Joegoslavië & Venetië (1987)
    
    
    Na een aantal reizen door Noord-Europa, Oost-Europa en de Britse eilanden, leek het ons prettig om eens naar het warme zuiden van te trekken. Via het Oostenrijkse Villach, de saaie Italiaanse Po-vlakte en Triëst rijden we naar de Adriatische Zee. Einddoel van de reis is Portoroz, in het noorden van Joegoslavië aan de kust gelegen. Naast de camping van Portoroz ligt een jachthaven waar bijna continu liedjes van Frank Sinatra worden gespeeld. Bijna iedere dag is het schitterend mooi weer. Behalve op de dag waarop we een bootexcursie naar Venetië hebben geboekt. Eenmaal op zee gekomen, steekt er een flinke storm de kop op. De kapitein is na ruim een half uur varen zo verstandig om terug te keren. Nagenoeg alle flessen van de bar waren al door het restaurant geslingerd. Noodweer! Terug op de camping gaan we eerst maar even een middagdutje doen om bij te komen van dit letterlijk misselijkmakende avontuur. Naast ons op de camping staan gepensioneerde Noren, met een prima geïsoleerde caravan. Volgens de eigenaar ook erg geschikt voor het kamperen bij lage temperaturen. Ze staan er al wanneer wij arriveren en zijn nog niet vertrokken wanneer wij weer gaan. Een paar dagen na onze komst, arriveert er een stel jongens uit Oostenrijk om in een legertent achter ons te kamperen. Eerst even schrikken, maar ze zijn uiterst fatsoenlijk. Op het meest gedraaide cassettebandje van de heren staat een populair en ondeugende meezingliedje: "Liesje, Liesje, Liesje." Aan de overzijde van het campingpad staat een grote caravan waarin overdag een halfnaakte geblondeerde troela rondloopt. Wanneer ze naar de sanitaire ruimte gaat, dan doet ze halfnaakt op een brommertje, met een nachtjas half omgeslagen en op schoot een minuscuul hondje. Tsja. De zee is bij deze temperaturen van rond de dertig graden een heerlijke verkoeling. Dus ik breng er heel wat uurtjes dobberend door op een luchtbed. Zonder dat ze weten dat ik hun versta, luister ik op een middag naar een Fries sprekend meisje en haar broertje, die bij mij in de buurt in het water spelen. Op een avond speel ik badminton met een negermeisje (geadopteerd meisje van de kampeerburen). We kunnen geen woord met elkaar uitwisselen. Mijn ouders moedigen het contact aan, maar ik ben veel te nurks en verlegen. Het meisje giechelt, zoals alleen meisjes dat kunnen. Omdat de excursie naar Venetië was mislukt, besluiten we om na tien dagen Portoroz voor gezien te houden en nog een paar dagen in de buurt van Venetië door te brengen. We staan daar op de prima camping genaamd Marina di Venezia. De camping zit als het ware op een schiereiland van de baai ten zuidoosten van de beroemde kanaalstad. Uiteraard trappen wij de volgende dag in de bedrieger- praktijken van de terrashouders rond het San Marco, zonder overigens vooraf gewaarschuwd te zijn. En geen Venetië zonder gondelvaart. Middels een onwennige onderhandeling lukt het mijn vader om voor 90 gulden een korte tocht te doen. Verder bezoeken we een glasblazerij en wandelen we in de hitte door deze wonderlijke waterstad. Na Venetië reizen we door naar de Dolomieten, waar we op de camping van Cortina d'Ampezzo gaan staan. Vanaf de camping is een schitterend uitzicht op het gebergte met de lichtbruine hanenkammen. Naast de camping zijn hobbyisten in het gras aan het racen met radiografisch bestuurbare auto's. Op de terugreis zoeken we een oom, tante, twee nichtjes en een neefje op, die een huisje huren in de buurt van de Brennerpass. Daar brengen we nog een paar gezellige dagen mee door. We wandelen met hen in de bergen, waarbij we in een bergrestaurant veel te zoute soep eten. Na een snelle afdaling arriveren we weer bij de auto en hebben een onzettende dorst gekregen. Ik heb zelden zo'n dorst gehad! 's Avonds speel ik Mens erger je niet met mijn nichtjes en neefje. Johan (1987) Venetië 1987