De tranen der acacia's (1949)
    Drieëntwintigste druk 1996.
    
    
    Een oorlogsroman waarin de oorlog maar een zeer bescheiden rol speelt. En dat geldt met name voor de het laatste deel dat zich grotendeels in een rustige ambiance van Brussel afspeelt. In de eerste hoofdstukken is niet sprake van een duidelijke hoofdpersoon. Het perspectief (point of view) verandert nogal eens. Sommige hoofdstukken zijn duidelijk vanuit één persoon geschreven. Bij andere wisselt dit perspectief weer. Er is zelfs sprake van een complete decorwisseling in het dertiende hoofdstuk. Dat alles maakt het geen 'traditionele' roman, of beter nog: juist een originele roman. Persoonlijk vind ik het de meest rijke van Hermans. Jammer dat er niet veel mooi geschreven zinnen in voorkomen. En dat komt niet zozeer doordat dit het werk is van een beginnende schrijver. Hermans is zelden een schrijver van vele prachtige zinnen geweest, waarbij de tekst als muziek gelezen kan worden.
    (H1) Introductie van Oskar Ossegal (40 jaar) in de trein van Zwolle naar Kampen. Ossegal is chemicus, gehuwd met Andrea Covàx, geboren te Praag. Oskar slaapt met de meid van het hotel (ze komt vrijwillig op zijn kamer). "Haar borsten puilen onder haar strakke jurk, zij trokken lange opgeblazen gezichten als van kinderen die niet naar buiten mochten." "In kampen praten ze alleen over God en zoenen ze elkaar met de lamp uit." (H2) Introductie Arthur (20 jaar), in Amsterdam, hij belt met zijn halfzus juffrouw Carola Muttah. Arthur is woedend omdat Oskar zich niet aan de afspraak heeft gehouden. "Hij praatte veel met Oskar, ook als hij niet in zijn gezelschap was." Verteller: "Op de bovenste verdieping woonden Arthur en zijn zuster, op de onderste hun grootmoeder van moederszijde, die een spiritistische praktijk hield. Carola deed het huishouden voor alledrie." We komen er achter dat Oskar met een koffer met bomen reist. Arthur en Carola zijn ongerust omdat er vandaag geen brief van Oskar is gekomen. Arthur en Carola bekvechten met hun grootmoeder. Arthur en Carola ruziën later verder wanneer Arthur suggereert dat Oskar en Carola voor elkaar bestemd zijn. (Arthur houdt er diverse ideaalbeelden op na.) (H3) Oskar praat ook denkbeeldig met Arthur. Carola heeft hem gevraagd de koffers naar Emmeloord (Vloeddijk) te brengen. Oskar heeft haar overladen met attenties, daarom is ze hem gevolgd toen hij uit Praag weg moest. Oskar schrikt wanneer hij zich realiseert dat hij vergeten is de brief te posten. Aankomst laboratorium Noord-Oost Polder. Oskar loopt in een hinderlaag en moet de koffers openen voor de Duitsers. (De elementen Tsjecho-Slowakije en een brief posten komen ook voor in Herinneringen van een engelbewaarder.) (H4) Arthur droomt over Ottolien, het meisje met de bril. (Een hoofdstuk beginnend met een droom, niet de laatste keer in het werk van Hermans.) Carola maakt hem wakker. Al een week had hij haar niet gezien. Ze komt hem vertellen dat zijn vriend Oskar is gearresteerd. Hij twijfelt of ze echt verdriet heeft om Oskar wanneer ze huilt. "Hoe lang duurt de oorlog nog... daar gaat mijn jeugd." De vader van Arthur woont in Brussel en is Jood. "Een fiets kopen (van het gestolen geld van de grootmoeder) bij Zwikker. Weer terug naar huis om te zien of Carola nog meer weet en dan direct naar Andrea, dacht hij. Waarschijnlijk weet Andrea waar de andere leden van de organisatie zijn, die ik moet waarschuwen." (H5) Arthur ontmoet de Duitse vriend van Andrea, Ernst: "Ik ben je vijand niet. Ik ben een deserteur. Van het voorjaar komt de invasie. Dan is alles binnen twee maanden afgelopen." Arthur op de fiets: "Over een uur lig ik met Andrea op de divan." Hij vertelt haar het nieuws over Oskar. Ze huilt. Hij zegt dat Ernst misschien kan helpen. Andrea vertelt dat Oskar en Carola een Duitser hebben vermoord op