Janet Frame
    
    
    Van het autobiografische drieluik van de Nieuw-Zeelandse auteur Janet Frame (28/9/1924 - 29/1/2004) heb ik de laatste twee in 1997 gelezen. Ik kende het reeds van de televisie- verfilming uit 1990 door de Nieuw-Zeelandse filmmaakster Jane Campion onder de titel: "An angel at my table".
    Filmregisseuse Jane Campion over "An angel at my table" in het boek Interviews (1999) samengesteld door Virginia Wright Wexman. "We shot around Auckland while Janet grew up in a completely different region near Oamaru. I found nevertheless equivalent scenery." "I don't like to be explicit. What I wanted was to create a feeling of intimacy with Janet's state rather than give reasons of that state." "What Janet suggests is all the vulnerability and shyness that exists in people. Many people haven't suffered to the degree that she has, and I found it very liberating."
    Tijdens de herlezing heb ik passages uit die twee delen overgenomen, waarbij ik soms de vrijheid heb genomen om zinnen in te korten of samen te voegen.
    Een engel aan mijn tafel (1984) [Van Oamaru naar Dunedin. Nieuwe thuis bij tante Isy en oom George.] Ik stond erbij met mijn verlegen lachje en kneep mijn lippen steviger op elkaar dan gewoonlijk, want mijn voortanden verkeerden nu in het laatste stadium van verrotting en het ziekenfonds vergoedde na de lagere schooltijd geen tandartskosten meer en thuis hadden we er geen geld voor. Zo was het dus om oog in oog met de Toekomst te staan - alleen zijn, niemand hebben om mee te praten, bang zijn voor de stad en de kweekschool en lesgeven, en moeten doen alsof ik niet alleen was alsof ik heel wat mensen had om mee te praten, alsof ik me thuis voelde in Dunedin en er mijn hele leven naar had verlangd om les te geven. En ik kocht Caramello chocolade, één shilling per reep, om in mijn kamer op te eten. Ik realiseerde me niet hoe eenzaam ik was. Ik klampte me vast aan de literatuur zoals een kind zich aan haar moeder vastklampt. Het was een tijd om bescherming te zoeken bij abstracte begrippen met enorme hoofdletters: Liefde, Leven, Tijd, Eeuwigheid, Jeugd, Fantasie. Mijn onvrede over het leven thuis was groot. De onwetendheid van mijn ouders maakte me razend. Ze wisten niets over Sigmund Freud of over T.S. Eliot. Om te overleven moest ik mijn 'ik', wat ik echt voelde, dacht en waar ik over droomde verbergen. Ik was van de eerste persoon meervoud overgegaan naar een schaduwachtig 'ik', dat nauwelijks bestond, als een vrouwelijk niemandsland. De rivier de Clutha: een wezen dat volhardde, ongeacht de druk van rotsen, steen, aarde en zon, dat leefde als een vrij element, maar niet geïsoleerd was, met de hemel en het licht verbonden door de smalle regenboog die boven het water glinsterde. Ik had het gevoel dat de rivier een bondgenote was, dat ze voor me zou spreken. De wereld was een feest waar ons niets werd ontzegd, behalve door de markering van onzichtbare grenzen: wij waren geen rivieren. Isabel was degene die June en mij wegwijs maakte in 'wereldse zaken', dat wil zeggen, vertelde hoe je een vriendje kreeg, wat je moest doen als hem had en hoe je van hem afkwam als hij overbodig geworden was; hoe je een mooie huid en een goed figuur kreeg zodat je je verzekeren kon van een vriendje; en hoe je autoriteit en bekrompenheid kon trotseren. Doordat ik me gewoonlijk gedroeg zoals van me verwacht werd - gehoorzaam - 'helemaal geen last van' - en doordat ik opging in de wereld van de literatuur, was het mogelijk om een kloosterleven te leiden. Want hoezeer ik er ook naar verlangde om onderweg afgeleid te worden, mijn streven bleef gericht op poëzie. Wie dacht ik wel dat ik was door me te verbeelden dat ik dichteres was? Ik kon het lesgeven ontvluchten door de psychologiecolleges te volgen en het psychologisch laboratorium van de jonge pas afgestuurde docenten, waaronder John Forrest, te bezoeken. Volgens de magisch vastgestelde indeling van mensentypen waren de 'introverten' de kunstenaars, de dichters. Tsjaikovski werd na Schubert mijn lievelingscomponist. Waarom had ik niet eerder geweten dat het luisteren naar een symfonie net zoiets was als het lezen van een boek, met al zijn ontwikkelingen, zijn speciale vorm en stille en heftige momenten? Koffiedrinken was een teken van volwassenheid; daarom dronk ik koffie. Aan het einde van mijn derde week, toen de school weer dreigend voor me opdoemde, was ik gedwongen om me te realiseren dat zelfmoord mijn enige uitweg was. Ik geloof dat ik telefonisch en naderhand per brief aan het schoolhoofd heb uitgelegd dat me was aangeraden het lesgeven eraan te geven. Ik zei er niet bij dat het mijn eigen advies was. Toevallig maakte het schrijven van een korte autobiografie deel uit van onze cursus psychologie. Toen ik de mijne geschreven had, vroeg ik me af of ik mijn zelfmoordpoging moest vermelden. 'Je hebt echt aanleg om te schrijven.' Innerlijk glimlachte ik superieur. Aanleg om te schrijven, wel ja. Schrijven werd mijn beroep! 