclopedie.nl/wiki/Willem_Nijholt:_Biografie_-_Ouders_en_j
eugd
Op terugweg hebben we pech. Het is zondag en alle bussen van Efisiensi
zitten al vol wanneer ze door Gombong komen. Ze rijden tussen de grote
steden en hebben weinig ruimte voor mensen die onderweg nog mee willen.
We lopen daarom maar naar het treinstation, maar daar had je moeten
reserveren. Erg vervelend om te moeten wachten, vooral ook omdat ik
graag naar het toilet wil voor een grote boodschap...
Uiteindelijk kiezen we maar een economie-bus. In dit geval een bus van
Bandung naar Surabaya. In de bus zijn rijen van 2 plus 3, maar er staan
ook al mensen en ons is dat lot ook toebedeeld. Ruim drie uur in de bus
staan! We staan in de buurt van de achterdeur bijna tegen elkaar. Gelukkig
is er nog wat afleiding, zoals een moslimvrouw die een kindje de borst
geeft en iemand die aan een in krantenpapier verpakte warme maaltijd
begint. We kunnen van de geuren meegenieten.
Maandag 14 november. Om elf uur hebben we een afspraak met Ton van der Weij
van Fosdis (zie fosdis.com) Hij heeft het afgelopen weekend in het
ziekenhuis gelegen voor zijn enkel die maar niet wil helen, we hebben
eerder via mail contact gehad en nu via sms. Er stopt een Trans Jogja bus
in zijn wijk. Dan is het nog een klein stukje lopen naar een mooie
huurwoning in een rustige straat.
Ton zit half liggend achter het huis op een ligstoel. Wij nemen plaats aan
een ronde tafel naast hem. Hij vertelt het verhaal van het opheffen van het
oude Fosdis-huis en het vinden van een nieuwe locatie in een oud
schoolgebouw in een dorpje ten zuiden van Yogyakarta. Ton heeft tot 2008
met zijn vrouw een kledingwinkel gehad die ik wel heb gekend.Al heb ik er
nooit iets gekocht.
Fosdis heeft als doel gehandicapte jongeren een betere toekomst te geven,
ze zelfstandiger te maken en zelfvertrouwen te geven: "kalau kamu mau kamu
bisa" (wat je graag wil, dat kun je.) Het lokale bestuur van het oude
huis was er voor een deel alleen op uit om het geld op te maken en zagen
het vanaf het begin als een aflopend project. Ton is erg teleurgesteld,
nota bene omdat sommige van hen zelf ook een handicap hebben.
Ik had graag bij het huis willen kijken, maar val min of meer tussen wal
en schip. Het oude huis is gesloten en het nieuwe zal begin volgend jaar
worden geopend. Ton heeft een huishoudster die voor mango, thee en sap
zorgt. En hij heeft een paar potten met Indonesische koekjes en zoetig-
heden. We zitten gezellig in de schaduw. Ton vertelt. Zijn vrouw komt
hier tijdens de winters een paar maanden en hij gaat in de zomer een
maand naar Nederland en bezoekt dan ook zijn kinderen. Zijn dochter
woont in Londen. Voor Tina is het niet zo leuk, want we spreken met name
Nederlands. Af en toe vertaal ik wel wat.
Naschrift: Ik ben op het idee gekomen om Ton te bezoeken door stukjes van
hem over het project Fosdis in de Woerdense Courant. Wanneer wij in juni
2017 thuis komen van een reis naar Spanje, liggen er onder andere een paar
exemplaren van deze wekelijkse krant. Ik blader er snel door en mijn oog
valt op weer zo´n stukje, maar nu met hem in het groot op een foto en een
schokkende titel, want "Op 30 mei is Ton overleden aan een
bloedvergiftiging":
Tina wil naar Malioboro Mall. Daar zit een Gele M in. Door de warmte
heeft ze behoefte aan zout. Dus gaan we daar binnen zitten met twee zakjes
frites.
's Avonds zijn er in de straat van het station naar mijn hotel onder een
balustrade matten op de grond gelegd. Je kunt daar snacks en drinken van
studenten kopen, zo hebben ze een bijbaantje. We drinken er jeruk panas
bij. In deze straat zit ook een Rabobank. Daar had Ton het al over.
Van de schooiers die langskomen, zijn dit keer ook drie lady boys.
Met opzichtige make-up, een draagbare radio en ´opwindende´ dansjes.
Erg vermakelijk. Helaas vinden ze mij aantrekkelijk... Tina moet daar weer
om lachen.
Dinsdag 15 november. Ik word wakker met een zere keel. Ik heb besloten
om een week langer in Yogyakarta te blijven. Tina en ook de meiden van de
receptie raden me af om nu naar Bromo te gaan omdat het regenseizoen is
begonnen en de kans groot is dat de bergen in de bewolking zitten.
Ik boek een andere vlucht bij Garuda van Yogyakarta rechtstreeks naar
Denpasar op Bali. Ik annuleer het hostel bij Bromo en de homestay in
Malang en betaal voor de verlenging van mijn hotel hier in Yogyakarta.
Plaza Ambarrukmo
De middag brengen we door in Plaza Ambarrukmo. Deze is groter dan Plaza
Malioboro. In de kelder zit een Carrefour. Ergens bovenin drinken we
verrukkelijke avocadoshake met zicht over de stad. De architectuur is vrij
kleurrijk.
In Yogyakarta zie je veel graffiti. Er is ook aardig wat groen, maar ik
ben niet echt grote parken tegengekomen. Wel mooie bomen met lianen en
in de tuinen zijn vaak bomen met kokosnoten en mango's. Je wordt hier
constant aangesproken door de plaatselijke riksja's, die hier becak
heten. Soms roepen ze "transport". De meeste versies zijn fietsen, maar
je hebt ze ook met een motortje.
Aan het einde van de middag hebben we in malioboro mall afgesproken met
het studerende nichtje van Tina. Die is inmiddels wel nieuwsgierig geworden
naar mij. We eten samen.
Woensdag 16 november. Nog wel wat last van de keel, maar dat zet niet
door. Meestal draait dit uit op een verkoudheid, maar dat blijft me nu
bespaard. We lopen door de stad naar de zuidkant. Naar het Kraton. Een
groot complex met verblijven van de sultan. Het noordelijke deel is te
bezoeken. Entree is 5.000 en 1.000 voor een foto-permit. Een beetje een
teleurstelling: grote overdekte ruimtes en fototentoonstellingen van
vorige sultans en koetsen, waaronder gouden koetsen die uit Nederland
komen.
Daarna lopen via leuke smalle steegjes in een wijk met veel laagbouw
naar het Taman Sari, een ´waterkasteel´. In de straat naar het kasteel
eten we eerst siomay, gestoomde visballetjes met aardappels en pindasaus.
Lekker! Het begin is een hoge ruïne die deels is gerestaureerd. Jeugd
heeft overal teksten geschreven. Ik vermoed dat het een favoriet plekje
is voor stellen om rond te hangen.
Een gedicht van een jongen met een gebroken hart, zoals Tina uitlegt:
cinta itu emas
emas itu kuning
kuning itu tai
tai itu kamu
kamu itu asu
love is gold
gold is yellow
yellow is shit
shit is you
you are a dog
In "Een handvol achtergrond" van Hella S. Haasse beschrijft ze het
waterkasteel in "Weerzien 1969", de beschrijving van een reis waarin ze na
30 jaar weer terug is in haar geboorteland.
".. rijst het puin van een achttiende-eeuws waterkasteel; badhuis, lusthof
en vesting in één, vroeger behorend tot het verblijf van de sultan; een
brokkelige steenmassa, overwoekerd door onkruid. Terwijl uit hoeken en
gaten tevoorschijn springende kinderen ons allerlei grappen toeschreeuwen
(blijkbaar is de ruïne een geliefkoosd oord voor amoureuze ontmoetingen),
klauteren wij omhoog langs muurresten. Vanaf een vervallen dakterras, waar
planten en gras hoog tussen de stenen groeien en kleine vleermuizen piepend
boven onze hoofden fladderen, kijken wij uit over de stad, een warreling
van daken en boomkronen die al in een waas van duisternis verzinkt."
´s Avonds weer eten bij Kedia Tiga Nyonya: weer asinan betawi salade
en dit keer op aanraden van Tine markisa slush, een heerlijk fris
vruchtendrankje, wel een tikkeltje zuur.
Parangtritis
Donderdag 17 november. Vandaag doen we een dagtocht naar Parangtritis
beach. Gisteravond op het kruispunt bij Tugu werden we door een goed
Engels sprekende man overgehaald om voor 400.000 met auto en chauffeur
naar dit strand ten zuiden van Yogyakarta te gaan. Ik weet daar nog 25%
af te krijgen. Van circa 9:00 tot 18:00 zijn we weg, inclusief twee keer
ruim een uur enkele reis.