de ochtend dat Oskar naar Kampen vluchtte. Arthur slaapt in de logeerkamer, maar na wakker geworden te zijn door een schietpartij (buiten) kruipt hij met Andrea in haar bed. (H6) Oskar in de verhoorkamer en cel. Door Carola was hij hier terechtgekomen. Altijd had hij Andrea in de steek gelaten, haar ontrouw had hij met ontrouw vergolden. Andrea had hem geen enkele keer betrapt. Hij daarentegen had zich nimmer opgewonden wanneer hij háár betrapte sinds hun huwelijk in Parijs (Pag. 106/107 en 110 passages over Parijs: de métro in Jugendstil, gasverlichting en de pneumatische post). In gevangenschap ontmoet hij de Deen Oskar Sørensen. "Als ik de gevangenis verlaat, zijn mijn bangheid en luiheid geboet. Ik kom nooit meer bij Andrea terug." (H7) Carola in gedachten over Ernst. Een toekomst met hem: leven onder andere namen, in een ander land, misschien wel Spanje of Argentinië. Bij de dameskapper, bij haar vriendin Lydie. Gedachte dat Lydie, die in Kampen in een hotel heeft gewerkt en "soms had ik het wel eens gezellig met een gast", wel eens iets met Oskar zou kunnen hebben gehad. Daarnaast komen in dit hoofdstuk kort de gedachten van Ernst zoals zijn motieven en de relatie met Carola aan bod. (H8) Oskar fietst naar Amsterdam met dertig kilo aan waren. Hij 'betrapt' Arthur en Andrea in zijn eigen woning. Het perspectief gaat over naar die van Arthur. Oskar zijn kalmte maakte ook Arthur kalm. Arthur realiseert zich dat hij overbodig is geworden. Oskar vindt het dom van Arthur wanneer hij jaloers is. Oskar legt ook uit waarom hij naar Kampen ging. "Je bent een veel kinderachtiger jongen dan ik altijd heb gedacht. Ik dacht dat jij je voor belangrijker dingen interesseerde." Oskar en Andrea zullen de volgende dag naar de Veluwe gaan. Arthur gaat naar huis. (H9) Arthur thuis met Andrea. "'Wie is daar?' Hoorde hij Carola roepen achter de deur. Hij gaf een schop tegen de deur en riep: 'Klein Duimpje; je hebt toch zeker wel brood voor mij?'" (Verwijzing naar een sprookje.) Oskar komt langs om Arthur aan te bieden op zijn woning te passen. Arthur wil nergens meer aan beginnen. Arthur vind het vreemd dat Oskar geen interesse heeft voor Carola. Oskar komt vervolgens niet meer in levende lijve in het boek voor. (H10) Arthur woont een maand thuis. Carola is sinds zijn terugkomst niet meer thuis geweest. Arthur ontmoet Proost die hem het verhaal vertelt over Oskar "die een Duitser worgt". Arthur gelooft Proost niet. Arthur probeert met deze puzzelstukken toch het verhaal van Oskar compleet te krijgen. "Waarom wil ik uit alles wat opmaken? Waarom denk ik nog na over Carola, Oskar, Andrea, alles wat niets meer voor mij betekenen kan." "Een mier dwalend door een spons, was hij. Nooit zou hij in alle gangen kunnen komen, daartoe duurde een leven te kort. Nooit zou hij kunnen onthouden waar hij was geweest en waar nog niet. Ik denk te veel. Ik wind mij op voor niets." Arthur ontmoet thuis Lydie en Carola. Arthur vertelt Lydie over het schaar van Damokles (p.199). Ze zitten samen op bed, maar Arthur heeft hoofdpijn: de invloed van zijn lieve grootmoeder. (Damokles: De donkere kamer van Damokles.) (H11) Arthur komt Lydie herhaaldelijk tegen in de Centrale Keuken. Hij ziet er Carola ook nog een keer. De Amerikanen vliegen over. Het Rode Kruis deelt Zweeds witbrood uit. Bevrijding. Een communist met een rood bord met opschrift LEEST DE WAARHEID sneuvelt. Wat moet Arthur beginnen. Misschien naar Indië gaan (Verwijzing naar Ik heb altijd gelijk). Hij bezoekt proost. Thuisgekomen ontdekt hij dat een deel van zijn voedsel- voorraad uit zijn kamer is gestolen. Hij valt door een gat in de vloer een verdieping lager op de tafel, en gaat de confrontatie aan met de irritante grootmoeder. Arthur vermoordt op gruwelijke wijze, zonder voorbedachte rade, de binnenkomende Ernst. "Hij ging voor