'We hoopte dat u misschien met ons mee zou willen gaan naar het ziekenhuis, gewoon om een paar dagen uit te rusten. En zo werd ik opgenomen in het Dunedin-ziekenhuis, op de Colquhoun-afdeling, die een psychiatrische afdeling was, zoals ik tot mijn schrik al gauw merkte. Ik realiseerde me niet dat het alternatief voor naar huis gaan een opname in Seacliff was. Het schrijven van een autobiografie, dat gewoonlijk wordt gezien als terugzien,kan net zo goed overzien zijn of doorzien, omdat het verstrijken van de tijd een röntgen- vermogen aan het oog verleent. Bovendien is de tijd die verstreken is nog geen tijd die voorbij is, het is tijd die zich ophoopt bij de waard, die doet denken aan de sprookjesfiguur die onderweg gezelschap kreeg van steeds meer mensen die geen van allen van elkaar, noch van de waard konden worden gescheiden, en van wie sommigen zo vast zaten dat hun aanwezigheid fysieke pijn veroorzaakte. Als je aan die mensen alle gebeurtenissen, gedachten en gevoelens toevoegt, dan heb je een massa tijd die soms een kleverige smurrie is, en soms een juweel groter dan de planeten en de sterren. De zes weken die ik in Seacliff doorbracht werden voor mij tot een spoedcursus over de verschrikkingen van de waanzin. Vanaf het allereerste moment dat ik daar was, wist ik dat ik niet kon terugkeren naar mijn gewone leven zonder te vergeten wat ik in Seacliff had gezien. In mijn boek Gezichten in het water heb ik tot in detail de sfeer en de gebeurtenissen beschreven in de verschillende inrichtingen waar ik de acht jaar die volgden doorbracht. Het medisch attest vermeldde: Aard van de aandoening: Schizofrenie. [..] Ik zou kamermeisje-serveerster-verpleegster worden en de middagen vrij hebben. Vrije middagen. Tijd om mijn verhalen en gedichten te schrijven. Ik nam mijn nieuwe status serieus. Als de wereld van de krankzinnigen de wereld was waar ik nu officieel thuishoorde (levenslange aandoening, geen remedie, geen hoop) dan zou ik die gebruiken om te overleven; ik zou erin uitblinken. Het idee dat ik aan schizofrenie leed, kwam me heel onwerkelijk voor, en mijn verwarring werd alleen maar groter toen ik las dat één van de symptomen was dat 'dingen onwerkelijk leken'. Er was geen ontkomen aan. 'Je lijdt aan de eenzaamheid van de ziel', zie John Forrest op een dag. ...toen ik voldoende geld had gespaard om een tweedehands Barlock 20 schrijfmachine te kopen, had ik het gevoel dat ik alles ter wereld bezat wat ik me maar zou kunnen wensen - een plek om te schrijven, tijd om te schrijven, genoeg geld om van te leven, iemand om mee te praten. ...een klein zwart katje, dat ik liefdevol Sigmund had genoemd, wat ik later veranderde in Sigmunde, oftewel Siggy. Isabel was gaan zwemmen in het haventje van Picton, onwel geworden en verdronken. Er werd een onderzoek ingesteld en daarna zou moeder Isabel met de trein thuisbrengen. Isabel May Frame, tweeëntwintig jaar oud. Ik had verdriet. Ik wilde niet dat iemand het 'zag', want sinds ik in de inrichting had gezeten was me opgevallen dat mensen het niet alleen 'zagen', maar er ook zorgvuldig naar zochten. En weer begon ik een treinreis naar het noorden, over de Canterbury-vlakte naar Christchurch. Caxton Press zou mijn verhalen publiceren. Schreef ik op een advertentie voor een kamermeisje- serveerster in een klein hotel in het centrum. Ik werd aangenomen door de eigenaar van het 'renbaanhotel', het Occidental. Na een paar weken in Christchurch maakte ik een afspraak met mevrouw R., de vriendin van John Forrest, omdat ik haar wilde vragen of ze me wilde helpen een afspraak te maken om mijn gebit te laten trekken en met me mee wilde naar de tandheelkundige kliniek van het ziekenhuis. Zei ze dat het misschien een goed idee was me als vrijwillige patiënte te laten opnemen in een inrichting voor geesteszieken, waar ze een nieuwe elektroshocktherapie hadden die me, maar haar mening, zou kunnen helpen. Daarom tekende ik de benodigde formulieren. Ik kwam zonder tanden bij, weer opgenomen in Sunnyside waar ik de nieuwe shocktherapie kreeg, en plotseling was mijn hele leven vertekend. In de jaren die volgden, tot ik in 1954 eindelijk uit de inrichting werd ontslagen, was ik angstig en ongelukkig, wat voornamelijk werd veroorzaakt door mijn opsluiting en behandelingen. [Terugkeer naar Oamaru om daar de bedlegerige mevrouw O. te verzorgen.] De omgeving van Willowglen maakte dat ik verrukt wakker werd. Ik wandelde dan over het vochtige gras in de tintelende lucht als door een bad vol zonlicht en groen en blauw. Ik had genoeg geld verdiend om een bovengebit te kunnen kopen en besloot de uitnodiging van mijn zusje en haar man aan te nemen om een poosje bij hen in Auckland te logeren. Ik kreeg het gevoel nergens en niets te zijn, alsof ik nooit had bestaan of dat ik, als dat wel het geval was geweest, nu van de aarde was gevaagd. Op de een of ander manier was ik in een kloof van de tijd gevallen; en veel van deze gevoelens ontstonden doordat ik met niemand 'contact' had en niemand had met wie ik mijn diepste emoties kon delen. Mijn verblijf bij mijn zusje en haar man was geen succes. Ik was een derde persoon geworden. Soms vroegen mensen, alsof ik mijn eigen necrologie geworden was: 'Wat deed ze vroeger?' Ik kon niet meer tegen het niet-zijn. Ik trok me terug in een naar binnen gerichte staat. Het leek jaren geleden, en dat was in werkelijkheid ook zo, dat Caxton Press mijn verhalen had geaccepteerd om uit te geven. Ik was hun bestaan vergeten. [..] Die toestand leidde er natuurlijk toe dat ik werd opgenomen in de psychiatrische inrichting 'Auckland' in Avondale. Tijdens mijn opname in Avondale verscheen mijn verhalenbundel De lagune. [Vliegreis van Auckland naar Oamura, overstap in Christchurch] Toen ik de recensie in de Christchurch Press las, voelde ik me vernederd en afgewezen [..] als ik niet in de wereld van boeken schrijven kon leven, waar kon ik dan bestaan? [Terug in Willowglen] In de rol van erkend buitenbeentje van de familie voelde ik me vernederd als ik mijn moeder vertrouwelijk met mijn zuster zag praten. Ik was weer eens het gekke meisje van Frame dat over de heuvels van Old Mill zwierf met mijn poes Siggy, die dol was op wandelingen. 