Leiden juni 2025
    
    
    Weer een stedentripje met Hans. Dit keer naar Leiden. Dat hadden we vorig jaar al willen doen, maar toen waren de betaalbare hotels al vol toen ik zou boeken.
    Woensdag 18 juni. Rond half vier nemen we een trein naar Leiden. Het is mooi weer, niet te warm en niet te koud, met veel zon. Vanwege dat laatste wil Hans graag een stukje met de bus naar het centrum, in dit geval tot halte Breestraat. Via een steegje en talrijke kasseien rond de Pieterskerk komen we bij ExLibris Boutique Hotel met in het hoofdgebouw slechts vijf kamers. Hans heeft kamer 2 met tuinzicht en ik kamer 3 met zicht op straat, al zit het raam wel behoorlijk hoog. Een fraai hotel met een smalle en steile trap. We gaan vrijwel direct op pad. Ik doe een voorstel om naar de burcht te gaan, daar ben ik ook met Diane en Weiwei geweest. Hans blijkt de burcht niet te kennen terwijl hij wel regelmatig in Leiden is geweest. Het gekke is dat deze burcht hoog is, maar verscholen. Je ziet hem dus niet van ver en moet maar net weten waar hij zit. Bovenop de overblijfselen van het 12e-eeuws fort heeft Hans een beetje last van hoogtevrees. We drinken vervolgens koffie en thee op het terras van het Hotel Rumour onderaan de burcht. Voor het avondeten heb ik gereserveerd bij Burgerzaken. Op woensdag was dat niet nodig geweest. Het is er namelijk erg rustig. We hebben een mooi plekje in de hoek van de voorste zaal. Het restaurant is klassiek ingericht. Ik vertel waarom ik dit restaurant heb uitgezocht. Ilja Leonard Pfeiffer was hier namelijk vaak te vinden toen hij nog in Leiden woonde en werkte (als classicus van 1992-2004 aan de universiteit). Restaurant Burgerzaken komt voor in zijn "Het ware leven, een roman":
      De meisjes in de bediening, die spelen uiteraard een cruciale rol in het boek, net als in het ware leven. In de roman werkt het personage van de serveerster Marinda als een katalysator voor de handeling. Toen het boek verscheen, werd er door de meisjes in de bediening bij Burgerzaken druk gespeculeerd wie van hen Marinda was. Geen van hen heette zo. En ook haar uiterlijk was niet in overeenstemming met het voorkomen van welke serveerster dan ook: ‘Intussen bedient de gestalte van Marinda, rijzig, roodharig en trots, met harde gebaren loopt zij hoog als een albasten hertogin op haar landgoed. Haar blik van geveinsde dienstbaarheid doet ons krimpen tot horigen in siddering voor haar verhoopte goedgevendheid. Zij is mooi als brand in een vijandig fort.’ Natuurlijk had ik het expres gedaan. Natuurlijk had ik Marinda zo verschillend mogelijk gemaakt van alle bestaande serveersters. Het staat zelfs in de verantwoording achter in de roman: ‘Alles in dit boek is waargebeurd en alle personages bestaan echt, behalve Marinda.’ Maar dit is niet altijd zo geweest. In de oorspronkelijke opzet van mijn boek was het mijn plan om de serveerster te modelleren naar Carolina, die in die tijd op zondagavond en maandag haar vaste dienst had en die in die tijd mijn vriendin was. Alle recensenten hebben haar gezien, want ze is ook wel eens mee geweest naar het Boekenbal. Het hoofdstuk waarin ik haar als personage introduceerde, heb ik daadwerkelijk geschreven. Ik beschreef daarin hoe zij er kwaad om werd dat ik haar als personage wilde gebruiken. Maar geheel in over- eenstemming met de thematiek van mijn boek, imiteerde het ware leven mijn fictie. Ik liet haar het hoofdstuk lezen en ze werd echt heel erg boos. Precies op de manier waarop ik had verzonnen dat zij boos zou worden. Ze verbood mij om het hoofdstuk te gebruiken en om haar als personage op te voeren. Ze kon heel erg intimiderend zijn als ze boos was, dus ik heb het hoofdstuk geschrapt. Achteraf was ik daar blij om, want de fictieve Marinda verschafte mij veel meer mogelijkheden voor het verhaal dan in mijn oorspronkelijke opzet mogelijk was geweest. Maar nu is ze mijn vriendin niet meer. Ze is er al tijden geleden vandoor gegaan met een ander (toevallig mijn buurman, maar dat wist ik toen gelukkig nog niet) en zelfs die ander is nu allang haar vriend niet meer. (Bron: https://www.dbnl.org/tekst/_rev002200701_01/_rev002200701_01_0080.php)