Als lunch hebben we nasi goreng met jerus penas bij het restaurantje waar
de chauffeur de auto heeft geparkeerd. Overal moet je voor betalen,
zelfs voor de parkeerplaats en je mag alleen op een bank zitten wanneer
je voor 7.000 een kokosnoot koopt.. Die kokosnoot delen we.
Het strand richting de bergen is het mooist. Daar liggen enorme
geërodeerde stenen en het is er zeer rustig. De zee is door hoge
golven en een gevaarlijke stroming niet geschikt om in te zwemmen.
Mensen die wel het water in gaan, blijven dicht bij de kust. Echte
drukte begint pas halverwege de middag en omdat we op een doordeweekse
dag zijn valt dat reuze mee. 's Avonds eten we weer bij Kedai Tiga
Nyonya: nasi lemak special (32.500) en een pot chinese jasmijnthee
(15.000).
Vrijdag 18 november. Ik slaap uit en ga dan naar de markt bij het
hotel: Pasare Resik Rejekine Apik. Net iets anders dan Aziatische
markten die ik tot dusverre heb gezien. Veel bamboeproducten en aan
de zuidkant een open winkel met koekjes en gelatinecakejes. Ik koop
een bakje met zes verschillende soorten.
Wanneer Tina komt gaan we via het Tugu Stasion en een gang (steegje)
naar Jalan Gandekan Lor 28 voor pisang goreng keju susu en een variant
met chocolade. Daar houden we tevens onze lunch: koloko (zoet zure kip)
en ca caisim polos (groente met knoflook).
Op de terugweg naar het hotel laat ik het e-ticket voor de nieuwe
vlucht naar Bali en het visum voor Cambodja printen bij internetcafé
toegoe.net bij het Tugu monument. ´s Avonds zijn er vaak mensen bij
het monument om daar foto´s van te maken.
Zaterdag 19 november. De lieve kok van het hotel heeft vandaag gele
nasi voor me gemaakt. Ze weet het ontbijt steeds te variëren. Dit
keer loop ik in ongeveer twee uur naar Plaza Ambarrukmo. Halverwege
moet ik een tijdje schuilen vanwege regen. Later stop ik nog bij een
motorzaak. Klanten kunnen hier hun motor laten repareren en in een
open wachtkamer televisie kijken. De meiden van de showroom vragen
mij of ik Indonesisch kan spreken. Ik ken het gedicht van het water-
kasteel inmiddels uit mijn hoofd. Ze moeten er hartelijk om lachen,
maar vinden dat ik ook andere woorden moet leren.
Bij Plaza Ambarrukmo ontmoet ik Tina voor lunchen in de mall bij
Solaria: kip teriyaki en sirsak sap. In de Carrefour onder het
winkelcentrum halen we fruit: een groene pepino vrucht en een rode
drakenvrucht, meestal is die wit van binnen maar deze is rood.
Het is weer gaan regenen en we moeten wachten tot het droger is om
dan met de bus terug te gaan naar Tugu. In de straat bij mijn hotel
kopen we salak. Dat is een vrucht met een hardere schil van buiten en
een witte droge inhoud met een pit.
Gombong
Zondag 20 november. Ik laat mijn camerarugzak en koffer achter bij
de receptie, want morgen blijf ik nog een nachtje in Yogyakarta.
Het was de bedoeling om met de trein naar Gombong te gaan en daar op
aanraden van Tina in de regio te wandelen. Maar de trein blijkt twee
en een half keer zo duur te zijn als de bus van Efisiensi, en wel
vier keer zo duur als Ekonomi. Dus nog maar een keer met Efisiensi.
De bus van negen uur arriveert rond kwart over twaalf. Ik check in
bij hotel Dunia in Gombong. Dit hotel ligt in een zijstraat van de
doorgaande weg ter hoogte van de busstop. De badkamer is in Indonesische
steil, dat wil zeggen met een grote ton en een waterschep. Weer geen
toiletpapier. Maar dat heb ik bij me. Later ontdek ik een paar kleine
kikkertjes die in de badkamer op de vloer hippen. Oppassen dat ik
er geen platwals.
Maandag 21 november. Wanneer ik mijn kamerdeur open, staat er een
dienblad met ontbijt op het terrasje. Misschien is er op de deur
geklopt toen ik aan het douchen was. Twee witte broodjes met choco-
ladehagelslag en thee. Na het ontbijt loop ik met Tina naar de grote
centrale markt van Gombong. Daar is het vrij rustig, maar de markt zelf
is wel zeer groot. Ik kan merken dat hier niet vaak westerlingen komen.
Ik ben een interessant object.
Tina heeft me uitgenodigd in haar familiehuis te lunchen. Ze maakt
nasi met gemengde groenten die we van de markt meenemen en doet daar
de eetbare bloem kecombrang in. Ondanks mijn waarschuwing dat het
niet te pittig moet, zitten er pepers in. Er is kleine soort kroepoek
bij met gekleurde randjes. Twee werkmannen zijn bezig om een
binnenmuur te metselen voor een nieuwe badkamer in westerse stijl.
Ze woont in het ouderlijke huis. Het zogenaamde familiehuis. Tina komt uit
een gezin van negen kinderen. Haar ouders zijn niet lang geleden binnen
een paar jaar overleden, respectievelijk 78 en 83 jaar oud. Haar ouders
hebben haar diverse huwelijkskandidaten voorgesteld, maar die heeft ze
stuk voor stuk afgewezen. Ze lacht daar hartelijk om. We zitten op de
veranda, die nog wel een stukje van de weg ligt. Ze zegt dat er nog een
huis op de grond bijgebouwd zal worden voor een broer.
Rond het huis staan diverse bomen: bananen, kokosnoten, markisa en mango.
De werkmannen moeten lachen wanneer ik het gedicht van het waterkasteel
opzeg. Ze wilden weten of ik Indonesisch sprak, dan krijg je dat.
Ik loop vervolgens aan de westkant van de kruising bij het familiehuis
langs de rijstvelden en verderop enkele zijpaden in. Tina is geen
wandelaar. Dat is jammer. Een jonge vent op een motor komt naast mij rijden
en wil weten waar ik vandaan kom en waar ik naartoe ga. Een kleine man
heeft een fiets met allerlei handelswaar. Een groepje mensen staat om hem
heen. Ze willen ook weten waar ik vandaan kom.
Een man van middelbare leeftijd nodigt mij uit in een klein huisje.
Daar zit een oude man. Er hangen religieuze items aan de muur. Ik krijg
een tekst in mijn handen gedrukt, maar kan het niet lezen. Ik ben meer
benieuwd naar de familiefoto's die her en der staan en hangen.
De mensen zijn vriendelijk en gastvrij. Het is ook een mooie omgeving,
afwisselend bos en rijstvelden. Veel rijst is al geoogst. Even verderop
zitten drie zussen op het terrasje voor hun huis. Er spelen een paar
kinderen. Ze kunnen wat meer Engels. Ook zij willen van alles van me
weten. Ik vraag vervolgens of ze getrouwd zijn en hoeveel kinderen
(baby´s) ze hebben.
Bij Tina moet ik met een lange bamboestok een markisa-vrucht uit een
boom tikken. Ze wil daar een drankje van maken. Het is een zure
passievrucht met zachte pitjes. Ik wil het graag met warm water drinken.
Even later krijg ik een schaal met mango voorgeschoteld. Ik zou nog een
stuk wandelen, maar het is gaan plenzen! Behoorlijk! Bijna altijd is er
wel een cicak ergens tegen een muur of plafond te zien. Tina doet het
geluid na dat ze maken wanneer ze de liefde bedrijven.
Aan het einde van de middag brengen Tina en haar neefje (chauffeur
die nog geen rijbewijs heeft) me in een klein busje naar de hoofdstraat.
Ik mag zelf rijden.
Om kwart over vijf stap ik in een bus van Efisiensi terug naar Yogyakarta.
Ik krijg een voucher voor een minibusje naar Malioboro. In plaats
van helemaal tot Terminal mee te rijden kan ik bij een tankstation
aan de rand van Jogja overstappen. In de Malioboro Mall haal ik twee
broodjes, al heb ik niet echt honger. Het heeft hier ook geregend en
is lekker afgekoeld. Ik krijg weer kamer 106.
Dinsdag 22 november. Ik heb een weemoedig gevoel. Vandaag ga ik
Yogyakarta namelijk verlaten. Aan het einde van de middag vlieg ik
naar Bali. Ik blijf wat langer op mijn kamer en werk op mijn netbook
aan dit verslag. Rond elf uur check ik uit. Ik praat met de vrouw
die het ontbijt verzorgde. Die vaak graag even een praatje maakte.
