Zuidoost-Frankrijk (2006)
    
    
    Wat was de aanleiding voor deze reis? Allereerst blijven er dit jaar te weinig verlofdagen over voor een grote rondreis door Scandinavië. Daarnaast heb ik vorig jaar tijdens de grote Alpenreis enkele cols in Frankrijk laten vervallen. Twee daarvan komen dit jaar aan bod. Maar de belangrijkste reden is wel de wens om de Provence uitgebreid te verkennen. Voor wat dat laatste betreft heeft de site www.beyond.fr een belangrijke informatieve rol gespeeld in de voorbereiding. Naast die site, heb ik me laten inspireren door enkele gedetailleerde reisverslagen van reizen door de betreffende regio's. Vervolgens ben ik intensief in de weer geweest om mooie routes uit te stippelen met behulp van Michelinkaarten. Steden zoals Orange, Avignon, Arles en Aix-de-Provence, sla ik vanwege de stressverhogende risico's bewust over.
    Zaterdag 10 juni Om tien over half zeven is de bepakking in kofferbak geladen. Bij afrit De Meern pik ik volgens afspraak Jos en zijn Franse vriendin Hélène op. Ze reizen mee tot het Vlaamse plaatsje Huy, aan de Maas bij Namur. Jos heeft gereageerd op mijn oproepje op de liftcentrale: www.hitchhikers.org/nl. Het stel gaat dit weekend een deel van de St. Jacobsroute wandelen. Jos is een zeer ervaren langeafstandswandelaar; hij heeft onder andere routes door de Baltische staten en langs de kust van Bretagne afgelegd. De reiservaringen zijn onderweg het voornaamste gespreksstof. Jos werkt voor de milieudienst in Rotterdam en heeft zijn vriendin tijdens een cursus Russisch in Utrecht ontmoet. Huy (uit te spreken als "hoei") blijkt een leuk stadje te zijn. Het weer is bovendien, na een dipje, aangenaam geworden. Ze bieden me aan om wat te drinken op een terras van het centrale plein. Een prima moment voor een korte pauze. In het kader van een 'vrijgezellenfeest' worden Hélène haar voeten gewassen. Er hangt een grote afbeelding aan een gebouw waar uit blijkt dat de Dalai Lama onlangs in Huy is geweest. Op een ander plakkaat is te zien dat zowel de Giro d'Italia als Tour de France doen dit jaar in Huy komen. Even later rijd ik alleen verder via: Luxemburg, Metz, Nancy en Beçanson. Om me aan het einde van de middag te installeren op pleknummer 69 van de prima gemeentecamping in Port-Lesney. Twee mooie Françaises (waarschijnlijk zusjes) beheren de camping. Port-Lesney is een rustig dorpje, liggend in het noorden van de Jura. Tegenover de camping zit een restaurantje. Er spelen kinderen in de Loue. In het posthuis aan de overzijde van de rivier woont Alina Pierrot, zo valt af te lezen van het naamplaatje op de brievenbus. Verder zie ik op deze zwoele zomeravond: luierende katten, kuikentjes die over straat lopen, kooiparkieten in een tuin, geluiden van voetbal op televisie, een vervallen schuur, fantasierijke woningen met binnenplaatsen en twee flirtende buurjongeren in een tuin tijdens een barbecue. Jura, Cascades du Hérisson De volgende ochtend rijd ik allereerst door het wijnstadje Arbois. Deze plaats ligt op de "Route des Vins du Jura". De toeristische 'attracties' in deze omgeving zijn vooral wijnhuizen. Ik ben geen wijnliefhebber, dus dat zegt me niet zo veel. Ik rijd verder om Cirque de Baume te bewonderen, via de belvédère aan de zuidzijde. De zon staat nog niet hoog genoeg om het dal voldoende te belichten, maar daar wacht ik niet op. Het Lac du Chalain blijkt wat minimalistisch, zeker wanneer ik het vergelijkt met Lac d' Annecy. Het belangrijkste reisdoel van vandaag zijn de Cascades du Hérisson. Bij de meiden die het parkeerterrein beheren, moet ik 4 euro entree betalen. De cascades zijn een aantal boven elkaar gelegen watervallen, te bereiken via een mooie wandelroute van een paar uur. Je kunt er gemakkelijk een hele dag doorbrengen. Spectaculair om boven de eerste waterval het water naar beneden te zien donderen. Maar het mooiste is het om achter de tweede, Le Grand Saut (60m), langs te lopen. Absoluut de moeite waard! Ik wist niet dat er zo dicht bij huis een dergelijk fraaie waterval was. Hij wint het wat mij betreft van de waterval bij Geirangen in Noorwegen, waar je maar met moeite achter kunt komen. Globaal gezien reis ik op een niet al te grote afstand van Zwitserland naar het zuiden. Net voor Cerdon stop ik voor een lunch van stokbrood met geitenkaas. In de bocht voor Cerdon staat een gigantisch wit monument voor oorlogsgevallenen: "Ou je meurs renait la partie". Maar, waarom een naakte vrouwenfiguur? Cerdon ligt overigens erg mooi in een dal. Aan de noordelijke toegangsweg staan enkele Renaultjes 4 weg te rotten. Cerdon is een prachtig dorpje. Er is een retraite maison tegen de heuvel gevestigd. Wanneer ik daar arriveer, komt er net een zuster in nonnenkleding naar beneden wandelen. Van de "Vin" was ik al een tijdje op "Route des Lacs" gekomen. Ooit, in een ver verleden, heb ik van een collega gehoord dat hij met zijn gezin vakantie hield aan het Lac de Paladru. Ook dit recreatiemeer vind ik nogal minimalistisch. De auto's staan half op de weg geparkeerd; het is er erg druk op zondag. Vercors Ten zuidwesten van Grenoble, ligt in de Vercors het dorpje Pont en Royans. Zeer de moeite waard! Aan de rand van het dorp ligt een camping, maar daar is het nog te vroeg voor. Ik ben blij dat er geen tegenliggers zijn wanneer ik door de smalle doorgaande straat rijd. Aan de overzijde van de rivier de Bourne ligt beneden een groot parkeerterrein bij een prachtig aangelegd zwemmersplekje. Tijd voor een verfrissing. Maar waar ik hier voor kwam, dat zijn de overhangende woningen. Een beetje vergelijkbaar met die van Cuenca in Spanje, alleen volgens mij veel minder bekend. En dat is onterecht, want in mijn optiek zijn ze zelfs mooier. Aan het begin van de avond via Col de la Machine (1015m) naar Combe Laval. Een prachtige route aan de rand van het Vercors- gebergte. Met uitzicht op de Rhône-vallei, en een prachtige, op grote hoogte langs de bergrichel, aangelegde weg via tunneltjes. Ongeschikt voor mensen met hoogtevrees. Einddoel van vandaag is de gemeentecamping van St. Nazaire-en- Royans. In St.Nazaire bevindt zich een beeldbepalend Romeins aquaduct. De volgende dag rijd ik verder naar het zuiden. Op een gegeven moment kom ik bij Chabeuil een bordje tegen met de naam "Nazareth". Nieuwsgierig geworden, slag ik rechtsaf. Nazareth blijkt een soort van spiritueel centrum te zijn met een enorme fruitboomgaard. Voorbij Crest sla ik bij Saillans rechtsaf voor een beklimming van de Col de la Chandière (1047m). 