Au pair (1989)
    Tiende druk januari 1996
    
    
    Bijzondere uitgave: De Bezige Bij Kapitaal Aan de binnenzijde van de kaft zit een fotocollage. 96 hoofdstukken, 416 pagina's. De roman sluit, zoals gebruikelijk bij Hermans, af met waar en wanneer het is geschreven. In dit geval: Parijs, 27 aug '83 - 29 jan '89. En dat is in vergelijking tot eerder boeken vrij lang. Het is een nogal gepolijst geschreven verhaal. De tranen der acacia's is bijvoorbeeld 'rommeliger'. Hermans kruipt in de huid van een jonge vrouw. In De tranen der acacia's zitten passages die geschreven zijn vanuit het oogpunt van een vrouw, bijvoorbeeld over Carola in hoofdstuk 7, maar dit keer dus een geheel boek. Hermans woonde tussen 1971 en 1991 in deze wereldstad, eerst op no.18 rue Théodule Ribot. Na zes jaar verhuisde hij naar no. 86 Avenue Niel, nabij de Arc de Triomphe. In deze samenvatting/citaten herhaal ik minimaal alle straatnamen die in het boek voorkomen.
    "Paulina besloot dat ze Frans en Kunstgeschiedenis wilde gaan studeren in Parijs." Een passage refererend aan Hermans' universitaire ervaringen, van het type Onder professoren: "Taalwetenschapper Rudolph, de vriend van nichtje Klara: Ontslag genomen bij de universiteit had hij uiteraard niet. Het salaris kon hij niet missen. Maanden geleden had hij zich ziek gemeld (nerveuze overspanning)." En een alinea die net zo goed van alter ego Age Bijkaart had kunnen komen: "Hollanders die beweerden dat ze perfect Frans spraken, die kenden het in werkelijkheid zo slecht, dat ze niet eens in de gaten hadden hoe slecht ze het kenden." Paulina haar ouders hebben een zomerhuisje in Agen, tussen Bordeau en Toulouse. Ze vond een kleine hotelkamer in de rue de Seine. Beschrijving Paulina: Dianafiguur, 1 m 92. Lieve blauwe ogen en lange blonde haren. Als 'au pair' bij een advocaat, Maître Pauchard, in rue Verniquet in het zeventiende arrondissement. Dienstingang aan de rue Alfred Roll. "Alle andere zijn aan zwarten en Arabieren verhuurd. .. die alles bevuilden en nooit iets schoonmaakten." In de bioscoop draait een documentaire van de Zwitser Bartbet Schroeder over het dagelijkse leven van Idi Amin Dada, de tiran van Oeganda. "Het was een kolossale neger." "En toch was West-Europa immuun gebleven voor Arabische muziek." "Hij droeg alleen een smal, krap zittend onderbroekje of zwembroekje misschien, van een glanzende paarse stof. Zijn buik puilde er ver overheen. Zijn navel was zo zwart en diep als een afvoergat. Het broekje zat strak om zijn heupen, maar van voren erg onregelmatig, alsof hij er drie forse aardappelen in had verstopt." "'Ik heb je gisteravond gered van die afschuwelijke Rus,' lichtte hij nader toe, 'wat ga jij daartegenover stellen?'" "De mannen vielen wel mee. Al die verhalen waren sterk overdreven." H11) "Zo'n toeval! Aan de ingang van het Louvre ontmoette ze een meisje dat op het gymnasium in haar klas gezeten had." "Als ze zich naakt voor de spiegel bekeek, wist ze dat ze volmaakt was - zij het niet op schaal." "Ze keek naar de Triomfboog van de Etoile. Nutteloze poort, die nergens toegang toe verleende." "Een landgenoot van mij is hier, in deze stad, verliefd geworden op een Hollands meisje. Hij heeft haar meegenomen naar zijn kamer. Hij heeft haar daar opgegeten." "'Luistert u eens, meneer,'zei ze streng, 'als u mij wilt opeten, heeft u wel een half jaar werk. Het gevaar dat de politie erachter komt lijkt me groot." Paulina gebruikt de metro op de place Péreire. Bij thuiskomst: "Daar lag die kolossale neger, in haar bed." Ze vlucht terug naar het hotel in rue de Seine. ".. ik wil niet dat jij in de slaapkamer komt, als mijn man daar nog in bed ligt." Rue Alphonse de Neuville. "Nog nooit was het haar overkomen dat ze mannen in wie zij geen zin had, niet op afstand had weten te houden." "Kom binnen, Lorelei!" Maître Pauchard, net uit bad: ".. zijn van hals tot voeten dichtbegroeide lijf vol donkere krullen, als het lichaam van een gorilla." Het zoontje van het gezin Pauchard: "Een dertienjarige van zulke kolossale afmetingen ontmoette je niet elke dag. Op de tafel stonden wel drie televisietoestellen en de muur tegenover zijn bed was van onder tot boven beplakt met blote meiden." "In ieder geval ben je heel wat mooier dan de vorige. Kun je je niet even verkleden? Ik zie je liever in een rok. Dan kan ik eronder kijken. Je zou alvast je broek kunnen uittrekken. Ik ben erg ongeduldig." "Langs de rand van het tapijt stonden een tal van antieke stoeltjes, taboertjes en tafeltjes. Geen van deze stoelen noodde Paulina tot zitten" Een nieuw adres van het au pairbureau: rue Guynemer 2.