het raam staan alsof hij erdoor ontvluchten kon en was niet meer dan een vlieg die tussen gordijn en vensterglas gevangen zit." Carola komt thuis, ze is gekortwiekt omdat ze moffenhoer was. Ze wil dat Arthur de dokter haalt voor grootmoeder, maar dan moet eerst Ernst worden weggesleept. Hij wil zijn fiets halen bij Lydie, Arthur ontdekt dat de voorspellingen van grootmoeder uit zijn gekomen. "Laat Carola barsten, dacht hij." Hij blijft bij Lydie slapen. (H12) Carola heeft grootmoeder in bed gekregen en wil een dokter halen. Ze bezoekt Lydie in de kapsalon: "Dat broertje van jou is een lekker nummer..." Vervolgens gaat ze naar Arthur die net wakker is geworden uit een droom waarin grootmoeder met het oog van Ernst speelt. Lydie heeft het schrift van Ernst bij Arthur weggehaald. Carola verklaart dat ze Oskar niet heeft verraden. Hoe zullen ze Ernst laten weghalen? (een grammofoon met de treurmars van Chopin). In de nacht dumpen ze Ernst. De volgende ochtend neemt Arthur afscheid. "Toen zag hij plotseling Ottolien. Zij zat in een lage gepantserde wagen, onder elk van haar benen de knie van een soldaat. Zij lachte en probeerde iets te roepen. Haar brillenglazen waren kleine zonnetjes. De laatste keer dat Arthur haar had ontmoet, was in een droom geweest. Haar moeder zat met haar voeten in een bak vol aarde en Arthur's vingers hadden Ottolien's bril in een diadeem veranderd." (H13) Arthur tussen de Canadese auto's, motorfietsen en tanks. "Op een bepaald ogenblik schreeuwde hij mee hoera', omdat hij bang was dat zijn zwijgen de aandacht zou trekken." (Arthur is ook al geen meeloper of teamspeler.) Arthur ontmoet Speeman, de man die volgens Proost door Oskar is gered. Speeman is via Portugal in Engeland gekomen. Speeman ontkracht het verhaal van Proost over de heldendaden van Oskar. "Het zal Oskar nog zuur opbreken. Hij is een stinkende lafaard en een rottige verrader." Arthur mag met een legertruck mee naar Nijmegen. (H14) Arthur komt via Arnhem in Nijmegen, vervolgens met een boerenkar in Eindhoven. Daar ontmoet hij militairen die via Luik naar Brussel reizen. "In Brussel was helemaal niets verwoest; in Brussel was het helemaal nooit oorlog geweest." Zijn vader trekt hem aan de hand naar binnen. Hij ontmoet er de meid Rose, en de vrouw van zijn vader Alice: "Het is een huis vol mensen, weet je Arthur, je zult misschien geen tijd hebben ze allemaal te leren kennen. Lucien is de man van Lory, mijn oudste dochter en Bastó is een neef." Arthur ontmoet hen. Af en toe een paar Franstalige dialogen. (Arthur in een andere wereld.) (H15) Arthur is inmiddels een paar weken in Brussel. "Hij liep iedere middag de stad in. Tegen vieren nam hij de bioscoop. Omstreeks zes uur ging hij ergens taart eten of frites. Om acht uur nam hij zijn tweede bioscoop." "Hij liep op slapende voeten en inwendig ruiste hij als was hij een waterval." Hij heeft een lang gesprek met zijn stiefmoeder Alice. "'Jij praat aldoor over oorlog, nog aldoor. Maar daar zijn wij toch niet mee begonnen? Ik wilde eigenlijk helemaal niet weten hoe je over de oorlog denkt. Ik wilde iets van jezelf weten...'" Bij een wandeling denkt Arthur: "Ik hoor niet bij het huis, maar het is mijn eigen schuld. Ik werk niet. Iedereen heeft iets te doen. De meesten zijn de hele dag weg, je ziet ze haast nooit. Het enige wat ik doe is eten en slapen. Ik, de zoon! Ik, de enige zoon! Hoe moeten mijn zusters mij haten!" (H16) "Alleen voor geld is er ruimte in een klein land." (Met een soortgelijke zin eindigt Ik heb altijd gelijk.) Arthur heeft een afspraakje met Gaby bij de Koninklijke Bibliotheek. "'Je hebt op alles commentaar. Je denkt te veel.'" Gaby gaat veertien dagen met een vriend op vacantie naar Barvaux. Alice: "'Lorrete heeft je op de tram zien staan met een meisje. Misschien zul je door haar wel kennissen maken onder studenten. Dat zou ik prettig voor je vinden. Ik heb er dikwijls over nagedacht: wat wil je eigenlijk gaan doen?'" Alice heeft het er met hem over dat zijn leven heel anders geworden zou zijn wanneer zij toen ze zijn vader leerde kennen direct bereid was geweest hem te ontvangen. De 's avonds heeft hij een gesprek met zijn vader die schaakt en sherry drinkt. "'Ik wil niet graag een zure Hollander zijn, papa.' 