Indonesië (2011)
    
    
    Dinsdag 8 november. Ik begin mijn reis door Indonesië in Yogyakarta op Java, een populaire stad die toch gemoedelijk schijnt te zijn. De hoofd- stad Jakarta sla ik bewust over. Daar heb ik weinig positieve verhalen over gelezen, al ben ik wel nieuwsgierig. Bijvoorbeeld naar de sporen van ons koloniaal verleden. Nu heb ik gelezen dat in 2018 de Southeast Asian Games in Indonesië worden gehouden, waarvoor het oude centrum een opknapbeurt krijgt en er ook een treinverbinding van het vliegveld met de binnenstad komt. Dat is een goede reden om nog een paar jaar te wachten met Jakarta. In de tussentijd kan ik een vervolgreis voorbereiden. Want ik heb relatief weinig aan voorbereiding voor deze reis gedaan. Er valt veel meer in Indonesië te zien. Daarom zie ik dit meer als een kennismakingsreis. Ik heb de hele Lonely Planet van het land doorgenomen en het advies opgevolgd om hooguit drie eilanden te kiezen. Ik heb de reisgids in drie delen 'gesneden', zodat ik minder balast meeneem. Het lijkt me niet zo aantrekkelijk om lange reisdagen te maken, daarom heb ik een 'slimme' combinatie van enkele binnenlandse vluchten uitgezocht waarmee ik een aardige indruk kan krijgen van Java, Bali en Sumatra.
    Yogyakarta De vlucht van Singapore naar Yogyakarta duurt twee uur en twintig minuten en ik krijg er een uur bonus bij, want in Indonesië is het een uur eerder. Het vliegveld van Yogyakarta is maar klein. De passagiers kunnen van twee trappen af een gebouw binnenlopen. Direct rechts is een balie voor het Visum On Arrival. Daar betaal ik contant US $25. Het formuliertje dat in het vliegtuig werd uitgedeeld is voldoende. Daarna komt de douane. Die stelt twee vragen waarvan ik de antwoorden al op papier had gezet. Van alle vingers worden elektronische afdrukken gemaakt en een foto met een speelgoedcameraatje. Dan moet mijn handbagage nog door een scanner. Vermoedelijk om op drugs te controleren. Daar staan hier hoge straffen op. Direct daarna staat een jonge vent in uniform te wachten. Hij is van de taxiservice. Ik zeg hem dat ik eerst geld uit de ATM moet hebben. Hij weet waar die zijn en loopt met mij mee naar een uithoek ergens links in het complex. Ik haal IDR 1.500.000 uit een machine. Een hele lading briefjes van 50.000 roepia. Hoog tijd dat ze daar drie nullen afhalen! Na een onderdoorgang met roltrappen kom ik bij een tafel waar ik 60.000 fixed price voor de taxi naar het centrum betaal. De chauffeur van het minibusjes wil graag ingehuurd worden voor bezoeken aan de tempels in de omgeving, maar dat houd ik nog even af. Want dat kan vast goedkoper. Hij slaat rechtsaf bij het Tugu monument. Dat monument kon ik bij de landing vanuit het vliegtuig al zien. Het staat midden op een klein verkeersplein waar het verkeer bij langs raast. Mijn hotel ligt dicht in de buurt in een straat waar ook een markt is. Ik heb een kamer op de begane grond aan een binnenplaatsje waar morgen ontbijt is. Het meisje bij de receptie (Dewi Christiani) zei dat ik dat ook op mijn kamer kon krijgen, maar ik eet liever niet op mijn kamer. Ik vraag om het wachtwoord voor internet. Op mijn kamer was ik de kleren die ik gisteren droeg en rust dan even en maak gebruik van de wifi. Ik scan nog wat verzamelde documenten door met informatie over Yogyakarta. Het is een net hotel, maar er is geen bovenlaken, kennelijk moet ik onder een dekentje slapen. En geen toiletpapier. Dat heb ik gelukkig bij me. . Rond zes uur loop ik richting het centrum. Eerst door een wat trooste- loze omgeving. Bij de spoorovergang zit ik even bij twee meisjes die zingen en op een kleine gitaar spelen. De mannen van de fietstaxi´s bemoeien zich met ons. We lachen. Over het spoor kom ik al in de beroemde Malioboro straat. Rechts zijn veel souvenirkraampjes. Daar kijk ik niet zo aandacht naar. Ik ben in eerste instantie geïnteres- seerd in de gezichten. Mooi ronde gezichten, deels met hoofddoekjes. En soms prachtige ogen: mata indah. Een man die familie in Nederland heeft, haalt me over om naar een batek- tentoonstelling te gaan. Die is volgens hem ook op het Spui in Amsterdam geweest. In een smaller straatje parallel aan Malioboro. Het gastenboek bevat veel Nederlandse namen en adressen. Een andere man toont me het proces van het kleuren van de stoffen. Die van hem en van zijn docent vind ik erg mooi. Hij gebruikt veel felle kleuren, zijn docent meer contrast. Ik krijg thee aangeboden en uiteraard is het de be- doeling dat ik iets ga kopen, maar ik ben nog maar net een paar uur in dit land en hoewel de spullen mooi zijn wil ik er niet drie maanden mee omslepen. Ik loop op een gegeven moment maar weg. Uit een schoenwinkel hoor ik mooie muziek klinken en vraag wat het is. Ik maak foto´s van het cd- hoesje en vraag waar een muziekzaak is. Aan de overkant van de straat door een smalle Jalan naar een andere straat waar inderdaad twee winkels zijn met cd´s en dvd´s, maar vooral vcd´s. Veel die erg lijken op wat ik hoorde, maar net niet wat ze daar draaiden. Helaas. Het is tijd om te eten. Dat doe ik bij Legian in een dakterrastuin. Weinig gasten, maar ik ben ook een beetje laat. Het eten lijkt me hier redelijk prijzig, waarschijnlijk is dit mijn laatste bezoek. Ik houd het bij een sprite, nasi goreng met lamssaté. Een beetje pittig. Daarna loop ik terug naar mijn hotel. Onderweg spreek ik met groepjes jongeren waarvan meerdere kleine gitaren hebben. De liederen die ze zingen zijn mooi. Alleen de oudste jongen spreekt een beetje Engels. Maar wat ze precies doen is me later pas duidelijk: ze zingen voor geld. Een deel van hen loopt zelfs op blote voeten. Een jongen die heel snel kan praten komt uit Timor. Ik probeer een paar woordjes te leren, maar dat gaat moeizaam wanneer ze de betekenis niet kunnen vertellen. Dan loop ik door naar mijn hotel en vraag om een andere waterkoker, want die op mijn kamer blijkt niet te werken. Mijn gids Tina heeft gisteren ge-sms´t dat ze morgen rond half twaalf zal arriveren. Misschien had ik gewoon wat rond moeten lopen en ingaan op voorstellen van mensen die op mijn pad komen, maar ik heb haar op internet gevonden en ze was enthousiast en heeft alle tijd. Woensdag 9 november. Rond zes uur word ik al wakker van lawaai van de markt. Ik doe oordopjes in en probeer nog wat te slapen. Er is toast en thee als ontbijt. Ik had ook best nasi goreng willen hebben, maar dat is me niet gevraagd. Ze gaan ervan uit dat westerlingen dit willen hebben. Dan loop ik tot waar ik gisteren in Malioboro Street ben gekomen. Ik neem de tijd om alles rustig te bekijken. Bij de souvenirstalletjes word ik weer aangesproken om naar een batik tentoonstelling te gaan die er vandaag voor het laatst is, net als gisteravond. Inmiddels weet ik wat me te wachten staat. Ik loop rustig door de Mal Malioboro (Malioboro Mall). Een winkelcentrum van een paar verdiepingen met roltrappen. De grote kledingzaak heet Mata Hari. Tina sms't dat ze een bus heeft gemist en later komt. Om het wachten te doden, blijf ik beneden bij verkopers van Vespa´s zitten. Ik krijg een bekertje water aangeboden. Een jonge vent van vijfentwintig spreekt behoorlijk goed Engels. Hij heeft een relatie gehad met een Amerikaanse. Wanneer Tina arriveert houden we eerst lunch bij de eenvoudige food court op de bovenste verdieping. Daar is volgens haar het eten het goedkoopst. Ik zie ergens ´gudeg´ staan, dat is de locale specialiteit heb ik ergens gelezen. Dus die ga ik sowieso proberen. Het oranje koeienvet vind ik niet zo geweldig en eigenlijk is het geen maaltijd om regelmatig te nemen. Maar aardig om te hebben geprobeerd. Het eerste wat ze voor me vertaalt is Terima Kasih. Dat betekent: bedankt. Tina heeft marketing gestudeerd, maar daarna ook nog toerisme en economie. Ze heeft enkele jaren in Jakarta gewerkt, daar veel geld verloren in aandelen (ook van familieleden) en wil nu een tweede poging ondernemen om een champignonnenkwekerij met mogelijk een restaurant op te zetten. We willen wel wat meer van de stad zien, maar sinds haar komst is het gaan regenen. En wanneer het regent dan loopt ze nog trager, lijkt het wel. We zwichten voor een becak (een bromfietstaxi) die ons voor 5.000 door de stad wil rijden. De ´c´ spreek je overigens uit als ´ts´. Onder andere weer batik. Ik zeg dat ik dat gisteravond al heb gezien, maar op deze manier kunnen we goedkoop naar het zuidelijke deel van het centrum. Voor zover dat lukt. Want de benen en schoenen worden behoorlijk nat. Ik zie een rat wegduiken in een afvoerputje. We zien een aardig stuk van Jogja. Komen door poorten en langs Vredenburg uit bij een batikfabriek, waar ze op dit moment echter niks maken maar wel heel veel hangt. Niet zo mooi als wat ik gisteren zag. Uit fatsoen kijken we dan maar. Dan worden we naar een gebouwtje gebracht waar ze poppen voor een wajong tentoonstellen. Tina kent er verscheidene bij naam en weet te vertellen dat er veel verhalen worden gespeeld. Het is een hele kunst, die misschien door jongere generaties niet meer opgepakt wordt. Tina dring er op aan dat we de becak bestuurder 20.000 voor zijn diensten geven.  Door de regen is Tina koud geworden. Terwijl ik de temperatuur nu aangenaam vind. Je zou toch zeggen dat iemand die in dit land woont aan het weer gewend moet zijn. Maar koud is in mijn beleving natuurlijk een andere temperatuur. We eten in een luxer uitziend restaurant in de buurt van mijn hotel, vanaf het Tugu monument een paar panden richting het vliegveld: Kedia Tiga Nyonya aan Jl. Jend. Sudirman, naast de Circle K supermarkt. (Het restaurant is van naam veranderd, maar zou nog een soortgelijk menu hebben als in 2011.) Maar de prijzen vallen mee. Het is een knusse zaak. Ze draaien er zelfs muziek van Wieteke van Dort. Waarschijnlijk omdat er meer Nederlandse toeristen zijn. Vermoedelijk zitten die in één van de grotere en duurdere hotels verderop in de straat. Ik heb rujak buah salade. De universiteit zit ook aan de noordkant van het centrum en Tina haar nichtje woont hier in de buurt. Ik geef haar een setje roze klompjes. Prambanan Donderdag 10 november. Het is zeer zonnig. Een mooi dag om er op uit te trekken. Tina is weer wat later, want moet eerst naar een apotheek. Ze heeft last van gastritis. Ik had daar nog nooit van gehoord.
      Gastritis is een acute of chronische ontsteking van het maagslijmvlies, de zogenaamde maagontsteking. Acute gastritis is meestal een gevolg van bepaalde medicatie zoals ontstekingsremmers (NSAID), een bacterie (Helicobacter pylori), een virus, overmatig alcoholgebruik, terugloop van gal in de maag of aandoeningen die de weerstand verminderen. Alle oorzaken hebben gemeenschappelijk dat ze het maagslijmvlies beschadigen waardoor het ontstoken raakt.