    H20) "...aan de andere zijde lag het park van het Luxembourg. .. Liep de niet zo jonge meneer tegen wie zij opbotste misschien ook te fantaseren over een beter leven?" "'Je spreekt uitstekend Frans, maar ik herken je accent.' Het was een man met een gladgeschoren gezicht en grijs, achterovergekamd haar. Hij droeg een bril in hoornen montuur en leek op iemand die zij eerder gezien had, maar dit laatste wist ze niet zeker. Zijn gezicht was er niet een dat van nature vriendelijk stond. Toch keek hij haar vriendelijk aan." "'Er zullen telkens weer ogenblikken komen dat je je niet eenzaam voelt, of waarin je beseft dat het soms een groot voorrecht kan betekenen alleen te zijn.'" "'Van dit ogenblik af zullen een heleboel dingen beter gaan. Ik heb het beste met je voor.' 'U? Bent u misschien een tovenaar?' 'Waarom niet? Een tovenaar, of de Duivel. Dat weet niemand precies, ik zelf ook niet. Maar ik zal je laten zien dat ik er niet op uit ben iedereen in het ongeluk te storten.'" "'Maar hoe kunt u mijn gedachten raden?' 'Misschien worden jouw gedachten je wel ingeblazen door mij.'" De man in de voorgaande passages is de schrijver zelf, die het boek is binnengeslopen, om voor eens de held, heldin, van het boek ellende van haar voorgangers (personages) te besparen.
    .. de hoek van rue Guynemer en de rue de Vaugirard. "De Lune. Iedereen in dit huis heet de Lune. De butler was een spraakzame Vietnamees. .. leek het precies of ze in een buitengewoon luxueus hotel terecht was gekomen." "Alles kon je geloven, maar niet dat een wildvreemde oude man een au pair in zijn huis toeliet, haar van alle gemakken voorzag. Zo'n man bestond of helemaal niet, of het was een maniak met vreemde, gevaarlijke fantasieën." "Ik ben mevrouw Le Dantec. Ik bestier het huishouden van de generaal. Hij voelt zich vandaag niet erg goed. Uw komst heeft hem te veel opgewonden." (Denk aan de bedlegerige toestand van de stiefmoeder van Arthur in de Acacia's.) "De generaal is familie van de dame op het au pairbureau: Oom! Ik heb nu precies wat je al maanden zoekt! Een Hollands meisje. De generaal heeft me voorspeld dat dit gebeuren zou, en hij vergist zich nooit." De generaal is helemaal bezeten van de Nederlandse realistische tekenaar Constantin Guys (1805-1892), net als Paulina afkomstig uit Vlissingen. "Na afloop van het college ging ze naar de FNAC in de rue de Rennes." Het is opvallend dat er in het boek nooit een scène afspeelt in de Universiteit. Hermans heeft het kennelijk helemaal gehad met de collegezalen en professoren. Cynisme over Nederland: "Luxe, kalmte en wellust, dat waren de eigenschappen waarin Holland uitblonk volgens Baudelaire. Hij had er zelf dan ook nimmer een voet gezet." Bij een antikwaar over Guys: "Een begaafd man, de eerste moderne oorlogscorrespondent." (antikwaar i.p.v. antiquaar) "Eigenlijk was het toch allemaal maar toeval." (Zonder toeval geen verhaal.) "Door rue Cassette, de kortste route." Ze ontmoet de oudste zoon van de generaal in de lift, met Fra-Diavolo-hoofddeksel: Armand. H27) "Haar eigen koffers. En twee splinternieuwe van soepele donkerblauwe gebloemde gobelinstof. Dit was toch een verwennerij die de spuigaten uitliep! Om bang van te worden. Zo kon het niet doorgaan." Armand, was misschien nog wel een halve centimeter langer. Zijn broertje op de eerste verdieping heeft alles moors ingericht: witte muren en plafonds, rode tegels op de vloer en in elke doorgang een hoefijzervormige boog. Jacqueline, de