'O, het nordische temperament heeft ook zijn bewonderenswaardige kanten. Het is een van de grootste domheden van de geschiedenis, dat Holland en België later toch weer van Frankrijk zijn afgescheiden. Nu zijn België en Holland overbevolkt en Frankrijk heeft geen mensen genoeg.'" (H17) Arthur wil Gaby (Gabrielle) bezoeken. Lucien denkt dat hij voorgoed vertrekt, maar Arthur zegt terug te komen. Lucien maakt hem duidelijk dat hij beter weg kan blijven. In zijn woede dreigt hij Lucien te vermoorden, omdat deze hem in een kwaad daglicht wil brengen bij zijn vader. Arthur krijgt spontaan een bloedneus. "Ik zal schuw moeten leven, als een konijn in een hok, afwachtend tot iemand een koolstronk door de talies steekt. 'bloedneuzen kunnen iel en gevaarlijk zijn,'zei Lucien, 'ge weet toch wel dat Atilla gestorven is van een bloedneus, in de huwelijkssponde?'" (H18) Arthur zal Gaby weer ontmoeten. Generaal de Gaulle houdt zijn intocht in Brussel.. Arthur overnacht bij Gaby. "De avond ademde hem in het gezicht. De vogels wisselden zinneloze telegrammen." "Ik houd van haar en als ik genoeg van haar heb, vind ik iemand anders. Ik zal wel cynisch moeten blijven." (H19) Alle nachten bracht hij door met Gaby. Er volgt nog een confrontatie met Lucien. Rose zegt dat er nauwelijks genoeg eten is. "Iedereen is van binnen een bioscoop, dacht hij. Je zit er alleen altijd in je eentje te kijken. Je hebt altijd de illusie dat er plaats is voor meer personen. Maar dat is niet zo." Gaby wil definitief van haar minnaar in Bergen/Barvaux afscheid nemen omdat ze van Arthur houdt. Terwijl Arthur zich realiseert dat hij haar kwijt aan het raken is. "Wie geen oorlog heeft meegemaakt, heeft niet geleefd." Arthur wil zich aanmelden als vrijwilliger voor de oorlog tegen de Japanners. Het Nederlandse consulaat raadt hem aan naar Nederland terug te keren en zich daar aan te melden. Zijn vader regelt voor hem het Belgische staatsburgerschap. Dan moet hij verder door het leven gaan als Joseph Mencken. Hij neemt afscheid van Alice. "Hij wist niet anders of het stond in grote letters op zijn voorhoofd geschreven dat hij loog." Rose probeert hem nog over te halen om samen het hem een nieuw leven te beginnen. "Zij is eigenlijk heel mooi, dacht Arthur, zij heeft gelijk. Ze holde mee tot het einde van het perron, wadend door lange slierten stoom." (H20) "Hij wilde niet in België blijven en niet naar Duitsland. Hij kon niets verzinnen wat hij wilde. " (Doelloos als Lodewijk Stegman in Ik heb altijd gelijk). "Hij had dikwijls overwogen een deel van de bevolking van het kamp neer te leggen, of ermee te schieten in de Kapel van het Heilige Bloed. Maar hij mocht zijn stengun niet meenemen buiten het kamp." Hij leest de Weekly Free Press Prairie Farmer: "the art experts are right when they say that pin-ups are tops of the new art form." (Een voorbode van Hermans' werkje over pin-ups?) Arthur reist naar Amsterdam en bezoekt Andrea. Oskar is gearresteerd. Ze vraagt hem te helpen, hij is toch een vriend. Arthur had niet het recht een oordeel over Oskar te hebben. Hij was zeker even laf, volgens Andrea. Andrea heeft inmiddels een Captain als vrijer. Carola heeft gezegd dat hij wist waar Ernst was. Ernst wist alles en zou Oskar wel vrij kunnen krijgen." Oskar drukt op de knop van de noodrem en hij en Andrea bedrijven de liefde in de lift "Als zij maar van hem had gehouden, dan was hij nu niet verloren