300 meter voor de top begint de wandeling naar "Les Trois Becs". Jammer genoeg een te steil wandelpad om nog van wandelen te kunnen spreken. Voor het overgrote deel gaat het pad nogal recht omhoog in plaats van gestaag langs de heuvel. Zelfs met uitstekende wandelschoenen heb ik moeite om niet onderuit te gaan. Ik houd het voor gezien op het punt waarbij zicht naar het westen mogelijk is. Hier is enigszins sprake van een tussen- plateau. Voorgangers hebben met een stapeltje stenen hun bereikte mijlpaal gemarkeerd. Het uitzicht en de mooie bloeiende bloemetjes maken de tocht absoluut de moeite waard! De lezer zal hebben gemerkt dat ik vanaf het begin in een heerlijk reisritme zit. Wat mijn betreft mag zo'n rondreis maanden voortduren! Provence Terug in de auto volgt een zeer mooie afdaling, die veel recht doet aan het rustige en fraaie noordelijke deel van de Provence (deels Drôme). Laat ik een korte impressie geven van enkele dorpen: - Poët Celard - Bourdeaux - Le Poët-Laval - La Motte-Chalancon - Grignan - Grillon - Richerenches - Buisson - Vaison-la-Romaine - Mollans-s-Ouvèze - Caromb - Cairanne - Suze-la-Rousse - Barry Poët Celard is het eerste dorp op mijn route met een Provençaalse uitstraling. In dit kleine gemoedelijke dorp met de prachtige naam staat een kasteel centraal. In Bourdeaux wandel ik door het zeer fotogenieke bovendorp. Op de splitsing van D70 en D538 haal ik de lunch in de supermarkt. Bij de brug in het centrum is een overdekte zitplek waar ik die lunch in de schaduw nuttig. Ondertussen maken de kikkers kenbaar dat zij er ook nog zijn. Bourdeaux en de directe omgeving hebben mijn hart al snel gestolen. Dan rijd ik speciaal een paar kilometer om voor Le Poët- Laval, de woonplaats van wijlen Gerard Reve. Kenmerkend voor dit dorp is een kasteel waar een Protestants museum in is gevestigd. Voor de komst van Reve had zijn uitgever Van Oorschot hier al een huis. Wanneer ik aan de voet van het bovendorp een mooie vrijstaande woning met riante tuin ontdek, denk ik dat het van Reve zou kunnen zijn geweest. Wanneer ik de Salon de Thee heb bezocht en terugloop naar de auto, zie ik een echtpaar bij het huis. Ik krijg de indruk dat het hun eigendom is. Ik bekijk ook nog even de benedenstad aan de andere kant van de D540, maar het dorp heeft verder weinig te bieden. (Er is wel een camping.) Vanuit Le Poët-Laval keer ik richting het oosten. De D538 gaat na verloop van tijd over in de D130. Een afwisselende en steeds smaller wordende weg door een mooie omgeving, die leidt naar de Trente Pas. Wanneer ik bij een klooster stop om de kaart te raadplegen, denkt een kunstenares dat ik voor haar atelier kom. Een beetje beschamend, omdat ik niks echt leuks zie, besluit ik maar verder te gaan. Ik houd een pauze op de Col de Valouse (735m). De Défilé Trente Pas en de bijbehorende gorges vallen een beetje tegen. Ik vervolg mijn weg richting de plaats Die, via de Gorges St. May, onderweg is een eenbaanstunnel waarvan de doorgang met verkeerslichten geregeld wordt. St.May doet me qua situering een klein beetje denken aan het Spaanse Tiscar. Het meest oostelijke reisdoel van vandaag is het dorp La Motte-Chalancon. Net voor LMC is een mooi zwemmersplekje in een stuwmeertje gecreëerd. Vreemd dat er maar zo weinig badgasten zijn. Ik kan me niet beheersen om een kwartiertje in het water af te koelen. Heerlijk. Het dorp zelf is overigens mooi: wederom smalle straatjes, een langharig jong katje met blauwe ogen, weinig volk. Precies een plek zoals ik graag opzoek. In de Intermarche van Nyons (aan de D94 richting Orange) doe ik inkopen voor het avondeten. Einddoel van vandaag is Grignan. Deze stad ligt prachtig rond een heuvel, met op de voorgrond een lavendelveld. Ik wandel geleidelijk naar de top van het stadje. Een verrukking! De architectuur en kasteeltuinen zijn wonderschoon. De gemeentecamping van Grignan is gesloten, maar een paar kilometer buiten de plaats, aan de D71, word ik enthousiast ontvangen op een camping in een boomrijke omgeving. De harde grond maakt het helaas lastig om het tentje op te zetten. Net als op de vorige camping blijkt er geen toiletpapier te zijn. Ik ben blij dat ik zelf een rol heb meegenomen. Vanuit Grignan stop ik de volgende ochtend als eerst in het dichtbij gelegen Grillon, cirkelend omhoog langs de vestingmuren. Her en der bestaat de 'muur' uit ingebouwde woningen, waarvan het merendeel zijn gerestaureerd. In het centrale gebouw is een bibliotheek gevestogd, welke met het vele glas opmerkelijk in de middeleeuwse architectuur is ingebed. De volgende stop is in Richerenches, het dorp met het commandocentrum van de Orde van de Tempeliers. Richerenches heeft een gefortificeerde kern van circa 200 bij 200 meter. opvallen genoeg dit keer niet op een heuvel gesitueerd. De ommuring ziet er prachtig uit. Buiten de muren hoor - en zie - ik twee Nederlandse echtparen op tourfietsen. Snel wegwezen! Ik ben hier immers niet om lastig te worden gevallen door landgenoten. Via één van de kleine toegangspoortjes wandel ik door zo'n beetje alle straatjes van "Commandèrie les Templiers." Een deel ziet er nog wat bouwvallig uit; er zit bijvoorbeeld een deur op de eerste verdieping die nergens op uitkomt (van binnen gebarricadeerd, mag ik hopen). Andere woning zijn keurig gerestaureerd en bewoond, met enige regelmaat zie ik volle wasrekjes hangen. Richerenches heeft ook nog een authentieke waterput uit de tijd van de Tempeliers. Buisson is het volgende dorpje waar ik stop. Dit stond weliswaar niet op het programma, maar de ligging nodigt uit tot een bezoekje. Ik parkeer mijn auto naast een Amerikaanse auto met Belgische kentekenplaat waarvan de achterruit is ingetikt. Ik twijfel even of ik hier wel veilig kan parkeren. Maar het is immers maar voor eventjes. In de hoofdstraat ligt een grote zwarte hond die - nadat hij mij ziet - aan het blaffen te horen, niet gediend is van bezoekers. De hond kan ik ontwijken door via een andere straat het dorp in te wandelen. Op het hoogste punt staat nog een stuk ruïneachtige muur met een toren waar een Cadran Solaire (zonnewijzer) op is te zien. Het is vervolgens een gekkenboel wanneer ik in Vaison-la- Romaine kom. Met een beetje geluk heb ik snel een parkeer- plekje. Ik beperk het bezoek door even over de typische Provençaalse markt met kleurrijke kleden en "poterie" te sjokken. De oude bovenstad laat ik voor wat ie is, want ik wil me niet verder door de stroom marktbezoekers wurmen. Ik rijd verder naar Mollans-s-Ouvèze. Dit rustieke dorp is van het type: terug naar de basis. Met een prachtige stenen Romeinse toegangsbrug en een mooie fontein op het plein aan de overzijde van deze brug. Het kasteel bovenop is privé- bezit, en niet te bezichtigen. Elk straatje is verrassend door onverwachte passages, steile zijstraatjes, al dan niet doodlopend. Er zijn nauwelijks mensen te zien. Een opvallend detail, is een waterbassin onder de kerk speciaal bestemd voor paarden. Ik stel me zo voor dat de boertjes vroeger met paard en wagen naar de kerk gingen en hun paarden hier achterlieten. Ik koop in de supermarkt water en beleg, en brood in de boulangerie. Bij de parkeerplaats vind ik een koel overdekt plekje om op een bankje te gaan eten. Op