vrouw van Armand, klein, smal en plat als een jongetje. (En een pruik: "Ik laat me kaal scheren, omdat ik mijn eigen haar zo lelijk vind.) "Was dit nu gezellig? Hij had de stoelen toch wel dichter bij elkaar kunnen schuiven. Een glanzende neger in een zwart en geel gestreept vest met zwartsatijnen mouwen kwam binnen. Hij droeg een stel van drie in elkaar passende lage tafeltjes." "Frankrijk is een schijnheilig land. Het wordt voor negen tienden door struisvogels bevolkt." Jacqueline (a la Hermans): "Alleen boeken van uitgevers die adverteerden werden gunstig besproken. Uitgevers hebben alleen belangstelling voor zaken die de verkoop van hun drukwerk kunnen bevorderen." Armand en Jacqueline hebben een zoon: Edouard. "De beste manier om aan idiote discussies een eind te maken, is je tegenstander ongelijk geven en hem tegelijkertijd te vleien door hem vaardigheden toe te dichten waar hij zelf niet eens in geloofd." "Er bestaat op deze wereld niets wat je in zo grote moeilijkheden brengen kan, als letterlijk geloven wat de mensen zeggen." "'t Zijn ongelukkige mensen, dacht ze, ongelukkige mensen. Ik zou ze willen troosten, maar ik weet niet hoe." "'Als hij een aardige vrouw had, als we kleinkinderen kregen, veranderde het misschien, hadden we in elk geval een nieuw onderwerp van gesprek.'" (Ze willen haar koppelen aan Edouard.) "Nou ja, die mensen waren dronken. Je moest er medelijden mee hebben." H28) "Ze werd ook voortdurend nieuwsgieriger naar wat er van haar als tegenprestatie zou worden verlangd." H29) De avenue Hoche, of de avenue de Friedland. H30) De generaal ontvangt haar. Hij heeft het voornamelijk over Guys en Baudelaire en de Eerste en Tweede Wereldoorlog. H31) Eten met de generaal en zijn vrouw (ze heeft een wijnvlek op neus en wang), lachte verdrietig tijdens de begroeting. De familie heeft vier auto's. Paulina heeft een rijbewijs en zou de omgeving van Parijs moeten zien, 'als je op Parijs bent uitgekeken.' "'En de rijtuigen die Guys tekende! Baudelaire wordt er lyrisch over in het laatste hoofdstuk over Guys.'" "'Gebruik je geen poeder en zelfs geen rouge?'" H32) "Niemand zal mij ooit echt mooi vinden. Zelden was ze in de gelegenheid geweest zichzelf van top tot teen te zien in één oogopslag, zoals in de spiegels van deze badkamer, die van de vloer tot de zoldering reikten. Een Venus van Milo met armen. Haar borsten waren klein en hard, maar ze was minder breed dan Venus." "De chauffeur was een dwerg." (Paulina is bang dat ze hem overrijdt met de auto, omdat ze hem nergens meer ziet staan.) H34) "De volgende dag, uit de collegezaal teruggekomen, ontmoette ze toevallig Armand." Michel: 'Mijn vrouw vind mijn muziek niet om aan te horen en heeft mij verlaten. Ik mis haar niet. Ik wil alleen zijn, in een ruimte.' "'t Is een Piano met voetklavier. Op de hele wereld zijn er misschien geen twintig meer van. Bekijk de man aan de muur. Hij was een tovenaar. Hij noemde zich Alkan. Vijfenzeventig jaar oud, werd hij verpletterd onder zijn eigen boekenkast. .., met de Talmoed in zijn hand." "Rue Daru, de straat waar de Russische kathedraal is." "'Mijn huishoudster,'zei Michel, 'mevrouw Tourbier.'" "'Iedere pianist die durfde, speelde om zijn virtuositeit te demonsteren: Saltarelle.'" H35) Op straat met Michel. H36) Restaurant Le Mange-Tout in de rue d'Assas. Mijn neefje Edouard. Onze financiële expert. "Maar ik ben niet van plan te trouwen. In Nederland niet en niet in Frankrijk. Ik zou er ook geen vriend