    Voor de kamers van het hotel is een ruimte met zitjes. Daar zit ik met mijn netbook op schoot. Ik upload foto's van mijn camera en mail naar Nederland. Dankzij Tina leer een mooi lied dat ik nog niet kende: Soldier of Fortune van Deep Purple. Tina moet steeds lachen wanneer de zin "I feel I'm growing older" voorbij komt:
      I have often told you stories about the way I lived the life of a drifter Waiting for the day When I'd take your hand and sing you songs Then maybe you would say "Come lay with me and love me" And I would surely stay But I feel I'm growing older And the songs that I have sung Echo in the distance Like the sound Of a windmill going round Guess I'll always be a soldier of fortune Many times I've been a traveller I looked for something new In days of old when nights were cold I wandered without you But those days I thought my eyes had seen you standing near Though blindness is confusing It shows that you're not here Now I feel I'm ...
    Op Malioboro Street is een bus die zonder over te hoeven stappen naar Prambanan gaat. Voor slechts 3.000 per persoon. Daar aangekomen nemen we een becak voor 10.000 naar de ingang. Dat is prijzig. Ik moet 117.000 entree betalen, Indonesiërs slechts 20.000. Tina vindt dat prijsverschil ook schandalig! Op zich prima dat buitenlanders meer betalen, maar dit is wel erg veel! De tempels zijn deels beschadigd door de laatste aardbeving. Maar toch valt er nog wel wat te zien. Het gebied is veel groter, maar wij houden het bij de meest bekende tempels. Op de tempels zijn details te zien die me doen denken aan Angkor Wat, maar dit is een Hindoetempel. Tina is niet zo dol op traplopen. Ik loop wat meer om in alle rust foto´s te maken terwijl zij me later bijpraat. Er komt steeds meer bewolking opzetten. Van de Merapi vulkaan is niet zo heel veel te zien. Het fotolicht valt me nog mee. Richting de uitgang eten we bij een stalletje. Een rij dames staat ons te lokken. Ik eet nasi percel, dat is nasi met gekruide groente en hete mandarijnensap (6.000 en 3.000) en soto, een groentensoep, met rijst en thee (6.000 3.000 3.000). De prijs valt mee, maar de porties zijn klein. Voor zo´n dure omgeving toch een meevaller. Ik deel een paar ballonnen uit aan de kinderen van het personeel van de restaurantjes. Daarna moeten we nog langs een lading souvenirstalletjes. Ik kan Tina gebruiken om wat zaken te vertalen. De tekst ´kiblat´ op een pijl tegen het plafond van mijn kamer, waar ik een foto van heb gemaakt. is voor moslims en duidt de bidrichting naar Mekka aan. Ze is niet zo te spreken over moslims. Volgens haar zijn ze ´sneaky´. Er zijn heel veel in Indonesië. Ze voelt zich als Christen gediscrimineerd. Bij haar huis kan ze meegenieten van het geluid van een moskee. ´s Avonds eten we weer waar we gisteravond ook aten. De muziek heeft nu Portugese invloeden. Tina kan sommige teksten meezingen. Ik heb een gevar- ieerde maaltijd, nasi merah megono: bruine rijst, een gefrituurd minivis- jes, tofoe, gemengde en gekookte groente. Borobudur Vrijdag 11 november. Vandaag gaan we naar de beroemde Borobudur tempel. Volgens Tina meer dan de anderhalf uur reistijd zoals in Lonely Planet staat vermeld. Eerst gaan we met een stadsbus naar de Terminal (3.000). Daar moet je 200 betalen om naar het deel van de lange afstandsbussen te gaan. Naar Borobudur kunnen we in de bus de lokale prijs betalen (10.000). Normaal is dat voor toeristen het dubbele, maar er is toch niemand die dit verslag leest. Hehe. En dan is dat nog steeds goedkoop. Het grootste deel gaat over een provinciale weg met veel motorbikes. De bus stopt ook nog regelmatig. Twee mannen hangen voor en achter uit een deur, ze regelen waar iedereen gaat zitten innen het geld. Bij de busstop eet ik lamssaté en drink warme manderijnensap: jeruk panas. We laten ons overhalen om met een becak naar de ingang van het parkeerter- rein te gaan. En die 10.000 is eigenlijk weer veel te veel wanneer je dat met de ticket van de bus vergelijkt. De entree is dit keer 135.000 terwijl dat voor Indonesiërs 20.000 is. Ik moet van Tina ronde kroepoek gemaakt van koeienhuid proberen. Ik vind het te zout ten opzichte van garnalenkroepoek en er blijft een rare nasmaak hangen. Borobudur werd in 1812 door Sir Thomas Stamford Raffles (her)ontdekt. Het verhaal van die ontdekking lijkt een beetje op dat van de Angkor tempels in Cambodja. Merkwaardig dat juist buitenlanders tempels uit de oudheid onder de begroeiing 'ontdekken'. Van 1907 tot 1911 heeft een zekere Theodore van Erp restauraties geleid, die van 1973 tot 1983 een vervolg hebben gekregen met steun van UNESCO. De zwarte tempel is van het stof ontdaan van de uitbarsting van de Merpati vulkaan in maart 2011. Een fraaie tempel, vooral de bovenste verdieping met de 'koepeltjes' waar Boeddhabeelden in zitten. Daar geldt een maximum aantal bezoekers, we moeten er even wachten. Alfred Russel Wallace beschrijft de tempel in De Maleisische archipel (1869): "De centrale koepel heeft een diameter van vijftien meter, er omheen ligt een drievoudige kring van tweeënzeventig torens, en het hele bouwwerk meet honderzesentachtig bij honderzesentachtig meter en is ongeveer dertig meter hoog. In de terrasmuren bevinden zich ongeveer vierhonderd nissen met daarin meer dan levensgrote beelden van mensen in kleermakerszit, en alle terrasmuren zijn aan weerszijden bedekt met bas- reliëfs, vol figuren en uitgehouwen in harde steen, met een totale lengte van bijna vijf kilometer!" De tempel is rijk aan verhalen. 2670 panelen op de muren van het lager gelegen terras verbeelden scènes uit het dagelijkse leven in de 8ste eeuw van het oude Java. Het paleisleven, kluizenaars in het bos, tempels, markten, koningen, koninginnen, prinsen, edelen, soldaten, gewone en religieuze mannen. Er zijn ook dieren, zoals olifanten, vissen, vogels en boeddhistische mythische wezens, asura's, goden, boddhisattvas, Kinnara, Gandharva en Apsara. Je kunt letterlijk de hele dag kijken en nog steeds niet alles hebben gezien. Naast de vele in steen gebeitelde verhalen, heeft Borobudur een groot aantal standbeelden van verschillende Boeddha's. De boeddha´s zitten in lotushouding, in totaal 432 bij de Rupadhatu, op de lagere vierkante niveaus en 72 in de stoepa's op de hogere Arupadhatu, ronde niveaus. Helaas hebben veel van de beelden hun hoofd verloren en 43 ontbreken in het geheel, maar ze vormen nog steeds voor een prachtig gezicht.
      Indische Letteren. Jaargang 9, op www.dbnl.org: "Op vrijdag 19 juni 1970 om kwart over elf stapte Jan Wolkers in het vliegtuig, vlucht KL-833, bestemming Indonesië. Hij maakte deel uit van een gezelschap dat dezelfde reis zou maken: volledig verzorgd en van dag tot dag gepland door een grote touroperator. Omdat Wolkers had deelgenomen aan de protesten tegen het regime van Soeharto, leek het hem veiliger op een collectief visum te reizen dan alleen. Van de reis naar Indonesië, die hij twee jaar later met zijn vrouw Karina nog eens zou overdoen, bracht hij vierduizend dia's mee. Deze dia's dienden hem, zoals hij zelf zegt, als ‘controlemiddel’ bij het schrijven van de boeken die de daaropvolgende jaren verschenen: De Walgvogel in 1974, dat zich grotendeels in Indonesië afspeelt, en in 1977 De Kus, een verslag van een groepsreis naar Indonesië, die twee vrienden maken. En hij zei dat boven op die grote tempel die voor in het album ‘Onze Overzeesche Gewesten’ stond, de Boro Boedoer, allemaal klokvormige stenen stoepa's stonden waar vroeger Boeddha's in hadden gestaan. Dat de bevolking erheen ging en dat ze hun handen door de openingen staken en die Boeddha's aanraakten met hun vingertoppen en dan deden ze een wens. Maar dat de Hollanders er zoveel Boeddha's uit weggesloopt hadden dat er voor de bevolking niet zoveel overbleef. En dat ik als ik er ooit nog eens zou komen, ik voor hem een wens zou moeten doen. [De Walgvogel, p.46]"
    Uit de biografie van (scheepsarts) Slauerhoff, 1927, p.280:
      "Een witte kat zwerft door de gaanderijen. Ze is niet weg te jagen en telkens keert ze op een plek terug, een hoek van de 5e gaanderij waar een der gaafste Boeddha's troont en daar, onder zijn bed, belaagd wordt door lustvrouwen. De witte kat strijkt zich tegen de steenen. Niets deed mij sterker gelooven aan zielsverhuizing."
    Vanwege de warmte rusten we achter de tempel even uit op een veldje in de schaduw van bomen en genieten van de mensen die foto's maken met de Borobudur op de achtergrond. De tempel ligt in een mooie parkomgeving. Terug naar de uitgang moeten we weer langs een lading souvenirstalletjes. Daar vinden we een mooie zwart-witte jurk voor Tina. Ze heeft meer kleding nodig, want had niet verwacht dat ze langer van huis zou zijn en had alleen een schoudertas met wat eenvoudige kleding mee. We eten weer bij Kedia Tiga Nyonya. Ik heb salade rujak penanten (20.000), thee en neem een glas sirsak (15.000). Een verrukkelijke vruchtensap met melk en suikerwater. Zaterdag 12 november. Vandaag uitslapen en verder een rustige dag. Tegen lunchtijd verlaat ik mijn hotel. Ik loop richting het centrum en groet het personeel van de verfwinkel die weer zo mooi op een rijtje naar mij zitten te glimlachen. Op de dag van aankomst ging ik even bij hun zitten voor een praatje. Voor zover dat lukt, want hun Engels is gebrekkig. Dan loop ik naar een zijstraat van Malioboro waar ook aardig wat hotels en restaurantjes zitten. Aan het einde links zit café Lucifer. In de zijstraat naar links vind ik een eenvoudig restaurantje waar ik pisang goreng keju susu, gebakken banaan met kaas, nasi goreng met kip en citroenthee bestel. Het is vandaag heet. In de kelder van Malioboro Mall doe ik inkopen voor het ontbijt en de busreis van morgen naar het platteland. 's Avonds eet ik weer bij Tiga Nyonya: salade asinan betawi (20.000), kerupuk en chinese jasmijnthee.
    b  Zondag 13 november. Ik sta vroeg op voor een lang busreis naar het westen. Tina heeft voorgesteld om naar haar familiehuis op het platteland te gaan. Dat lijkt me interessant. Ik ga met haar naar het busstation. Om negen uur gaan we naar Gombong Town met een bus van van Efisiensi richting Cilacap. Tina woont in een dorp even ten zuiden van Gombong. Het meisje in de bus dat de tickets verkoopt, deelt flesjes water uit. Naast mij zit een moeder met een klein jongetje die mij met grote ogen aanstaart. Ik geef hem een ballon. De reis duurt ruim drie uur. Gombong In de buurt van Gombong bezoeken eerst Tina haar familiehuis om te lunchen. Ze past tegenwoordig veel op Gladis, het dochtertje van haar zus. Die heeft net de leeftijd dat ze is begonnen met kruipen en moet je voortdurend in de gaten houden. Vermoeiend, volgens Tina. Ze twijfelt daardoor of ze zelf wel kinderen wil. Lang kan ze daar niet mee wachten, want ze is veertig. Twee en een half jaar ouder dan ik. Er hangt een foto aan de muur met familie ter gelegenheid van het afstuderen van een nichtje. Tina lijkt op haar ouder zusters. Wanneer ze haar tas heeft gevuld met schone kleding, gaan we terug naar Gombong. Naar een oud Nederlands fort: Bedeng van der Wijck (entree 15.000). Een paar jaar geleden is het gerestaureerd. Er hangen allemaal foto´s van de restauratiewerkzaamheden en belangrijken mensen in militaire uniformen. Op 20 oktober 2018 zie ik dit fort plotseling uitgebreid op televisie.
