Herinneringen van een engelbewaarder (1971)
    De wolk van niet weten
    Dertiende druk 2004, gebonden.
    
    
    Ik kende deze roman niet. Meestal worden het viertal De tranen der acacia's, De donkere kamer van Damokles en Ik heb altijd gelijk samen Nooit meer slapen genoemd. En Onder Professoren. Het was voor mij een verrassing dat Hermans in begin jaren zeventig nog zo'n goede oorlogsroman heeft geschreven. Weer zo meeslepend een korte periode beschreven. In dit geval de eerste dagen van de Tweede Wereldoorlog met de dubbele zelfmoord (moord en zelfmoord) van Hermans zijn zus en een neef erin verwerkt. Een deel van de flaptekst: "Een officier van justitie, ontredderd omdat zijn joodse geliefde is gevlucht en hem heeft achtergelaten, overrijdt aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog een jong meisje dat clandestien in Nederland verblijft. Hij wordt verscheurd tussen verdriet om het verlies van zijn vriendin en schuldgevoel over het ongeluk, dat omgeven is door raadsels die hij probeert te ontrafelen terwijl de wereld om hem heen ineenstort. Intussen wordt over hem gewaakt door zijn engelbewaarder, die hem waarschuwingen influistert, en de duivel, die zich van dezelfde vermaningen bedient." De engelbewaarder is tevens verteller van deze geschiedenis omtrent hoofdpersoon Mr. S.C.H.U.B Alberegt. Roepnaam: Bert.
    "Zij legt haar hand op zijn schouder en geeft hem een kusje op zijn hals dat niet nadrukkelijker geweest kan zijn dan de ademstoot uit haar lippen." Zij heet Sysy. "Het was in haar positie niet meer dan onvermijdelijk dat ze met haar redder naar bed ging, dat ze alles deed wat hij vroeg. Al was ik het meest walgelijke monster van de hele wereld geweest." "Uit alle kwade kansen die zich zouden kunnen voordoen, zou ik nog het liefst de dood in haar armen kiezen. Maar ze houdt niet genoeg van mij om met me te leven, laat staan te sterven." Na de aanrijding: "Uit haar mondje druppelde bloed." Hij stopt de brief die zij bij zich had in zijn jas. "Een zwarte Renault Vivaquatre met gele wielen. Lelijk, inderdaad." "Kon hij de herinnering aan wat er die middag gebeurd was maar door de wc spoelen! ... Ik ben een monster, of ik ben krankzinnig, dacht hij." "Ik stuur al acht jaar mensen naar de gevangenis. Het zou niet meer dan billijk zijn dat ik er zelf ook in terechtkwam." p.60 beschrijving bioscoopgevel: JE KUNT HET TOCH NIET MEENEMEN You can't take it with you De grote succesfilm met James Stewart 28ste week Alberegt is in een restaurant in gesprek met een artillerist (Lodewijk) en een vliegenier (Dolf). Hij drinkt voor het eerst sinds lange tijd alcohol. p.73 bij zijn moeder. Eriks's rode Duesenberg Rense's oude Fordje. "Rense, de maatschappelijk bewuste kunstenaar. 'Later, als ik gepensioneerd ben en Rense wereldberoemd is.' Gestandaardiseerde familiehumor waar kernen van haat en minachting meer werden omkleed." Erik: "Een kennis van mij heeft een pleegdochtertje of een logeetje, ik weet niet precies. Dat meisje is vanmiddag om een uur of half vier de deur uitgegaan om een brief weg te brengen en niet meer thuisgekomen." "Het was een joods meisje van zes jaar, uit Tsjecho- Slowakije gesmokkeld." "De fles grijpen en achter elkaar leegdrinken? Juist op dat ogenblik klonk weer een kanonschot en het gebrom van vliegtuigen laaide op tot een geluid alsof de aardkorst werd opengescheurd." ".. stompzinnige fantasieën, waar 's mensen binnenprater over maalt. Als hogere inspiratie achterweg blijft." "Het geluk had voor het grijpen gelegen. Zo doodeenvoudig. Met Sysy meegaan. Alles voor haar laten waaien." "Sterven op zoek naar de vrouw van wie ik houd, is de laatste zin van mij leven, is het enige waarvoor ik sterven wil." "Het is toch geen beroep, officier van justitie." "Sysy had niets achtergelaten, geen gebruikt stukje zeep in de badkamer, geen