op na willen houden. Ik ben het liefst alleen, met mijn neus in de boeken." H37) Gedachte: "Maar zelfs als ik niet met mijn neus in de boeken zou zitten, zou het niet in me opkomen ook maar de geringste gedachte aan jou te wijden, domme pianist." "Op een van de etagères naast de wastafel een complete verzameling, crèmes, lotions, lippenstiften, nagellak en poeder uitgestald. Een stille wenk om dit voortaan te gebruiken? Vonden ze haar zonder enige opmaak niet mooi genoeg?" H38) Een droom: "Ze dronken kir en aten foie gras. .. Er lag een rat op in een plas bloed. Nog juist op tijd werd ze wakker en kon de badkamer bereiken." (Weer een droom in een roman van Hermans.) H39) Rue Notre Dame des Champs, de rue Vavin en de rue Auguste Comte naar Boulevard St-Michel terug en toen langs Ecole des Mines en het hek van het Luxembourg tot ze kwam aan de ingang van het park, tegenover de Gare du Luxembourg. Borstbeeld van de dichter Théodore de Banville. [..] Baudelaire, in Le Peintre de la vie moderne: "Misdaad is van oorsprong natuurlijk. De deugd is daarentegen kunstmatig, zij staat boven de natuur omdat in alle tijden en bij alle volkeren er goden en profeten nodig zijn geweest om de deugd aan de verdierlijkte mens te leren. Het kwaad wordt langs natuurlijke weg bedreven zonder inspanning, noodlottigerwijs; het goede is altijd het resultaat van een kunst." "De vrouw heeft het volste recht zich erop toe te leggen betoverend en bovennatuurlijk te schijnen. Ze volbrengt daarmee zelfs een soort plicht. Zij moet verbazen, zij moet bekoren." [..] "Op de stenen rand van de vijver zaten twee bleke Japanse meisjes met grote schetsboeken op hun knieën." Avenue de l'Observatoire, een bronzen standbeeld van maarschalk Ney, die hier tegen de muur was doodgeschoten, vlak bij het beroemde restaurant Closerie des Lilas, boulevard du Montparnasse, boulevard Raspail, rue de Sèvres. "Haar onrust werd wat minder." H42) Ze krijgt een korte en lange paraplu en een nieuwe regenmantel. H43) "Uit acht flesjes parfum koos ze na lange aarzeling: Air du Temps van Nina Ricci." H44) In een volle salon, met Armand en notaris Corde. Het gesprek gaan o.a. over Luns. "'En dit is Edouard...'" "Ze vond hem eigenlijk meteen sympathiek: lelijk maar aardig." "De aard van de indrukken die iemand krijgt, is niet alleen afhankelijk van wat hij hoort. Het hangt er ook van af door welke filters hij ze laat passeren." "'Wat mijn oom Michel doet, is een gemaskeerde manier van niets doen.'" H45) Kant en de generaal: "Die heeft hem aan het denken gezet. Om maar niet te zeggen aan het tobben." H47) "'Bewaart hij dan iets dat een ander toebehoort?' 'Precies. Hij heeft, net als in het geval dat Kant beschrijft, een zeker kapitaal onder zijn hoede. De eigenaars daarvan zijn allang dood en hadden geen kinderen.'" H48) "Waardepapier. Beleggingen." H49) "Omdat Edouard, en de anderen natuurlijk ook, haar vertrouwden." "Edouard leek haar heel aardig. Maar een man die nergens anders belangstelling voor had dan voor geld. Stel je nu eens voor dat ze desondanks trouwde. Dan toch met een man die ze niet alleen aardig vond, maar die ook belangstelling had voor kunst." "Wat een narigheid zou het haar geven hem voortdurend op een afstand te moeten houden, terwijl ze feitelijk toch al zo alleen was." H50) "Hij praatte nu niet meer, hij schreeuwde. Het leek haast of hij zijn woede ontlaadde op Paulina." (De generaal) "Een hoestbui maakte een einde aan zijn woordenstroom." (Het