      Een geschiedenis van kolonisatoren, gekoloniseerden en kolonisten Door de familiegeschiedenis van actrice en schrijfster Georgina Verbaan lopen verschillende Indische lijnen. Om meer over haar voorouders te weten te komen, reist ze in deze aflevering van Verborgen verleden naar Indonesië, op zoek naar het antwoord op die ene vraag: hoe zit het met mijn Indische roots? De vader van Georgina Verbaan, Hans, is in voormalig Nederlands-Indië geboren en pas naar Nederland gekomen toen hij elf jaar oud was. Hij vertelt zijn dochter in de uitzending dat opa Teunis Verbaan oorlogsvrijwilliger was bij het KNIL, en dat oma Johanna Verbaan-Wiegleb een aantal jaren in een Jappenkamp heeft doorgebracht. Hij laat een foto zien van Georgina’s overgrootmoeder, Anna Geertruida Teunissen, over wie het verhaal de ronde doet dat ze ooit met één kogel zes kippen heeft doodgeschoten. Hiërarchische samenleving Georgina’s grootouders ontmoetten elkaar na de oorlog in Nederlands-Indië, toen haar oma net uit het Jappenkamp was gekomen. Ook haar beide overgrootouders waren tijdens de Japanse bezetting geïnterneerd in een kamp, zij het ver van elkaar verwijderd aan beide uiteinden van Java. Uit het Rode Kruisarchief in Den Haag (inmiddels ondergebracht bij het Nationaal Archief) krijgt Georgina al wat informatie over het verborgen verleden van haar voorouders, maar om meer te weten te komen reist ze af naar Indonesië. Uit onderzoek dat is uitgevoerd door het CBG|Centrum voor familiegeschiedenis weet Georgina dat haar Indische bloed afkomstig is van de ‘inlandse vrouw’ Sania, die op 30 maart 1889 is getrouwd met Georgina’s betovergrootvader, de KNIL-militair Rikus Teunissen, en met hem acht kinderen heeft gekregen. Het merendeel van hen is vóór het huwelijk geboren. Historicus Abdul Wahid van de universiteit Gadjah Mada in Yogyakarta vertelt Georgina dat de negentiende-eeuwse koloniale samenleving waarin haar voorouders leefden zeer hiërarchisch was, en dat Rikus en Sania hoogstwaarschijnlijk geen gelijkwaardige relatie hebben gehad. Ze hebben elkaar mogelijk leren kennen toen Sania als kokkin of dienstmeid voor de militairen werkte. Meer over de maatschappelijke ongelijkheid ten tijde van de Nederlandse overheersing van Indonesië vind je op onze themapagina 'Je Indische stamboom' . Grote geschiedenis In fort Van der Wijck, waar Rikus werkte, krijgt Georgina te horen dat zijn zoons daar militair onderwijs genoten op de pupillenschool net buiten het fort, in Gombong. Dit was een speciale school voor jongens van gemengd bloed van Europese militairen en inheemse moeders. Op de site van de Indische Genealogische Vereniging lees je meer over de pupillenschool. Helaas verliep het bestaan in Frederiksoord niet geheel vlekkeloos Tijdens haar verblijf in Indonesië komt Georgina erachter dat er onder haar voorouders slachtoffers van de grote geschiedenis waren, zoals de familieleden die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Jappenkampen werden ondergebracht, maar ook mensen die het koloniale bewind van Nederland, en daarmee de onderdrukking van de bevolking actief in stand hielden. Ze ontdekt hoe ingewikkeld de verhoudingen konden zijn tussen kolonisator en gekoloniseerde, en hoe zij daar uiteindelijk het product van is. Geweldsincident De ouders van Rikus Teunissen zijn ooit als kolonisten naar Frederiksoord getrokken om de armoede in hun woonplaats Dordrecht te ontvluchten en in het noorden van het land een nieuw leven op te bouwen. Frederiksoord was onderdeel van de Maatschappij van Weldadigheid, in het leven geroepen door generaal Johannes van den Bosch om burgers te verheffen uit de armoede. Dezelfde Johannes van den Bosch, overigens, die fort Van der Wijck bij Gombong had laten bouwen. Helaas verliep het bestaan voor Georgina’s voorouders in Frederiksoord niet geheel vlekkeloos. De vader van Rikus, Johannes, werd beschuldigd van het stelen van aardappels, en was daarnaast betrokken bij een geweldsincident. Voor dit laatste vergrijp kreeg hij drie maanden gevangenisstraf. Wat niet in de uitzending naar voren kwam, is dat de ouders van Johannes’ echtgenote Antonia Engelina Grollé kolonistenvader en -moeder geweest zijn in Willemsoord, een ‘vrije’ kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid. Maria Danens was afkomstig uit Gouda, waar zij in 1778 geboren was als dochter van Jan Danens en Margaretha Olijvier (Olivier). Johannes Danens was in 1796 met de koloniale troepen naar West-Indië vertrokken. (bron: https://cbg.nl/kennis/verborgenverleden/georginaverbaan/)
    Later lees ik ergens dat Willem Nijholt in Gombong is geboren.
      Willem Nijholt werd geboren op 19 juli 1934 te Gombong op Midden Java. Hij groeide op in Nederlands Indië in een klein garnizoensplaatsje, waar ook een KNIL-opleidingscentrum was waar zijn vader werkte als onderofficier- instructeur. Hij leidde Indonesiërs op tijdens hun dienst in het Nederlandse leger. Zijn ouders hadden elkaar in 1923 in Nederland leren kennen, maar zijn vader had getekend voor zes jaar dienst in Indië en vertrok kort na hun ontmoeting. Toen hij zes jaar later weer terugkeerde, werd er snel getrouwd en vervolgens nam Nijholt zijn bruid mee naar Indië. Ze kregen drie kinderen, hun oudste zoon Jan werd in 1932 geboren, gevolgd door Willem in 1934 en hun zusje Ria in 1941. Nijholts band met zijn moeder was hechter dan die met zijn vader. Zijn moeder had het ook niet heel makkelijk in Gombong, waar behalve de Nijholts nog slechts twee andere westerlingen woonden. Om aan het leven van alledag te ontsnappen ging Nijholts moeder vaak naar de bioscoop. Bron: https://theaterencyclopedie.nl/wiki/Willem_Nijholt:_Biografie_-_Ouders_en_j eugd
    Op terugweg hebben we pech. Het is zondag en alle bussen van Efisiensi zitten al vol wanneer ze door Gombong komen. Ze rijden tussen de grote steden en hebben weinig ruimte voor mensen die onderweg nog mee willen. We lopen daarom maar naar het treinstation, maar daar had je moeten reserveren. Erg vervelend om te moeten wachten, vooral ook omdat ik graag naar het toilet wil voor een grote boodschap... Uiteindelijk kiezen we maar een economie-bus. In dit geval een bus van Bandung naar Surabaya. In de bus zijn rijen van 2 plus 3, maar er staan ook al mensen en ons is dat lot ook toebedeeld. Ruim drie uur in de bus staan! We staan in de buurt van de achterdeur bijna tegen elkaar. Gelukkig is er nog wat afleiding, zoals een moslimvrouw die een kindje de borst geeft en iemand die aan een in krantenpapier verpakte warme maaltijd begint. We kunnen van de geuren meegenieten. Maandag 14 november. Om elf uur hebben we een afspraak met Ton van der Weij van Fosdis (zie fosdis.com) Hij heeft het afgelopen weekend in het ziekenhuis gelegen voor zijn enkel die maar niet wil helen, we hebben eerder via mail contact gehad en nu via sms. Er stopt een Trans Jogja bus in zijn wijk. Dan is het nog een klein stukje lopen naar een mooie huurwoning in een rustige straat. Ton zit half liggend achter het huis op een ligstoel. Wij nemen plaats aan een ronde tafel naast hem. Hij vertelt het verhaal van het opheffen van het oude Fosdis-huis en het vinden van een nieuwe locatie in een oud schoolgebouw in een dorpje ten zuiden van Yogyakarta. Ton heeft tot 2008 met zijn vrouw een kledingwinkel gehad die ik wel heb gekend.Al heb ik er nooit iets gekocht. Fosdis heeft als doel gehandicapte jongeren een betere toekomst te geven, ze zelfstandiger te maken en zelfvertrouwen te geven: "kalau kamu mau kamu bisa" (wat je graag wil, dat kun je.) Het lokale bestuur van het oude huis was er voor een deel alleen op uit om het geld op te maken en zagen het vanaf het begin als een aflopend project. Ton is erg teleurgesteld, nota bene omdat sommige van hen zelf ook een handicap hebben. Ik had graag bij het huis willen kijken, maar val min of meer tussen wal en schip. Het oude huis is gesloten en het nieuwe zal begin volgend jaar worden geopend. Ton heeft een huishoudster die voor mango, thee en sap zorgt. En hij heeft een paar potten met Indonesische koekjes en zoetig- heden. We zitten gezellig in de schaduw. Ton vertelt. Zijn vrouw komt hier tijdens de winters een paar maanden en hij gaat in de zomer een maand naar Nederland en bezoekt dan ook zijn kinderen. Zijn dochter woont in Londen. Voor Tina is het niet zo leuk, want we spreken met name Nederlands. Af en toe vertaal ik wel wat.
    Naschrift: Ik ben op het idee gekomen om Ton te bezoeken door stukjes van hem over het project Fosdis in de Woerdense Courant. Wanneer wij in juni 2017 thuis komen van een reis naar Spanje, liggen er onder andere een paar exemplaren van deze wekelijkse krant. Ik blader er snel door en mijn oog valt op weer zo´n stukje, maar nu met hem in het groot op een foto en een schokkende titel, want "Op 30 mei is Ton overleden aan een bloedvergiftiging":
    Tina wil naar Malioboro Mall. Daar zit een Gele M in. Door de warmte heeft ze behoefte aan zout. Dus gaan we daar binnen zitten met twee zakjes frites. 's Avonds zijn er in de straat van het station naar mijn hotel onder een balustrade matten op de grond gelegd. Je kunt daar snacks en drinken van studenten kopen, zo hebben ze een bijbaantje. We drinken er jeruk panas bij. In deze straat zit ook een Rabobank. Daar had Ton het al over. Van de schooiers die langskomen, zijn dit keer ook drie lady boys. Met opzichtige make-up, een draagbare radio en ´opwindende´ dansjes. Erg vermakelijk. Helaas vinden ze mij aantrekkelijk... Tina moet daar weer om lachen. Dinsdag 15 november. Ik word wakker met een zere keel. Ik heb besloten om een week langer in Yogyakarta te blijven. Tina en ook de meiden van de receptie raden me af om nu naar Bromo te gaan omdat het regenseizoen is begonnen en de kans groot is dat de bergen in de bewolking zitten. Ik boek een andere vlucht bij Garuda van Yogyakarta rechtstreeks naar Denpasar op Bali. Ik annuleer het hostel bij Bromo en de homestay in Malang en betaal voor de verlenging van mijn hotel hier in Yogyakarta. Plaza Ambarrukmo De middag brengen we door in Plaza Ambarrukmo. Deze is groter dan Plaza Malioboro. In de kelder zit een Carrefour. Ergens bovenin drinken we verrukkelijke avocadoshake met zicht over de stad. De architectuur is vrij kleurrijk. In Yogyakarta zie je veel graffiti. Er is ook aardig wat groen, maar ik ben niet echt grote parken tegengekomen. Wel mooie bomen met lianen en in de tuinen zijn vaak bomen met kokosnoten en mango's. Je wordt hier constant aangesproken door de plaatselijke riksja's, die hier becak heten. Soms roepen ze "transport". De meeste versies zijn fietsen, maar je hebt ze ook met een motortje. Aan het einde van de middag hebben we in malioboro mall afgesproken met het studerende nichtje van Tina. Die is inmiddels wel nieuwsgierig geworden naar mij. We eten samen. Woensdag 16 november. Nog wel wat last van de keel, maar dat zet niet door. Meestal draait dit uit op een verkoudheid, maar dat blijft me nu bespaard. We lopen door de stad naar de zuidkant. Naar het Kraton. Een groot complex met verblijven van de sultan. Het noordelijke deel is te bezoeken. Entree is 5.000 en 1.000 voor een foto-permit. Een beetje een teleurstelling: grote overdekte ruimtes en fototentoonstellingen van vorige sultans en koetsen, waaronder gouden koetsen die uit Nederland komen. Daarna lopen via leuke smalle steegjes in een wijk met veel laagbouw naar het Taman Sari, een ´waterkasteel´. In de straat naar het kasteel eten we eerst siomay, gestoomde visballetjes met aardappels en pindasaus. Lekker! Het begin is een hoge ruïne die deels is gerestaureerd. Jeugd heeft overal teksten geschreven. Ik vermoed dat het een favoriet plekje is voor stellen om rond te hangen. Een gedicht van een jongen met een gebroken hart, zoals Tina uitlegt:
      cinta itu emas emas itu kuning kuning itu tai tai itu kamu kamu itu asu love is gold gold is yellow yellow is shit shit is you you are a dog
    In "Een handvol achtergrond" van Hella S. Haasse beschrijft ze het waterkasteel in "Weerzien 1969", de beschrijving van een reis waarin ze na 30 jaar weer terug is in haar geboorteland.