geweest." Arthur wil Carola bezoeken, maar men is bij het huis net bezig met het dreggen met een stoombaggermolen. "Wat zal het een walgelijk gezicht wezen als het lijk van Ernst boven water komt." "Voor het eerst werd hij verdrietig om Andrea. Ondertussen heb ik maar niemand meer, helemaal niemand meer. Waardoor heb ik alles verspeeld?" (H21) De volgende dag gaat hij terug naar Brussel. "Het had hier zwaarder gesneeuwd dan in Amsterdam. Als Oskar verhoord werd, dan zou hij Arthur zeker noemen. De trams kwamen aanvliegen, op hoge vleugels van water dat bij de wielen opspoot." Lucien laat hem niet binnen. Alice zou gestorven zijn van bekommerdheid om hem. "Lucien heeft gelijk. Ik heb het gedaan." Hij gaat samen met dronken Canadezen naar een bordeel. "Maman est mort." Het meisje begon te lachen. Hij denkt er Carola te zien en vertrekt. Op straat ontmoet hij de Joegoslavische Maritza. Hij kiest de kamer Sneeuwwitje. Hij blijft tot ver in de ochtend. In de tram ontdekt hij dat hij geen bankbiljetten meer heeft (hij is bestolen). Hij koopt een tak orchideeën en bezoekt zijn vader."Zorg ervoor nooit anders dan andere mensen te zijn, Arthur, want dan ben je verloren." Zijn vader wil niet over zijn werkelijke moeder praten. "Het bed was tot de rand van het laken door boomtakken met groene bladeren eraan bedekt. Geen enkele bloem in dit vertrek. Zie de acacia's, het oud symbool der onsterfelijkheid. De acacia blijft altijd groen." "Voor mij is geen plaats, dacht Arthur. Hij voelde zich heel goed toen hij door de avenue liep. Hij was bang dat hij, als hij nog één keer naar het huis omzag, er weer terug zou moeten komen." "'Dit is de allerlaatste tram' zei de bestuurder,' wij gaan naar de remise.'" Hij bezoekt Maritza nogmaals. (Hij moet even wachten.) "'Kleedt u zich alvast maar uit', alsof hij zich gereed moest maken voor een medische behandeling. ... Toen zag hij Maritza aankomen, zij had niets aan, zij liep zelfs op blote voeten. Zijn hart hijgde in zijn oren." Dit keer is alleen de hele kleine kamer vrij, helemaal bovenin het pand: Rood Kapje. Hij speelt grote wolf. (Sprookje.) "In zijn hoofd begon het langzaam te kloppen, en tenslotte werd dit zó hevig dat het leek of er iemand maar niet naar buiten kon komen. - Hij gaf geen antwoord meer op wat ze zei. 'Atilla!' riep zij opeens, Atilla!!'" (Zie Atilla in Hoofdstuk 17.)
    Een prachtige climax in een min of meer open einde. Sprookjes: Kruimeltje en Roodkapje. Arthur zijn hele leven bestaat uit reageren op wat anderen doen en zeggen. Hij bedenkt zelf de antwoorden, of lokt onbetrouwbare mededelingen van anderen uit, wat hij pas beseft als het te laat is. Arthur raakt verward in de 'geheimen' die hij te weten wil komen over de in het begin door hem bewonderde vaderfiguur Oskar. Hermans beschrijft eigenlijk haast nooit de oorlogsvoering zelf. Maar hij heeft de oorlog nodig als achtergrond, omdat dan meer dan ooit de zinloosheid van menselijk handelen tot uitdrukking komt. Er is alleen de (roman)wereld zoals die vanuit de personages zichtbaar wordt: alleen persoonlijke voorstellingen van de 'waarheid'. Arthur hoort niet thuis in zijn eigen levensverhaal, daar komt het op neer. Hij is een buitenstaander, een gedoemde. Door de lezer geheel op te sluiten in het gezichtpunt van één personage, wordt hem de kans ontnomen, een 'juiste' kijk op de gebeurtenissen te krijgen. Daarmee is de weg open voor het creëren van een romanwereld waarover geen 'waarheid' te kennen is.
    Bijzonder of foutief woordgebruik: - Voorbalcon (voorbalkon) - Bekoorlijkheden en huldeblijk - Wat hij kies van haar vond - Mulattin - Quadrone (voor een kwart Jodin) - Liassen - Tropeeën - Zij al zeven en twintig was (zevenentwintig) - arduin - vacanties (i.p.v. vakanties) - hall (i.p.v. hal, p.154) - cirkus (circus, p.176) - apprêt - agglomeraat