'Ik wil niet dat je ooit nog van huis weggaat', zei pa. Hij timmerde een boekenkast voor me. Ik vond werk als hulp in de wasserij van het ziekenhuis in Oamaru. [Moeder krijgt hartaanval] Ik bezocht moeder in het ziekenhuis. Doordat ze abrupt helemaal uit haar gezin was verdwenen, zag ik haar voor het eerst als een zelfstandig persoon en dat maakte me bang en verontwaardigd. Geconfronteerd met de angst in ons gezin, ontsnapte ik op mijn gebruikelijk manier via de inmiddels geperfectioneerde vluchtroute, en weer belandde ik in Seacliff. Het zal weinig verwondering wekken dat ik schrijven beschouw als een manier van leven, omdat het daadwerkelijk mijn leven redde. Iedereen vond dat het beter voor me zou zijn als ik 'normaal' was en er geen rare intellectuele ideeën over het schrijverschap op nahield, dat het beter voor me zou zijn als ik buiten het ziekenhuis een gewoon beroep uitoefende en me onder de mensen begaf. Dokter Blake Palmer, net voor de leukotomie-behandeling: 'Je hebt de Hubert Church Award voor het beste proza gekregen. Voor je boek, De lagune. Ik glimlachte. 'Ik?' 'Ja. En we gaan je naar een andere afdeling overplaatsen en de leukotomie is van de baan.' De arts uit Schotland die me nam zoals ik was en niet zoals hij had opgemaakt uit mijn 'voorgeschiedenis', ...me aan te stellen als 'theejuffrouw' op het kantoor van de staf en me toestemming gaf om naar bezigheidstherapie te gaan. Ik mocht met 'proefverlof' uit de inrichting nadat ik meer dan tweehonderd keer een onverdoofde elektroshockbehandeling had ondergaan. Ondanks alles was ik blij terug te gaan naar Willowglen. Ik kon zelf besluiten wat ik wilde doen, waar ik wilde zijn, hoe ik me voelde en over mijn toekomst dacht. De woorden besluiten en toekomst die zich in mijn jeugd zo groot en dreigend manifesteerde, hadden een nieuwe betekenis gekregen. Ik werd lid van de nieuwe stadsbibliotheek waar ik William Faulkner en Franz Kafka ontdekte. [..] Omdat ik mijn toekomst niet langer kon uitstellen, reageerde ik op een advertentie waarin om een hulp in de huishouding werd gevraagd in het Grand Hotel in Dunedin. Alle personeelsleden hadden een kamer op de bovenste verdieping. Het was een prettige plaats om te werken. Ik kocht een tweedehands schrijfmachine en ging korte verhalen schrijven, gedichten die in de Listener verschenen. [ontmoeting met Brasch in Royal Terrace] 'Denk eraan dat als je verhalen of gedichten hebt, je ze bij de Moderne Boekhandel kunt afgeven.' Het commentaar van Brasch luidde dat het interessant werk was maar dat de gedichten niet geschikt waren en het verhaal 'Gaspeldoorn is geen mensen' 'te pijnlijk was om af te drukken'. Het leek wel alsof ik mijn hele leven en toekomst in die envelop had gestopt. Dat jaar werd ik officieel 'geestelijk gezond' verklaard. In de hoop dat ik een ziekteuitkering zou kunnen krijgen terwijl ik schreef, stuurde ik een brief aan dr. Blake Palmer, die mijn hoop deed vervliegen door zijn opmerking dat ik 'het werken zou verleren' als ik een uitkering kreeg. Het oppervlakkige denken van de autoriteiten deprimeerde me. [..] ...nam ik de trein naar Auckland en toen ik de volgde morgen, geheel door elkaar geschud, merkte dat de trein het station van Auckland binnenreed, was daar ineens weer 'hoog in het noorden', met zijn blauwe paradijselijke lucht en licht. Een paar dagen na mijn aankomst vond ik een baan als inwonende hulp in de huishouding in het Trans Tasman hotel. Auckland was een echte stad, een harde stad net als die waarover ik had gelezen. June (Northcote, Auckland) vertelde me dat Frank Sargeson, de schrijver, haar op een dag had bezocht omdat hij had gehoord dat ik haar zus was. Hij had gezegd dat hij me graag wilde ontmoeten als ik ooit naar Auckland kwam. 'We kunnen je wel brengen. Hij woont in een oud huisje bij het strand van Takapuna.' De legerhut in zijn tuin stond leeg, zei hij, en ik was van harte welkom om daar te komen wonen en werken. Ik nam het aanbod niet aan en wees het niet af; ik werd zo belemmerd door mijn status van 'gestoord zijn' en het feit dat ik oog in oog stond met de beroemde schrijver. Hij stelde voor dat ik hem een keer alleen zou komen opzoeken. Het was 1954 en ik had mijn dertigste verjaardag gevierd, en probeerde me voor te stellen hoe mijn twintiger jaren zouden zijn geweest als ik in de wereld had geleefd. Ik kende alleen maar Prospero, Caliban, koning Lear en Rilke in vertaling. 'Heb je al nagedacht of je in de hut wilt wonen en werken? Daar zou je vrij zijn om te schrijven. Het is niet goed als je in zo'n buitenwijk tussen de luiers en de bourgeoisie woont.' 'Maar ik moet wel eerst een baantje vinden' zei ik. 'Hoezo? Je bent toch schrijfster.' Ik lachte verbaasd. 'Meent u dat? Ze hebben geweigerd om me een ziekuitkering te geven.' Meneer Sargeson keek verontwaardigd. 'Na al die jaren in die inrichting? Hoor eens, ik ken een aardige arts die waarschijnlijk wel een uitkering voor je kan regelen terwijl jij verder gaat met schrijven.' ...als hij ermee akkoord ging dat ik elke week kostgeld betaalde. Ik voelde me overdonderd en verlegen, maar ook beschermd. Zowel hij als ik waren zenuwachtig die middag. Omdat me was verteld dat het ministerie van Onderwijs 'goed betaalde' voor bijdragen aan publicaties voor scholen, schreef ik twee verhalen die geplaatst werden. Ik had een verhaal geschreven, 'Steenkool', over de mannelijke patiënten die zij aan zij als trekpaarden tussen de disselbomen van de kolenkar liepen, het zoveelste trieste Dickensiaanse plaatje zoals je overal in inrichtingen kon aantreffen, tot besloten werd om het transport te 'moderniseringen' er een vrachtwagen werd gebruikt. Die eerste maanden van mijn verblijf in de legerhut waren