parfumflesje, geen half leeggeknepen tube, geen enkel ander teken. Niets." p.146 "De brief was ondertekend met een lettercombinatie, die wel een eigennaam zou voorstellen, maar geen naam die hij ooit eerder gelezen had: Veverka." (Tsjechisch - Nederlands woordenboek: Veverka, Eekhoorn.) "Waarom heb ik mijn leven zo weinig afhankelijk gesteld van gelukkige omstandigheden? Waarom niet een beetje meer durf en met Sysy meegegaan?" "Ik word betaald om tijd te verknoeien. Ik krijg geld om onzin te staan verkopen, waar ik zelf niet in geloof." "Met hoeveel bezorgdheid volgde ik deze verwarde, zelfs tegenstrijdige redeneringen in zijn door zelfverwijten verwoeste hersens." p.229 "Toen hij boven aan de trap was, zag hij bezoek zitten: twee meisjes en een jonge man, op de dik met tapijten en kussens belegde vloer." Een van de meisjes vertoonde een verbluffende gelijkenis met Greta Garbo: Ze heet Gerland. Alewijn Leeman, een poëtisch wonderkind. Trudy Leeman en Erik Boekboek, de uitgever. p. 254 "Adonai, riep ik uit, waarom hebt Gij me mijn sterveling deze beproeving niet laten besparen?" Oorlog: dat is voor de Barbaarse werelddelen bestemd, niet meer voor ons. Daar zijn we aan ontgroeid." Over Prins Bernhard, p.282: "Hij moet bij zijn vrouw en zijn gezin blijven. Zijn gezin is de toekomst van ons vaderland. Daar is zijn plaats. Dat moet hij beschermen." Buurvrouw Lina: "'Het is goed dat je me vasthoudt,' zei Lina, 'wat blijft er anders over. Misschien leven wij morgen niet meer, of misschien zijn wij over vijf minuten al dood.'" (Een soortgelijke zin komt voor in De Donkere kamer tussen Osewoudt en de kapster.) Lina: "Als een bedrieger of een imbeciel evenveel waard is als een genie, dan heeft de westerse mens ook geen enkel vorm meer om zijn leven waarde te geven. Het einde van de elite is het einde van alles." "'Ik kan er wel van spuwen', zei Mimi, 'mensen die naar de brand gaan kijken. Waarom blijven ze niet thuis?'" p.334. Erik en Gerland vertrekken naar Hoek van Holland, samen met Mimi en Alberegt. Erik vraagt aan Alberegt om de sleutel bij Lina af te geven. "Vertwijfeling: maar wat verbeelde hij zich? Dat zij hem, door haar badmantel eventjes te laten openvallen, van besluit had kunnen doen veranderen, hem naar het raam laten rennen en tegen Erik en Mimi laten roep: Gaan jullie maar, ik blijf hier?" p.347. "Denk eens aan zo'n walgelijke fascist als Salvador Dali. Dat schreeuwt maar van de daken: ik ben een genie! - Genie? Een fascist met een grote bek!" Tegen Mimi: "Ik voel veel vriendschap voor je, maar ik zou je niet gelukkig kunnen maken en nu minder dan ooit. Ik heb niemand gelukkig gemaakt en het ziet er niet naar uit dat daar ooit verandering in zal komen." Over Lina: "Ze gaat met andere mannen naar bed waar hij bij staat. Wou je 't ook proberen?" Brandende literatuur, voor de inval van de Duitsers: "Menno ter Braak, Max Brod, Herman Heijermans, Bertold Brecht, Sigmund Freud, Franz Kafka, J.Huizinga, Heinrich Mann, Klaus Mann, Thomas Mann, Jan Romeijn, Erich Maria Remarque, Heinrich Heine, Kurt Tucholsky, Jakob Wasserman, Stefan Zweig, grote stapels anonieme pamfletten en wat niet al meer, gingen daar in vlammen op. Hij wiep ook tersluiks Ottla's signalement in." "'En al wordt een boek tweeduizend jaar lang gelezen,' zei Mimi, 'kijk naar de bijbel. Wat is de wereld ermee opgeschoten?'" Alewijn: "Hitler hoeft maar een wind te laten en mijn uitgever doet het van angst in zijn broek. Dat noemt zich een cultuurdrager. Lafaard. Cultuurverrader. Drukwerkparasiet! Stel je eens voor dat de christenen alle bijbels in het water hadden gegooid toen de mohammedanen kwamen." "En ik herinner hem aan een dichtregel van een negentiente- eeuwse vrome dichter (P.A. de Génestet), die hij op de schoolbanken had moeten lezen: De mens lijdt dikwijls 't meest, door 't lijden dat hij vreest."