Dewi van de receptie is er ook. Ze leren me nog een paar woorden en
willen van alles van me weten. Dewi blijkt een guest house te hebben.
Een volgende keer zou ik daar kunnen logeren.
In het centrum bezoek ik dit keer de markt. Die is erg groot. Bij
sommige delen hebben verkopers hun kraam gesloten. Het lukt me lang
niet om alle gangetjes door te lopen, zo enorm! Daarna ga ik lunchen
en bestel pisang goreng met kaas en chocoladehagelslag, nasi goreng
met kip en frambozensap in het half open restaurantje waar ik eerder met
Tina ben geweest. Frambozen schrijven ze exact zoals in het Nederlands.
Rond drie uur ben ik terug bij mijn hotel. Het is intussen begonnen
met regenen. Ik geef Dewi en het andere meisje van de receptie houten
klompjes. Roze en oranje. Eerder heb ik de vrouw van het ontbijt ook
een paar gegeven: blauw. Dewi maakt er direct een foto van voor op
haar Facebook. Ik krijg een stoffen tas met het logo van het hotel
als souvenir. Ze gaan me missen.
De taxi is ondanks het chaotische verkeer in de regen vlot bij het
vliegveld. Hij vraagt of ik de 2.000 voor de entree voor hem betaal.
Na het afgeven van mijn koffer moet ik bij een volgend loket met het
tonen van de boardingcard 35.000 exit tax betalen. Vanuit de gate (gewoon
een deur) moeten we buiten naar het toestel van Garuda lopen.
Ik zit op stoel 15D, dat is een plek in het midden bij de nood-
uitgang. Voordeel is dat er extra beenruimte is. Naast mij zitten
twee jonge Russen. Het is inmiddels droog.
Bali
Op Bali blijkt het een uur later te zijn. Ik arriveer al in het
donker. Net als in Yogyakarta is hier een taxiservice op het vliegveld.
Er hangt een lijst met bestemmingen en vaste ritprijzen. Een metertaxi
zou goedkoper zijn, maar kennelijk is dit de bedoeling.
Ik betaal 195.000 voor de rit naar Ubud. Door de verkeersdrukte op
doorgaande wegen van Denpasar duurt dat ongeveer anderhalf uur.
De weg wordt steeds smaller en steiler. De airco staat veel te koud,
maar ik ben zo bescheiden om daar niks van te zeggen.
Ubud
Wanneer ik bij Mawar Homestay arriveer is daar nauwelijks licht.
De entree is vanaf de weg via een trap met bloemen op de treden die
uit bomen zijn gevallen. Uiteindelijk vind ik een ruimte waar een
nagenoeg kale man zit met een jeugdige uitstraling. Hij brengt me
naar een vrijstaand gebouwtje in een tropische tuin. Ik kan kiezen
uit deze kamer, er staat een één- en een tweepersoons bed, of een
kamer met uitzicht in het gebouw op het einde. Ik vind het huisje
prima. Wanneer achteraf maar niet blijkt dat dit veel duurder is.
Woensdag 23 november. Ik krijg ontbijt in de open ruimte aan het
begin, naast een galerij met schilderijen. Er is geroosterd brood met
gebakken ei, een royaal bord met tropisch fruit en thee.
Na het ontbijt loopt ik naar het centrum. Er zijn veel duur uitziende
restaurants, diverse slaapmogelijkheden en winkels, voornamelijk met
kleding.
Rond het middaguur bezoek ik de markt, Pasar Umum Ubud. Dat blijkt
vooral een toeristenmarkt te zijn, Het deel met groente en fruit en
vlees is grotendeels gesloten. Het valt me op dat er vrij veel jonge
moeders zijn. Ik geef enkele kleintjes een ballon.
Ze proberen me schilderijen aan te smeren, die zijn soms erg mooi maar
ook groot. Het regent even, maar na een uur is het weer droog.
In Yogyakarta hoorde ik op straat steeds "becak, sir". Hier wordt ik
voortdurend aangesproken door mannen met een bordje 'Taxi' (op Java
was dat nog Taksi). Ze hebben een eigen auto, zonder taxibord op het
dak, en bieden de mogelijkheid om in de omgeving te toeren. Je moet
wel kunnen onderhandelen. Uiteindelijk weet ik voor 330.000 een dag-
trip voor morgen te regelen en tevens het vervoer naar mijn volgende
hotel in Sanur, aan de kust.
Ik eet een gado gado salade, citroen thee en mango sap bij Cafe Gayatri
(25.000 + 10.000 + 15.000) aan Monkey Forest Road. In dezelfde straat
koop ik bij een media-zaak een kopie van de laatste cd van Lenny
Kravitz voor slechts 10.000! Bij de supermarkt hebben ze geen muntgeld
meer; in plaats 500 krijg ik vier snoepjes. Leuk!
Aan het einde van de middag gaan veel mensen in hun mooiste traditionele
kledij naar de tempel bij de rivier. De vrouwen dragen vaak iets op hun
hoofd. Typisch Balinees. Bij huizen liggen overal mandjes van bladeren
met bloemen en rijst of koekjes en wierook. Het zijn offers. Later zie
ik sommige bij winkels iets over de dakgevel van hun winkel sprenkelen.
Bali is in meerdere opzichten heel anders dan Java. De mensen lijken
mooier. De vrouwen iets kleiner en soms wat mollig. Ze dragen veel
traditionele kleding. En in Java zie je overal moslims. Hier staat
bij elk huis een klein altaartje of altaartjes want ze zijn bijna
allemaal Hindoe.
Donderdag 24 november. Ik heb om negen uur afgesproken. De bedoeling is
dat we twee tempels bezoeken en rijsterrassen. Nu nog hopen dat het weer
vandaag mee zal zitten. Om kwart voor negen komt mijn chauffeur al ter-
wijl ik nog aan mijn thee van het ontbijt zit. Ik neem een flesje water
mee en draag een lange broek omdat ik anders bij de tempels een sarong
moet huren of kopen. We vertrekken om tien voor negen. Hij heeft een
oudere Toyota, zonder airco. Dus rijden we met de ramen open. Snel gaat
het niet. De wegen zijn smal, vaak druk, vooral met tweewielige motoren
die hij ´mosquitoes´ noemt.
Gunung Kwai Tempel
Als eerste bezoek ik om half tien de Gunung Kwai Tempel. Vanaf het
parkeerterrein loopt een pad tussen souvenirstalletjes en vervolgens
trappen tussen prachtige rijstvelden in terrasvorm naar het water in
een dal. De verkoopsters zijn nog bezig om hun spullen uit te stallen.
Ik ben één van de eerste bezoekers. De entree is 15.000. De tempel zelf
is niet zo bijzonder. Er is verder ook niemand, wel foto´s van een cere-
monie. Het mooiste zijn grote beelden in de rotsmuren. Op de terugweg
deel ik een paar ballonnen uit aan kinderen van verkoopsters. Alleen
bij de ingang is een informatiebord. En onderweg een pot met water waar-
van het de bedoeling is dat je er wat van op je hoofd sprenkelt.
Titra Empul Tempel
De Titra Empul Tempel ligt een stukje verder. Daar arriveren we om vijf
voor half elf. Deze tempel ligt in een mooie parkomgeving. Ook hier is
de entree 15.000. Het mooiste van deze tempel zijn twee baden waar
constant water uit beelden in stroomt. Je kunt je hoofd en rug onder de
beelden wassen. Een man legt uit wat de werking van het water per beeld
zou moeten zijn. De laatste is bijvoorbeeld tegen nare dromen.
Een groepjes Japanners doet er fanatiek aan mee. Voor de rest is het er
vrij rustig. Geen grote groepen uit Holland bijvoorbeeld. Gelukkig maar.
De uitgang gaat via een omleiding met tientallen souvenirstalletjes.
Zoals gebruikelijk. Sommige verkoopsters slepen me naar binnen door mijn
pols vast te houden. Van een oud vrouwtjes kan ik al twee zomerjurkjes
voor 50.000 kopen!
Via een mooie route over smalle heuvelweggetjes komen we bij de rijst-
terrassen van Tegalalang. Dames met sarongs staan al langs de weg en
aan de rand zijn weer stalletjes en restaurantjes. Je moet over hun
terrein voor een vrij uitzicht op de rijstterrassen. Die zijn mooi,
maar moeilijk om een wandeling te doen. Mijn chauffeur wacht even
verderop. Volgens hem was het parkeren bij de tempels 10.000 en 2.000
bij de terrassen. Die kosten waren voor hem.