onvergetelijke ervaringen waarin ik met Frank details deelde van ons leven, ideeën en gevoelens, waarin we boeken lazen, 's avonds schaakten (wat hij me geleerd had) of waarin ik luisterde naar gesprekken tussen Frank en zijn vele vrienden die kwamen eten. Ik was immers seksueel naïef, onbewust en maar half ontwaakt, maar voelde me constant gekwetst door zijn impliciete ontkenning van het vrouwelijke lichaam. De prijs die ik voor mijn verblijf in de legerhut betaalde, was het besef dat mijn lichaam niet telde. Het schrijfproces kan simpelweg worden getypeerd als het aanleggen van een hoofdspoorlijn van Toen naar Nu, met uitstapjes naar zijsporen in de wildernis daarbuiten, maar de echte, de oorspronkelijke vorm is altijd een cirkel, die ontstaat om steeds opnieuw te worden doorbroken en hersteld. Hij was twintig jaar ouder dan ik [..] Ik voelde me zowel geestelijk als wat smaak betreft onbenullig vergeleken met zijn strenge bewuste beschaafdheid. Nu 'danste' hij van opwinding omdat hij me kennis kon laten maken met Proust. Wanneer je de grootsheid van de literatuur ontdekt, is dat bevrijdend. Het ontdekken van een groot kunstwerk is als verliefd zijn. [..] In Willowglen begonnen de knoppen van de oude, met korstmos begroeide bomen in de boomgaard al uit te lopen, de meidoorn zag al wit en de acacia pronkte met zijn gouden dons naast het leegstaande kippenhok. Willowglen was het equivalent van het paradijs geworden, en omdat het geen mens was, kon het alle liefde die het werd toebedeeld opnemen en overleven en tot bloei komen. Ik las alleen de 'onschuldige, gelukkige' alinea's voor, waarna moeder trouwhartig zei dat het prachtig was. Zij en pa waren meer geïnteresseerd in 'die meneer Sargeson'. [..] Auckland was nog altijd het paradijs van het licht, vol met kolkende rookachtige wolken, alsof er een vulkaan schuilging in de hemel die in een andere, onzichtbare wereld tot uitbarsting kwam. Frank me hielp bij het verpakken van het manuscript. Twee weken later hoorde ik dat Pegasus Press mijn boek had geaccepteerd. Ze hadden een contract ter ondertekening meegestuurd. We maakte plannen voor mijn volgende 'stap', die er volgens Frank uit moest bestaan dat ik 'naar het buitenland' ging om mijn ervaring te verruimen, en we realiseerde ons allebei dat dit een vriendelijke manier was om te zeggen dat ik 'maar beter uit Nieuw-Zeeland weg kon gaan voordat iemand besloot dat ik in een inrichting thuishoorde'. De volgende dag stelden we een brief op voor het Fonds voor de Letteren, waarin ik een reisbeurs aanvroeg 'omdat ik naar het buitenland wilde reizen om mijn ervaring te verruimen'. En terwijl Frank en ik wachtten op de officiële toezegging van de beurs en de cheque van driehonderd pond, kreeg mijn leven iets opwindends, omdat ik nu een vrijwel zichtbare 'toekomst' voor me had. Maar voordat de cheque werd verstuurd, wilde de adviescommissie dat ik een gesprek had met een van haar leden. Mijn volgende stap was om achtenzeventig pond te betalen voor een slaapplaats in een zespersoonshut van Ruahine, die eind juli van Wellingtong naar Southampton zou varen. Jess Whitworth, die twee keer naar Europa was gereisd wist een logeeradres in Londen. ...advies van vrienden van Frank die net uit Spanje waren teruggekomen. 'Als je lang met je geld wilt doen, moet je naar Ibiza gaan', zeiden ze. Heel in de verte zag je nog de lichtjes van Wellington. Ik leunde over de railing en kon wel huilen van angst en verrukking.
    De gezant van spiegelstad (1984) ...het schip vaart minderde om het Panamakanaal binnen te gaan en ik in een stoel kon zitten kijken naar het schouwspel van de Panamese jungle. [Willemstad] Ik rondde mijn eerste bezoek aan het een vreemd land af door mijn eerste flesje Coca Cola met evenveel eerbied te drinken alsof ik in de kerk een slokje wijn tot me nam. Als ik schrijfster wil worden en blijven, moet ik de aanwijzingen in alles wat de mensen zeggen en doen optekenen; ik zal voor altijd moeten blijven toekijken luisteren. [..] Na tweeëndertig dagen op zee, legde de Ruahine aan in Southampton, waar de passagiers in de gereedstaande trein naar het Waterloo Station in London stapten. Daar sta ik dan met mijn groene rugzak met mijn schrijfmachine. [Patrick Reilly, de Ier] 'Schrijven is geen echt beroep', zei Patrick. 'Ik ben onderwijzeres.' 'Onderwijzeres! Dat soort werk zou je moeten doen.' En omdat het mijn lang gekoesterde droom was om Hampstead Heath en omgeving te bezoeken waar Keats gewoond had, nam ik op een dag de bus daar naartoe en liep het hele eind tot aan de vijver. Maar andere, praktische zaken onderbraken mijn dromen. Ik had geboekt voor de veerboot naar Dieppe, de trein naar Parijs, één nacht in een Parijs hotel, de trein naar Barcelona en de veerboot over de Middellandse Zee naar Ibiza - als ik het snel genoeg zei, was de reis ongecompliceerd en achter de rug voor je het wist! Daarna vond ik voor twee weken werk als schoonmaakster- serveerster in het Studentenhuis van de Technische Hogeschool in Battersea. ...merkte ik dat er de hele weg naar Clapham Common een passagier naar me zat te staren, en toen ik uitstapte, deed hij dat ook en kwam naast me lopen. 'Mijn naam is Nigel', zei hij. 'Ik studeer rechten en woon in Cedars Road.' 'Ik woon ook in Cedars Road', zei ik gereserveerd, maar minder gereserveerd dan wanneer hij een Engelsman was geweest. 'Ik kom uit West-Afrika', zei hij. 'Uit Nigeria.' 