Nooit meer slapen (1966)
    Zevenentwintigste druk, april 2003.
    Inclusief naschrift 317 pagina's, 47 hoofdstukken.
    
    
    Geschreven in Groningen tussen september '62 en '65. In het naschrift, Parijs, 30 juli 1978, schrijft Hermans over de vijftiende opnieuw gezette en uitgebreide druk o.a.: "Het wordt, geloof ik, meer en meer gebruikelijk een roman, vele jaren nadat hij voor het eerst gepubliceerd is, te herschrijven of ingrijpend te herzien. Ik vind dit uitstekend. Sommige critici hebben er bezwaar tegen. Ze vrezen natuurlijk dat op het veranderde boek hun kritiek misschien wel niet meer van toepassing is. Des te beter, toch?" "Alle dingen hebben twee kanten en romans hebben er altijd meer dan twee. Niet voor niets wordt in de Bijbel de geschiedenis van Jezus op vier verschillende manieren verteld."
    H1) Oslo. Eerste zin: "De portier is een invalide." "Noorse zomertijd." Nederlanders zijn bijzonder intelligente lieden, die kennen alle talen. Professor Sibbelee schrijft mij brieven in een mengsel van Noors, Deens en Zweeds. Wij noemen dat Scandinavisch." "In het Engels zeg ik: Dank u." "Maar hij blijft Duits spreken." (Merkwaardig omdat mijn (Johan) ervaring is dat de noren nog steeds liever geen Duits spreken vanwege wat de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog in Noorwegen hebben aangericht.) "Al slaat u mij dood, ik zou niet precies meer weten wat voor onderzoekingen hij gedaan heeft." H3) Achtergrondmuziek: "Skating in Central Park door The Modern Jazz Quartet." "Hij houdt de lens zo dicht mogelijk boven de kaart alsof hij naar een vlo zocht. Zijn gebogen nek is tot het uiterste gestrekt. Straks laat zijn hoofd los en rolt over de tafel." "Openhartig gedecolleteerd dweilt frøken de vloer waar ik gemorst heb. Haar honingheuvels, haar bijenkorven." (Denk aan de zwabbervrouw in een reisverslag van mij.) H6) "Als u luchtfoto's hebben wil, moet u ze halen op de plaats waar ze zijn. En dat is bij de Geologische Dienst in Trondheim." (Alfred wil luchtfoto's hebben om te helpen bij het vinden van restanten van mogelijke meteorietinslagen.) "Ik verdwaal altijd, overal. Hoe dikwijls is me dat in vreemde steden al gebeurd!" "We liegen en het spiegelbeeld liegt met ons mee." "Bij mij mag nooit iets misgaan. Dingen laten slingeren, onvoorbereid in situaties terechtkomen, met je mond vol tanden staan, groter gruwel ken ik niet." H8) "In een vliegtuig zitten geeft mij altijd het gevoel ergens naartoe gebracht te worden zonder dat je ergens naartoe gaat." H9) "Ik heb drie uur de tijd voor het vliegtuig naar Tromsø vertrekt. Dan moet ik de luchtfoto's hebben bemachtigd." H11) Tromsø: "Over de brugleuning hangend, laat ik mij over het schip heen glijden, de zon in mijn gezicht. Aan de reling staat een man met een hoed op zijn hoofd, die sprekend op Arne lijkt." (Tromsø ligt op een eiland.) "In de lucht schreeuwen de meeuwen met kouwelijke stemmen." H12) Over de luchtfoto's: "Dat ik ze niet heb gekregen, hoeft toch door niets anders dan een opeenhoping van ongunstige toevalligheden veroorzaakt te zijn." H13) In Alta. "Muggen gaan op mijn voorhoofd zitten, op mijn neus, op de ruggen van mijn handen. Ik moet mijn koffer en rugzak aanpakken en kan de muggen niet verjagen." Over Arne: "Hij spreekt een voorzichtig soort Engels, zorgvuldig maar zonder veel nuances." "Ik besefte plotseling dat ik in een voortdurende vrees leef te moeten bestaan in een maatschappij waar iedereen iedereen voor de gek houdt." "De koloniaal en de provinciaal, wat zijn ze anders dan degenen die niet 'bij' zijn, die de dingen niet precies weten, altijd ongelijk hebben, niet op de