de weg 'terug' stop ik bij Entrechaux. Boven het dorp zit een kasteelruïne. Het volgende reisdoel is Caromb. Dit is de plaats waar de Belgische schrijver Hugo Claus een huis heeft. Caromb is flink wat groter dan het Le Poët-Laval van Gerard Reve. Deze plaats heeft vele voorzieningen. Ik wandel door de mooie oude stad binnen de stadsmuren. Vanaf nu trek ik langzaam richting het westen. In Cairanne wandel ik naar het a-touristische, maar prachtig gerestaureerde bovendorp. De beloning is een schitterend uitzicht over wijnvelden. Op de plek van de ruïnes aan de noordwestzijde van het dorp, buiten de gerestaureerde muren, werden zij die door de pest waren besmet vroeger afgezonderd. In Suze-la-Rousse is een wijnuniversiteit gevestigd. Een unicum. Deze streek valt op door de wijnbouw en de vele wijnhuizen. Suze heeft ook een viskwekerij. Beneden had ik die nog niet opgemerkt, maar bij een wandeling naar het kasteel kreeg ik een beter overzicht op de indeling van de stad. Ik rijd door naar Barry bij Bollène. Barry bestaat uit op grote hoogte (312m) in en tegen een heuvel gebouwde ruïnes, deels grotwoningen. Je hebt er een grandioos uitzicht over de Rhône-vallei. Tijdens deze lange dagen in juni kan ik gemakkelijk ook 's avonds nog plekken bezichtigen. Dus (ja ja, lekker vermoeiend voor de lezers), na een broodje gezond en rijstepap; vandaag ook nog bezoekjes aan: - La Garde-Adhémar - Val des Nymphes Vanuit de verte is al weer een dorp op een heuvel te zien. Het gevoel van hoogte aangesterkt door het vlakke landschap in de omgeving van de Rhône. De plaats heet La Garde-Adhémar. De naam doet Arabisch aan. Het is een juweeltje, uitmuntend gerestaureerd! Een dure Mercedes uit Parijs verraad een buitenhuisje net binnen de stadsmuren. Een vrouw sleurt moeizaam met haar koffer rond op zoek naar een hotel. Ze loopt beschamend rond met een adres op een briefje. Ze ziet aan mij dat ik toerist ben, dus zinloos om aan mij de weg te vragen. Aan de westzijde van het dorp bevindt zich een schitterend aangelegde tuin op een iets lager gelegen plateau. Je hebt hier ook weer een grandioos uitzicht over de Rhône-vallei. Op het centrale plein zit de meerderheid aan een televisietoestel gekluisterd vanwege de WK-voetbalwedstrijd tussen Frankrijk en Zwitserland. Een paar kilometer verder naar het oosten is de Val des Nymphes. Ik wist van te voren niet wat kon verwachten. VdN blijkt een kapel te zijn met mooie steunbogen. Voor de kapel is een rechthoekige vijver aangelegd. Achter de kapel tegen de rotsen bevindt zich een kreekje. De kapel is gesloten, maar de houten banken die ik zie, verraden dat hij nog gebruikt wordt. Een prachtig afgeschermd plekje. Ardèche Eigenlik had ik vandaag in de buurt van St.Martin-d'Ardèche willen overnachten, maar voor de noordelijker gelegen Gerbier de Jonc en Cascade du Ray-Pic zou ik toch een omweg moeten maken. Het liefste vanavond nog. Dat houdt in dat ik nog wat kilometers moet afleggen. Wanneer ik over een schitterende smalle brug over Rhône rijd, staat de zon al laag, met de Défilé Donziere volop in het zonlicht. Wanneer ik iets ten noorden van Aubenas op de camping van Ucel kom, spreekt de eigenaar me in het Nederlands aan. Hij heeft een teleurstellende mededeling: de camping is vol. Mijn verbazing is groot. Het is immers nog geen hoogseizoen! Ik zou eventueel voor een niet bewoonde stacaravan kunnen staan. Maar ik heb zelf net een beter plekje gezien langs de rand van de camping. Eigenlijk alleen bestemd om een auto te parkeren, maar net breed genoeg om een tentje op kwijt te kunnen. Okay dan. Ik krijg 30 procent korting. De volgende ochtend rijd ik als eerste naar de Gerbier de Jonc. Een vulkanische bergpukkel van 1555m, bij de bron van de Loire. Via een goed met blauwe pijlen aangegeven pad, beklim ik de Gerbier. Op dit vroege tijdstip zijn er nog weinig medewandelaars. De top, met een 360 graden panorama, heb ik voor mij alleen! Het afdalingspad is net als dat van de beklimming voor eenrichtingsverkeer bedoeld. Op sommige moeilijke delen zijn stukken touw gespannen om hulp te bieden. Maar de wandeling prima te doen. Veel beter dan de Trois Becs in iedere geval. Onderweg naar de Cascade du Ray-Pic passeer ik een berg waar drie kruisen op de top staan. Ze staan er ter nagedachtenis voor slachtoffers van een crash tegen de berg met een militair vliegtuig in 1971. Bij de waterval van Ray-Pic is een prima wandelpad aangelegd, grotendeels bestaand uit een trap van houten balken. Lang leve de breedhoeklens om de waterval in z'n geheel in beeld te krijgen. Terug in Aubenas moet de auto hoognodig voorzien worden van brandstof, en mijn maag is ook toe aan vulling. Ik doe inkopen bij de Intermarche. Achter de Citroëngarage ontdek ik een Citroen HY Camion van de "Police". Een zwart busje met witte letters; zou zo uit een film uit de jaren zeventig kunnen komen. Ik heb inmiddels geen cash meer; tijd dus om wat flappen uit de muur te halen. Daarom maar naar het centrum van Aubenas. Het vervelende is dat ik nauwelijks meer kleingeld heb, dus kan ik geen parkeergeld betalen. Ik koop daarom maar een zakje kastanjebonbons voor ruim 6 euro. Wanneer ik met het parkeerkaartje bij de automaat sta, blijkt dat ik te kort heb geparkeerd om te hoeven betalen. Hm, tja. Onderweg naar de Gorges d'Ardèche houd ik een lunchstop in Vogüé. Een prachtig stil dorpje, tegen de heuvels gebouwd, bereikbaar via een krakkemikkige houten brug. Wanneer ik lopend terug naar die brug ga, zie ik pas hoe gammel deze is. Vogüé is een prachtig plekje om te zwemmen in de Ardèche. Bij een rotonde aan de rand van Vallon-de-Pont-d'Arc is een wijnhuis met voor het pand een prachtige oude Peugeot 403 pick-up. Die komt uiteraard op de foto. Het is verre van rustig wanneer ik bij de Pont d'Arc arriveer. Dit is de beroemde natuurbrug over de Ardèche. Zeer fraai! Ik maak er de verplichte foto. Het parkeerterrein staat overigens nog niet eens vol, dus het zou nog drukker kunnen zijn... Even verderop heb je vanaf de weg ook nog zicht op Pont d'Arc. De route door Gorges d'Ardèche loopt net als bij de Verdon niet voortdurend dicht langs de rivier. Er moet flink geklommen worden en heel wat bochten zullen volgen voordat er eindelijk weer een mooi panoramaplekje is met zicht op de Ardèche. Bij St. Martin-d'Ardèche steek ik de rivier over, via een met verkeerslichten geregelde oude hangbrug. Doel van deze actie is het bereiken van het dorpje Aiguèze. Ook weer schitterend gerestaureerd! De kerk heeft 1 van de mooist versierde (zij) deuren die ik ooit heb gezien. Ik wandel door de middeleeuwse straatjes. Over de rand van de kasteelmuur zie ik dat mazzelaars een tuin met zwembad naast de muur hebben aangelegd. Ze hebben uitzicht over de rivier de Ardèche. Een kunstenaar heeft drie stenen gezichten op de gevel van zijn woning bevestigd. Rechts een mooie adellijke