'Ik kom uit Nieuw-Zeeland.' Hij was een van de weinige mensen die ik London had ontmoet die iets over Nieuw-Zeeland wist. De film was afgelopen; Nigel en ik gingen naar een 'Lyons' in de buurt voor sandwiches en koffie. We hadden veel gemeen. Allebei waren we 'kolonialen' met een vergelijkbare opleiding. De week daarop nam ik nog een uitnodiging aan, weer om naar 'de bioscoop te gaan', dit keer van Jack, een Engelse natuurkundige die in het souterrain van het hoofdgebouw woonde en docent was aan de Technische Hogeschool. In zijn brieven bleef Frank Sargeson erop aandringen het adres te bezoeken dat we hadden gekregen van het jonge echtpaar dat op Ibiza had gewoon, en dus belde ik op een middag naar Parliament Hill Fields en werd uitgenodigd om die avond te komen eten. Mijn nieuwe vrienden maakte indruk op me; ze hadden talent, waren intelligent en belezen. En toen het te laat was om de bus terug naar Cedars Road te nemen, zeiden ze dat ik kon blijven slapen in Mary's kamer. Mary was Bens vriendin geweest, vertelde hij me, tot het moment dat hij haar in de armen van Dora had aangetroffen. Toen het ongeïnteresseerde, afwezige daglicht me wakker maakte, voelde ik me een vreemde in een huis dat zich al opmaakt voor de dagelijkse bezigheden. Had ik echt ik echt een dronk uitgebracht op Faber & Faber, de beste uitgever van poëzie met deze kordate en intelligente mensen die ik in Nieuw-Zeeland nooit had durven aanspreken, tenzij ik veilig in een hoekje bij Frank Sargeson zat terwijl hij het gesprek leidde? Waar ik ook naartoe ging, het was altijd de bedoeling dat ik geld uitspaarde door mijn eigen maaltijden klaar te maken. In London had ik veel tweedehands en nieuwe boeken gekocht. Hierdoor, en door mijn geelbruine vest met capuchon, een plaid ('iedereen die reist moet een plaid bij zich hebben'), een voorraad kleren en mijn inmiddels uitpuilende koffers met mijn schrijfmachine in de groen rugzak, was mijn bagage een vermoeiende last geworden. [Parijs] Ik had een hotel uitgekozen omdat het op de Bastille uitkeek. [Nachttrein naar Barcelona] Het werd ochtend en toen we de Spaanse grens naderden, was ik bereid afstand te doen van mijn eigen reisbeschrijving toen ik dacht aan de scherpzinnige observaties van Maurice Duggan in zijn Dagboek van een reis. Voor mij was dit Duggan-land. Ik onderzocht keer op keer de nog niet opgehaalde bagage. ...werd daarna overvallen door de opluchting verlost te zijn van mijn bagage. Frank Sargeson had zijn vriendin geschreven, de schrijfster Greville Texidor die in Spanje woonde, en haar verteld van mijn bezoek. Ik werd in Barcelona opgewacht door Greville's dochter Christina, die me samen met haar man, de schilder Paterson, meenam om te lunchen op La Plaza Roma. Het leek of over alles een waas van zonlicht lag, of het plein omsloten was door stilte, als een geheime toegang tot andere tijden. Ik ontmoette er ook Colin, die me werd voorgesteld als een Engelse dichter en die met dezelfde boot terugging naar Ibiza en zo vriendelijk was aan te bieden me te helpen bij het zoeken van een logeeradres. Toen ik wakker werd, was de veerboot de haven van Ibiza al binnengevaren en bezig aan te leggen. ...een taalgids, Lees Spaans met mij, die ik vervolgens gebruikte om brood, boter, kaas, een appel en een banaan te kopen. Ik kocht ook een chocoladecake die meer kostte dan het totale bedrag van al het andere voedsel... Ik ging slapen en vol verwachting over mijn eerste 'echte' ochtend Ibiza werd ik wakker. Ik besloot een wandeling te maken en een plek te zoeken waar ik kon wonen. Bovenop de heuvel kon ik de ander kant van het eiland zien achter de velden met olijfboomgaarden die tot aan de glasheldere Middellandse Zee reikten. [..] 'Er werd een gevoel van vertedering in me gewekt door de olijfbomen met hun kronkelige takken en hun verdraaide stammen die ter verdediging naar de zeewind waren gekeerd - het was alsof dit land van mij was en ik het lang geleden had gekend. Het was natuurlijk Shelleys wereld. Tijdens mijn wandeling zag ik twee figuurtjes met zwarte omslagdoeken, kousen en schoenen. Ik raadpleegde mijn nieuwe taalgids en mompelde: 'Buenos dias.' 'Buenas tardes', antwoordde de ene vrouw terwijl ze naar de zon wees. Aarzelend zei ik: 'Jo soy de Nueva Zelanda. Janet. Quiere habitacion.' Ik legde mijn handpalmen tegen elkaar en hield ze tegen mijn wang. Op Ingancio Riquer nummer zes duwden ze de zware, niet afgesloten voordeur open. Een broodmagere kat die op de houten tafel in de keuken zat, sloeg naar ons met zijn klauwen voordat hij er in een grijze flits vandoor ging. Binnen vijf minuten kwamen ze terug met El Patrons broer, Fermin, die erin toestemde dat ik in het huis kwam wonen en een huurprijs noemde die klopte met de prijs die ik had gehoord van Franks vrienden. Ik had begrepen dat ik het hele huis had gehuurd. Toen ik later terugkwam met mijn boodschappentas en reistas, zat Fermin in de zitkamer die op het terras uitkeek viool te spelen. Ik kwam uit Nueva Zeland, zei ik, het land van schapen, wol en boter...En dat Nieuw-Zeeland een prachtig land was. Het was Gods Eigen Land. Fermin begreep het. Hij fronste zijn voorhoofd. Ibiza was ook Gods Eigen Land. Ik zette een tafel en stoel klaar om te schrijven en dacht met enige opwinding aan het nieuwe boek waaraan ik in Auckland begonnen was, Oom Pylades, en het boek waaraan ik daarna wilde beginnen. ...het soort bezielde brieven dat reizigers versturen uit een nieuw land waar alles de glans van een wonder heeft. Zonder mijn schrijfmachine voelde ik me onthand en het was goed nieuws toen ik hoorde dat mijn bagage onderweg was naar Ibiza. Hoewel ik een ongetrouwde vrouw en alleen was, bleef ik iemand uit een ander land en iedereen wist dat vrouwen uit andere landen zich anders gedroegen dan Spaanse vrouwen. Ik werd echter geaccepteerd omdat ik geen toeriste