      ".. rijst het puin van een achttiende-eeuws waterkasteel; badhuis, lusthof en vesting in één, vroeger behorend tot het verblijf van de sultan; een brokkelige steenmassa, overwoekerd door onkruid. Terwijl uit hoeken en gaten tevoorschijn springende kinderen ons allerlei grappen toeschreeuwen (blijkbaar is de ruïne een geliefkoosd oord voor amoureuze ontmoetingen), klauteren wij omhoog langs muurresten. Vanaf een vervallen dakterras, waar planten en gras hoog tussen de stenen groeien en kleine vleermuizen piepend boven onze hoofden fladderen, kijken wij uit over de stad, een warreling van daken en boomkronen die al in een waas van duisternis verzinkt."
    ´s Avonds weer eten bij Kedia Tiga Nyonya: weer asinan betawi salade en dit keer op aanraden van Tine markisa slush, een heerlijk fris vruchtendrankje, wel een tikkeltje zuur. Parangtritis Donderdag 17 november. Vandaag doen we een dagtocht naar Parangtritis beach. Gisteravond op het kruispunt bij Tugu werden we door een goed Engels sprekende man overgehaald om voor 400.000 met auto en chauffeur naar dit strand ten zuiden van Yogyakarta te gaan. Ik weet daar nog 25% af te krijgen. Van circa 9:00 tot 18:00 zijn we weg, inclusief twee keer ruim een uur enkele reis. Als lunch hebben we nasi goreng met jerus penas bij het restaurantje waar de chauffeur de auto heeft geparkeerd. Overal moet je voor betalen, zelfs voor de parkeerplaats en je mag alleen op een bank zitten wanneer je voor 7.000 een kokosnoot koopt.. Die kokosnoot delen we. Het strand richting de bergen is het mooist. Daar liggen enorme geërodeerde stenen en het is er zeer rustig. De zee is door hoge golven en een gevaarlijke stroming niet geschikt om in te zwemmen. Mensen die wel het water in gaan, blijven dicht bij de kust. Echte drukte begint pas halverwege de middag en omdat we op een doordeweekse dag zijn valt dat reuze mee. 's Avonds eten we weer bij Kedai Tiga Nyonya: nasi lemak special (32.500) en een pot chinese jasmijnthee (15.000). Vrijdag 18 november. Ik slaap uit en ga dan naar de markt bij het hotel: Pasare Resik Rejekine Apik. Net iets anders dan Aziatische markten die ik tot dusverre heb gezien. Veel bamboeproducten en aan de zuidkant een open winkel met koekjes en gelatinecakejes. Ik koop een bakje met zes verschillende soorten. Wanneer Tina komt gaan we via het Tugu Stasion en een gang (steegje) naar Jalan Gandekan Lor 28 voor pisang goreng keju susu en een variant met chocolade. Daar houden we tevens onze lunch: koloko (zoet zure kip) en ca caisim polos (groente met knoflook). Op de terugweg naar het hotel laat ik het e-ticket voor de nieuwe vlucht naar Bali en het visum voor Cambodja printen bij internetcafé toegoe.net bij het Tugu monument. ´s Avonds zijn er vaak mensen bij het monument om daar foto´s van te maken. Zaterdag 19 november. De lieve kok van het hotel heeft vandaag gele nasi voor me gemaakt. Ze weet het ontbijt steeds te variëren. Dit keer loop ik in ongeveer twee uur naar Plaza Ambarrukmo. Halverwege moet ik een tijdje schuilen vanwege regen. Later stop ik nog bij een motorzaak. Klanten kunnen hier hun motor laten repareren en in een open wachtkamer televisie kijken. De meiden van de showroom vragen mij of ik Indonesisch kan spreken. Ik ken het gedicht van het water- kasteel inmiddels uit mijn hoofd. Ze moeten er hartelijk om lachen, maar vinden dat ik ook andere woorden moet leren. Bij Plaza Ambarrukmo ontmoet ik Tina voor lunchen in de mall bij Solaria: kip teriyaki en sirsak sap. In de Carrefour onder het winkelcentrum halen we fruit: een groene pepino vrucht en een rode drakenvrucht, meestal is die wit van binnen maar deze is rood. Het is weer gaan regenen en we moeten wachten tot het droger is om dan met de bus terug te gaan naar Tugu. In de straat bij mijn hotel kopen we salak. Dat is een vrucht met een hardere schil van buiten en een witte droge inhoud met een pit. Gombong Zondag 20 november. Ik laat mijn camerarugzak en koffer achter bij de receptie, want morgen blijf ik nog een nachtje in Yogyakarta. Het was de bedoeling om met de trein naar Gombong te gaan en daar op aanraden van Tina in de regio te wandelen. Maar de trein blijkt twee en een half keer zo duur te zijn als de bus van Efisiensi, en wel vier keer zo duur als Ekonomi. Dus nog maar een keer met Efisiensi. De bus van negen uur arriveert rond kwart over twaalf. Ik check in bij hotel Dunia in Gombong. Dit hotel ligt in een zijstraat van de doorgaande weg ter hoogte van de busstop. De badkamer is in Indonesische steil, dat wil zeggen met een grote ton en een waterschep. Weer geen toiletpapier. Maar dat heb ik bij me. Later ontdek ik een paar kleine kikkertjes die in de badkamer op de vloer hippen. Oppassen dat ik er geen platwals. Maandag 21 november. Wanneer ik mijn kamerdeur open, staat er een dienblad met ontbijt op het terrasje. Misschien is er op de deur geklopt toen ik aan het douchen was. Twee witte broodjes met choco- ladehagelslag en thee. Na het ontbijt loop ik met Tina naar de grote centrale markt van Gombong. Daar is het vrij rustig, maar de markt zelf is wel zeer groot. Ik kan merken dat hier niet vaak westerlingen komen. Ik ben een interessant object. Tina heeft me uitgenodigd in haar familiehuis te lunchen. Ze maakt nasi met gemengde groenten die we van de markt meenemen en doet daar de eetbare bloem kecombrang in. Ondanks mijn waarschuwing dat het niet te pittig moet, zitten er pepers in. Er is kleine soort kroepoek bij met gekleurde randjes. Twee werkmannen zijn bezig om een binnenmuur te metselen voor een nieuwe badkamer in westerse stijl. Ze woont in het ouderlijke huis. Het zogenaamde familiehuis. Tina komt uit een gezin van negen kinderen. Haar ouders zijn niet lang geleden binnen een paar jaar overleden, respectievelijk 78 en 83 jaar oud. Haar ouders hebben haar diverse huwelijkskandidaten voorgesteld, maar die heeft ze stuk voor stuk afgewezen. Ze lacht daar hartelijk om. We zitten op de veranda, die nog wel een stukje van de weg ligt. Ze zegt dat er nog een huis op de grond bijgebouwd zal worden voor een broer. Rond het huis staan diverse bomen: bananen, kokosnoten, markisa en mango. De werkmannen moeten lachen wanneer ik het gedicht van het waterkasteel opzeg. Ze wilden weten of ik Indonesisch sprak, dan krijg je dat. Ik loop vervolgens aan de westkant van de kruising bij het familiehuis langs de rijstvelden en verderop enkele zijpaden in. Tina is geen wandelaar. Dat is jammer. Een jonge vent op een motor komt naast mij rijden en wil weten waar ik vandaan kom en waar ik naartoe ga. Een kleine man heeft een fiets met allerlei handelswaar. Een groepje mensen staat om hem heen. Ze willen ook weten waar ik vandaan kom. Een man van middelbare leeftijd nodigt mij uit in een klein huisje. Daar zit een oude man. Er hangen religieuze items aan de muur. Ik krijg een tekst in mijn handen gedrukt, maar kan het niet lezen. Ik ben meer benieuwd naar de familiefoto's die her en der staan en hangen. De mensen zijn vriendelijk en gastvrij. Het is ook een mooie omgeving, afwisselend bos en rijstvelden. Veel rijst is al geoogst. Even verderop zitten drie zussen op het terrasje voor hun huis. Er spelen een paar kinderen. Ze kunnen wat meer Engels. Ook zij willen van alles van me weten. Ik vraag vervolgens of ze getrouwd zijn en hoeveel kinderen (baby´s) ze hebben. Bij Tina moet ik met een lange bamboestok een markisa-vrucht uit een boom tikken. Ze wil daar een drankje van maken. Het is een zure passievrucht met zachte pitjes. Ik wil het graag met warm water drinken. Even later krijg ik een schaal met mango voorgeschoteld. Ik zou nog een stuk wandelen, maar het is gaan plenzen! Behoorlijk! Bijna altijd is er wel een cicak ergens tegen een muur of plafond te zien. Tina doet het geluid na dat ze maken wanneer ze de liefde bedrijven. Aan het einde van de middag brengen Tina en haar neefje (chauffeur die nog geen rijbewijs heeft) me in een klein busje naar de hoofdstraat. Ik mag zelf rijden. Om kwart over vijf stap ik in een bus van Efisiensi terug naar Yogyakarta. Ik krijg een voucher voor een minibusje naar Malioboro. In plaats van helemaal tot Terminal mee te rijden kan ik bij een tankstation aan de rand van Jogja overstappen. In de Malioboro Mall haal ik twee broodjes, al heb ik niet echt honger. Het heeft hier ook geregend en is lekker afgekoeld. Ik krijg weer kamer 106. Dinsdag 22 november. Ik heb een weemoedig gevoel. Vandaag ga ik Yogyakarta namelijk verlaten. Aan het einde van de middag vlieg ik naar Bali. Ik blijf wat langer op mijn kamer en werk op mijn netbook aan dit verslag. Rond elf uur check ik uit. Ik praat met de vrouw die het ontbijt verzorgde. Die vaak graag even een praatje maakte. Dewi van de receptie is er ook. Ze leren me nog een paar woorden en willen van alles van me weten. Dewi blijkt een guest house te hebben. Een volgende keer zou ik daar kunnen logeren. In het centrum bezoek ik dit keer de markt. Die is erg groot. Bij sommige delen hebben verkopers hun kraam gesloten. Het lukt me lang niet om alle gangetjes door te lopen, zo enorm! Daarna ga ik lunchen en bestel pisang goreng met kaas en chocoladehagelslag, nasi goreng met kip en frambozensap in het half open restaurantje waar ik eerder met Tina ben geweest. Frambozen schrijven ze exact zoals in het Nederlands. Rond drie uur ben ik terug bij mijn hotel. Het is intussen begonnen met regenen. Ik geef Dewi en het andere meisje van de receptie houten klompjes. Roze en oranje. Eerder heb ik de vrouw van het ontbijt ook een paar gegeven: blauw. Dewi maakt er direct een foto van voor op haar Facebook. Ik krijg een stoffen tas met het logo van het hotel als souvenir. Ze gaan me missen. De taxi is ondanks het chaotische verkeer in de regen vlot bij het vliegveld. Hij vraagt of ik de 2.000 voor de entree voor hem betaal. Na het afgeven van mijn koffer moet ik bij een volgend loket met het tonen van de boardingcard 35.000 exit tax betalen. Vanuit de gate (gewoon een deur) moeten we buiten naar het toestel van Garuda lopen. Ik zit op stoel 15D, dat is een plek in het midden bij de nood- uitgang. Voordeel is dat er extra beenruimte is. Naast mij zitten twee jonge Russen. Het is inmiddels droog. Bali Op Bali blijkt het een uur later te zijn. Ik arriveer al in het donker. Net als in Yogyakarta is hier een taxiservice op het vliegveld. Er hangt een lijst met bestemmingen en vaste ritprijzen. Een metertaxi zou goedkoper zijn, maar kennelijk is dit de bedoeling. Ik betaal 195.000 voor de rit naar Ubud. Door de verkeersdrukte op doorgaande wegen van Denpasar duurt dat ongeveer anderhalf uur. De weg wordt steeds smaller en steiler. De airco staat veel te koud, maar ik ben zo bescheiden om daar niks van te zeggen. Ubud Wanneer ik bij Mawar Homestay arriveer is daar nauwelijks licht. De entree is vanaf de weg via een trap met bloemen op de treden die uit bomen zijn gevallen. Uiteindelijk vind ik een ruimte waar een nagenoeg kale man zit met een jeugdige uitstraling. Hij brengt me naar een vrijstaand gebouwtje in een tropische tuin. Ik kan kiezen uit deze kamer, er staat een één- en een tweepersoons bed, of een kamer met uitzicht in het gebouw op het einde. Ik vind het huisje prima. Wanneer achteraf maar niet blijkt dat dit veel