Bij terugkomst, rond half één, ruil ik mijn lange broek snel voor een
korte. Het is heet! In plaats van de drukke straten, neem ik Jalan Bisma.
Aan het begin is een school. Kinderen dragen blauwe zomerse uniformpjes.
De meisjes dragen grotendeels twee staarten.
Ik loop Bisma helemaal uit tot die via een brug bijna op het einde van
Monkey Forest Road uitkomt. Bij de entree van Monkey Forrest zijn al apen.
Ze stelen etenswaar uit winkeltjes in de buurt. Een vrouw zit ze met een
lange stok achterna. Lachen geblazen. Je kunt kleine bananen voor ze kopen.
En maar oppassen dat ze geen spullen van je jatten!
Het heilige bos zelf laat ik aan me voorbij gaan. Ik loop via Lana
Hanoman terug naar het noorden. Onderweg neem ik een caesar salad,
verrukkelijke avocado sap en citroen thee in Kecak Cafe, met een overdekt
terrasje en zeer vriendelijke bediening. Het ligt iets van de weg en is
kleinschalig. Naast mij zitten een paar Amerikaanse meiden aan een tafel
over hun exen te mopperen.
Af en toe zit ik onderweg even in de schaduw. Ik heb geen haast en kijk
naar het verkeer en de mensen. Balinese mannen zijn volgens mij wel aan-
trekkelijk. De vrouwen zeker ook, al zijn ze soms wat gezet. Maar de
ogen zijn meestal mooi. De hele dag is het droog gebleven. Dit was dus
de ideale dag voor de dagtrip. 's Avonds praat ik aan de straat met het
jonge personeel van een geldwisselkantoortje naast de entree van mijn
homestay. Ze willen graag Engels oefenen.
Vrijdag 25 november. Ik heb gisteren bij het voetbalveld een goedkoper
restaurant gevonden met geel geverfde muren. En op het einde van Jalan
Dewi Sita zit een guesthouse waar het eten ook niet duur is. Ik wil
beide restaurants nog uitproberen. Eerst blijf ik op het terrasje voor
mij kamer om foto's voor mijn website te selecteren.
Dan eet ik kip zoet zuur met avocado sap bij Warung Kacu.
De serveersters zijn jong en de bediening is wat afstandelijk. Maar ik
heb een mooi plekje op een hoger gelegen terras langs de weg. Even het
stof en de uitlaatgassen wegdenkend, geniet ik van het voorbij komende
verkeer en dan met name de scooters. Het eten is maar heel gewoon.
Daarna een bananasplit en hete citroensap bij Sjaki Tari Us. Dat blijkt
tevens een liefdadigheidsinstelling te zijn voor gehandicapte kinderen.
Ze hebben ook een Nederlandse website: www.sjakitarius.nl Op dit moment
is er alleen personeel. De hal voor de kinderen is leeg.
Rond twee uur ben ik terug bij Mawar om mijn bagage te halen. Maar dan
blijkt mijn chauffeur niet te komen opdagen. Ik wacht een kwartier en
schakel dan een andere chauffeur in. Die heeft een nieuwe Suzuki met
airco. Dat lijkt me wel wat. Hij begint met 180.000, maar ik weet net
zo lang af te dingen tot hij het voor 130.000 doet. Dat is de prijs
die ik met de andere chauffeur ook had afgesproken.
Sanur
Na ruim vijf kwartier arriveren we om kwart voor vier bij mijn homestay
in Sanur. Het lijkt vandaag ook droog te blijven. Dus weer een hete dag.
Omdat hij nog wat tijd nodig heeft om het adres te vinden, wil hij wat
extra geld, maar ik houd voet bij stuk. Ze verdienen hier al genoeg aan
mij. Hij least de auto overigens. Bij het inchecken kunnen ze mijn
reservering niet vinden, maar gelukkig heb ik de bevestigende e-mail
bij me. Ik krijg kamernummer 2, boven de receptie. Een ruime kamer met
twee bedden en airco. Het matras is beter dan in Ubud. De airco heb ik
daar overigens niet eens echt gemist.
Bij mijn verkenningsronde neem ik eerst een kijkje bij het strand.
De stand van de zon is al laag. Er is veel schaduw op het strand. Er
liggen aardig wat bootjes in het water. Mooi voor foto´s. De straat van
mijn homestay heeft een paar veel te dure restaurants. De trottoirs zijn
af en toe rampzalig. Soms met enorme gaten. Het oogt allemaal wat rommelig
en de gebouwen variëren van simpel tot luxe.
Ik ben niet echt onder de indruk van Sanur, maar misschien verandert dat de
komende dagen. Om de hoek zijn eenvoudige restaurantjes waar inwoners van
Sanur ook eten. Ik kom ook een zaak tegen met Nederlandse snacks en een
bord met een Nederlandse tekst. Ze hebben gratis wifi: Warung Sanur, Jalan
Danau Poso 92.
De menukaart is goed en betaalbaar. Ik Skype met Weiwei. Ze is wat somber
en in Beijing is het flink kouder. Ik laat haar mijn citroensap en later
mangosap zien. Het restaurantje ligt naast de weg, dus met wat lawaai van
de straat, maar ik ben erg blij dat we elkaar toch kunnen spreken. Terug
naar mijn hotel kom ik in het donker minstens vier ratten tegen. Eéntje
loopt er zelfs recht op me af. Hij of zij schrikt van me. Op een hoek
hebben honden vuilniszakken open gescheurd. Nog zo´n smakelijk gezicht.
Op het terras aan de overkant van mijn hotel is live muziek. Met in het
repetoire ook nummer voor een wat ouder publiek.
Zaterdag 26 november. Het douchewater is koud, maar dat is net te doen.
Na een rustig begin loop ik vanaf de kleine rotonde naar het strand en
leg een stuk langs de kust af. Sanur heeft een rustig strand met enkele
luxere hotelresorts, zoals Mercure en Hyatt. Er loopt een goed wandelpad
langs een best aardig strand. Geen brede strook, maar ook niet zo slecht
als ik in een verslag heb gelezen. Onder de badgasten hoor ik voornamelijk
Duits, Russisch, Engels en Nederlands.
Ik lunch bij Nyoman Cafe, iets ten zuiden van Mercure. Ze hebben een
aantrekkelijke menukaart voor schappelijke prijzen en de service en het
eten is goed. Ik krijg zes stokjes kipsaté met pindasaus en rijst, een
mangosap en thee (25.000 + 10.000 + 8.000 = 43.000). Daarna rust ik uit
in een overdekt plekje op het einde van een pier. Daar is een heerlijk
briesje en veel meer kun je in deze hitte ook niet doen.
Her en der bieden dames op het strand massage aan. Mannen de huur van een
scooter of taxiservice voor een tour. Maar ik ben niet van plan om Sanur
te verlaten. Dit zijn rustdagen. Ik ben aan de slag met foto´s op de
laptop en wil verder ook niet meer geld uitgeven. Bali is duur.
´s Avonds ga ik weer naar Warung Sanur met mijn netbook in een stoffen tas.
Zo kan ik het avondeten met internetten combineren.
Dit keer spreek ik met de eigenaar. Een halve Indonesiër. Heeft voor Shell
gewerkt, verblijft nu al jaren in het buitenland en heeft onder andere dit
restaurant, maar doet daarnaast ook veel catering. Hij houdt de prijzen
bewust laag. Hij heeft net een nieuwe rookworst van een leverancier
aangeboden gekregen en ik ben een proefklant. Die bevalt wel en kan
voortaan in de stamppot. Hij heeft namelijk ook Nederlandse gerechten op
het menu staan. De vraag is echter: waarom ga je naar Bali om Nederlandse
te eten?
Hij geeft me groot gelijk om een tijdje rond te reizen. Volgens hem biedt
China de beste kansen voor een toekomst. Wanneer hij jonger was geweest
dan had hij nog Chinees willen leren, maar daar begint hij na ruim een
halve eeuw niet meer aan. Hij ziet er jong en energiek uit. Bij hem aan
tafel zit een mafkees die in Nederland in koffiewafels handelt.
De eigenaar steekt regelmatig de draak met zijn taalgebruik en onnozele
uitspraken. Hij heeft een paar dames in dienst, geen idee of zijn vrouw
daar ook tussen zit, dat heb ik hem niet gevraagd. Wanneer hij terug uit
Nederland komt, dan heeft hij bijna 60 kilo aan bagage met veel lekker
eten wat hier niet verkrijgbaar is, zoals kaas en salami. Hij betaalt
een mannetje om hem en zijn bagage om de douane te leiden.
Zondag 27 november. Vandaag loop ik de hele 'boardwalk' af. Volgens
Lonely Planet is deze vier kilometer. Eerst loop ik naar het noorden.