    Ik heb zwaardvis en Hans eend. De vis smaakt voortreffelijk. Als toetje nemen we chocolademousse met pure chocolade-ijs. Na het eten zoeken we een plekje om nog wat te drinken. We komen uit bij Einstein aan de Nieuwe Rijn, een gezellige tent met terras, duur bier, aardige muziek en mooi uitzicht op met elkaar flikflooiende studentes. Rond middernacht lopen nog een stukje door de stad. In de straatjes rond ons hotel en langs Rapenburg is het laat op de avond nog gezellig door groepjes studenten, aan tafels, staand en kleurrijk verkleed alsof het carnaval is. Donderdag 18 juni. Je kunt in het hotel ontbijten, maar de lege eetzaal lijkt ons niet zo gezellig. Ik heb Bagels & Beans uitgezocht, in een prachtig klassiek pand in de Maarsmansteeg. Lekker ontspannen ontbijten. Sowieso maakt de stad een ontspannen indruk. Leiden is een museumstad en al is het misschien niet de meest logische keuze, ik had al een paar jaar zin om naar het Japanmuseum Sieboldhuis te gaan. Hans vindt het prima. In de kelder is een speelruimte voor kinderen met een hoog manga-gehalte en je kunt er de lage voorraadkamer, met haken aan het lage plafond, van het grachtenpand te bewonderen. Dan een donkere tentoonstelling met oude Japanse voorwerpen en op de bovenverdieping een zeer gevarieerde en samenhangende tentoonstelling van de Spaans-Nederlandse fotograaf Anaïs Lopez, met foto’s, video en dagboekfragmenten.
      Von Siebold (Würzburg 1796 - München 1866) was volgens de gouverneur- generaal van Nederlands-Indië, Godert Alexander Gerard Philip baron van der Capellen, de ideale persoon om studie te verrichten naar de Japanse cultuur en inheemse producten en tevens een goede indruk te geven aan de Japanse regering door de nieuwste kennis over Europese kunst en wetenschap te verspreiden. De jonge wetenschapper in het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen viel op door zijn grote kennis en enthousiasme voor de wetenschap. Van der Capellen zag in Siebold een begenadigd onderzoeker. Op basis hiervan besloot hij hem voor onderzoek naar Deshima te sturen. Op 28 juni 1823 vertrok Siebold vanuit Batavia naar Japan. Na aankomst op 11 augustus 1823 nam Siebold de medische zorg op zich van de Nederlanders op het kleine schiereilandje Deshima. Ook behandelde hij voorname families in Nagasaki. Hij vroeg hier geen geld voor, maar kreeg allerhande kunst- en gebruiksvoorwerpen als dank. Siebold ontmoette bij een van zijn huisbezoeken Otaki Kusumoto, ook wel Sonogi genoemd. ‘Ook ik heb me aan die Hollandse tradities onderworpen,’ schreef hij naar huis, ‘en me tijdelijk verbonden met een liefelijke zestienjarige Japanse, die ik echter niet voor een Europese houd.’ Uit deze relatie werd op 10 mei 1827 dochter Oine geboren. In 1824 verwierf Siebold een huis in Narutaki, aan de rand van Nagasaki; enerzijds met het doel om westerse geneeskunde te onderwijzen, anderzijds om zijn onderzoek naar Japan voort te zetten. Japanse studenten ondersteunden Siebold bij zijn onderzoek en het onderwijs aan andere artsen. Het huis kreeg dezelfde naam als de plaats, Narutaki, en groeide uit tot een levendig centrum van de westerse wetenschap in Japan. Dochter Oine, die opgeleid werd door Siebolds studenten Ishii Soken en Ninomiya Keisaku en door de Nederlandse artsen Pompe van Meerdervoort en Bauduin, ontwikkelde zich tot de eerste vrouwelijke praktiserende arts in de westerse geneeskunde. Tot op de dag van vandaag wordt op Japanse basisscholen ruim aandacht besteed aan Siebolds opmerkelijke geschiedenis en betekenis voor Japan. Iedere Japanner kent zijn verhaal. Zijn collectie in de Leidse musea, die voorwerpen bevat die in Japan niet meer te vinden zijn of uitgestorven zijn, zijn van groot belang