was, geen Amerikaanse; ik was een ijverige escritora die geen buitenlandse vrienden had. Bovendien hing er een sfeer van thuisloosheid om mij heen omdat mijn bagage en schrijfmachine waren zoekgeraakt: mijn tegenspoed werkte nu in mijn voordeel. Later lieten de twee vrouwen me zien hoe ik Ibiziaanse gerechten moest klaarmaken. Dit was mijn eerste kennismaking met de gevoelens van mensen die echt arm waren. Vaak liep ik midden in de storm naar buiten, de straat door naar de andere kant van het eiland, en als ik op de grijze rots tussen de geteisterde zilvergrijze planten en bomen zat, bedacht ik me dat ik me nog nooit zo thuis had gevoeld. Ik genoot ervan dat ik alleen was op een eiland in de Middellandse Zee waar ik geen Engels sprak en waar mijn Spaans meer werd verwelkomd dan ooit met mijn Engels was gebeurd. Ik ben nu op mezelf aangewezen, zei ik tegen mezelf. Ik leef het leven van een schrijfster. Ik voelde me in harmonie met mezelf. Toen ik om een sleutel van de voordeur vroeg, keken Fermin, Catalina en Francesca me verwonderd aan en zeiden dat alleen buitenlanders hun deur afsloten, de stiekeme, hebberige buitenlanders die hun rijkdom, hun grote voorraad dinero wilden beschermen. Met kerstmis kwam er een brief en een pakje met etenswaren van Patrick Reilly uit London. Hij stuurde me corned beef en Ierse pastei en hoopte dat ik nog steeds ongebonden was. Ik voelde me zo goed thuis buiten Nieuw-Zeeland dat ik ertegen opzag terug te gaan. Bovendien hadden Frank en ik het erover gehad dat het raadzaam was om in London een psychiater te raadplegen om erachter te komen of de Nieuw- Zeelandse artsen terecht hun diagnose van schizofrenie hadden gesteld. [..] Tot ik op een middag thuiskwam van mijn wandeling en Francesca opgewonden tegen me zei: 'El Americano, El Americano'. 'Hi', zei hij. 'ik ben Edwin Mahler. Ik heb het atelier boven gehuurd. Ik schilder. Ik voelde me misselijk van teleurstelling. Hij zou de keuken, het fornuis, de voordeur, de gang, de zitkamer met patio en het toilet met me delen. Zijn financiële middelen bestonden uit een beurs die hij in Andorra had geïnd, waar de geldmarkt vrij was. Plotseling was ik gedwongen een nieuw dagprogramma op te stellen waarin rekening werd gehouden met Edwin. Edwin vond Uilen roepen mooi. Hij kende iemand in New York die bij een uitgeverij werkte; zou hij die een exemplaar sturen? [..] Toen ik op een middag terugkwam stonden Catalina en Francesca me op te wachten: Edwin had een vrouw op bezoek die 's nachts zou blijven slapen "in dezelfde kamer" in hetzelfde bed. En die avond ontmoette ik Dora, een fluitiste uit het middenwesten, die in Parijs muziek studeerde. Ik voelde een weemoedig verlangen om net zo vol geheimen te zijn als zij, geheimen die een man zou willen ontraadselen. De volgende ochtend was Dora al weg voordat ik was opgestaan. Edwin en ik ontbeten laat en hij praatte nonchalant over haar, alsof ze zomaar iemand was. Catalina en Francesca praatten aan één stuk door over de vrouw, over la diabla. [..] Ik trof Edwin aan met een vriend die hij voorstelde als Bernard. Ik vond Bernards lach de vrolijkste die ik ooit had gehoord. Deze strandwandeling met Bernard werd door ons herkend als een voorbereiding, als het fladderen van vogels voordat ze hun definitieve vlucht bepalen. Bernard en ik lachten en praatten ook over onze lievelingsdichters die we citeerde ...weg van hem toen ik hoorde dat hij vloeiend Frans en Spaans sprak, waarna ik onmiddellijk mij favoriete citaten tevoorschijn haalde, als bonbons die worden bereid, gevormd en klaargezet om van te proeven. Nu ik op mijn vermeende intelligentie had gezinspeeld, was het Bernards beurt om mij te imponeren. Bernard nam mijn geest en mijn lichaam volledig in beslag. Later zei ik dromend: 'Stel je voor dat ik nu zwanger ben.' Ik schrok van Bernards antwoord. 'Dat zou vreselijk zijn', zei hij. Hij meende het. Zijn woorden confronteerden me met een realiteit die tot dat moment niet tot me doorgedrongen was. Een kind, een liefdevolle replica van Bernard en mij - zou een baby niet de vervulling van onze liefde zijn? Mijn verlangen naar Bernard en mijn liefde en hartstocht voor hem waren verdwenen. Toen vertelde Edwin me op een dag dat Bernard het eiland zou verlaten. Ik bleef nog zes weken op Ibiza. Niet met Bernard samen zijn deed meer pijn dan ik had gedacht. Ik begon te vermoeden dat ik zwanger was en werd overvallen door een angst die helemaal niet overeenkwam met mijn beeld van volmaakte liefde. Edwin begreep dat Ibiza een onverdraaglijke plek voor mij geworden was. Ik verliet Ibiza op een grijze dag. ...onmiddellijk naar mijn hut en was de hele nacht zeeziek. Ik wist alleen dat mijn bestemming Andorra was. ...ging er een golf van heimwee door me heen naar Ibiza, mijn hele Ibiziaanse familie en mezelf als onschuldige escritora met haar weinig enerverende, ongecompliceerde dagelijkse taken, de eenvoudige stapel schrijfmachinepapier. En nu was het Bernard wiens geest als een fantoom bij me bleef. [Andorra la Vella] Mijn kamer keek uit op straat, met daar vlak achter de besneeuwde Pyreneeën. ...kocht ik een sterkere gloeilamp en toen ik op een stoel stond en omhoog reikte om de lamp te verwisselen, werd ik duizelig en misselijk en viel. Pas toen de baby er niet meer was, besefte ik dat ik het had geaccepteerd en me erop voorbereid had. En hoe moest het met schrijven? In een toekomstig leven waarin ik nooit alleen zou zijn, de hele dag druiven moest plukken, voor kinderen zorgen, voor mijn gezin koken. ...hoe zou ik ooit weer alleen kunnen zijn om die wereld van de verbeelding te verkennen en op te schrijven? [..] Half