vrouw, links een lief meisjesgezicht, met boven hen een onguur mannengezicht die schuin naar het meisje loert. In St.Martin is het net als in Vogüé ook veel rustiger dan bij de Pont d'Arc. Wanneer je de stenen trotseert, kun je hier redelijk ongestoord zwemmen. Cevennen Ik koop mijn avondeten in een supermarkt in Alès; vervolgens via Anduze naar St Jean-du-Gard, aan de voet van de Cevennen. De camping van St Jean is een paar jaar geleden door ANWB- leden uitgeroepen tot beste camping van Frankrijk. Omdat ik dicht bij het water kampeer, val ik met kikker- geluiden in slaap. Via de bergkam Corniche des Cévennes rijd ik de volgende dag naar Florac. De Cévennen is een mooi bosrijk natuurgebied in de bergen, met her en der opvallende rotsvormen. Florac is zo op het eerste gezicht geen bijzondere stad. Maar er is een markt gaande, en dit is de plaats waar je vanuit de wijde omtrek naar moet om überhaupt kleding of elektronica te kunnen kopen. De jonge geitenhoedster met flaporen verkoopt geitenkaasjes die in een glazen kast worden getoond. Ze wekt niet de indruk graag iets te willen kopen. Dromerig. Tarn Na een uurtje in Florac te hebben doorgebracht, rijd ik verder richting de rivier de Tarn. Maar dan wel via de D16, die leidt naar de hoogvlakte Causse Méjean, te bereiken via een steile en smalle bergweg. Eenmaal bovengekomen, ontwaart zich een schitterende afwisselende natuur. Beginnend met een soort van heideachtig landschap, overgaand in graanvelden, een paar boerderijtjes, een zweefvliegveld, klaproosvelden en vele andere weidebloemen, maar helaas ook verbrandde bossen. Eindigend met een schitterend panorama over de Tarnkloof vanaf Col de Coperlac (907m). Op de col besluit ik te lunchen. Na de lunch volgt een prachtige afdaling naar al weer zo'n juweeltje van een historisch dorpje: St.Enime. Een van de mooiste dorpen in deze omgeving. Uiteraard wandel ik door dit mooi gerestaureerde middeleeuws dorp. Daarna een paar kilometer langs de Tarn richting Florac. Via een smalle betonnen brug, zonder leuningen, sla ik rechtsaf richting Castelbouc. En kom zo aan de overzijde van de Tarn. Dit is een erg rustig plekje om even in het koude water te lopen. Een paar honderd meter terug naar St. Enimie is een 'viewpoint' vanwaar je Castelbouc tegen de rotsen ziet liggen. Vervolgens houd ik een korte stop in het kleine La Malène, waar kanoën en kajakken mogelijk is. Voor de rest stelt het dorp weinig voor. Het 'viewpoint' van Les Detroits is één van de betere plekken om de Tarn te zien stromen. In de Géant van Millau haal ik mijn avondeten. Daarna rijd ik een paar kilometer terug langs de Tarn naar de camping bij Rivière sur Tarn, met mooie vlakke grasveldjes en veel schaduw. Wanneer ik de volgende ochtend wil vertrekken, moet ik wachten tot de receptie om 9 uur open gaat. Voortaan is het maar beter om direct bij aankomst voor 1 nacht te betalen, langer blijf ik toch niet. Dan kan ik zelf bepalen hoe vroeg ik vertrek. Via Le Rozier ga ik weer de bergen in, slingerend naar het natuurpark Chaos de Montpellier-le-Vieux. Entree is 5 euro 20. Helaas is de lucht vanochtend grijs. Ik volg het rode pad, daarmee kom ik minimaal langs de mooiste plekken. Ouderen nemen een makkelijker route met een treintje via een asfalt- weg. Omdat het nog vroeg is, en nog niet zo warm, valt de wandeling best mee. Af en toe wat klauteren. Onderweg prachtige uitzichten op een grillig grijs rotslandschap bij Douminal, een grijze variant op het landschap van Bryce Canyon (in Utah). Maar de belangrijkste trekpleister is de Porte de Mycenes, een echte 'arch'. De zon komt op een wel zeer welkom moment tevoorschijn wanneer ik een foto van de Porte wil maken. Daarna even afkoelen in de kille Grotte de la Baume Obscure (je ziet geen hand voor ogen). Le Belvedere valt tegen. Terug bij de auto gekomen, zijn er inmiddels veel meer bezoekers gekomen. Vanaf hier neem ik een omweg alvorens de route voort te zetten. Ik ga namelijk eerst naar Millau om bij de uitzicht- punten die ik op de Michelinkaart zag staan, met eigen ogen te kunnen aanschouwen hoe Millau in het dal ligt. Overweldigend! In de verte is het langste viaduct ter wereld, onderdeel van de A75, te zien. Daarna, via een inmiddels bekende weg, naar Le Rozier. En dan een nieuw traject, namelijk de Gorges de Jonte naar Meyrueis. Deze gorge staat bekend om de roofvogels die er rondzweven, en doet me sterk denken aan de route van Albarracin naar Cuenca in Spanje. Al met al mag ik concluderen dat deze Tarn-regio een prachtig gebied is om een paar dagen door te brengen (en waarschijnlijk nog eens terug te keren). Mont Aigoual In Meyrueis lukt het nog net (dankzij de enthousiast Engels sprekende mejuffrouw in de supermarkt) om voor de siësta lunchinkopen te doen. De vele terrassen zijn weliswaar erg verleidelijk, maar ik weet me te beheersen. Met vers water, brood en worst in de auto vervolg ik via Col de Peijuret (1031m) de route naar de top van Mont Aigoual (1567m). De Aigoual is erg populair bij wielrenners. Die hebben vandaag pech met de harde wind. De lucht is gelukkig wel helemaal stralend blauw geworden. Op de top is het ongeveer 20 graden. Ik lunch op een grasveldje bij het observatorium. Er is tevens een meteologisch museum (gratis), waarschijnlijk gesponsord door "Meteo France". Op het torentje bevindt zich een oriëntatietafel. Aan de achterzijde is een restaurantje. Het uitzicht vanaf de Aigoual valt tegen. De afdaling richting le Vignan en Ganges gaat door fraaie Cevennendorpen zoals Valleraugue. Ik stop kort in Lasale en even later wat langer in Anduze. In Anduze staat een in de Franse driekleur gestoken haan op de toren. Pont du Gard Verder naar het oosten. Einddoel van vandaag is het beroemde Romeinse aquaduct Pont du Gard. Een paar kilometer voor de Pont zie ik links van de weg (bij een nieuw aangelegde rotonde) een kasteel tussen de bomen verscholen. Er hangt een ketting voor de oprijlaan met een bordje waar uit blijkt dat men geen ongenode bezoekers wenst. Voorzichtig lukt het me om de Romeinse pilaren, die een halve rondte vormen, op de foto te zetten. Wanneer ik langs een antiekhandel loop (het eerste gebouw vanaf de rotonde gezien) en gietijzeren spullen van wat dichterbij wil zien, gaat een verklikkend zoemgeluid af. Oeps! Elektronisch bewaakt. Geruisloos loop ik op een drafje terug naar de auto. Aan het begin van de avond arriveer ik bij de Pont du Gard. Maar om morgen de teleurstelling van een bewolkte ochtend te voorkomen, ga ik nu alvast naar de Pont. Entree is 5 euro voor het parkeren (achteraf betalen). Naast de brug is men bezig om een stellage voor een voorstelling op te bouwen. Twee mannen op smalle 'bootjes' bevaren staand de Gard met wapperende engelenvleugels. Een klein deel van de Pont staat overigens in de steigers. Op een bord valt te lezen dat het aquaduct gedurende twintig