geweest voor de restauratie van de huidige handelspost Deshima. Zijn rol als onmisbare bron voor de premoderne Japanse wetenschap, als leraar en vriend van Japanse wetenschappers, en niet te vergeten als liefhebbende echtgenoot van zijn vrouw Otaki Kusumoto en als vader van Oine (1827 - 1903), Japans eerste vrouwelijke verloskundige, maken Siebold een unieke man in de relatie Nederland-Japan. De Leidse collecties die Siebold gedurende zijn zesjarige verblijf in Japan (1823-1829) verzameld heeft, bestaan uit ruim 25.000 objecten. Het merendeel wordt beheerd door Naturalis. In totaal om en nabij 20.000 objecten. Daarnaast heeft Museum Volkenkunde ongeveer 5.000 etnografische objecten, waaronder een prachtige picknickset van lak- en marquetriewerk, Japanse prenten (ukiyoe) van onder meer Hokusai en Kuniyoshi, schilderingen van Kawahara Keiga over het dagelijks leven, modellen van bruggen en huizen, kimono, porselein, ceramiek en fraai lakwerk. Ook telt de Universiteitsbibliotheek Leiden circa 500 boeken van Siebold en 150 landkaarten en de Leidse Hortus botanicus heeft nog vijftien originele, levende Sieboldbomen. Namen in het Leidse straatbeeld, zoals de Sieboldstraat en de Decimastraat, verwijzen tevens naar de bekendste ‘Hollandse’ arts in Japan. Beide straten liggen in de Leidse wijk De Kooi, die vernoemd is naar de eendenkooi van Siebolds buitenplaats Nippon. Dit buitenhuis, dat verwees naar zijn geliefde Japan, bouwde Siebold op een lap grond aan de Lage Rijndijk waar hij uit Japan meegebrachte planten en zaden opkweekte. Het merendeel van zijn Leidse tijd verpoosde hij hier. In zijn in 1836 aangekochte woning aan het Rapenburg verhuurde hij de benedenverdieping van 1837 tot 1844 aan de Leidse studentensociëteit Minerva.3 Het studentenleven was hem niet vreemd, want Siebold was in het Duitse Würzburg lid geweest van het Corps Moenania. De verzameling die hij had opgebouwd tijdens zijn tweede verblijf in Japan is voor het grootste deel ondergebracht in het Museum Fünf Kontinente in München. Een uitgebreid archief van zijn verzamelingen wordt bewaard in de Burg Brandenstein nabij Schlüchtern, Hessen.
    We lunchen langdurig bij Brownies & DownieS aan de Rijn. Brutale meeuwen pikken bijna het brood uit de handen van voorbijlopende meiden. Er komen bootjes voorbij en wij zitten mooi in de schaduw. Na een rustpauze op de kamer en bezoekje aan Etos voor lensvloeistof (kleine flesjes hadden ze bij ons in het centrum niet op voorraad), gaan we naar Woo Ping in de Diefsteeg. Ik ben dit Chinese restaurant een paar keer tegengekomen in stukken van Peter van Zonneveld en/of Boudewijn Büch. Vandaar dat ik hier wil eten. Een restaurant gerund door een familie met zeer vers eten en snelle bediening. Aan het tafeltje naast ons zitten drie zestigers druk de politiek te bediscussiëren. Ik breek even in wanneer ze niet op de titel van een film komen: The Truman Show. Na het eten lopen we een rondje door het hart van het centrum, met nog volle terrassen, over de Catharinabrug en belanden weer bij Einstein aan het tafeltje waar we gisteren ook zaten. Deze keer met zicht op frisse studentes. Vrijdag 20 juni. We ontbijten weer bij Bagels & Beans. Ik kon via GoogleMaps geen goed alternatief vinden. Andere dames in de bediening, maar bekende gezichten onder de gasten. Kort voor elf uur checken we uit en maken nog een praatje met de vrouw van de eigenaar; over het runnen van een klein hotel en de hoge kwaliteit van de kamers. Hans vindt het in orde om nu rustig naar het station te lopen. We hebben genoeg tijd. Zelfs nog genoeg voor koffie en thee op het mooie terras van Café Visscher. In het blad ‘Ditjes en Datjes’ geeft Pfeijffer aan Leiden de mooiste plaats in ons land te vinden, dankzij de historie en de cultuur. “De universiteit domineert het centrum en de vele studenten houden de stad jong. Leiden is als Amsterdam, maar dan zonder de problemen van die stad”
    Johan (27 juni 2025)