mei, op dezelfde ochtend dat de weg naar Frankrijk weer werd opengesteld, stond ik te wachten op de kleine bus naar Perpignan. De sneeuw lag in hoge wallen aan weerszijden van de weg. Ik stapte in de trein naar Parijs, waar ik de nacht doorbracht in het hotel bij de Bastille. De volgende dag kwam ik in London aan waar ik door Patrick Reilly werd opgewacht. Ik werd ouvreuse in het Regal Theatre in Streatham. Uit het Jaarboek van Kunstenaars en Schrijvers had ik een literair agent gekozen die de belangen van e.e. cummings had behartigd en daarom, redeneerde ik, vast wel bereid was experimentele schrijvers te vertegenwoordigen, met andere woorden, zich geld wilde ontzeggen omdat hij vertrouwen had in de auteur. Ik werd ontvangen door Patience Ross, mijn eerst literaire agente! Ze was onder de indruk van Uilen roepen, zei ze, al dacht ze niet dat het de aandacht van het grote publiek zou trekken. Ik bleef in het Regal Theatre werken ...vond ik het werk steeds eentoniger en deprimerender. ...mijn afspraak met dr. Berger; ik liet blijken dat ik moe was en reikhalzend uitkeek naar de winter. Dr. Berger vond dat ik me het beste voor observatie en onderzoek kon laten opnemen in het Maudsley. ...ontdekte ik tot mijn verbazing dat het hier tot de taak van de verpleging hoorde om met de patiënten te praten, om ze te leren kennen. - hoe kon er anders de juiste diagnose worden gesteld? [dr. Miller] ...dat mijn hersengolven 'normaler dan normaal' waren. Ik had nooit aan schizofrenie geleden, zei hij. Ik had nooit mogen worden opgenomen in een inrichting voor geesteszieken. De problemen die ik nu had, waren voornamelijk het directe gevolg van mijn opname daar. Ik glimlachte en zei verlegen en op formele toon: 'Dank u wel', alsof ik een prijs gewonnen had. Ik had professionele hulp nodig om me los te maken van de gevolgen van mijn lange verblijf in inrichtingen. Ik bracht de winter door in de warme cocon van het Maudsley. Een beetje te direct naar mijn smaak vertelde dr. Berger dat hij als voorbereiding op 'een vaste baan' aan de bibliothecaresse had gevraagde me in de medische bibliotheek te laten werken. Dr. Berger gaf me vervolgens de taak medische documenten te catalogiseren in het hersenmuseum. Het hersenmuseum! In zalige eenzaamheid bracht ik er vele dagen door. [Fortess Road] In mijn nieuwe kamer hervatte ik mijn leven als schrijfster. ...hernieuwde mijn kennismaking met de dichter Ben, die me voorstelde aan Lawrence. Zij hadden net als ik geen vast werk. Ging ik vaak met ze mee naar Soho, waar we de meest uiteenlopende mensen ontmoetten die wilden schrijven, schilderen of componeren. Tegelijkertijd voelde ik me triest gestemd door hun eeuwige gedroom. Toen Lawrence me begon te beschouwen als zijn 'vriendin', reageerde ik vriendelijk maar niet al te enthousiast, omdat ik mezelf niet weer wilde blootstellen aan het risico van een zwangerschap, maar wel troost wilde geven en ontvangen. De week daarop werd ik opnieuw opgenomen in het Maudsley ziekenhuis. ...erop was gericht alles in evenwicht te brengen. Zodat ik kon overleven. Ik bleef heel wat maanden in het ziekenhuis want zodra dr. Cawley dacht dat al mijn problemen opgelost waren, plaatste ik hem voor een nieuwe noodsituatie uit angst in de steek gelaten te worden of omdat er nog iets was waarover ik niet had durven paren. De dagen van - je moet - zijn voorbij, zei hij; het was nu tijd een nieuw start te maken. ...dat ik er oprecht behoefte aan had om te schrijven, dat het voor mij een manier van leven was, dat de beste praktische hulp voor mij bestond uit een wekelijkse bijstandsuitkering, en dat ik huisvesting moest zoeken in de buurt van het ziekenhuis zodat we onze gesprekken konden voortzetten. In het begin schrok mevrouw Morgan zichtbaar toen ze ontdekte dat ze haar kamer had verhuurd aan iemand over wie verhuurders hun voorhoofd fronsten omdat ze 'de hele dag thuis' was. In gedachten had ik al een heel boek geschreven. Ik ging enthousiaster aan het werk dan gewoonlijk: elke week had ik dr. Cawley een onpartijdig waarnemer om mee te praten, tegen te klagen en aan te vertellen hoe ver ik was gevorderd. Ik kreeg ook bericht van Patience Ross, dat George Braziller, een klein Amerikaanse uitgever die pas begonnen was, had besloten om Uilen roepen uit te geven, terwijl W.H. Allen in Engeland belangstelling had getoond. Ik keek uit naar de dag dat Uilen roepen zou uitkomen en besefte dat ik er opgewonden over was. Ik bleef doorgaan met schrijven. Als ik praktische problemen had, was dr. Cawley er altijd om me te helpen ze op te lossen. Ik ging zo graag naar de bioscoop, dat ik zelfs naar de verste voorsteden reisde om alle films te zien die werden vertoond. Tijdens mijn worsteling om te kunnen schrijven, drong het overduidelijke feit tot me door dat de enige zekerheid over schrijven en een schrijfster zijn is dat je het moet doen, er niet over dromen of plannen voor maken of erover praten zonder ooit te schrijven (het ego valt ten slotte uit elkaar als een doorweekte spons), maar dat je gewoon moet schrijven: het is een dieptreurig feit dat schrijven net als elk ander werk is, met het enige fantastische verschil dat er altijd sprake is van de Spiegelstad en de onophoudelijke reizen van jezelf of de Gezant van de Spiegelstad. In die periode kwamen Gezichten in het water uit en was ik klaar met De rand van het alfabet. Weer kocht ik kranten om te zien wat 'ze' over Gezichten in het water schreven, en ik schrok toen ik mijn foto op de boekenpagina van de zondagskranten zag en was blij dat ik mijn achternaam had veranderd, omdat ik de voorkeur gaf anoniem in Grove Hill