maanden voor anderhalf miljoen euro gerenoveerd wordt. Rondom de pont zijn via smalle klauterpaden diverse panorama- plekken bereikbaar voor het maken van een foto. In de buurt van de Pont bevindt zich een prima camping. Net voor het slapengaan vallen er een paar buien. Vervolg Provence Zaterdag 17 juni. De tweede week van de reis is begonnen. Vandaag bezoek ik weer een aantal fraaie dorpjes. - Collias - Castillon-du-Gard - Les Baux-de-Provence - L'Isle-sur-la-Sorgue In de vroege ochtend regent het ook nog, maar al snel is de lucht weer blauw en stijgt de temperatuur. Want ook vandaag zal die rond de dertig graden zijn. Ik bezoek allereerst Collias. De schrijfster Hendrickje Spoor heeft onlangs een boek geschreven over haar leven in dit dorpje: "Als een godin in Frankrijk". Daar koop ik een nieuwe voorraad water, en wandel door de straatjes. Een ochtend met: verse hondenpoep, buurvrouwen die met elkaar op straat staan de kletsen, of op de stoep bij de voordeur met een peuk en een bak koffie proberen wakker te worden. "Bonjour!" De volgende stop is in Castillon-du-Gard. Een prachtig middeleeuws gerestaureerd dorp op een heuvel. Een juweeltje! In het midden van het oude centrum zit zelfs een hotel (voor de toeristen met luxer eisen). Ik rijd vervolgens naar het zuiden richting Arles. Niet om deze stad te bezoeken overigens. Deze omweg doe ik omdat ik nieuwsgierig ben naar Abbaje de Montmajour. Een grijze, deels ruïneachtige massa, boven de bomen uitstekend, op een heuvel, in het verder nogal vlakke landschap. Bizar. Via Fontveille (bekend van de molen van Daudet) vervolg ik mijn route naar het erg toeristische historische kasteeldorp Les Baux-de-Provence, hoog op een rots gelegen. Voor 3 euro parkeer ik aan de D27 bij de toegangsweg naar het stadje. Les Baux is een ultiem toeristische plek! Je kunt voor 6 euro 50 het 'modelkasteel' bezoeken. Het stikt er van de kleurrijk ingerichte souvenirwinkeltje, poppetjes gekleed in middeleeuwse kledij, vechtuitrustingen uit de middeleeuwen. Enfin, komt dat zelf aanschouwen, net als al die andere duizenden bezoekers per dag... Zondermeer een must! Ik geloof dat ik nog mazzel heb gehad dat het vandaag met de drukte meeviel. Het bezoek aan Les Baux eindigt met een fikse onweersbui. De D27 is overigens een weg door een prachtige sprookjes- achtige omgeving. Ik passeer St.Remy-de-Provence (ondermeer bekend als geboorteplaats van Nostradamus en de plek waar Van Gogh heeft geleefd) zonder er te stoppen, omdat de vele geparkeerde auto's me afschrikken. Te druk. Daarom maar direct door naar het grotere Caillon om bij E.Leclerc te lunchen en de tank te vullen. (En te schuilen voor nog een enorme bak hemelwater.) De volgende plaats op mijn lijst is L'Isle-sur-la-Sorgue. Het centrum is omringd door water. L'Isle bestaat uit enkele 'eilandjes'. Vandaar ook wel het Venetië van Frankrijk genoemd: L'Ilo de Venisso. Jonge eendjes die proberen tegen de stroming op te zwemmen. Enkele houten waterradden. Op de kerktoren in het centrum zit een klok waar tijd, datum en standen van de maan kunnen worden afgelezen. L'Isle is ook bekend vanwege de antiekhallen. Om je woning in te richten kun je hier wel een paar dagen doorbrengen (met een overdadig gevulde portemonnee). Veel van de antiekhandelaren roken en kijken sluw of verveeld. Wat een leven... L'Isle valt me een beetje tegen. Daar zal de grijs geworden lucht zeker rol in meespelen. Vaucluse - Fontaine-de-Vaulcuse - Saumane-de-Vaucluse - Pernes-les-Fontaines - Venasque - Abbaye de Semanque - Gordes - Joucas Door naar Fontaine-de-Vaulcuse. Omdat de bewolking wegtrekt en het nog geen avond is. Betaald parkeren. Op zich een zeldzaam verschijnsel in Frankrijk, maar wel begrijpelijk met zo'n enorme toeristenstroom. Je ontkomt er in dit geval niet aan. Er is nog ruimte voor mij op de parkeerplaats het dichtst bij het centrum. Dit keer moet ik 3 euro betalen. Om naar de bron te wandelen, moet een paar honderd meter worden afgelegd langs de Sorgue. De bron ontspringt onder een gigantische rotswand, gevoed door een ondergrond rivierenstelsel van 20 a 30 kilometer! Het is gevaarlijk om af te dalen. Je ziet helaas weinig van de bron, maar toch de moeite waard om hier te zijn geweest. Door naar het kasteel van Saumane-de-Vaucluse. De toegangsweg naar Saumane is een in zachte zandgele rotsen uitgeslepen kronkelweg. Alsof er met een sneeuwschuiver door een massieve zandberg is geslepen, en ribbelige vormen in de muur heeft achtergelaten. Een variant op een Etruskische weg, wonderlijk in ieder geval. Het is mogelijk om de auto helemaal boven, ter hoogte van het kasteel te parkeren. Het dorpje zelf stelt niet zo veel voor. Maar het kasteel des te meer. Naast het parkeerterrein staat overigens een 'borie': een stenen 'opslagkelder' buitenshuis, zoals ze in deze omgeving veel meer te vinden zijn. In de buurt van Gordes is een 'dorp' waar meerdere 'bories' te zien zijn. Een leuk detail van dit kasteel, is een stenen kijkgat naast de ingang. Wanneer je die steen, vertikaal gezien, 90 graden draait, dan heb je al dan niet een doorkijk. Er is net een trouwfeest gaande in het kasteel, eigenlijk is het daarom niet open voor bezoekers. Maar ik loop - net als een Belgisch echtpaar - toch even rond om er een kijkje te nemen. Enkele van de bruiloftgasten had ik in L'Isle al op het kerkplein gezien. Op de camping van L'Isle is gratis internet; hoog tijd om even de mail te checken en het hotel in Annecy, de nacht voor de terugreis, te reserveren. Want dan verlang ik wel naar een goed matras en een luxer ontbijt. Helaas is het de volgende ochtend bewolkt. De zondagse markt in L'Isle laat ik aan me voorbij gaan, en rijd verder naar Pernes-les-Fontaines. Ieder pleintje van Pernes heeft minimaal één fontein (niet allemaal even mooi). Pernes is ruim van opzet, maar helaas nogal verwaarloosd: de muren van vele woningen zijn slecht onderhouden, dat geldt ook voor de bestrating. De Notre Dame poort is wel erg fraai. Een architectonisch hoogtepunt! En de windwijzer op de observatoriumtoren is komisch: een kat zit een muis achterna. Wanneer ik door de Notre Dame ben gewandeld, zie ik dat twee in het wit geklede meisjes onder een Mariabeeld (buiten in de kerkmuur verwerkt) op de foto worden gezet. Eerst alleen, vervolgens met hun broertje/zusje, oma en de rest van de familie. Een belangrijke dag voor deze onbedorven Katholieke meisjes. Ik rijd verder naar Venasque. Wederom een juweeltje van een heuveldorp. Kleinschalig, en daardoor extra aantrekkelijk. Beginnend bij een centraal pleintje met een fontein. Er is een bakker en een kleine supermarkt, enkele doodlopende straatjes (impasses), en opvallen veel mooie antieke deuren. Verder naar de Abbaye de Semanque. Dit klooster is in een dal gelegen, omringd door lavendelvelden. Een ideaal afgeschermd plekje. Ik begrijp van andere