Aan het einde is een markt met souvenirstalletjes. Onderweg afwisselend
resorts, villa's en waar het strand wat minder is zijn weer eenvoudiger
restaurantjes of kraampjes. Een mooie wandeling, af en toe even bukken
voor een boom of aan de kant voor fietsers of scooters.
Ik word een keer aangesproken door studenten toerisme voor een kort
interview. De vragen zijn eigenlijk te algemeen voor een goede enquête.
Ten zuiden van Mercure nuttig ik mijn lunch weer. Dit keer nasi goreng
special, met garnalen in de nasi en twee stokjes kipsaté en kroepoek,
een glas mangosap en thee (20.000+10.000+8.000).
Op de pier krijg ik gezelschap van vier dames van middelbare leeftijd.
Eén van hen draagt een hoofddoek. Zij spreekt het beste Engels en komt
uit Jakarta. Aan het einde van de middag komen op de matige stukken
strand, waar je het makkelijkst met een scooter kunt komen, steeds meer
Balinezen. Ze gaan het water in, gehele gezinnen, vaak met een T-shirt
of korte broek. Aan wal eten ze loempia van verkoopsters. Die knippen
die met een grote schaar in stukken op gevouwen papier en gieten daar
wat pindasaus over. Ik durf het niet aan, volgens mij niet schoon
genoeg voor mijn westerse maag.
Voor het avondeten douche ik op mijn kamer en rust even. Ik neem mijn
netbook weer mee naar Warung Sanur. De eigenaar is vandaag vrij en niet
aanwezig. Wel een stamgast die binnen televisie kijkt en even later
komt het Nederlandse echtpaar dat hier gisteravond later ook kwam. Zij
gaan morgen naar huis en hebben behoefte aan gezelschap, maar ik wil
graag internetten.
Weiwei is met haar huisgenote uit, maar komt gelukkig nog even op Skype.
Tegen elf uur gaat de zaak sluiten. Ik zie een kakkerlak over de kunst-
stoffen buitenbar rennen; wist niet dat die zo snel konden. Ik zeg maar
niks. Dan loop ik terug naar mijn hotel. Dit is één van de smerigste
straten in deze buurt. Taxi´s claxonneren om mij als klant te trekken.
Vanavond geen ratten. Dubieuze bars en massagesalons. Veel scooters
langs de weg geparkeerd.
Maandag 28 november. Om kwart over zeven gaat de wekker. Ik check uit en
probeer een taxi met een meter te krijgen. Desondanks begint hij met een
hoge te onderhandelen prijs. Ik zeg dat Bali duur is en ik op deze manier
nooit weer terugkom. Hij is bereid om de meter aan te zetten, ik beloof
dat ik wat extra's geef, inclusief de kosten van het parkeerterrein.
Alleen het laatste stuk van de route is druk.
Binnen drie kwartier ben ik op het vliegveld. De meter staat op 62.000. Ik
geef 70.000. Na een eerste bagagescanner, geef ik mijn koffer af, die
inmiddels bijna 18 kilo is. Een verdieping hoger moet ik 40.000 service
kosten betalen. Er is een vestiging van de kleine supermarkt Circle K in de
vertrekhal. Iets duurder dan buiten het vliegveld.
Bandung
Ik win een uur door naar het westen te vliegen. De landing gaat met veel
gedraai over de stad heen en het vliegveld blijkt heel kleinschalig te
zijn. Zelfs de bagageband is maar heel kort. De taxiservice naar mijn
hotel is 40.000. De eerste indruk van Bandung: veel bomen, weer moslims
op straat en schoolkinderen in uniform. Ik moet even wachten tot mijn
kamer gereed is.
In de lobby heb ik internet, maar even later op de kamer op de eerste
verdieping geen ontvangst meer. De kamer lijkt oud, de hoeken zijn niet zo
schoon en de badkamer is ook niet zo aantrekkelijk meer. Maar wel redelijk
ruim en het bed is dat zeker. Ook weer geen waterkoker en nu geen
handzeepjes in de badkamer.
Na een rustpauze loop ik richting het station. Onderweg ontdek ik een
gebouw met een windmolen op het dak van de keten Holland Bakery. Bij een
kruising heeft een jonge vent een aapje aan een touw dat rondjes fietst
voor de wachtende auto's. Dat gaat razendsnel. Circus op straat. Zijn
manier om aan een inkomen te komen, in Nederland zouden dierenactivisten
hem lynchen.
In de stationshal heb ik een praatje met een studente verloskunde uit
Yogyakarta. Ze zegt dat er een Van Houten fabriek is in Bandung. Terug
naar het hotel is het begonnen met regenen. Voor het avondeten kom ik in
Warung Lekker, een klein restaurant met een rode binnen- en buitenkant.
Ik heb nasi goreng met citroenthee.
Dinsdag 29 november. Bij het hotel is ontbijt inbegrepen. Nasi goreng
met kroepoek, thee en vruchtensap van een klein buffet. Daarna ga ik met
een minibus naar Alun Alun want het is nu al in de morgen begonnen met
regenen, dus helaas niet lopen. Op het laatste deel passeer ik enkele
gebouwen met Nederlandse teksten, zoals Warenhuis De Vries. Het Alun Alun
plein wordt gedomineerd door een grote moskee. De shopping malls vallen
erg tegen en de doorgaande wegen zijn druk om over te steken.
Om te lunchen is Jalan Braga een meer geschikte straat. Braga Cafe
(Portugees) zit in een oud gebouw met een mooi interieur. De meeste
bezoekers zijn mensen die voor hun werk zeer net gekleed zijn. Dames
in korte rokjes met hoge hakken. Wasgitel op het menu blijkt een pot
Jasmijnthee te zijn. Ik eet tonijnsalade. De salade ziet er goed uit,
maar de tonijn komt uit blik.
Vanwege de afstand, terug ook maar met een minibus. Onderweg spreken
mensen me aan. Ze willen weten waar ik vandaan kom. Van één van de
mannen woont de oma in Krommenie. Zij komt hier één keer per jaar.
Vanwege eenrichtingverkeer kom ik in een kronkelachtige manier via het
station tot in de buurt van de straat waar het hotel zit. Voor het
avondeten vind ik dit keer iets dichterbij: Ritako House. Ik heb
okonomiyaki speciaal (met bief en ei), belimbing sap ('starfruit')
en citroenthee.
Ik hoor van het personeel over een traditionele begrafenisritueel om
tot en met drie jaar na de overlijdensdatum nog familiebijeenkomsten
te houden.
Woensdag 30 november. Weer nasi goreng bij het ontbijt, daarom neem ik
dit keer geroosterd witbrood met chocoladehagelslag. In een winkel waar
ik de eerste middag ook al heb gekeken, koop ik 'tempo asin', kroepoek
met sojabonen. Niet zo geweldig. Het is een specialiteit van Bandung.
Niet ver van mijn hotel zit een modern winkelgebied: Cihampelas Walk.
Overdag is het vrij rustig. Er zijn veel restaurantjes, kledingwinkels
en een supermarkt Toserba Yogya. Daar haal ik belegde broodjes voor de
lunch en kiwi's. Bij Warung Lekker drink ik avocado sap (alpukat) en
citroenthee.
's Avonds is het winkelcentrum veel drukker en gezellig. Eén van de
weinige plekken waar je op één van de schaarse bankjes even kunt zitten.
Het publiek heeft een lage gemiddelde leeftijd. Op diverse plekken is
een voetbalwedstrijd tussen een selectie spelers van Indonesië en LA
Galaxy te zien. David Beckham is namelijk in Indonesië. Bij Treehouse
Cafe in het winkelcentrum op de eerste verdieping eet ik weer nasi
goreng, nu met een worstje en jasmijnthee. Een straatventer verkoopt
gefermenteerde cassave, dat noemen ze pouyem.
Donderdag 1 december. Allereerst loop ik naar Den Haag Klappertaart.
Een bakkerij aan de andere kant van de straat. Ik probeer een stuk met
amandels voor 8.000. De kwaliteit is erg goed. De namen zijn leuk,
zoals soes klapper en pisang molen.
Ik ga weer naar Alun Alun. Op het plein voor de moskee word ik aange-
sproken door een Duitser. Hij heeft een eigen zaak gehad en die op zijn
vijftigste verkocht. Sindsdien reist hij ieder jaar de helft van de tijd
door Zuidoost-Azië. Jaloersmakend!
Hij heeft een woordenboekje in zijn hand en gaat op het plein gesprekjes
aan om zo de taal te leren. Hij heeft in ruim tien jaar al veel van
Indonesië gezien. Daarna ga ik naar Jalan Braga. Daar lunch ik in een
net geopend hip restaurant The Sugarush. Een beetje duur en de gado gado
salade is klein ten opzichte van wat ik gewend was.