Road te wonen. Ze moesten eens weten! Ik ben hier; ze zien me niet, maar mijn werk wordt besproken in recensies en sommige recensenten hebben me vergeleken met Virginia Woolf! ...voornemen om nooit te vergeten dat een schrijfster rotsvast vertrouwen moet hebben in zichzelf en haar eigen oordeel, omdat ze anders wordt weggevaagd. ...voltooide Geurtuinen voor de blinden. Ik adverteerde op een advertentie voor een huisje in Suffolk. Toen mijn hospita hoorde dat ik voor de eerste keer mijn uitgever zou ontmoeten, maakte ze een afspraak voor me in haar kapsalon 'op de Green'. ...ik kocht bij Marks en Spencer een jurk. Toen ging ik op weg naar de uitgever W.H. Allen in Essex Street. Hij zei me dat mijnboeken weliswaar uitstekende recensies hadden gekregen, maar dat ze niet goed verkochten: hij hoopte dat ik nog eens een 'best-seller' zou schrijven, 'Als Wanda Lyons hier komt, komt ze in een Rolls Royce voorrijden. U bent een betere schrijfster dan Wanda. U hoort diamanten en bontjassen te bezitten en als u me de volgende keer komt opzoeken, wil ik dat u zich een Rolls Royce kunt veroorloven.' Toen ik wegging, gaf hij me twee romans mee om te lezen. 'Dit waren best-sellers', zei hij. En hij schilderde me een beeld voor van een voor mij zo onmogelijke beroemdheid dat ik er van bang werd. Ze heetten juffrouw Wilson en juffrouw Collins. Hun probleem was dat ze het huisje pas konden betrekken als ze gepensioneerd waren en daarom hadden ze de juiste huurder nodig. Het idee dat er een schrijfster in hun huis zou wonen, sprak ze kennelijk wel aan. Voor een derde van de normale huurprijs was ik dus opeens aangesteld als huisbewaarster van een huisje met rieten dak in Braiseworth bij Eye, in Oost-Suffolk. Omdat ik kort daarvoor Geurtuinen voor de blinden had voltooid, vond ik het amusant dat de vrouwen in een ooglijderskliniek werkten en het postadres van het huis "bij Eye" was; maar mijn hart was in London. Mijn ervaringen en indrukken van Oost-Suffolk, de bewoners en het landschap, werden geabsorbeerd om later boven te komen toen ik terug was in Nieuw-Zeeland en De aangepaste mens schreef. Ik was steeds angstiger geworden bij de gedachte een sneeuwrijke winter allen te zijn met een hond in een donker huis vol kapotte gaskousjes. En toen mijn uitgever me schreef om me te herinneren aan zijn aanbod van 'een appartement in Kensington' nam ik dat dankbaar aan, op de voorwaarde dat ik mijn gewone huur mocht betalen. Elke dag ging ik aan tafel zitten om mijn roman te schrijven. Brieven aan een beeldhouwer. Een paar dagen later kreeg ik een brief van een notaris in Oamaru die schreef dat mijn broer en ik nu samen eigenaar waren van Willowglen en of ik naar Nieuw-Zeeland terugkwam aangezien ik executeur-testamentair was van de nalatenschap van mijn vader. Moest ik teruggaan? In feite had ik geen reden nodig om terug te keren, maar anderen wilden weten waarom, verlangend een verklaring. Eindelijk besefte ik dat het zowel een teken van kracht als van zwakte kan zijn als je je geboorteland voorgoed verlaat. [..] Albert, kernfysicus, was de hele reis lang mijn verzorger en metgezel. De gesprekken met hem waren interessant. Hij was nieuwsgierig naar hoe de wereld in elkaar zat en ik was een gretig toehoorster. Albert was een bron van informatie en vertelde me van alles over het leven aan boord en de wereld van de wetenschap. En aan het einde van de reis had ik het gevoel dat ik door zijn aanwezigheid aan boord - door puur geluk, toeval of mysterieuze voorzienigheid - me in staat had gesteld te overleven. Uiteindelijk kwamen we in de Golf van Hauraki en voer langzaam langs de baaien met hun onverwacht kleurrijke huizen die op snoepgoed leken. Ik had niet gerealiseerd dat er de publicatie van een aantal boeken buiten en binnen Nieuw-Zeeland tijdens mijn afwezigheid van zeven jaar een reputatie was ontstaan die bekend stond als een overzeese reputatie, die kennelijk meer gewaardeerd werd dan een reputatie in Nieuw-Zeeland - de reputatie van uitstekende, in Nieuw-Zeeland wonende schrijver werd meestal aangeduid met: alleen bekend in Nieuw-Zeeland. ...nu ik thuiskwam brak er een vloedgolf van meningen en speculaties over mij los. Mijn zuster en haar man en kinderen haalden me af en brachten me over de nieuwe Havenbrug naar Northcote, waar ze een kleine caravan hadden gehuurd totdat ik zou doorreizen. Franks huis was helemaal omringd door 'bungalows'. Toen ik de deur openduwde, voelde ik me de Reizigster die terugkeert. Terwijl Frank aan het werkblad thee zette, zei hij gehaast: 'Ik ben niet jaloers, hoor, ik ben helemaal niet jaloers.' Het verbaasde me dat ook hij in de val was gelopen van de woorden 'overzeese reputatie'. 'De hut. Ik moest hem laten afbreken. Hij was vergeven van de ratten en stond op instorten.' [..] Toen ik in Oamaru was, ging ik direct naar het kampeerterrein waar ik voor die nacht een huisje had gehuurd. Toen ik terugliep naar de bungalow zag ik verborgen achter de struiken een jongenman staan die nieuwsgierig naar mij keek. Hij kwam naar mij toe en zei dat hij verslaggever bij de plaatselijke krant was. Hij was erop uit gestuurd om de Nieuw-Zeelandse schrijfster te zoeken die nu was getooid met de juwelen van een overzeese reputatie en om haar aan te gapen en in haar rijkdom te delen; en ik, met mijn valse glitter, werd in verlegenheid gebracht. We wandelden in het stadspark en hij maakte een foto van me in de Japanse tuin. Mijn thuiskomst was even triest en troosteloos als ik had gedacht dat het zou zijn. En zo vertrok ik met mijn bundeltjes schatten uit Willowglen en nam de trein en de veerboot naar Auckland in het noorden.