hoogte zijn, achterlijk, enzovoort." H14) "Lappen die nog rendieren houden, zijn merendeels heel rijk." "Wij hebben een uur of twee gereden als de bus in Skaidi stopt." "De bus rijdt veder, stopt nog een tijd in Russenes, rijdt dan weer verder." Aankomst Skoganvarre. H15) "Niemand hier in het Noorden, zegt Arne, heeft 's zomers zin te gaan slapen." ".. de muggen steken ook boven op mijn hoofd en achter m'n oren, door mijn haar heen. Het hoedje heb ik bij het huis laten liggen. Is trouwens een kwelling voor iemand die nooit een hoed draagt." H17) "Ik gaap. Ik ben moe, maar kan niet slapen." Alfred leest een brief van zijn moeder, met eronder een paar regels door zijn zeer gelovige zusje Eva. (Ook in dit boek heeft de hoofdpersoon een zus(je) net als Hermans zelf had.) "Ik luister naar het blazen van de primus, het tikken van de muggen op het tentdoek." 18) Ongemakkelijk gevoel in dit gezelschap: "Aldoor als ik iets bedacht heb dat ik doen kan, hebben zij (Arne en Qvigstad) het al gedaan of ze grissen het weg onder mijn neus." "Achter Mikkelsen en Arne steek ik de rivier weer over, springend van steen tot steen. Kon ik de sombere fantasieën maar bedwingen, die mij duidelijk tonen wat er gebeuren zal als ik misspring." Alfred wenst dat het vriendinnetje van zijn 6 jaar jongere zusje Dido zou heten. "Zij maakte mij zo confuus, dat ik haar naam niet verstond." "Ik vind het treurig als iemand zijn energie niet kan besteden aan dingen waar oorspronkelijkheid echt van betekenis is." Onder professoren: "De universiteit is een naamloze vennootschap van komedianten en de toga's van de professoren zijn zwart van angst dat het intellectuele bedrog van de hooggeleerden aan het licht komen zal. Allemaal vijanden van de Arbeidersklasse!" "Een mug wordt aangezogen door mijn adem, ik voel hem achter in mijn keel op mijn huig. Ik hoest, blaas, probeer zoveel mogelijk speeksel af te scheiden, slik. Ik heb hem doorgeslikt." H20) "Dido, koningin van Carthago, werd verliefd op Aeneas, de held die vluchtte met zijn vader op de rug (van Troje naar Rome, waarvan melding gedaan in hoofdstuk 22). Zwaarder nog dan mijn rugzak." H22) ".. en een handvol rozijnen." (Detail: dat ik (Johan) juist tijdens vakanties veel rozijnen eet.) H24) Vuorje: "Aan de overkant van het meer is een eenzame berg, bijna zo puntig als een suikerbrood." "Ik moet slapen, maar hoe? Slapen als het buiten voortdurend lichter wordt..." "Maar wat kan mijn hand beginnen tegen honderdduizend muggen? Evenveel als God met de echte bliksem tegen zondaren." "Ik sla ze dood, schiet de vochtige overblijfsels van mijn huid, ga rechtop zitten en krab de bulten langzaam en zorgvuldig. Arne houdt op met snurken. Ik kijk naar hem om. Ook hij heeft zijn ogen open. 'Misschien worden we er in het hiernamaals zwaar voor gestraft, zegt hij.' Alsof ze ons hier nog niet genoeg straffen. Wat een schepping die erop gericht is dat miljarden wezens er alleen in leven kunnen blijven door andere wezens bloed uit te zuigen." H27) "De val die ik heb gemaakt is een repliek van de fatale val die mijn vader maakte. Dezelfde kwade geest die hem in de afgrond geworpen heeft." Arne: "Het is vreemd dat feitelijk niemand iets voor zichzelf doet. Ik ben spaarzaam om het noodlot te vermurwen en jij denkt dat je vader je ziet." "Mijn moeder, zeg ik, is de grootste essayiste van Nederland." "Wie zou eerlijk durven zeggen dat hij altijd alleen maar aan de kost is gekomen door oorspronkelijk te zijn?" H28) Onder professoren: "Mijn schrikbeeld is altijd geweest leraar te moeten worden. Vijftig jaar lang elk jaar hetzelfde beweren." H30) "Een van de oorzaken waardoor de meeste