De food court van Braga City Walk was een betere optie geweest.
Bij het station moet worden overgestapt op een andere minibus. Ik zie
twee westerse meiden op fietsen. Het lijkt erop dat ze per fiets reizen.
Gisteren zag ik een blanke jongeman bij een kapper in het winkelcentrum.
Zo af en toe is er dus een westerling. Maar we zijn zeldzaam.
Op de terugweg springen jongeren met een gitaar in de deuropening om
te zingen voor geld. De Duitser zei dat hij in de afgelopen jaren heeft
gezien dat er 's nachts steeds meer mensen op straat slapen.
Zonder corruptie had dit land volgens hem zeer rijk kunnen zijn.
's Avonds eet ik weer ´nasi goreng speciaal lekker´ met citroenthee
in Warung Lekker.
Vrijdag 2 december. Om vijf over vier gaat het alarm van mijn telefoon.
De vlucht met AirAsia naar Medan op Sumatra vertrekt namelijk al om zes
uur. Ik heb brood gevuld met banaan uit de supermarkt naast het hotel
gehaald voor mijn ontbijt. Het hotel heeft om half vijf een taxi voor
mij geregeld. De rit van maar zeven minuten blijft onder 20.000, maar
het minimum voor een telefoonservice is 25.000. Voor een binnenlandse
vlucht moet ik hier 25.000 servicekosten betalen.
Medan
Tijdens de vlucht van ruim twee uur dommel ik even weg. Ook Medan heeft
voor zo'n grote stad een relatief klein vliegveld. De taxiservice is
duur wanneer je bedenkt dat het vliegveld tegen het centrum ligt.
Ik betaal namelijk 50.000 voor een ritje van misschien tien minuten.
Ondanks het vroege inchecken kan ik toch al naar mijn kamer, al is de
receptie niet zo vlot.
Het is een modern hotel met prima voorzieningen. Een vaste internet-
verbinding op de kamer, een waterkoker en alles ziet er piekfijn uit
voor een prijs die nauwelijks hoger ligt ten opzichte van wat ik tot
nog toe heb gehad.
Bij mijn verkenning van de straten rond het hotel kom ik vooral winkels
tegen. Een straat met klokken en horloges, een straat met schoenen.
Regelmatig roept iemand: "Hello mister, How are you? Where do you come
from?". Vanuit een auto, een becak, een winkel. Her en der maak ik korte
gesprekjes en de mensen gaan gewillig op de foto. Bij een winkel met
gasaanstekers stelt de verkoper voor dat ik er één in de vorm van een
geweer koop. Dat lijkt me niet zo verstandig om in mijn bagage te hebben.
Hij begrijpt het. Bovendien rook ik niet.
Wanneer het donker is, dan zijn die straten veel minder gezellig.
De meeste panden hebben rolluiken of tralies en er zijn maar weinig
restaurants. Een beetje raar dat er dan zomaar zo'n mooi hotel als de
mijne tussen staat. De watermolen is een goed herkenningspunt. Aan de
andere kant van de spoorlijn is een straat met heel veel banken. Daar
eet ik bij Restoran Miramar. Een grote eetzaal met spiegels, heel
weinig gasten en heel veel personeel. Ze hebben het wel druk met hun
bezorgingsservice. Ze vinden de buitenlandse gast maar spannend.
Gelukkig staat er sirsak juice op het menu.
Zaterdag 3 december. De kamers zijn een beetje gehorig. Ik kon afgelopen
nacht gekreun van een buurvrouw horen. Gisteravond heb ik de plattegrond
van Medan bestudeerd en vandaag ben ik van plan om lopend enkele beziens-
waardigheden op te zoeken. Eerst een plek om te ontbijten, want dat is
niet inbegrepen. Het hotel heeft wel een uitgebreide menukaart, maar ik
vind onderweg wel iets.
In een supermarkt haal ik een broodje en chocolademelk. Voor die winkel
zit een groepje jongeren te ontbijten. Twee westerse jongens en drie
moslimmeisjes. Ze vragen of ik Duits kan spreken. De meisjes hebben
namelijk Duits op hun universiteit. Beide jongens komen uit Duitsland
en trekken door Azië. We hebben het over Indonesië en wisselen Engels
met Duits af.
Ik ben dan al in de buurt van de grote moskee, Mesjid Raya (1906).
Een imposant gebouw. Ik maak alleen een foto terwijl ik nog buiten het
terrein sta. Dat is voldoende voor mij. Dan loop ik door naar het
Istana Maimoon (1888), het paleis van Sultan Deli. Alleen de centrale
ruimte is te bezichtigen. Entree 5.000. Een man die mensen in formele
kostuums op de foto zet, spreekt mij direct in het Nederlands aan.
Uit zijn hoofd geleerde zinnetjes waarmee hij Nederlandse toeristen
paait. Ik had nog niet gezegd dat ik uit Nederland kwam, maar dat ziet
hij dus! Op de gevel staat de tekst van de eerste steen in het
Nederlands. Dit is precies het type gebouw dat ik graag aantref.
Mooie architectuur. Jammer dat de entourage wat rommelig is en er
allemaal souvenirstalletjes voor de ingang staan.
Terug richting het station koop ik nog een broodje met chocoladehagel-
slag bij een bakkerij. De meisjes van het personeel zijn onder de
indruk van hun buitenlandse bezoeker. Het meisje dat mijn broodje
selecteert is nogal zenuwachtig. Even verderop passeer ik het Tjong
A Fie Mansion (1860), het huis van een beroemde Chinese handelaar.
Voor dat pand praat ik met drie meiden die fysiotherapie-apparaatjes
met elektrische schokjes op straat verkopen. Ze zijn enthousiast en
willen met mij lunchen.
Ik loop verder naar de het Lapangan Merdeka, het vredesplein. Daar is
de Merdeka Walk met allerlei restaurantjes met verschillende soorten
eten. Halverwege eet ik bij "My Bar" nasi goreng udong. Uiteraard met
thee. De meisjes arriveren wanneer ik mijn eten al op heb. Het is hier
te duur voor hun, maar ze gaan elders wel eten. Het meisje dat het
beste Engels spreekt wil morgen - zondag - wel mijn gids zijn. Ze zal
me een sms sturen (wat ze niet gedaan heeft).
Het Merdekaplein bevalt me. Het is een mooie open ruimte met een groot
grasveld, een sintelbaan, speeltoestellen voor groot en klein en aan de
stationskant een boekenmarkt met een relaxte sfeer.
Dan loop ik naar Sun Plaza, een enorme shopping mall. Onderweg kom
ik een groep van ongeveer twintig moslimstudentes tegen die helemaal
enthousiast raken en staan te dringen om met mij op de foto te komen.
Voor anderen is het ook een mooi schouwspel. Wat dat betreft gedragen
ze zich niet anders dan andere meisjes.
Ik kom ook studenten van de UMSU tegen die net zijn afgestudeerd. Ze
hebben hun diploma ontvangen en zijn prachtig uitgedost met een familie
onderweg en een deel houdt zich op bij KFC waar ik de gelegenheid heb om
wat te vragen en foto´s te maken.
Er zit een Hypermarkt in Sun Plaza. Op een verdieping rijdt een
treintje voor kinderen. Beneden spreek ik met mooie promotiemeisjes
voor LG. Een fotomodel met lange benen heet Bunga (bloem). Een in mijn
ogen mooiere collega heet Citra. Die spreekt aardig Engels. Tegenover
Sun Plaza zit de Sri Mariaman Hindoe Tempel, overdadig versiert met
goud. Met druk verkeer ertussen. Deze wijk is leuker dan die van mijn
hotel. Wanneer ik op een bankje zit met zicht op de grote middenhal,
vragen vier studenten of ze mij mogen interviewen. Uiteraard mag dat.
Ze studeren Engels en willen docent Engels worden. Drie meisjes en
een jongen, van 19 tot 24 jaar.
´s Avonds eet ik een pittige mangosalade bij Thai Express in de mall.
De terugweg naar mijn hotel valt mee. Alles is wel te belopen en de
straten zijn breed, de trottoirs redelijk. Alleen jammer van al het
verkeer met de bijhorende luchtvervuiling. Daar zou de regering iets
aan moeten doen. Bijvoorbeeld door de tweewielers en minibusjes op
elektrisch te laten rijden. Vandaag was een prachtige dag! Qua weer,
wat ik heb gezien en de mensen die ik heb ontmoet.
Zondag 4 december. Ik loop weer richting Merdeka. In de brandende zon
zijn een groep jongeren aan het trainen voor de vechtsport 'tarung
derajat'. Tijdens een pauze spreken de stoerste jongens mij aan.