bezoekers dat er pas laat op de middag weer rondleidingen worden gegeven. Ik houd het bij een wandeling door de tuin en langs het gebouw. Via een zeer smalle bergweg vervolg ik de route naar Gordes. Gordes heeft fotogeniek gezien een van de fraaiste liggingen, namelijk rond een heuvel gebouwd. Wanneer ik een foto maak vanaf het panoramaplekje (iets voorbij de plaats, weinig parkeerruimte), staan daar net een moeder en dochter in zomerjurkjes; per taxi gebracht. Amerikanen, zo te horen. Gordes laat ik voor de rest links liggen. Het iets verderop gelegen Joucas vereer ik weer met een bezoek. Een rustiek juweeltje tegen de heuvel, tussen de wijn- en lavendelvelden. Links en rechts van de kerkdeur staat een cipres. In Joucas zou ik wel willen wonen... Vooral wanneer ik boven in het dorp een huis met zwembad en een schitterend uitzicht ontdek. Een kunstenaar uit Kongo heeft oude deuren gerecycled door ze creatief te beschilderen. Bodo Pambu Pierre, Pasteur & Artiste Peintre, bodopierre@yahoo.fr. Tegenover de kerk heeft hij zijn atelier. Ik kan er ongestoord rondlopen. Roussillon Het ultieme bergdorpje in deze regio is Roussillon. Roussillon is op een okerrode berg gebouwd, en zondermeer de meest kleurrijke plaats tijdens deze reis: terracottarood, azuurblauw, okergeel, noem maar op. Sublime! Door die kleuren uiteraard bijzonder fotogeniek. Parkeren kost 2 euro. "Volgens de legende is de aarde rood van het bloed van de schone Sirmonde, die zich van de rotsen wierp omdat ze niet verder wilde leven zonder haar minnaar, een knappe jonge troubadour, die werd gedood door haar man Raymond d'Avignon." Na al deze pracht besluit ik Colorado de Provence over te slaan. Dat bewaar ik voor een volgende keer. Vanaf de weg is al wel iets te zien van de kleurrijke zandheuvels tegen het Luberongebergte. Jammer dat men ook hier weer entree voor vraagt. Dit soort landschappen zijn in Amerika en Spanje veelvuldig aanwezig, en dan zijn ze gratis... Deze omgeving is overigens ooit Spaans grondgebied geweest. Ik doe alvast een verkennende tocht naar Banon, eigenlijk dan ook maar beter bestemd voor een volgende reis. Onderweg ontdek ik het schitterend gesitueerde Simiane-la-Rotonde. Ook weer met lavendelvelden op de voorgrond. Wat dat betreft ligt het grotere Banon (bekend van de kazen) er minder mooi bij. Vanuit Banon rijd ik via de D5 naar Manosque. Daarna over een colletje (de D82) naar het kuuroord Gréoux-les-Bains, en dan rechtsaf naar Esparron-de-Verdon. Op deze manier kom ik langs een stuwmeer, gevoed door de Verdon. De smalle wegen zijn een uitdaging. Er is zo te zien een bosbrand geweest in deze regio. In Riez ben ik blij dat ik net de auto heb geparkeerd, want er loopt een grote schapenkudde door het dorp. Anders had ik opgesloten in de auto gezeten, nu kan ik er ten minste eenvoudig een foto van maken. In Riez is een markt gaande, met een minikermis. Dus veel volk op straat. Riez heeft Romeinse pilaren, die een beetje verloren in een groot grasveld staan. Lac de Sante Croix, Verdon Einddoel van vandaag is Lac de Sante Croix, in een omgeving die ik grotendeels al ken van vorige Frankrijkreizen. Ik overnacht op de kasteelcamping van Montmeyan, ten zuiden van Riez. Eigenlijk is het kasteel meer een groot huis met torentjes. Een rustig plekje. 's Avonds zijn drie Nederlandse echtparen met veel plezier aan het jeu-de-boulen. Maandag, 19 juni De pas gerenoveerde sanitaire ruimtes van de kasteelcamping hebben mooie vloertegels, maar voor de rest is het wat amateuristisch in elkaar geknutseld. In de douche moet je aan een kettinkje trekken, waarbij het erg lang duurt voor er met horten en stoten warm water uit de douchekop komt. Zoals gebruikelijk wil ik graag voor 9 uur weer onderweg zijn, maar de kasteelvrouwe staat waarschijnlijk nog onder de douche, want ze hoort de deurbel niet. Op een bordje zie ik dat de receptie pas om 9 uur 30 bemand is. Er zit niks anders op dan nog even te wachten. Via Aups rijd ik binnendoor naar Aiguines, op meer dan 800 meter boven de zeespiegel, met een mooi uitzicht op het Lac-de St.Croix. Aiguines ligt aan het begin van de zuidelijke route langs Canyon du Verdon. De geglazuurde dakpannen op het kasteel van Aiguines hebben verschillende kleuren. Bij het bovenste raampje van een huis met het opschrift "Le fruit mon oncle", bevindt zich het liefdesnestje van "Nori & Lilli", zo valt te lezen. Ik klauter verder naar de "Table Orientation" bij de St.Pierre kapel. Aan de andere zijde van de heuvel ligt een camping. Zo op het eerste gezicht wel een goede camping (voor een volgende keer), wanneer er dan ten minste nog een vlak plekje over is. In het lelijke, moderne Les-Salles-Verdon doe ik inkopen voor de lunch. Daarna rijd ik richting Moustier St. Marie. Bij de brug over de Verdon, die op Lac de St.Croix uitkomt, kun je op waterfietsen het rustiger deel van de Verdon 'bevaren'. Het blijkt lastig te zijn om een parkeerplekje te vinden aan de weg omhoog in Moustiers St.Marie. Gelukkig is het parkeren (nog) wel gratis. Net voor de begraafplaats vind ik een plekje voor de auto. De begraafplaats is oud en mooi, al zien de meeste toeristen dit waarschijnlijk niet eens. Uiteraard ga ik via het prachtige kronkelpad van stenen trappen omhoog naar de kathedraal. Na het eerste poortje staan om de zoveel meter tegeltjes met afbeeldingen van de lijdensweg van Christus. Daarna wandel ik nog even door de bovenstad. Veel ateliers en zogenaamde 'toeristenvoorzieningen'. Ik vervolg mijn weg via de C3 richting St.Croix de Verdon, beginnend met een 16% klim, overgaand in een fraai plateau met uitzicht op het gebergte van de Canyon du Verdon tussen vele lavendelvelden. In St.Croix de Verdon vind ik een mooi plekje om in en naast het water te liggen. Net als vorig jaar vereer ik Bauduen met een bezoekje. Bauduen is wat mij betreft het mooiste dorp in de wijde omtrek, inclusief een klein strandje (zie het Alpenverslag van vorig jaar). Vandaag ben ik rond Lac de St.Croix gereden. Rivièria / Alpes Maritimes Aan het begin van de avond arriveer ik bij de Carrefour van Draguignan voor wat avondeten. De komende drie nachten slaap ik in mijn favoriete hotel in Zuid-Frankrijk: hotel La Fontaine in Vidauban. De doorgaande weg in het centrum van Vidauban is opengebroken. Volgens de hotelier is dat al maanden het geval en zorgt 't voor veel verkeersoverlast. Dinsdag is een 'rustdag', welke ik doorbreng aan de kust tussen La Napoule en Cannes. In Cannes is het International Advertising Festival gaande, op de plek waar in mei het filmfestival is. Er lopen veel mensen met perspasjes om hun hals. In de Géant van Mandelieu koop ik aan het einde van de middag een DVD van Serge Gainsbourg en een overheerlijke vissalade in het cafetaria van Casino. Wanneer je een beperkt aantal artikelen koopt, dan mag je bij een zelfbedieningskassa afrekenen. Even