zoveelste personage in een roman van Hermans die hoest, net als de schrijver zelf. Ook in zijn vroege romans. Ik vraag me daarom hij die 'kwaal' al lang had? Had zijn vader er ook last van?) "Holland heeft een goed georganiseerd instituut waar ze een geweldige hoeveelheid materiaal over de oorlog hebben verzameld en behulpzaam zijn de bij de opsporing van vermisten." H52) Angstfantasie. Ze heeft een televisie op haar kamer gekregen. "Het kwam nu eenmaal zo uit dat deze mensen, ouder dan zij, niet goed wisten hoe haar te boeien." H54) "Nergens was het leven zo mooi als in reclamefilmpjes." H55) In de Bibliothèque Nationale. "Een prachtige zaal, onder het uit een soort byzantijnse koepeltjes samengestelde plafond, dat op sprietdunne ijzeren zuiltjes rustte." Ze ontmoet er een Nederlandse man (over Amsterdam): "Heb je de lege kippenfokkerij die daar voor universiteitsbibliotheek doorgaat, wel een gezien." Nog zo'n uitspraak a la Age Bijkaart: "Die Fransen! Die hadden toch maar de kunst verstaan een bibliotheek te bouwen." Buiten regende het. "een oude, blauw gelakte auto. Een ouderwetse claxon met een schor keelgeluid als een kikker van gietijzer. De andere mensen die op de bus wachtten schoten in de lach. Ze lichtte de paraplu een eindje op, om te zien wie haar had geroepen. Edouard. 'De Salmson van opa.'" Rue d'Aboukir, rue Ste-Apolline, boulevard Sébastopol, boulevard St-Denis. Naar restaurant Le Louis Quatorze. "'Het geld laten wegbrengen door iemand die er als een onschuldige toerist uitziet, zou misschien nog het beste zijn.' 'Ik wil het wel doen.' 'Meen je dat?'" H56) Boulevard Saint-Denis, Poissonnière, Montmartre en Haussmann. H57) Notaris Corde woonde aan de avenue Georges Mandel. "Zo verdiept was Paulina in haar denkbeeldige dialogen, dat ze geen woord meer zei en het bestaan van Edouard niet meer opmerkte, al liep hij in de regen dicht tegen haar aan, want hij had geen paraplu, zij wel." "'Waar zit je aan te denken?' 'Hoezo?' 'Je zegt niets. Hoe gaat het met je minnaar in Holland?'" (Eerder al een gedachte dat ze achter haar leugen zouden komen omdat er geen brieven kwamen uit Holland met daarop een mannenhandschrift.) H58) "Aan toeval durfde ze nog steeds niet te geloven." "Ze bedacht: Zou het gezelliger zijn als we samen dat reisje naar Zwitserland maakten?" H59) Michel nodigt Paulina uit voor de opera. H60) Gluck's Orpheus en Euridice. "'Je bent geloof ik de tweede, of nee, de derde au pair al, die op stap gaat met de koffer.'" H61) "Als ze niemand vertrouwden, waarom deden ze het dan niet zelf?" H63) "Hoeveel gelukkiger zou ik zijn, als er een kans bestond werkelijk verliefd op hem te worden. .. alleen Edouard zou in aanmerking kunnen komen, als hij zich ook eens voor iets anders dan geld interesseerde." "In Zwitserland werd zelden gestaakt. De Zwitsers hadden allang begrepen dat er met werken meer te verdienen viel dan met staken." H64) Opgehouden door de notaris. Dreigt de trein te missen. H66) Naar Gare de l'Est in de kolossale Delahaye. H67) De trein gaat naar Luxemburg in plaats van naar Basel. H68) Douanecontrole bij de grens met Luxemburg. Alleen haar eigen koffer wordt gecontroleerd. Angstgedachten. Goederentrein met de tekst: BOFFERDING. "Plotseling zag ze toen, in het raam weerspiegeld, een rode gestalte. Ze draaide haar hoofd om met een ruk. In de zijgang stond het mannetje dat haar, toen ze op Gare de l'Est instapte. Geen twijfel mogelijk: het was dezelfde kabouter." (Eerst een dwerg