duurder is. Woensdag 23 november. Ik krijg ontbijt in de open ruimte aan het begin, naast een galerij met schilderijen. Er is geroosterd brood met gebakken ei, een royaal bord met tropisch fruit en thee. Na het ontbijt loopt ik naar het centrum. Er zijn veel duur uitziende restaurants, diverse slaapmogelijkheden en winkels, voornamelijk met kleding. Rond het middaguur bezoek ik de markt, Pasar Umum Ubud. Dat blijkt vooral een toeristenmarkt te zijn, Het deel met groente en fruit en vlees is grotendeels gesloten. Het valt me op dat er vrij veel jonge moeders zijn. Ik geef enkele kleintjes een ballon. Ze proberen me schilderijen aan te smeren, die zijn soms erg mooi maar ook groot. Het regent even, maar na een uur is het weer droog. In Yogyakarta hoorde ik op straat steeds "becak, sir". Hier wordt ik voortdurend aangesproken door mannen met een bordje 'Taxi' (op Java was dat nog Taksi). Ze hebben een eigen auto, zonder taxibord op het dak, en bieden de mogelijkheid om in de omgeving te toeren. Je moet wel kunnen onderhandelen. Uiteindelijk weet ik voor 330.000 een dag- trip voor morgen te regelen en tevens het vervoer naar mijn volgende hotel in Sanur, aan de kust. Ik eet een gado gado salade, citroen thee en mango sap bij Cafe Gayatri (25.000 + 10.000 + 15.000) aan Monkey Forest Road. In dezelfde straat koop ik bij een media-zaak een kopie van de laatste cd van Lenny Kravitz voor slechts 10.000! Bij de supermarkt hebben ze geen muntgeld meer; in plaats 500 krijg ik vier snoepjes. Leuk! Aan het einde van de middag gaan veel mensen in hun mooiste traditionele kledij naar de tempel bij de rivier. De vrouwen dragen vaak iets op hun hoofd. Typisch Balinees. Bij huizen liggen overal mandjes van bladeren met bloemen en rijst of koekjes en wierook. Het zijn offers. Later zie ik sommige bij winkels iets over de dakgevel van hun winkel sprenkelen. Bali is in meerdere opzichten heel anders dan Java. De mensen lijken mooier. De vrouwen iets kleiner en soms wat mollig. Ze dragen veel traditionele kleding. En in Java zie je overal moslims. Hier staat bij elk huis een klein altaartje of altaartjes want ze zijn bijna allemaal Hindoe. Donderdag 24 november. Ik heb om negen uur afgesproken. De bedoeling is dat we twee tempels bezoeken en rijsterrassen. Nu nog hopen dat het weer vandaag mee zal zitten. Om kwart voor negen komt mijn chauffeur al ter- wijl ik nog aan mijn thee van het ontbijt zit. Ik neem een flesje water mee en draag een lange broek omdat ik anders bij de tempels een sarong moet huren of kopen. We vertrekken om tien voor negen. Hij heeft een oudere Toyota, zonder airco. Dus rijden we met de ramen open. Snel gaat het niet. De wegen zijn smal, vaak druk, vooral met tweewielige motoren die hij ´mosquitoes´ noemt. Gunung Kwai Tempel Als eerste bezoek ik om half tien de Gunung Kwai Tempel. Vanaf het parkeerterrein loopt een pad tussen souvenirstalletjes en vervolgens trappen tussen prachtige rijstvelden in terrasvorm naar het water in een dal. De verkoopsters zijn nog bezig om hun spullen uit te stallen. Ik ben één van de eerste bezoekers. De entree is 15.000. De tempel zelf is niet zo bijzonder. Er is verder ook niemand, wel foto´s van een cere- monie. Het mooiste zijn grote beelden in de rotsmuren. Op de terugweg deel ik een paar ballonnen uit aan kinderen van verkoopsters. Alleen bij de ingang is een informatiebord. En onderweg een pot met water waar- van het de bedoeling is dat je er wat van op je hoofd sprenkelt. Titra Empul Tempel De Titra Empul Tempel ligt een stukje verder. Daar arriveren we om vijf voor half elf. Deze tempel ligt in een mooie parkomgeving. Ook hier is de entree 15.000. Het mooiste van deze tempel zijn twee baden waar constant water uit beelden in stroomt. Je kunt je hoofd en rug onder de beelden wassen. Een man legt uit wat de werking van het water per beeld zou moeten zijn. De laatste is bijvoorbeeld tegen nare dromen. Een groepjes Japanners doet er fanatiek aan mee. Voor de rest is het er vrij rustig. Geen grote groepen uit Holland bijvoorbeeld. Gelukkig maar. De uitgang gaat via een omleiding met tientallen souvenirstalletjes. Zoals gebruikelijk. Sommige verkoopsters slepen me naar binnen door mijn pols vast te houden. Van een oud vrouwtjes kan ik al twee zomerjurkjes voor 50.000 kopen! Via een mooie route over smalle heuvelweggetjes komen we bij de rijst- terrassen van Tegalalang. Dames met sarongs staan al langs de weg en aan de rand zijn weer stalletjes en restaurantjes. Je moet over hun terrein voor een vrij uitzicht op de rijstterrassen. Die zijn mooi, maar moeilijk om een wandeling te doen. Mijn chauffeur wacht even verderop. Volgens hem was het parkeren bij de tempels 10.000 en 2.000 bij de terrassen. Die kosten waren voor hem. Bij terugkomst, rond half één, ruil ik mijn lange broek snel voor een korte. Het is heet! In plaats van de drukke straten, neem ik Jalan Bisma. Aan het begin is een school. Kinderen dragen blauwe zomerse uniformpjes. De meisjes dragen grotendeels twee staarten. Ik loop Bisma helemaal uit tot die via een brug bijna op het einde van Monkey Forest Road uitkomt. Bij de entree van Monkey Forrest zijn al apen. Ze stelen etenswaar uit winkeltjes in de buurt. Een vrouw zit ze met een lange stok achterna. Lachen geblazen. Je kunt kleine bananen voor ze kopen. En maar oppassen dat ze geen spullen van je jatten! Het heilige bos zelf laat ik aan me voorbij gaan. Ik loop via Lana Hanoman terug naar het noorden. Onderweg neem ik een caesar salad, verrukkelijke avocado sap en citroen thee in Kecak Cafe, met een overdekt terrasje en zeer vriendelijke bediening. Het ligt iets van de weg en is kleinschalig. Naast mij zitten een paar Amerikaanse meiden aan een tafel over hun exen te mopperen. Af en toe zit ik onderweg even in de schaduw. Ik heb geen haast en kijk naar het verkeer en de mensen. Balinese mannen zijn volgens mij wel aan- trekkelijk. De vrouwen zeker ook, al zijn ze soms wat gezet. Maar de ogen zijn meestal mooi. De hele dag is het droog gebleven. Dit was dus de ideale dag voor de dagtrip. 's Avonds praat ik aan de straat met het jonge personeel van een geldwisselkantoortje naast de entree van mijn homestay. Ze willen graag Engels oefenen. Vrijdag 25 november. Ik heb gisteren bij het voetbalveld een goedkoper restaurant gevonden met geel geverfde muren. En op het einde van Jalan Dewi Sita zit een guesthouse waar het eten ook niet duur is. Ik wil beide restaurants nog uitproberen. Eerst blijf ik op het terrasje voor mij kamer om foto's voor mijn website te selecteren. Dan eet ik kip zoet zuur met avocado sap bij Warung Kacu. De serveersters zijn jong en de bediening is wat afstandelijk. Maar ik heb een mooi plekje op een hoger gelegen terras langs de weg. Even het stof en de uitlaatgassen wegdenkend, geniet ik van het voorbij komende verkeer en dan met name de scooters. Het eten is maar heel gewoon. Daarna een bananasplit en hete citroensap bij Sjaki Tari Us. Dat blijkt tevens een liefdadigheidsinstelling te zijn voor gehandicapte kinderen. Ze hebben ook een Nederlandse website: www.sjakitarius.nl Op dit moment is er alleen personeel. De hal voor de kinderen is leeg.  Rond twee uur ben ik terug bij Mawar om mijn bagage te halen. Maar dan blijkt mijn chauffeur niet te komen opdagen. Ik wacht een kwartier en schakel dan een andere chauffeur in. Die heeft een nieuwe Suzuki met airco. Dat lijkt me wel wat. Hij begint met 180.000, maar ik weet net zo lang af te dingen tot hij het voor 130.000 doet. Dat is de prijs die ik met de andere chauffeur ook had afgesproken. Sanur Na ruim vijf kwartier arriveren we om kwart voor vier bij mijn homestay in Sanur. Het lijkt vandaag ook droog te blijven. Dus weer een hete dag. Omdat hij nog wat tijd nodig heeft om het adres te vinden, wil hij wat extra geld, maar ik houd voet bij stuk. Ze verdienen hier al genoeg aan mij. Hij least de auto overigens. Bij het inchecken kunnen ze mijn reservering niet vinden, maar gelukkig heb ik de bevestigende e-mail bij me. Ik krijg kamernummer 2, boven de receptie. Een ruime kamer met twee bedden en airco. Het matras is beter dan in Ubud. De airco heb ik daar overigens niet eens echt gemist. Bij mijn verkenningsronde neem ik eerst een kijkje bij het strand. De stand van de zon is al laag. Er is veel schaduw op het strand. Er liggen aardig wat bootjes in het water. Mooi voor foto´s. De straat van mijn homestay heeft een paar veel te dure restaurants. De trottoirs zijn af en toe rampzalig. Soms met enorme gaten. Het oogt allemaal wat rommelig en de gebouwen variëren van simpel tot luxe. Ik ben niet echt onder de indruk van Sanur, maar misschien verandert dat de komende dagen. Om de hoek zijn eenvoudige restaurantjes waar inwoners van Sanur ook eten. Ik kom ook een zaak tegen met Nederlandse snacks en een bord met een Nederlandse tekst. Ze hebben gratis wifi: Warung Sanur, Jalan Danau Poso 92. De menukaart is goed en betaalbaar. Ik Skype met Weiwei. Ze is wat somber en in Beijing is het flink kouder. Ik laat haar mijn citroensap en later mangosap zien. Het restaurantje ligt naast de weg, dus met wat lawaai van de straat, maar ik ben erg blij dat we elkaar toch kunnen spreken. Terug naar mijn hotel kom ik in het donker minstens vier ratten tegen. Eéntje loopt er zelfs recht op me af. Hij of zij schrikt van me. Op een hoek hebben honden vuilniszakken open gescheurd. Nog zo´n smakelijk gezicht. Op het terras aan de overkant van mijn hotel is live muziek. Met in het repetoire ook nummer voor een wat ouder publiek. Zaterdag 26 november. Het douchewater is koud, maar dat is net te doen. Na een rustig begin loop ik vanaf de kleine rotonde naar het strand en leg een stuk langs de kust af. Sanur heeft een rustig strand met enkele luxere hotelresorts, zoals Mercure en Hyatt. Er loopt een goed wandelpad langs een best aardig strand. Geen brede strook, maar ook niet zo slecht als ik in een verslag heb gelezen. Onder de badgasten hoor ik voornamelijk Duits, Russisch, Engels en Nederlands. Ik lunch bij Nyoman Cafe, iets ten zuiden van Mercure. Ze hebben een aantrekkelijke menukaart voor schappelijke prijzen en de service en het eten is goed. Ik krijg zes stokjes kipsaté met pindasaus en rijst, een mangosap en thee (25.000 + 10.000 + 8.000 = 43.000). Daarna rust ik uit in een overdekt plekje op het einde van een pier. Daar is een heerlijk briesje en veel meer kun je in deze hitte ook niet doen. Her en der bieden dames op het strand massage aan. Mannen de huur van een scooter of taxiservice voor een tour. Maar ik ben niet van plan om Sanur te verlaten. Dit zijn rustdagen. Ik ben aan de slag met foto´s op de laptop en wil verder ook niet meer geld uitgeven. Bali is duur. ´s Avonds ga ik weer naar Warung Sanur met mijn netbook in een stoffen tas. Zo kan ik het avondeten met internetten combineren. Dit keer spreek ik met de eigenaar. Een halve Indonesiër. Heeft voor Shell gewerkt, verblijft nu al jaren in het buitenland en heeft onder andere dit restaurant, maar doet daarnaast ook veel catering. Hij houdt de prijzen bewust laag. Hij heeft net een nieuwe rookworst van een leverancier aangeboden gekregen en ik ben een proefklant. Die bevalt wel en kan voortaan in de stamppot. Hij heeft namelijk ook Nederlandse gerechten