Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar
    Brieven van Willem Frederik Hermans aan Geert van Oorschot
    
    
    Eigenlijk is brief nummer 2 al een voorbode van de ruzie tussen de auteur en de uitgever: "Geen auteur is in staat een manuscript in te leveren dat voor 100% weergeeft wat hij heeft bedoeld, waarin geen slordigheid hem is ontsnapt. Het lijkt mij daarom verkeerd wanneer een uitgever, wanneer zulke extra correcties voorkomen, zijn auteur onmiddellijk zenuwachtig gaat maken, door op het betreffende contractartikel te wijzen, hem aldus plaatsend voor een keuze tussen de bescherming van zijn magere beurs en die van zijn literair geweten." Over het armoedige bestaan, begin jaren vijftig: "Het gaat mij goed, maar met de financiën zeer slecht. Ik leid hier een gelukkig leven, maar als ik aan de toekomst denk, voorzie ik een grote catastrofe. Als ik alleen was, zou het wat anders zijn. Alleen beleeft men trouwens geen catastrofen, of het moest zijn onder de trein komen of zoiets. Ik zou het verschrikkelijk vinden als ik Emmy teleur moest stellen en over een poosje geen cent meer zou kunnen uitgeven. Dat zou het einde van alles zijn." 'Departementale steun' zal voor Hermans niet weggelegd zijn, omdat de beoordelingscommissie vindt dat hij maar in zijn vak van fysisch geograaf aan de kost moet komen. Over zijn redacteurschap voor het blad Podium: "Ze kunnen mij met z'n allen altijd gemakkelijk overstemmen - en ze doen dat ook geregeld. Daarom ga ik er maar liever uit... ...maar ondertussen staat dan toch maar een blad, waarop mijn naam wordt vermeld, voor een groot deel vol met stukken die mij niet smaken." "Aan een tijdschrift dat een combinatie van literatuur en psychologie geeft, is in ons land ook werkelijk behoefte." Voorbode: "...dat ik volgens het oordeel van de professor bij wie ik heb gestudeerd, een volmaakt ongeschikt karakter heb voor leraar." De worsteling met Ik heb altijd gelijk: "Al met al schiet het steeds langzamer op, maar er blijft een kans dat hij half juni klaar is. Het is net de oorlog van in Korea: een stukje schrijven, een stukje verscheuren." Achtergrondinformatie: In het mei-juniummer van Podium komt een voorpublicatie uit Ik heb altijd gelijk. Het nummer zal in beslag genomen worden omdat Hermans hierin het katholieke volksdeel zou beledigen. "..hoewel het boek in feite wel praktisch anti alles is. Maar het meeste vuil heb ik over de katholieken uitgestort, dus het is misschien handig in de propaganda actie de natuurlijke vijanden van de katholieken een beetje te sparen. ...De kopers moeten toch èrgens vandaan komen?" [..] "...het katholicisme alleen maar een van de vele krankzinnige toestanden op deze rare wereld." Over Van Oorschot: "...je hebt helaas van tijd tot tijd last van aanvallen van pathologische krenterigheid." [..] "Ik kan het niet nalaten te zeggen dat al dit geharrewar mij bijzonder hindert en dat ik mij afvraag wat ik heb misdaan dat jij het nodig vindt met al deze chicanes aan te komen." Reizen: "...voorstellen reisbrieven te schrijven, maar ik ben bang dat dat niet veel oplevert." [..] Door bemiddeling van Van Oorschot zal het Algemeen Handelsblad Hermans een reisverslag over Spanje laten schrijven. [..] Hermans bezoekt in 40 dagen de belangrijkste Spaanse steden; wil daarbij vanuit Barcelona maar liefst 3367 km per spoor afleggen: "...Is het boek al klaar? Laat het, zolang ik hier ben, niet in het Spaans vertalen, anders loopt het niet goed met mij af." [..] "Als men enige tijd op reis is geweest en men komt terug, ziet men pas goed met welke futiliteiten het leven zich poogt te vullen." Ongeliefd: "...ook al weet ik dat deze lieden, door mij belachelijk te maken, op den duur tot de ontdekking zullen komen dat ze alleen zichzelf belachelijk hebben gemaakt." [..] "Dank voor het vijfde deel