als chauffeur en nu een kabouter. Terwijl ze zelf een reus is.) H69) "Luxemburg of Basel, dat was haar op zichzelf om het even. Maar waarom had men het oorspronkelijke plan zo helemaal achter haar rug om veranderd?" "Waarom hadden ze eigenlijk een hotel voor haar gereserveerd. Zoveel tijd kon de overdracht van de koffer toch niet in beslag nemen?" H70) De vertegenwoordiger van Banque Gallé-Faber: Heinerscheid. H73) Herr Glesener brengt haar in een volkswagentje naar haar hotel. "Had je hem weer." (De kabouter.) "U zegt maar wat. In Parijs wou u me wijsmaken dat de trein naar Luxemburg de trein naar Basel was." "Hij dronk zijn bier uit." (Waarom niet: Hij dronk zijn bier op, of glas bier leeg?) H75) "Wie zag ze daar aan de overkant van het station staan? Michel!" (Nagenoeg gelijktijd met de auto uit Parijs vertrokken.) Over de douane: "Die man wees aan welke koffer ik moest openmaken. Ik kon wel gillen van ellende. Gelukkig koos hij de verkeerde. 'Je moet hem langs telepathische weg hebben beïnvloed.'" "'Lieve Paulina, waar pieker je nu nog over?'" Hij nodigt haar uit: restaurant Vauban. H76) Na een douche: "Ik ben toch een mooie vrouw, en verdien dat de mannen mij achterna lopen." Laag uitgesneden witte blouse. "Nog voor ze een woord kon zeggen, pakte hij het kettinkje op: 'Je moet het meteen omdoen. Je hals vraagt erom.'" "'Ik weet niet of de parel boven je decolleté hangt als een lantarentje dat de weg wijst, 'zei hij moeizaam lachend, 'of als een magische bescherming.'"' "'Dat weet ik ook niet.'" Ze vond hem nu zo aardig. (Een sprookjesachtige parel, met een 'magische bescherming'.) "Bij de ingang van Hôtel International trok hij haar naar zich toe en gaf haar een kus op haar voorhoofd." H78) "'We rijden naar Boulogne, nemen de blaasboot naar Engeland en blijven een paar dagen in London. Je kent London natuurlijk?'" "Nee, moest ze bekennen." H79) Via Longwy en Sedan naar Boulogne. "Als ik me ongelukkig voel, komt dat doordat ik niet weet hoe iemand die geluk heeft, zich moet gedragen." H81) "De gedachte straks met Michel in een en dezelfde kamer de nacht te zullen doorbrengen hield haar bezig, maar schrikte haar niet meer af." "'De nieuwste verovering van mijn oude vriend Michel! Verreweg de charmantste! Mijn naam is Guido Previtali!'" "De jongen legde de koffer op de schragen." "Een man zich zien uitkleden was wel het laatste waar ze naar verlangde." H82) Restaurant van het Dorchester-hotel: The Terrace. Over zijn smalle gouden brilletje keek hij haar vriendelijk aan. Met iets verdrietigs in zijn ogen, toch. H84) Het ging erg slecht met zijn vader. "Ze dacht, het is van geen betekenis, ik kan toch niet altijd en eeuwig ontwetend maar nieuwsgierig blijven. Enfin. Zoals ik deze kamer nu binnen ga, zal ik er nooit meer uit komen." "Nu weer een bad nemen betekende in elk geval enig uitstel van executie." "Ze pakte zijn zware zilveren scheermes en schoor haar oksels. Had ze nooit eerder gedaan. En ze fantaseerde dat haar lange kussen gegeven werden op haar boezem en in haar oksels. O, ze wilde wel dat een dwepende tong over de hele binnenzijde van haar armen zou glijden, van onder tot boven." H85) Michel heeft het over slapende likdoorns van het autorijden. "Alles wat ze in de badkamer overdacht had, werd door deze monoloog weggevaagd." "'Ik ben zo-even opgebeld door mijn huishoudster. Het gaat erg slecht met papa. De dokter twijfelt of hij deze nacht nog doorkomt. 