op het menu staan. De vraag is echter: waarom ga je naar Bali om Nederlandse te eten? Hij geeft me groot gelijk om een tijdje rond te reizen. Volgens hem biedt China de beste kansen voor een toekomst. Wanneer hij jonger was geweest dan had hij nog Chinees willen leren, maar daar begint hij na ruim een halve eeuw niet meer aan. Hij ziet er jong en energiek uit. Bij hem aan tafel zit een mafkees die in Nederland in koffiewafels handelt. De eigenaar steekt regelmatig de draak met zijn taalgebruik en onnozele uitspraken. Hij heeft een paar dames in dienst, geen idee of zijn vrouw daar ook tussen zit, dat heb ik hem niet gevraagd. Wanneer hij terug uit Nederland komt, dan heeft hij bijna 60 kilo aan bagage met veel lekker eten wat hier niet verkrijgbaar is, zoals kaas en salami. Hij betaalt een mannetje om hem en zijn bagage om de douane te leiden. Zondag 27 november. Vandaag loop ik de hele 'boardwalk' af. Volgens Lonely Planet is deze vier kilometer. Eerst loop ik naar het noorden. Aan het einde is een markt met souvenirstalletjes. Onderweg afwisselend resorts, villa's en waar het strand wat minder is zijn weer eenvoudiger restaurantjes of kraampjes. Een mooie wandeling, af en toe even bukken voor een boom of aan de kant voor fietsers of scooters. Ik word een keer aangesproken door studenten toerisme voor een kort interview. De vragen zijn eigenlijk te algemeen voor een goede enquête. Ten zuiden van Mercure nuttig ik mijn lunch weer. Dit keer nasi goreng special, met garnalen in de nasi en twee stokjes kipsaté en kroepoek, een glas mangosap en thee (20.000+10.000+8.000). Op de pier krijg ik gezelschap van vier dames van middelbare leeftijd. Eén van hen draagt een hoofddoek. Zij spreekt het beste Engels en komt uit Jakarta. Aan het einde van de middag komen op de matige stukken strand, waar je het makkelijkst met een scooter kunt komen, steeds meer Balinezen. Ze gaan het water in, gehele gezinnen, vaak met een T-shirt of korte broek. Aan wal eten ze loempia van verkoopsters. Die knippen die met een grote schaar in stukken op gevouwen papier en gieten daar wat pindasaus over. Ik durf het niet aan, volgens mij niet schoon genoeg voor mijn westerse maag. Voor het avondeten douche ik op mijn kamer en rust even. Ik neem mijn netbook weer mee naar Warung Sanur. De eigenaar is vandaag vrij en niet aanwezig. Wel een stamgast die binnen televisie kijkt en even later komt het Nederlandse echtpaar dat hier gisteravond later ook kwam. Zij gaan morgen naar huis en hebben behoefte aan gezelschap, maar ik wil graag internetten. Weiwei is met haar huisgenote uit, maar komt gelukkig nog even op Skype. Tegen elf uur gaat de zaak sluiten. Ik zie een kakkerlak over de kunst- stoffen buitenbar rennen; wist niet dat die zo snel konden. Ik zeg maar niks. Dan loop ik terug naar mijn hotel. Dit is één van de smerigste straten in deze buurt. Taxi´s claxonneren om mij als klant te trekken. Vanavond geen ratten. Dubieuze bars en massagesalons. Veel scooters langs de weg geparkeerd. Maandag 28 november. Om kwart over zeven gaat de wekker. Ik check uit en probeer een taxi met een meter te krijgen. Desondanks begint hij met een hoge te onderhandelen prijs. Ik zeg dat Bali duur is en ik op deze manier nooit weer terugkom. Hij is bereid om de meter aan te zetten, ik beloof dat ik wat extra's geef, inclusief de kosten van het parkeerterrein. Alleen het laatste stuk van de route is druk. Binnen drie kwartier ben ik op het vliegveld. De meter staat op 62.000. Ik geef 70.000. Na een eerste bagagescanner, geef ik mijn koffer af, die inmiddels bijna 18 kilo is. Een verdieping hoger moet ik 40.000 service kosten betalen. Er is een vestiging van de kleine supermarkt Circle K in de vertrekhal. Iets duurder dan buiten het vliegveld. Bandung Ik win een uur door naar het westen te vliegen. De landing gaat met veel gedraai over de stad heen en het vliegveld blijkt heel kleinschalig te zijn. Zelfs de bagageband is maar heel kort. De taxiservice naar mijn hotel is 40.000. De eerste indruk van Bandung: veel bomen, weer moslims op straat en schoolkinderen in uniform. Ik moet even wachten tot mijn kamer gereed is. In de lobby heb ik internet, maar even later op de kamer op de eerste verdieping geen ontvangst meer. De kamer lijkt oud, de hoeken zijn niet zo schoon en de badkamer is ook niet zo aantrekkelijk meer. Maar wel redelijk ruim en het bed is dat zeker. Ook weer geen waterkoker en nu geen handzeepjes in de badkamer. Na een rustpauze loop ik richting het station. Onderweg ontdek ik een gebouw met een windmolen op het dak van de keten Holland Bakery. Bij een kruising heeft een jonge vent een aapje aan een touw dat rondjes fietst voor de wachtende auto's. Dat gaat razendsnel. Circus op straat. Zijn manier om aan een inkomen te komen, in Nederland zouden dierenactivisten hem lynchen. In de stationshal heb ik een praatje met een studente verloskunde uit Yogyakarta. Ze zegt dat er een Van Houten fabriek is in Bandung. Terug naar het hotel is het begonnen met regenen. Voor het avondeten kom ik in Warung Lekker, een klein restaurant met een rode binnen- en buitenkant. Ik heb nasi goreng met citroenthee. Dinsdag 29 november. Bij het hotel is ontbijt inbegrepen. Nasi goreng met kroepoek, thee en vruchtensap van een klein buffet. Daarna ga ik met een minibus naar Alun Alun want het is nu al in de morgen begonnen met regenen, dus helaas niet lopen. Op het laatste deel passeer ik enkele gebouwen met Nederlandse teksten, zoals Warenhuis De Vries. Het Alun Alun plein wordt gedomineerd door een grote moskee. De shopping malls vallen erg tegen en de doorgaande wegen zijn druk om over te steken. Om te lunchen is Jalan Braga een meer geschikte straat. Braga Cafe (Portugees) zit in een oud gebouw met een mooi interieur. De meeste bezoekers zijn mensen die voor hun werk zeer net gekleed zijn. Dames in korte rokjes met hoge hakken. Wasgitel op het menu blijkt een pot Jasmijnthee te zijn. Ik eet tonijnsalade. De salade ziet er goed uit, maar de tonijn komt uit blik. Vanwege de afstand, terug ook maar met een minibus. Onderweg spreken mensen me aan. Ze willen weten waar ik vandaan kom. Van één van de mannen woont de oma in Krommenie. Zij komt hier één keer per jaar. Vanwege eenrichtingverkeer kom ik in een kronkelachtige manier via het station tot in de buurt van de straat waar het hotel zit. Voor het avondeten vind ik dit keer iets dichterbij: Ritako House. Ik heb okonomiyaki speciaal (met bief en ei), belimbing sap ('starfruit') en citroenthee. Ik hoor van het personeel over een traditionele begrafenisritueel om tot en met drie jaar na de overlijdensdatum nog familiebijeenkomsten te houden. Woensdag 30 november. Weer nasi goreng bij het ontbijt, daarom neem ik dit keer geroosterd witbrood met chocoladehagelslag. In een winkel waar ik de eerste middag ook al heb gekeken, koop ik 'tempo asin', kroepoek met sojabonen. Niet zo geweldig. Het is een specialiteit van Bandung. Niet ver van mijn hotel zit een modern winkelgebied: Cihampelas Walk. Overdag is het vrij rustig. Er zijn veel restaurantjes, kledingwinkels en een supermarkt Toserba Yogya. Daar haal ik belegde broodjes voor de lunch en kiwi's. Bij Warung Lekker drink ik avocado sap (alpukat) en citroenthee. 's Avonds is het winkelcentrum veel drukker en gezellig. Eén van de weinige plekken waar je op één van de schaarse bankjes even kunt zitten. Het publiek heeft een lage gemiddelde leeftijd. Op diverse plekken is een voetbalwedstrijd tussen een selectie spelers van Indonesië en LA Galaxy te zien. David Beckham is namelijk in Indonesië. Bij Treehouse Cafe in het winkelcentrum op de eerste verdieping eet ik weer nasi goreng, nu met een worstje en jasmijnthee. Een straatventer verkoopt gefermenteerde cassave, dat noemen ze pouyem. Donderdag 1 december. Allereerst loop ik naar Den Haag Klappertaart. Een bakkerij aan de andere kant van de straat. Ik probeer een stuk met amandels voor 8.000. De kwaliteit is erg goed. De namen zijn leuk, zoals soes klapper en pisang molen.   Ik ga weer naar Alun Alun. Op het plein voor de moskee word ik aange- sproken door een Duitser. Hij heeft een eigen zaak gehad en die op zijn vijftigste verkocht. Sindsdien reist hij ieder jaar de helft van de tijd door Zuidoost-Azië. Jaloersmakend! Hij heeft een woordenboekje in zijn hand en gaat op het plein gesprekjes aan om zo de taal te leren. Hij heeft in ruim tien jaar al veel van Indonesië gezien. Daarna ga ik naar Jalan Braga. Daar lunch ik in een net geopend hip restaurant The Sugarush. Een beetje duur en de gado gado salade is klein ten opzichte van wat ik gewend was. De food court van Braga City Walk was een betere optie geweest. Bij het station moet worden overgestapt op een andere minibus. Ik zie twee westerse meiden op fietsen. Het lijkt erop dat ze per fiets reizen. Gisteren zag ik een blanke jongeman bij een kapper in het winkelcentrum. Zo af en toe is er dus een westerling. Maar we zijn zeldzaam. Op de terugweg springen jongeren met een gitaar in de deuropening om te zingen voor geld. De Duitser zei dat hij in de afgelopen jaren heeft gezien dat er 's nachts steeds meer mensen op straat slapen. Zonder corruptie had dit land volgens hem zeer rijk kunnen zijn. 's Avonds eet ik weer ´nasi goreng speciaal lekker´ met citroenthee in Warung Lekker. Vrijdag 2 december. Om vijf over vier gaat het alarm van mijn telefoon. De vlucht met AirAsia naar Medan op Sumatra vertrekt namelijk al om zes uur. Ik heb brood gevuld met banaan uit de supermarkt naast het hotel gehaald voor mijn ontbijt. Het hotel heeft om half vijf een taxi voor mij geregeld. De rit van maar zeven minuten blijft onder 20.000, maar het minimum voor een telefoonservice is 25.000. Voor een binnenlandse vlucht moet ik hier 25.000 servicekosten betalen. Medan Tijdens de vlucht van ruim twee uur dommel ik even weg. Ook Medan heeft voor zo'n grote stad een relatief klein vliegveld. De taxiservice is duur wanneer je bedenkt dat het vliegveld tegen het centrum ligt. Ik betaal namelijk 50.000 voor een ritje van misschien tien minuten. Ondanks het vroege inchecken kan ik toch al naar mijn kamer, al is de receptie niet zo vlot. Het is een modern hotel met prima voorzieningen. Een vaste internet- verbinding op de kamer, een waterkoker en alles ziet er piekfijn uit voor een prijs die nauwelijks hoger ligt ten opzichte van wat ik tot nog toe heb gehad. Bij mijn verkenning van de straten rond het hotel kom ik vooral winkels tegen. Een straat met klokken en horloges, een straat met schoenen. Regelmatig roept iemand: "Hello mister, How are you? Where do you come from?". Vanuit een auto, een becak, een winkel. Her en der maak ik korte gesprekjes en de mensen gaan gewillig op de foto. Bij een winkel met gasaanstekers stelt de verkoper voor dat ik er één in de vorm van een geweer koop. Dat lijkt me niet zo verstandig om in mijn bagage te hebben. Hij begrijpt het. Bovendien rook ik niet. Wanneer het donker is, dan zijn die straten veel minder gezellig. De meeste panden hebben rolluiken of tralies en er zijn maar weinig restaurants. Een beetje raar dat er dan zomaar zo'n mooi hotel als de mijne tussen staat. De watermolen is een goed herkenningspunt. Aan de andere kant van de spoorlijn is een straat met