wennen, maar feitelijk bevordert deze manier van betalen de doorstroom. En het scheelt winkelpersoneel... Per 6 zelfbedieningskassa's is slechts 1 juffrouw nodig die de boel in de gaten houdt en eventueel assisteert. Op woensdag bezoek ik het fraaie kasteelstadje Les Arcs, waar een pleintje is met Adam & Eva op een tegelvertelling afgebeeld, een prachtige zonnewijzer, met een beul die een zondige vrouw moet doden (of begrijp ik de afbeelding verkeerd?), en een hotel op de top. Onderweg stop ik kort bij de rotsen van Roquebrune, om vervolgens via Grasse naar Gorges du Loup te rijden. Net als vorig jaar is helaas de weg afgesloten waar via je bij Cascade de Courmes (waterval) komt. Men is namelijk bezig met het renoveren van een tunnel. Jammer. Dat houdt in dat ik hier nog een keer terug moet komen. De werklui liggen net een dutje te doen wanneer ik met de auto tegen beter weten in dichter bij de waterval probeer te komen. Een andere 'attractie' in deze omgeving, zijn de restanten van het spoorwegviaduct bij Pont du Loup. Bij Bar-sur-Loup is die brug nog intact, maar bij Pont staan slechts enkele delen van de pilaren. Kennelijk ziet men er geen heil in om dit huzarenstukje te restaureren. Ook jammer. Wat deze gorges vandaag nog wel de moeite waard maakt, is een bezoek aan het 'adelaarsnest' boven de gorges, genaamd Gourdon. Gourdon behoort tot een van de mooiste dorpen van Frankrijk. Kleinschalig, en erg toeristisch, maar zeker de moeite waard! Donderdag eet ik als brunch een verrukkelijke fourgasse tomate (420g) bij de Géant van Medelieu. In de loop van de middag verlaat ik de kust. En ga ik via Fayence, Mons, een erg hobbelig stuk bergweg, naar de N85, de weg die naar Castellane leidt. Parc National du Mercantour Vervolgens langs het Romeinse boogbruggetje Pont-de-la-Reine Jeanne, door de schitterende Gorges de Daluis: een door de rivier de Var in de rode rotsen uitgeslepen kloof, tijdens deze vooravond volop in het licht staand. De route door deze gorges van zuid naar noord gaat grotendeels langs tunnels. Van noord naar zuid kom je door die smalle tunnels. Ik vermoed dat vroeger maar 1 van beide rijbanen aanwezig was. Einddoel van vandaag is het eeuwenoude bergdorpje Peone. Voor 8 euro 20 mag ik het grasveldje van de kleine gemeente- camping voor mij alleen hebben. Ik schat in dat de camping op circa 1100m hoogte ligt. Aan de rand van het terreintje staat een regelmatig op elkaar scheldend echtpaar uit Italië in een Volkswagenbusje. In het gebouwtje bij de sanitaire ruimtes slapen twee wegenarbeiders. Die mannen hebben hun busjes ook op het terrein staan. En er staat nog een onbewoonde vaste caravan met een voortent. Iets na achten staat mijn tentje. Wanneer ik in het lage kampeerstoeltje de omringende bergwanden afspeur, ontdek ik (of eigenlijk hoorde ik ze al) drie berggeiten (La Calane?). In etappes leggen ze een gevaarlijk traject af. Af en toe veroorzaken ze door hun gespring kleine lawines. Doordat ze een bruine vacht hebben, steken ze af tegen de zandkleurige rotsen. Zodra ze het beboste deel hebben bereikt, verlies ik ze uit oog. De volgende ochtend begint fris, maar rond 8 uur komt de zon boven de bergen uit en stijgt de temperatuur al snel richting de 20 graden. De lucht is strakblauw. Een ideale dag voor in de bergen! Eerst bezoek ik het armoedige Peone. Het 'aangezicht' ziet er keurig uit. Maar wanneer ik met de fotocamera op de buik door de zeer smalle straatjes omhoog wandel, kom ik veel vervallen huizen tegen. Sommige panden zijn onbewoonbaar verklaard. Een vrouw van circa 60 jaar is bezig om houtblokken vanuit de gang verder in het huis te verplaatsen. Wanneer we elkaar groeten, vraagt een stem uit de woning wie daar was. De vrouw zegt dat er een 'rijke' voorbij liep die graag wil zien hoe de armen wonen (voor zover ik haar heb kunnen verstaan). Onderweg naar de wintersportplaats Valberg moet er nog flink geklommen worden. In de diepte zie ik Peone liggen. Het meest oostelijke reisdoel van vandaag is Roubion. Ik ben daar vorig jaar ook geweest, toen leek het me al een schitterend tegen de berg geplakt dorp. Maar toentertijd nam de bewolking aan het einde van de middag erg snel toe (na de tocht over Col de la Bonette), en ben ik doorgereden. Nu dus alsnog een kort bezoek aan Roubion. Door een poort aan de andere zijde van het dorp, bij een restaurant en winkeltje, begint een wandelpad in het Mercantourgebergte. Maar ik wil vandaag nog een flinke afstand afleggen, op dit moment dus nog geen wandeling. Col de la Cayolle & Col d'Allos (Parc Mercantour) Vervolgens begin ik aan de prachtige beklimming van de Col de la Cayolle (2326m). De omgeving ziet er bijzonder lawine- gevaarlijk uit. Net voor de top ligt een bergmeertje met aan de rand daarvan nog wat sneeuw, zodat ik ook deze zomer even in de sneeuw kan spelen. De fraaie afdaling aan de noordzijde is lang en smal. Regelmatig via bruggetjes, soms stukken asfalt met losse steentjes. Een grote groep Nederlandse motorrijders die van de andere kant komt, geef ik ruim baan om te passeren. Op sommige stukken van het traject ben ik blij dat er geen tegenliggers zijn. In de afdaling sta ik op een gegeven moment oog in oog met bergmarmotten. Wanneer ik de fotocamera gereed heb, zijn ze echter al in hun holletjes onder de grond verdwenen. Omdat ik toch in de buurt ben, begin ik direct aan de volgende: Col d'Allos. Ik bied me aan om drie Nederlandse amateurwielrenners met hun camera bij het colbord op de foto te zetten. Deze col van 2250 meter is erg groen en nodigt uit tot een wandeling naar een nog hoger gelegen punt. Heerlijk, die berglucht! Barcelonnette - Annecy In de Casino van Barcelonnette doe ik inkopen voor de lunch. Die lunch houd ik bij de Barrage de Serre-Ponçon; dit schijnt het grootste stuwmeer van Europa te zijn. Aan de westzijde van het meer zit de stuwdam. Daarna rijd ik met slechts een paar korte stops tot net ten zuiden van het Lac d'Annecy, om te overnachten op de camping van Doussard. Na zo'n lange, mooie reisdag heb ik wel een ijsje verdiend! Annecy Wanneer ik voor de tent het ijsje zit te eten en de mobiele telefoon aanzet, heb ik een SMS van Agata. Morgen (zaterdag) trouwt haar Poolse vriendin Ania met de Zwitser Cedric. Daar had ze voor mijn reis al met me over gemaild. Ze is "excited". Ik SMS terug dat ik haar hooguit zondagochtend even kan zien, want ik moet nog diezelfde dag door naar Nederland, omdat ik maandag weer moet werken. Ze reageert binnen een paar minuten met de mededeling: "Of course we going to meet. See U then on Sunday at the terrace!" Ha! De zaterdag voor de terugreis breng ik door in het mij zeer bekende - en iedere keer weer aangename - Annecy. In de Carrefour koop ik een doos wijn voor mijn familie en in Annecy-le-Vieux vul ik voor de laatste keer deze reis de tank. De rest van de dag staat in het teken van