Na afloop zoekt de praatgrage instructrice ook contact. Er zitten ook
een paar moslimmeisjes bij de groep. Wanneer ze vertrekken, stelt hun
strenge leraar mij nog een paar vragen. Hij is nu overvriendelijk.
Zijn zoon en dochter doen ook mee. Zijn moslimvrouw zat bij mij en nog
een paar toeschouwers onder een prieel. Stuk voor stuk vriendelijke
mensen.
Daarna spreek ik met twee meisjes van zeventien, vriendinnen en klas-
genoten. We zitten lange tijd in een soort overdekte open ruimte.
Ondertussen deel ik verschillende kleuren ballonnen uit aan jongere
kinderen die om ons heen spelen. Ik lunch bij Hokky Bento aan Merdeka
Walk. Een kleine portie mie met teriyaki en een royaal glas met
avocado-sap.
Wanneer ik na een rustpauze op mijn kamer terugloop naar Merdeka,
bezoek ik een straat met textielmarktstalletjes. Daar word ik door
een moslimvrouw uitgenodigd om bij haar te komen zitten. Vier jonge
meiden werken voor haar. Ze geven me een afgesloten bekertje water.
Twee van de meisjes eten kipsaté op bladeren met een flinke lading
pindasaus. Ik ben daar dol op en het ziet er heerlijk uit, maar ik
durf het niet aan om hier vlees te eten.
Bij een speelplaatsje op Merdeka ontmoet ik een jonge vrouw die in een
moslimstad opmerkelijk gekleed is met een korte broek. Ze blijkt christen
te zijn. Het is een kapster, het is haar vrije dag. Ze geeft me een lift
naar het Grand Palladium in haar Kia Picanto. Daar eet ik mie met kip en
markisa-sap bij Apollo Fast Food. Dit winkelcentrum valt een beetje in het
niet bij Sun Plaza.
In de buurt van mijn hotel zitten twee jongens tussen het verkeer bij een
verkeerslicht op straat. Ze slepen zicht voort tussen de auto's. Elk missen
ze een been. Ik geef degene die het dichts bij mij zit mijn muntgeld. Ik
moet denken aan iets wat Ton in Yogyakarta zei. Gehandicapten hebben in dit
land een enorm minderwaardigheidsgevoel. Het percentage zelfdodingen is
zeer hoog.
Maandag 5 december. Vanuit mijn hotelraam zie ik dat de straat nat is.
Maar het lijkt nu droog. Een beetje regen is welkom, want anders worden
de straten zo stoffig en dat is met contactlenzen soms erg vervelend.
Dit is mijn laatste volle dag in Indonesië. Tijd voor conclusies.
Over Medan kan ik in ieder geval melden dat de stad mij reuze meeviel.
De beschrijvingen die ik las waren niet positief, maar ik heb me hier
prima vermaakt.
Indonesië is een land met lieve en mooie mensen, maar ook corruptie
en armoede. Grote verschillen tussen rijk en arm. Dure auto´s, zeer
eenvoudige vervoersmiddelen, mensen die van alles op straat verkopen,
bedelaars in alle leeftijden, luchtvervuiling, smerige straten, rond-
zwervend vuil, hitte, en heel vaak onderhandelen over prijzen. Ik moet
het allemaal even laten bezinken.
Wanneer dit mijn eerste Aziatische bestemming was geweest, misschien
dat ik dan enthousiaster zou zijn geweest. Ik ben nu al wat landen
gewend en er zijn zeker overeenkomsten met andere landen in de regio.
Wanneer ik iets anders had kunnen doen, dan was ik een paar dagen
langer in Ubud op Bali gebleven. Want dat is een aantrekkelijke plaats
en er is nog veel meer in die prachtige omgeving te zien.
Nog een detail: bijna geen enkele kat heeft hier nog een complete
staart. En ze zien er vaak verwilderd en vermagerd uit.
Vanmiddag heb ik een tijd gesproken met het personeel van een kleine
fotozaak op de bovenste verdieping van Sun Plaza. Zoals bijna overal
een overvloed aan personeel en altijd geïnteresseerd in mij en bereid
om mij wat woorden te leren of iets te eten of drinken aan te bieden.
Op andere momenten kijken groepjes giebelend naar mij en op straat
word je hier regelmatig aangesproken. Bij Es Teller 77 in Sun Plaza
heb ik vanavond nog een keer de kans gegrepen om een gado gado salade
te eten. Vanmiddag had ik nasi goreng met limoensap aan de Merdeka
Walk bij Nelayan.
Dinsdag 6 december. Ik moet nog geld voor de taxi naar het vliegveld
en 75.000 aan servicekosten voor internationaal vertrek overhouden.
Dat gaat krap worden, maar eigenlijk wil ik niks meer uit de muur
halen. Bij een supermarkt aan de andere kant van het spoor haal ik
broodjes, kaaskoekjes en pakjes chocolademelk. Aan de andere kant
van de straat controleert de politie brommers. Ze hebben kennelijk
geld nodig, dan is er werk aan de winkel.
Friesland in Azië:
Ik loop door een winkelstraatje bij een schoolgebouw naar de textiel-
markt. Daar zit ik weer bij het zelf kraampje van gisteren. Ze leren
me nog een paar woorden. Vandaag is er meer personeel en zijn ook meer
zaken open. Ze willen me uiteraard koppelen, maar ik heb een Chinese
vriendin. De meisjes zijn tussen de 19 en 23 en vrij klein. De bazin
zit bij de ingang en verkoopt chips-achtige producten die ze zelf
over kleinere zakken verdeelt.
Ik loop door naar het Merdekaplein om mijn broodjes te eten. In het
begin in de schaduw van bomen raak ik in gesprek met een oudere man
die zat te lezen en behoorlijk goed Engels spreekt. Dit plein is
volgens hem door de Nederlanders aangelegd. De bomen stammen uit de
Nederlandse tijd. Daarna komt een groep vrouwen met kleine kinderen
en een paar jonge meiden. Een deel van hen wil met mij op de foto.
De man vertaalt wat ik hem vertel. Bij de ingang willen twee meisjes
met mij op de foto. Elk met een Blackberry. Net buiten de poort het
zelfde maar dan met een groep studenten international business,
waaronder een paar moslimmeisjes. Bij de jongens kun je niet zien of
het moslims zijn. Eén jongen stelt zich op een aanstellerige manier
voor met een meisjesnaam. Het is een ladyboy of transseksueel.
Het meisje dat het beste Engels spreekt wil mijn e-mailadres.
De ladyboy kan weinig meer zeggen dan: I love you...
(Met het meest enthousiaste moslimmeisje ben ik Facebook-vriend
geworden. Ze is al snel getrouwd en heeft twee zoontjes gekregen.)
Ik kan voor 35.000 met een busje van het hotel naar het vliegveld
worden gebracht. Dat aanbod neem ik maar aan. Het is maar een klein
stukje door druk verkeer. Op het vliegveld moet ik na het afgeven van
mijn koffer 75.000 vliegveld belasting betalen. Na de douane kom ik
in een hal met winkeltjes. Ik heb nog 17.000 over om wat drinken van
te kopen. De vertrektijd van het vliegtuig van AirAsia naar Bangkok
is heel strategisch twee uur naar achteren verplaats, naar 17:40. Zo
kunnen ze vast meer eten aan board verkopen.
Zie voor het vervolg van de reis het verslag van Thailand (2011).
Zoals ik in de inleiding al aangaf stelde de voorbereiding voor dit
land weinig voor. Een volgende keer wil ik echt meer zien. Bijvoorbeeld
plekken die door Hella Haasse en F.Springer zijn beschreven. Sowieso
Jakarta, Bromo, Nederlandse forten zoals Fort Rotterdam in Makassar,
Ternate en de Banda-eilanden. De lijst met wensen groeit alleen maar.
Tot slot een door mij verzameld lijstje met (bijna) Nederlandse
woorden: gratis, halte, spor (spoor), wortel, notaris, kompanie, oom,
tante (ook wel bibi), roomboter, wastafel, framboos, wekker, bankrut
(bankroet), kwitansi.
Johan (29 februari 2012, geheel gerzien in de zomer van 2022)
In 2017 werd het boek "Verre forten, vreemde kusten (Nederlandse
verdedigingswerken overzee)" gepubliceerd. Het is op www.sidestone.com
gratis te downloaden in pdf-formaat. Hieronder volgen enkele passages met
achtergrondinformatie over het fort in Gombong:
De directeur van de genie, kolonel Carel jonkheer van der Wijck kreeg de
opdracht om een gedetailleerd verdedigingsstelsel te ontwerpen. Officieren
gingen op pad om de uitgezochte locaties te bestuderen en te karteren. De
genie begon met het aanschaffen van bouwmaterialen voor de aanleg van de
stelling. Van den Bosch keerde begin 1834 terug in Nederland. Koning Willem
I benoemde hem eind mei tot minister van Koloniën (1834-1849).