leesboeken altijd over dezelfde dingen handelen, is de bezorgdheid van de auteurs dat iedereen zal kunnen begrijpen waar het over gaan." Mikkelsen ligt op zijn buik voor de tent met ZIJN luchtfoto's, gekregen van Nummedal... H31) "Ze doen of ik een klein kind ben dat staat te huilen." "Waarom heeft Sibbelee mij toch laten gaan? Het moet iets te maken hebben met de vijandschap die Nummedal tegen Sibbelee koestert." H32) Want ik word wakker van de stilte als ik zijn gesnurk niet meer hoor. Het is half elf. De groen tent van Mikkelsen en Qvigstad is verdwenen. Arne zie ik evenmin." H33) "... net als altijd in het leven, een soort specifiek gemiddelde van ellende." H34) "Wittgenstein heeft gezegd: de feiten horen alle alleen maar tot de opgave, niet tot de oplossing. Het mystieke is niet hoe de wereld is, maar dat zij is." H35) "Mijn horloge wijst half negen aan en het staat stil." p.248/249: droom die zich afspeelt in een concertzaal. H36) Vuorje. "Overal door liefderijk water omhuld zijn, nergens pijn of weerstand meer ontmoeten, is nog heerlijker dan slapen." H37) "De muggen hebben er goede nota van genomen dat ik mij heb gereinigd en vinden mij nog veel smakelijker dan eerst." H38) "Maar dit is geen slapen, dit is nooit meer slapen." H40) Over Arne: "Mooie tekeningen die hij voor niets gemaakt heeft. Al die duidelijke notities die ik niet kan lezen omdat ik geen Noors ken. Op de laatste pagina die hij beschreven heeft, kom ik twee keer mijn eigen naam tegen. Wat heeft Arne over mij gezegd? " "Vader! roep ik en word wakker van angst. Het was mijn eigen hand op mijn eigen mond." (Zoals je jezelf in een droom kunt knijpen...) H41) Alfred is verrassend snel in STATENS FJELLSTUE. Althans, er worden weinig woorden aan deze 'terugtocht' besteed. H42) "Per telefoon heeft hij georganiseer dat ik door een Lap in een motorkano over de Karasjokka naar Karasjok zal worden gebracht." "In Russens stopt de bus wel een half uur, omdat hier de boten naar en van de Noordkaap aanleggen. Bij de halte zie ik een meisje staan." Het meisje vertaalt de aantekeningen van Arne op de laatste bladzijde en zegt: "Gisteren hebben mensen in de buurt van Karasjok een geweldige klap gehoord." H44) Terug in Oslo. Nummedal over de mislukte missie: "U hebt geloof ik geen flauw vermoeden van hoeveel veronderstellingen de mensen maken." (Tevens het hoofdthema van het boek over de vele mislukkingen in de wetenschap.) H45) "Het is de vrouw die ik in Tromsø ontmoet heb, onder het licht van de middernachtzon. 'Ik ben op weg naar Troldhaugen. Je weet wel, het huis van de beroemde componist Grieg. Ga mee.'" "'Zo vreemd', zegt ze, 'dat wij hier nu samen zijn, onbegrijpelijk. Ik denk dikwijls dat er eigenlijk niet veel verschil is tussen leven en dromen. Het verschil is maar schijnbaar, doordat we, als we wakker zijn, alles veel te bevooroordeeld beklijken om te zien dat het leven ook een droom is.'" "Zij heeft mij getroost." H46) In het vliegtijd valt zijn oog op een krantenbericht: "Het ging over een lichtverschijnsel en een klap, waargenomen in de buurt van Karasjok. Men acht de mogelijkheid niet uitgesloten dat er een meteoriet is ingeslagen. Een groep geologen is onderweg naar de plaats in kwestie." "Ik heb de fles whisky onmiddellijk opengemaakt en al een paar flinke slokken genomen." H47) "... de werkelijk zwarte nacht, waarin je slapen kunt, als je niet wordt voortgejaagd door het besef te moeten inhalen wat je overdag verzuimd hebt, te moeten goedmaken wat je hebt verknoeid." "Ik denk ook aan Brandel. Twee jaar geleden hebben wij samen deelgenomen aan een excursie in Zweeds Lapland, aan het meer Rissajaurre."