luieren, rondwandelen en vooral weinig kilometers met de auto afleggen, want ik heb een lange laatste reisdag voor de boeg. Wanneer ik in een parkje in Annecy zit, gaat een vrouw in gebrekkig Engels met mij in gesprek. De vrouw is dertiger, ze heeft lang donker haar en een vrolijk rond gezicht. Naast haar op het bankje zitten nog twee vrouwen: een dikkere vrouw van haar leeftijd, met twee in het 'lac' spelende kinderen, en het verst bij mij vandaan zit een oudere vrouw met een hoofddoekje op. Enfin Ze vraagt me of ik het hier leuk vind? Jazeker! Of ik het niet vervelend vind om alleen te zijn? Heb ik geen moeite mee. Op een gegeven moment vraagt ze of ik getrouwd ben? De vrouw is zelf met een fransman getrouwd en woont hier in de buurt. Ze biedt me koffie uit een thermosfles aan, maar ik drink nooit koffie, dus dat sla ik af. Ze vraagt me naast haar te komen zitten. Dat doe ik. Het is ongewoon dat een blanke man een gesprek aangaat met hun, zegt ze. Ze blijft heel vriendelijk, maar is wel vrij direct. Wanneer we even niet weten hoe het gesprek verder moet lopen, lacht ze. De twee andere dames lachen. En ik moet ook glimlachen. Ze blijkt een zusje te hebben in Marokko, die ze wel aan mij wil koppelen. Ik schud mijn hoofd. En moet lachen. Toch vraag ik hoe oud haar zusje is? 30 jaar. Dan vraagt ze of ik een voorkeur heb voor een Marokkaanse, Europese, of Amerikaanse vrouw? Europese is mijn antwoord. Waarom, Marokkaanse vrouwen zijn toch ook prima? Ik moet weer lachen. Ik ben te serieus voor de liefde, antwoord ik. Dat is toch prima? Ik geloof dat ze me niet helemaal heeft gegrepen. Ik heb haar zusje immers nog nooit gezien, probeer ik haar uit te leggen. Maar, het valt toch te regelen dat ik haar zusje ontmoet?! We moeten weer lachen. De oude vrouw met het hoofddoekje lacht de restanten van haar gebit bloot. Maar dan moet ik wel eerst naar Marokko. En dat ligt niet naast de deur. Ik laat doorschemeren dat ik jaren geleden met mijn ouders in Marokko ben geweest, onder andere in Tanger en Fes. Ze veert op. Maar Fes, daar komt zij vandaan, zegt ze enthousiast! Ze nodig me uit om bij haar wat te komen drinken. Ik sla die uitnodiging af, omdat ik nog niet bij het hotel heb ingechecked en ik ook nog geen boodschappen heb gedaan voor morgen onderweg. Ik ben voorzichtig in het afgeven van mijn huisadres. Voor je het weet staat er een Marokkaanse bruid bij me voor de deur. Mijn e-mailadres mag ze wel hebben. Ik ben benieuwd. Glimlachend neem ik afscheid van de drie dames.
    Agata De volgende ochtend rijd ik, zonder bij de grens te moeten stoppen, Zwitserland in. Omdat ik iets te vroeg ben, ga ik eerst langs de plek waar Agata woonde toen ik haar in september 2003 ontmoette. Daarna loop ik over de vrijmarkt van Nyon (iedere laatste zondag van de maand). Wanneer ik bij het terras waar we hebben afgesproken sta te wachten, en naar de markt langs het meer kijk, staat Agata plotseling achter mij. Ze is enthousiast en wakker! Ik had verwacht dat ze afgelopen nacht tot in de vroeg uurtjes de bruiloft van Ania had gevierd, maar het was maar een saaie bedoening. Ze waren voor zeven uur al weer thuis. In Polen houdt men bij een trouwerij een groots feest, met muziek, en veel wodka en pivo. Dit was dus een teleurstelling. En jammer dat er geen familie van Ania bij de festiviteiten aanwezig kon zijn. Ania en Cedric gaan later dit jaar nog wel naar Polen voor een kerkelijke ceremonie. Op het terras geef ik Agata, voordat ik ze vergeet, de kastanjebonbons uit Aubenas. Misschien zijn ze wat uit 'shape' geraakt doordat ze in de hete auto hebben gelegen. Het gaat goed met Agata, d'r haar zit leuk en ze is niet te zwaar (ik moet denken aan de tekst die in juni 2004 in haar slaapkamer op de spiegel stond, waarbij ze er iedere dag aan werd herinnerd hoeveel kilo ze moest afvallen). Agata vertelt en vertelt. Ze heeft een Opel Corsa uit 1996, deze staat op naam van haar Amerikaanse vriend David, waar ze mee samenleeft in een appartement. Samen met Davids dikke broer Marc. Ze laat heel veel foto's zien. Dit keer zie ik voor 't eerst haar vader op een foto. Haar moeder houdt er niet van op de foto te komen, toch staat ze, weliswaar een beetje vaag, op een van de plaatjes: haar gezicht van buitenaf door een ruit. Een typisch armoedig Oost-Europees beeld. Het botert niet meer tussen haar ouders, maar ze leven nog wel in de zelfde woning. Dat lijkt Agata niet als een groot probleem te beschouwen. Misschien is ze er al gewend. Ze lijkt sterker en gelukkiger dan ooit. Agata heeft haar studie vorig jaar afgerond, en heeft nu een nieuw gastgezin hier in de buurt gevonden, waar ze het veel beter naar d'r zin heeft. Haar broer heeft eerder dit jaar drie weken bij hun doorgebracht. Agata had graag gezien dat hij in Zwitserland zou komen werken, maar hij heeft een vriendin in Polen, en een paar dagen na terugkomst in zijn vaderland had hij ook al een baan (na z'n diensttijd). Iets na elven neem ik afscheid van Agata en David. (David was inmiddels bij ons aangeschoven.) De terugreis gaat zeer voorspoedig. Onderweg overdenk ik wat Agata allemaal verteld heeft. Vanaf Mainz daalt de temperatuur sterk van circa 34 in Zuid- Duitsland ten minste, tot net onder de 20 graden. Een paar fikse onweersbuien zorgen voor deze verkoeling. Op wonderlijke wijze blijft het verkeer in beweging. Via de radio volg ik de eerste helft van de kwartfinale- wedstrijd tussen Portugal en Nederland. Je weet wel, het kaartenfestijn. Het voordeel van dit latere tijdstip, en die wedstrijd, is dat het rustig is op de Nederlandse snelwegen. Om 21 uur 44 ben ik, na een prachtige rondreis van maar liefst 5268 kilometer..., weer thuis! Johan (10 t/m 25 juni 2006)
    Campings: - Port-Lesney, prima gemeentecamping - St. Nazaire-en-Royans, oudere, maar schone gemeentecamping - Grignan, harde ondergrond, oubollig - Domaine du Gil in Ucel bij Aubenas, te klein, te vol, overgewaardeerd. - Mas de la Cam bij St. Jean-du-Gard. Enkele jaren geleden door ANWB-leden uitgeroepen tot beste camping in Frankrijk. Terecht. Mooi sanitair (met gekleurde tegeltjes), en prima groene veldjes, veel schaduw, tenzij je op het veld langs de rivier staat. - Rivière sur Tarn, douchen 's ochtend lange tijd onmogelijk als gevolg van schoonmaakwerkzaamheden... - Pont du Gard, camping international des Gorges du Gardon. Prima verzorgde camping. - La Sorguette, in L'Isle-sur-Sorgue, schoon, maar mocht wel wat moderner; het gras was al lange tijd niet gemaaid (Leuk slank meisje bij de receptie, gratis internet). - Montmeyan, kleinschalige, maar op zich prima kasteelcamping met vrij nieuwe sanitaire voorzieningen. - Peone, prima gemeentecamping, op afstand beheerd. Betaling in een brievenbusje. - Camp de la Ravoire, in Doussard, uitstekende kleine camping, mooie groene grasveldjes met veel schaduw, maar wel erg vol (populair).