heel veel banken. Daar eet ik bij Restoran Miramar. Een grote eetzaal met spiegels, heel weinig gasten en heel veel personeel. Ze hebben het wel druk met hun bezorgingsservice. Ze vinden de buitenlandse gast maar spannend. Gelukkig staat er sirsak juice op het menu. Zaterdag 3 december. De kamers zijn een beetje gehorig. Ik kon afgelopen nacht gekreun van een buurvrouw horen. Gisteravond heb ik de plattegrond van Medan bestudeerd en vandaag ben ik van plan om lopend enkele beziens- waardigheden op te zoeken. Eerst een plek om te ontbijten, want dat is niet inbegrepen. Het hotel heeft wel een uitgebreide menukaart, maar ik vind onderweg wel iets. In een supermarkt haal ik een broodje en chocolademelk. Voor die winkel zit een groepje jongeren te ontbijten. Twee westerse jongens en drie moslimmeisjes. Ze vragen of ik Duits kan spreken. De meisjes hebben namelijk Duits op hun universiteit. Beide jongens komen uit Duitsland en trekken door Azië. We hebben het over Indonesië en wisselen Engels met Duits af. Ik ben dan al in de buurt van de grote moskee, Mesjid Raya (1906). Een imposant gebouw. Ik maak alleen een foto terwijl ik nog buiten het terrein sta. Dat is voldoende voor mij. Dan loop ik door naar het Istana Maimoon (1888), het paleis van Sultan Deli. Alleen de centrale ruimte is te bezichtigen. Entree 5.000. Een man die mensen in formele kostuums op de foto zet, spreekt mij direct in het Nederlands aan. Uit zijn hoofd geleerde zinnetjes waarmee hij Nederlandse toeristen paait. Ik had nog niet gezegd dat ik uit Nederland kwam, maar dat ziet hij dus! Op de gevel staat de tekst van de eerste steen in het Nederlands. Dit is precies het type gebouw dat ik graag aantref. Mooie architectuur. Jammer dat de entourage wat rommelig is en er allemaal souvenirstalletjes voor de ingang staan. Terug richting het station koop ik nog een broodje met chocoladehagel- slag bij een bakkerij. De meisjes van het personeel zijn onder de indruk van hun buitenlandse bezoeker. Het meisje dat mijn broodje selecteert is nogal zenuwachtig. Even verderop passeer ik het Tjong A Fie Mansion (1860), het huis van een beroemde Chinese handelaar. Voor dat pand praat ik met drie meiden die fysiotherapie-apparaatjes met elektrische schokjes op straat verkopen. Ze zijn enthousiast en willen met mij lunchen. Ik loop verder naar de het Lapangan Merdeka, het vredesplein. Daar is de Merdeka Walk met allerlei restaurantjes met verschillende soorten eten. Halverwege eet ik bij "My Bar" nasi goreng udong. Uiteraard met thee. De meisjes arriveren wanneer ik mijn eten al op heb. Het is hier te duur voor hun, maar ze gaan elders wel eten. Het meisje dat het beste Engels spreekt wil morgen - zondag - wel mijn gids zijn. Ze zal me een sms sturen (wat ze niet gedaan heeft). Het Merdekaplein bevalt me. Het is een mooie open ruimte met een groot grasveld, een sintelbaan, speeltoestellen voor groot en klein en aan de stationskant een boekenmarkt met een relaxte sfeer. Dan loop ik naar Sun Plaza, een enorme shopping mall. Onderweg kom ik een groep van ongeveer twintig moslimstudentes tegen die helemaal enthousiast raken en staan te dringen om met mij op de foto te komen. Voor anderen is het ook een mooi schouwspel. Wat dat betreft gedragen ze zich niet anders dan andere meisjes. Ik kom ook studenten van de UMSU tegen die net zijn afgestudeerd. Ze hebben hun diploma ontvangen en zijn prachtig uitgedost met een familie onderweg en een deel houdt zich op bij KFC waar ik de gelegenheid heb om wat te vragen en foto´s te maken. Er zit een Hypermarkt in Sun Plaza. Op een verdieping rijdt een treintje voor kinderen. Beneden spreek ik met mooie promotiemeisjes voor LG. Een fotomodel met lange benen heet Bunga (bloem). Een in mijn ogen mooiere collega heet Citra. Die spreekt aardig Engels. Tegenover Sun Plaza zit de Sri Mariaman Hindoe Tempel, overdadig versiert met goud. Met druk verkeer ertussen. Deze wijk is leuker dan die van mijn hotel. Wanneer ik op een bankje zit met zicht op de grote middenhal, vragen vier studenten of ze mij mogen interviewen. Uiteraard mag dat. Ze studeren Engels en willen docent Engels worden. Drie meisjes en een jongen, van 19 tot 24 jaar. ´s Avonds eet ik een pittige mangosalade bij Thai Express in de mall. De terugweg naar mijn hotel valt mee. Alles is wel te belopen en de straten zijn breed, de trottoirs redelijk. Alleen jammer van al het verkeer met de bijhorende luchtvervuiling. Daar zou de regering iets aan moeten doen. Bijvoorbeeld door de tweewielers en minibusjes op elektrisch te laten rijden. Vandaag was een prachtige dag! Qua weer, wat ik heb gezien en de mensen die ik heb ontmoet. Zondag 4 december. Ik loop weer richting Merdeka. In de brandende zon zijn een groep jongeren aan het trainen voor de vechtsport 'tarung derajat'. Tijdens een pauze spreken de stoerste jongens mij aan. Na afloop zoekt de praatgrage instructrice ook contact. Er zitten ook een paar moslimmeisjes bij de groep. Wanneer ze vertrekken, stelt hun strenge leraar mij nog een paar vragen. Hij is nu overvriendelijk. Zijn zoon en dochter doen ook mee. Zijn moslimvrouw zat bij mij en nog een paar toeschouwers onder een prieel. Stuk voor stuk vriendelijke mensen. Daarna spreek ik met twee meisjes van zeventien, vriendinnen en klas- genoten. We zitten lange tijd in een soort overdekte open ruimte. Ondertussen deel ik verschillende kleuren ballonnen uit aan jongere kinderen die om ons heen spelen. Ik lunch bij Hokky Bento aan Merdeka Walk. Een kleine portie mie met teriyaki en een royaal glas met avocado-sap. Wanneer ik na een rustpauze op mijn kamer terugloop naar Merdeka, bezoek ik een straat met textielmarktstalletjes. Daar word ik door een moslimvrouw uitgenodigd om bij haar te komen zitten. Vier jonge meiden werken voor haar. Ze geven me een afgesloten bekertje water. Twee van de meisjes eten kipsaté op bladeren met een flinke lading pindasaus. Ik ben daar dol op en het ziet er heerlijk uit, maar ik durf het niet aan om hier vlees te eten. Bij een speelplaatsje op Merdeka ontmoet ik een jonge vrouw die in een moslimstad opmerkelijk gekleed is met een korte broek. Ze blijkt christen te zijn. Het is een kapster, het is haar vrije dag. Ze geeft me een lift naar het Grand Palladium in haar Kia Picanto. Daar eet ik mie met kip en markisa-sap bij Apollo Fast Food. Dit winkelcentrum valt een beetje in het niet bij Sun Plaza. In de buurt van mijn hotel zitten twee jongens tussen het verkeer bij een verkeerslicht op straat. Ze slepen zicht voort tussen de auto's. Elk missen ze een been. Ik geef degene die het dichts bij mij zit mijn muntgeld. Ik moet denken aan iets wat Ton in Yogyakarta zei. Gehandicapten hebben in dit land een enorm minderwaardigheidsgevoel. Het percentage zelfdodingen is zeer hoog. Maandag 5 december. Vanuit mijn hotelraam zie ik dat de straat nat is. Maar het lijkt nu droog. Een beetje regen is welkom, want anders worden de straten zo stoffig en dat is met contactlenzen soms erg vervelend. Dit is mijn laatste volle dag in Indonesië. Tijd voor conclusies. Over Medan kan ik in ieder geval melden dat de stad mij reuze meeviel. De beschrijvingen die ik las waren niet positief, maar ik heb me hier prima vermaakt. Indonesië is een land met lieve en mooie mensen, maar ook corruptie en armoede. Grote verschillen tussen rijk en arm. Dure auto´s, zeer eenvoudige vervoersmiddelen, mensen die van alles op straat verkopen, bedelaars in alle leeftijden, luchtvervuiling, smerige straten, rond- zwervend vuil, hitte, en heel vaak onderhandelen over prijzen. Ik moet het allemaal even laten bezinken. Wanneer dit mijn eerste Aziatische bestemming was geweest, misschien dat ik dan enthousiaster zou zijn geweest. Ik ben nu al wat landen gewend en er zijn zeker overeenkomsten met andere landen in de regio. Wanneer ik iets anders had kunnen doen, dan was ik een paar dagen langer in Ubud op Bali gebleven. Want dat is een aantrekkelijke plaats en er is nog veel meer in die prachtige omgeving te zien. Nog een detail: bijna geen enkele kat heeft hier nog een complete staart. En ze zien er vaak verwilderd en vermagerd uit. Vanmiddag heb ik een tijd gesproken met het personeel van een kleine fotozaak op de bovenste verdieping van Sun Plaza. Zoals bijna overal een overvloed aan personeel en altijd geïnteresseerd in mij en bereid om mij wat woorden te leren of iets te eten of drinken aan te bieden. Op andere momenten kijken groepjes giebelend naar mij en op straat word je hier regelmatig aangesproken. Bij Es Teller 77 in Sun Plaza heb ik vanavond nog een keer de kans gegrepen om een gado gado salade te eten. Vanmiddag had ik nasi goreng met limoensap aan de Merdeka Walk bij Nelayan. Dinsdag 6 december. Ik moet nog geld voor de taxi naar het vliegveld en 75.000 aan servicekosten voor internationaal vertrek overhouden. Dat gaat krap worden, maar eigenlijk wil ik niks meer uit de muur halen. Bij een supermarkt aan de andere kant van het spoor haal ik broodjes, kaaskoekjes en pakjes chocolademelk. Aan de andere kant van de straat controleert de politie brommers. Ze hebben kennelijk geld nodig, dan is er werk aan de winkel. Friesland in Azië:  Ik loop door een winkelstraatje bij een schoolgebouw naar de textiel- markt. Daar zit ik weer bij het zelf kraampje van gisteren. Ze leren me nog een paar woorden. Vandaag is er meer personeel en zijn ook meer zaken open. Ze willen me uiteraard koppelen, maar ik heb een Chinese vriendin. De meisjes zijn tussen de 19 en 23 en vrij klein. De bazin zit bij de ingang en verkoopt chips-achtige producten die ze zelf over kleinere zakken verdeelt. Ik loop door naar het Merdekaplein om mijn broodjes te eten. In het begin in de schaduw van bomen raak ik in gesprek met een oudere man die zat te lezen en behoorlijk goed Engels spreekt. Dit plein is volgens hem door de Nederlanders aangelegd. De bomen stammen uit de Nederlandse tijd. Daarna komt een groep vrouwen met kleine kinderen en een paar jonge meiden. Een deel van hen wil met mij op de foto. De man vertaalt wat ik hem vertel. Bij de ingang willen twee meisjes met mij op de foto. Elk met een Blackberry. Net buiten de poort het zelfde maar dan met een groep studenten international business, waaronder een paar moslimmeisjes. Bij de jongens kun je niet zien of het moslims zijn. Eén jongen stelt zich op een aanstellerige manier voor met een meisjesnaam. Het is een ladyboy of transseksueel. Het meisje dat het beste Engels spreekt wil mijn e-mailadres. De ladyboy kan weinig meer zeggen dan: I love you... (Met het meest enthousiaste moslimmeisje ben ik Facebook-vriend geworden. Ze is al snel getrouwd en heeft twee zoontjes gekregen.) Ik kan voor 35.000 met een busje van het hotel naar het vliegveld worden gebracht. Dat aanbod neem ik maar aan. Het is maar een klein stukje door druk verkeer. Op het vliegveld moet ik na het afgeven van mijn koffer 75.000 vliegveld belasting betalen. Na de douane kom ik in een hal met winkeltjes. Ik heb nog 17.000 over om wat drinken van te kopen. De vertrektijd van het vliegtuig van AirAsia naar Bangkok is heel strategisch twee uur naar achteren verplaats, naar 17:40. Zo kunnen ze vast meer eten aan board verkopen. Zie voor het vervolg van de reis het verslag van Thailand (2011).