Multatuli, waarvan je attente toezending mij bewijst, dat je het nog niet helemaal op mijn leven voorzien hebt." "Schrijven is ten slotte een voortdurende monoloog. De boeken van een auteur, en zeker niet de mijne, staan niet los van elkaar. Het volgende is een (steeds volkomen) antwoord op het vorige boek. Schrijven is een onophoudelijk op voorafgaande gedachten terugkomen." Over Groningen: "Iedereen mag trouwens wel weten, dat er van een Groninger geen sensationele dingen te verwachten zijn, maar zelfs al woonde ik ergens anders, dan zou het nog de vraag wezen of ik voorlopig wel veel bijzonders zou schrijven." [Twee brieven later:] "Paranoia wordt toch nog een interessant boekje." [1954] "Emmy en ik hebben het heel prettig gehad in Parijs. Vandaar dat mijn humeur, nu wij terug zijn in Groningen, niet erg vrolijk is." [..] "Ik ga ijveren voor de nationale zelfstandigheid van Groningen, dan ben ik lekker ook een buitenlandse beroemdheid." [..] "Ik heb eerst rust nodig. Vandaag begint hier de kermis. ...Als het kermis is kan het mij niet hard genoeg regenen." [30 november 1953] "Alles en iedereen, die hier een literaire 'figuur' is, staat mij langzamerhand zó tegen (Vestdijk inbegrepen) dat ik eigenlijk niets anders zou kunnen doen dan praktisch een gehele antiliteratuurgeschiedenis schrijven van de laatste tien jaar." Kinderen: "Het kinderen krijgen is de voornaamste menselijke poging aan een fundamentele innerlijke eenzaamheid te ontsnappen." [..] Gevolgd door brief 53: een schokkend relaas over het niet levensvatbare eerste kindje van Hermans. Over De donker kamer van Damokles: "Om deze mysterieuze roman nog mysterieuzer te maken, is één pagina ervan zoek geraakt. Al 4 dagen doen Emmy en ik niets anders dan zoeken. We zullen die bladzijde in het boek dus wit moeten laten. Ik vergeet alles direct wat ik schrijf, als een kwade droom." "De kranten prijzen mij, maar vertellen erbij dat maar héél héél enkelen mijn werkjes zullen kunnen begrijpen. Daar ben ik dus voorgoed mee getekend." Volgens J.B. Charles (De Groene Amsterdammer) werd Hermans 'doldriest' als hij essayistisch schreef: 'dan vervormde hij zijn gegevens naar de destructieve obsessie van het ogenblik, dan kon hij niet meer schrijven, dan ging hij schuimbekken en ergens tegen aantrappen.' Hermans reactie: "Het is frappant hoe de gehele Nederlandse pers zich als een samenhangende stoot braaksel over mij uitstort. Ik heb hen klaarblijkelijk in hun diepste gevoeligheden geraakt. Ik vind het nog aldoor komisch." "Van een vriend kan men verwachten dat hij, wanneer het heel erg nodig is, eens voor iemand een offer brengt, iets doet waar hij zelf eigenlijk geen zin in heeft." "Er zijn deskundigen die De God Denkbaar Denkbaar De God voor een groot meesterwerk houden. Onder de aanhangers van die mening vindt men niet in de laatste plaats W.F. Hermans. Heus, zonder gekheid, over mijn andere boeken ben ik lang niet zo te spreken als over dit." "Uit je brief maak ik op dat de Melodrama's bij goederentreinen tegelijk je pakhuizen verlaten. Emmy en ik zijn bezig renpaarden, stoomjachten, privé-straaljagers en nieuwe zakdoeken aan te schaffen. De rekening stuur ik wel aan mijn uitgever, dat doet Françoise Sagan ook altijd, heeft nooit een cent op zak, staat in Paris Match." Vanaf brief 113 gaan de brieven meer en meer over drukfouten, correctiekosten en de moeizame gang van zaken rondom (buitenlandse) contracten. Uit eén van de laatste brieven aan Van Oorschot: "Gezien onze verschillend van mening omtrent wat een uitgever wel en niet mag doen, geef ik er de voorkeur aan mij voorlopig ervan te onthouden nieuwe overeenkomsten met je aan te gaan." Aan het einde van de brieven 144 en 145 staan indrukwekkende lijsten met gewenste boeken die Hermans via de uitgever bestelde. Enfin, een interessant brievenboek. Johan