Defensiestelsel Van der Wijck
Van der Wijck kwam met een volledig uitgewerkt
defensiestelsel:
1. De enige potentiële vijand is Groot Brittannië. De Nederlandse vloot in
de Oost is geen partij voor de Royal Navy. De Engelsen kunnen binnen korte
tijd een landingsleger van 25.000 man vanuit Brits Indië overbrengen naar
Java;
2. Een landing met als doel Java te veroveren zal ongetwijfeld plaats
vinden op de vlakke noordkust. Daarvoor komen alleen Batavia, Samarang en
Soerabaja in aanmerking. De enige bruikbare haven aan de zuidkust,
Tjilatjap, hoeft alleen teworden beschermd tegen een kleinere actie;
[..]
De Royal Navy blokkeert de kust. De Grote Postweg is daarom onmisbaar voor
de verplaatsing van troepen. Een groot gedeelte van de weg loopt langs de
kust en kan gemakkelijk door de vijand worden afgesneden. Het is daarom
noodzakelijk om een militaire weg door het binnenland aan te leggen. De
veiligheid daarvan wordt verzekerd door de bouw van forten in Bandoeng
[Bandung], Gombong, Ngawi en Melirup;
[..]
De bouw van de forten 1837-1844
Het bouwprogramma voor het Defensiestelsel Van der Wijck omvatte de bouw
van de volgende forten, batterijen en infrastructurele werkzaamheden:
* Batavia: citadel Prins Frederik en de omwalling van Weltevreden
(Defensielijn van den Bosch), kustversterkingen. In een later stadium
zouden de verdedigingswerken en inundaties rond Batavia worden ontworpen;
* Samarang: citadel Prins van Oranje, drie lunetten, een strandbatterij,
voorzieningen voor inundatie;
* Soerabaja: citadel Prins Hendrik, omwalling om de stad, waterbouwkundige
werken inclusief voorzieningen voor inundaties. In een later stadium diende
een besluit te worden genomen over de kustverdediging;
* Ambarawa: fort Willem I, inundatievoorzieningen en als tweede fase de
aanleg van de linie langs de Toentangrivier. Vier kilometer ten zuiden van
fort Willem I werd in Banjoe Biroe [Banyubiru] een kamp gebouwd dat dienst
moest doen als reduite-stelling voor het teruggetrokken leger;
* Ngawi: fort Generaal Van den Bosch;
* Gombong: fort Generaal Cochius;
* De aanleg van de militaire weg Batavia-Bandoeng-Gombong-Ngawi-Soerabaja;
* Tjilatjap: kustbatterijen Karang Bolong en Banju Njappa op
Noesakambangan.
* Tweede fase:
* Kertosono: fort Generaal De Kock
* Bandoeng: fort Generaal Van der Wijck.222
[..]
Van der Wijck was uitgegaan van een sterk mobiel veldleger en weinig
forten. In plaats daarvan had hij zoveel grote forten gebouwd, dat de
bezetting daarvan ten koste ging van de versterking van het veldleger. De
enige reden om de forten te handhaven was dat het geld voor de bouw toch al
was uitgegeven. Dat gold ook voor de maritieme positie Onrust. Het fort in
Gombong werd niet afgebouwd en de bouw van twee geplande forten (Bandoeng
en Melirup) werdgeschrapt. De uitzondering was de bouw van een groot fort
Tjilatjap, omdat die plaats als enige haven aan de zuidkust van Java
onmisbaar was voor de verdedigingvan de stelling in het binnenland.
[..]
De forten van Van der Wijck verloren hun betekenis voor de verdediging van
Java. In 1870 werden de verdedigingswerken van Batavia, Samarang en
Soerabaja van de sterkte afgevoerd. Het dempen van de grachten had een
gunstige uitwerking op de gezondheid van de bevolking. De steden werden
verlost van een knellend keurslijf van militaire voorschriften en konden
uitbreiden. De andere forten en de maritieme positie Onrust volgden enkel
jaren later. Het leger bleef de forten in Ambarawa, Gombong en Ngawi
gebruiken. De torenforten op de eilanden in de baai van Batavia deden nog
enkele jaren dienst als opslagplaats van de marine. De marine
verhuisde naar Soerabaja. De torens raakten in verval.
De forten bleken uitstekend geschikt om als gevangenis te dienen. Soerabaja
was tot de afbraak in 1930 in gebruik als vrouwengevangenis. Ngawi werd een
militaire strafinrichting. Tussen 1942 en 1945 dienden de forten in Ambara
en Ngawi als interneringskampen.
[..]
Van de zes grote forten die door Van der Wijck zijn gebouwd, zijn er drie
afgebroken (Weltevreden, Samarang en Soerabaja). Van de andere drie forten
verkeert Gombong, dat een onderdeel vormt van een recreatiepark, in een
goede staat van onderhoud. Van de gebouwen in fort Willem I in Ambarawa is
een gedeelte in gebruik als gevangenis, een deel wordt bewoond, terwijl de
rest tot ruïne is vervallen. Het vervallen fort in Ngawi staat sinds het
vertrek van het leger in 2010 leeg.
De toekomst van het complex is nog onbekend.
Benteng Pendem in Tjilatjap behoort tot de best onderhouden forten in
Indonesië. Het is onderdeel van druk bezocht gemeentelijk park en kan tegen
betaling worden bezocht. De meeste gebouwen zijn recent gerestaureerd.
Tjilatjap speelde een belangrijke rol in de Tweede Wereldoorlog.
Nederlanders en Japanners hebben er bunkers gebouwd. Het is hierdoor de
enige plaats in Indonesië waar de ontwikkeling van de vestingbouw tussen
1840 en 1945 kan worden bekeken.
[..]
E. Gombong
Fort Cochius (later Fort Van Der Wijck)
Fort Cochius ligt aan de nieuwe militaire weg die Batavia door het
binnenland met Soerabaja verbond en controleerde de toegang vanuit het
westen tot de stelling in het centrale bergland van Java. Het fort werd
genoemd naar generaal-majoor F.D. Cochius (1787-1876) die in 1837 een einde
maakte aan de Padri-oorlog op Sumatra.
De bouw van het fort begon in 1842. Er waren bijzonder veel problemen met
de productie van baksteen en metselkalk. Bij het bezoek van Von Gagern in
1844 was alleen de bouw van het achthoekige stenen reduit grotendeels
voltooid. De generaal rapporteerde in 1846 dat het fort geen enkele
militaire functie had en kon vervallen. Het reduit mocht wel worden
afgebouwd. De legerleiding ging akkoord met zijn conclusies. Het fort is
dan ook niet afgemaakt.
Het hoofdgebouw had nauwelijks defensieve waarde, maar het duurde nog tot
1872 voor Gombong officieel van de lijst van forten van de tweede klasse
werd afgevoerd.
In 1850 was besloten om de pupillenschool naar Gombong te verplaatsen.
Pupillen waren de zonen van KNIL-soldaten, die tussen hun zevende en
veertiende jaar werden aangenomen voor een militaire opleiding.
In 1860 waren er 400 jongens in opleiding. In verband hiermee werden enkele
bijgebouwen, zoals een hospitaal aan het complex toegevoegd. De
pupillenschool werd in 1914 gesloten, maar de gebouwen bleven in gebruik
bij het koloniale leger.
Tijdens de Japanse bezetting 1942/1945 deed het fort dienst als
opleidingscentrum van de PETA, de door de Japanners opgeleide Indonesische
militaire eenheid. De soldaten verbleven in barakken bij het
fort. Het gebouw zelf deed dienst als opslagplaats voor voedsel en wapens
van het Japanse leger.
Van 1945 tot 1947 diende het fort en het kamp als hoofdkwartier van een
eenheid van de Indonesische strijdkrachten. Na de Eerste Politionele actie
in 1947 bezetten Nederlandse militairen het fort. Het complex was van 1950
tot 2000 in gebruik bij het Indonesische leger. Op 28 december van dat jaar
werd het fort als onderdeel van een particulier recreatiepark opengesteld
voor publiek. De oorspronkelijke naam van het fort, dat inmiddels rood is
geschilderd, werd bij die gelegenheid om onnaspeurbare redenen veranderd in
Fort van der Wijck. Het is waarschijnlijk het enige fort ter wereld waar
bezoekers in een treintje een rondrit over het dak kunnen maken.