    Zoals ik in de inleiding al aangaf stelde de voorbereiding voor dit land weinig voor. Een volgende keer wil ik echt meer zien. Bijvoorbeeld plekken die door Hella Haasse en F.Springer zijn beschreven. Sowieso Jakarta, Bromo, Nederlandse forten zoals Fort Rotterdam in Makassar, Ternate en de Banda-eilanden. De lijst met wensen groeit alleen maar. Tot slot een door mij verzameld lijstje met (bijna) Nederlandse woorden: gratis, halte, spor (spoor), wortel, notaris, kompanie, oom, tante (ook wel bibi), roomboter, wastafel, framboos, wekker, bankrut (bankroet), kwitansi. Johan (29 februari 2012, geheel gerzien in de zomer van 2022)
    In 2017 werd het boek "Verre forten, vreemde kusten (Nederlandse verdedigingswerken overzee)" gepubliceerd. Het is op www.sidestone.com gratis te downloaden in pdf-formaat. Hieronder volgen enkele passages met achtergrondinformatie over het fort in Gombong:
      De directeur van de genie, kolonel Carel jonkheer van der Wijck kreeg de opdracht om een gedetailleerd verdedigingsstelsel te ontwerpen. Officieren gingen op pad om de uitgezochte locaties te bestuderen en te karteren. De genie begon met het aanschaffen van bouwmaterialen voor de aanleg van de stelling. Van den Bosch keerde begin 1834 terug in Nederland. Koning Willem I benoemde hem eind mei tot minister van Koloniën (1834-1849). Defensiestelsel Van der Wijck Van der Wijck kwam met een volledig uitgewerkt defensiestelsel: 1. De enige potentiële vijand is Groot Brittannië. De Nederlandse vloot in de Oost is geen partij voor de Royal Navy. De Engelsen kunnen binnen korte tijd een landingsleger van 25.000 man vanuit Brits Indië overbrengen naar Java; 2. Een landing met als doel Java te veroveren zal ongetwijfeld plaats vinden op de vlakke noordkust. Daarvoor komen alleen Batavia, Samarang en Soerabaja in aanmerking. De enige bruikbare haven aan de zuidkust, Tjilatjap, hoeft alleen teworden beschermd tegen een kleinere actie; [..] De Royal Navy blokkeert de kust. De Grote Postweg is daarom onmisbaar voor de verplaatsing van troepen. Een groot gedeelte van de weg loopt langs de kust en kan gemakkelijk door de vijand worden afgesneden. Het is daarom noodzakelijk om een militaire weg door het binnenland aan te leggen. De veiligheid daarvan wordt verzekerd door de bouw van forten in Bandoeng [Bandung], Gombong, Ngawi en Melirup; [..] De bouw van de forten 1837-1844 Het bouwprogramma voor het Defensiestelsel Van der Wijck omvatte de bouw van de volgende forten, batterijen en infrastructurele werkzaamheden: * Batavia: citadel Prins Frederik en de omwalling van Weltevreden (Defensielijn van den Bosch), kustversterkingen. In een later stadium zouden de verdedigingswerken en inundaties rond Batavia worden ontworpen; * Samarang: citadel Prins van Oranje, drie lunetten, een strandbatterij, voorzieningen voor inundatie; * Soerabaja: citadel Prins Hendrik, omwalling om de stad, waterbouwkundige werken inclusief voorzieningen voor inundaties. In een later stadium diende een besluit te worden genomen over de kustverdediging; * Ambarawa: fort Willem I, inundatievoorzieningen en als tweede fase de aanleg van de linie langs de Toentangrivier. Vier kilometer ten zuiden van fort Willem I werd in Banjoe Biroe [Banyubiru] een kamp gebouwd dat dienst moest doen als reduite-stelling voor het teruggetrokken leger; * Ngawi: fort Generaal Van den Bosch; * Gombong: fort Generaal Cochius; * De aanleg van de militaire weg Batavia-Bandoeng-Gombong-Ngawi-Soerabaja; * Tjilatjap: kustbatterijen Karang Bolong en Banju Njappa op Noesakambangan. * Tweede fase: * Kertosono: fort Generaal De Kock * Bandoeng: fort Generaal Van der Wijck.222 [..] Van der Wijck was uitgegaan van een sterk mobiel veldleger en weinig forten. In plaats daarvan had hij zoveel grote forten gebouwd, dat de bezetting daarvan ten koste ging van de versterking van het veldleger. De enige reden om de forten te handhaven was dat het geld voor de bouw toch al was uitgegeven. Dat gold ook voor de maritieme positie Onrust. Het fort in Gombong werd niet afgebouwd en de bouw van twee geplande forten (Bandoeng en Melirup) werdgeschrapt. De uitzondering was de bouw van een groot fort Tjilatjap, omdat die plaats als enige haven aan de zuidkust van Java onmisbaar was voor de verdedigingvan de stelling in het binnenland. [..] De forten van Van der Wijck verloren hun betekenis voor de verdediging van Java. In 1870 werden de verdedigingswerken van Batavia, Samarang en Soerabaja van de sterkte afgevoerd. Het dempen van de grachten had een gunstige uitwerking op de gezondheid van de bevolking. De steden werden verlost van een knellend keurslijf van militaire voorschriften en konden uitbreiden. De andere forten en de maritieme positie Onrust volgden enkel jaren later. Het leger bleef de forten in Ambarawa, Gombong en Ngawi gebruiken. De torenforten op de eilanden in de baai van Batavia deden nog enkele jaren dienst als opslagplaats van de marine. De marine verhuisde naar Soerabaja. De torens raakten in verval. De forten bleken uitstekend geschikt om als gevangenis te dienen. Soerabaja was tot de afbraak in 1930 in gebruik als vrouwengevangenis. Ngawi werd een militaire strafinrichting. Tussen 1942 en 1945 dienden de forten in Ambara en Ngawi als interneringskampen. [..] Van de zes grote forten die door Van der Wijck zijn gebouwd, zijn er drie afgebroken (Weltevreden, Samarang en Soerabaja). Van de andere drie forten verkeert Gombong, dat een onderdeel vormt van een recreatiepark, in een goede staat van onderhoud. Van de gebouwen in fort Willem I in Ambarawa is een gedeelte in gebruik als gevangenis, een deel wordt bewoond, terwijl de rest tot ruïne is vervallen. Het vervallen fort in Ngawi staat sinds het vertrek van het leger in 2010 leeg. De toekomst van het complex is nog onbekend. Benteng Pendem in Tjilatjap behoort tot de best onderhouden forten in Indonesië. Het is onderdeel van druk bezocht gemeentelijk park en kan tegen betaling worden bezocht. De meeste gebouwen zijn recent gerestaureerd. Tjilatjap speelde een belangrijke rol in de Tweede Wereldoorlog. Nederlanders en Japanners hebben er bunkers gebouwd. Het is hierdoor de enige plaats in Indonesië waar de ontwikkeling van de vestingbouw tussen 1840 en 1945 kan worden bekeken. [..] E. Gombong Fort Cochius (later Fort Van Der Wijck) Fort Cochius ligt aan de nieuwe militaire weg die Batavia door het binnenland met Soerabaja verbond en controleerde de toegang vanuit het westen tot de stelling in het centrale bergland van Java. Het fort werd genoemd naar generaal-majoor F.D. Cochius (1787-1876) die in 1837 een einde maakte aan de Padri-oorlog op Sumatra. De bouw van het fort begon in 1842. Er waren bijzonder veel problemen met de productie van baksteen en metselkalk. Bij het bezoek van Von Gagern in 1844 was alleen de bouw van het achthoekige stenen reduit grotendeels voltooid. De generaal rapporteerde in 1846 dat het fort geen enkele militaire functie had en kon vervallen. Het reduit mocht wel worden afgebouwd. De legerleiding ging akkoord met zijn conclusies. Het fort is dan ook niet afgemaakt. Het hoofdgebouw had nauwelijks defensieve waarde, maar het duurde nog tot 1872 voor Gombong officieel van de lijst van forten van de tweede klasse werd afgevoerd. In 1850 was besloten om de pupillenschool naar Gombong te verplaatsen. Pupillen waren de zonen van KNIL-soldaten, die tussen hun zevende en veertiende jaar werden aangenomen voor een militaire opleiding. In 1860 waren er 400 jongens in opleiding. In verband hiermee werden enkele bijgebouwen, zoals een hospitaal aan het complex toegevoegd. De pupillenschool werd in 1914 gesloten, maar de gebouwen bleven in gebruik bij het koloniale leger. Tijdens de Japanse bezetting 1942/1945 deed het fort dienst als opleidingscentrum van de PETA, de door de Japanners opgeleide Indonesische militaire eenheid. De soldaten verbleven in barakken bij het fort. Het gebouw zelf deed dienst als opslagplaats voor voedsel en wapens van het Japanse leger. Van 1945 tot 1947 diende het fort en het kamp als hoofdkwartier van een eenheid van de Indonesische strijdkrachten. Na de Eerste Politionele actie in 1947 bezetten Nederlandse militairen het fort. Het complex was van 1950 tot 2000 in gebruik bij het Indonesische leger. Op 28 december van dat jaar werd het fort als onderdeel van een particulier recreatiepark opengesteld voor publiek. De oorspronkelijke naam van het fort, dat inmiddels rood is geschilderd, werd bij die gelegenheid om onnaspeurbare redenen veranderd in Fort van der Wijck. Het is waarschijnlijk het enige fort ter wereld waar bezoekers in een treintje een rondrit over het dak kunnen maken.