't Geld is niet terechtgekomen waar hij het wilde hebben, bij die joodse vereniging Beth-abara.'" "'Mijn moeder maakt het ook heel slecht. Ook zij is vanavond opgekomen in de kliniek. Moet ons samenzijn tot een voortijdig einde komen.'" Ze drinken. "Genadig stond ze toe dat hij haar een nachtzoen gaf op haar wang. Het licht ging uit. Ze voelde zich nu werkelijk nogal slaperig." Ze droomt over ingesneeuwd zijn, en schreeuwt 'help!' Michel sluipt de kamer uit: 'Dit is niet uit te houden.' "Ze was mooi, ze zou wel op zichzelf verliefd willen worden. Ze zou net zo lang in haar bed kunnen blijven als zij wilde." H86) Een briefje: ".. tot spoedig. Veracht mij niet. Michel.'" De Italiaan in de buffetzaal: 'daaraan een parel als een druppel sperma van een god!' (duivel en kunstenaar) H89) Ze ontmoet Ada Langmuur op Heathrow, die onderweg is naar Stockholm hoort dat ze au pair is in Perijs en vertelt haar: 'Au pair in Parijs daar hoor je de raarste verhalen over! Een Duits meisje in huis bij een stokoude man, schatrijk. Overal spiegels, allerlei schoonheidsmiddelen. Maar tenslotte kwam ze tot de ontdekking dat die spiegels half doorzichtig waren! En daarachter zat die oude vent haar te bespieden. Op een dag kreeg ze eindelijk een karweitje. Een koffer over de grens smokkelen. Om een of andere reden vertrouwde ze het niet helemaal. Dus heeft ze in die trein de koffer maar eens opengemaakt. Je raadt nooit wat erin zat. Een hele stapel oude kranten. En bovenop een grote foto van haarzelf, spiernaakt in de badkamer. Stel je dat toch voor!'" H90) "Deed hij nog meer dingen die zijn vrouw hem verbood? Het kwam erop aan. Of ze niet al genoeg redenen had onder haar verblijf in die familie een streep te zetten." "Ziehier het bewijs hoe veel die mensen van haar hielden: een prachtige parel." H91) "Dat er een foto op de kranten had gelegen, daar was natuurlijk geen kwestie van. Had het mormel verzonnen om zich te wreken." De man die naast haar zit, is Casanova die haar lastigvalt. H92) Ze neemt een kamer in hetzelfde hotelletje in de rue de Seine. "'.. die generaal van jou was een beroemde verzetsheld. Hij wordt bijgezet in het Pantheon!'" H93) In de lobby van het hotel naar de televisie: begrafenis. De macht van suggestie: over een plank van 25 centimeter breed lopen op de grond vergelijken met hetzelfde op negentig meter hoogte. Rue Servandoni was een aardig straatje, oud en stil. Uitkomende op het plein waar de kerk Saint-Sulpice stond, die grotendeels door Servandoni was gebouwd. Ze ontmoet Armand op straat. (Vergelijkbaar met hoofdstuk 34.) H95) "Armand installeerde zich met een wodka tegenover haar (Jacqueline), en Paulina zat tussen hen in." "'Voor-de-gek-houderij? Ik weet van niets. Ik heb gedaan wat me was gevraagd.'" "'Die koffer was tòch van geen belang. Het grootste deel van het kapitaal is langs ander wegen overgemaakt. .. Denk je dat ik sprookjes vertel? 't Was om je vader een plezier te doen. Daarom hebben we de ene na de andere au pair op pad gestuurd met een koffer en hebben het aldoor op de een of andere manier laten mislukken. Müller was in staat ons te maken en te breken. Hij had een holografisch testament, door Crémieux eigenhandig geschreven.'" (Sprookjes.) H96) "Enkele dagen later bleek dat er grote dozen met kleren en schoenen op Paulina's kamertje waren bezorgd. .. Ach kom. Ze was jong, nog geen twintig jaar en onbezoedeld uit alle verwikkelingen tevoorschijn gekomen." Café de La Mairie, op de hoek van rue Canettes en de place St-Sulpice, met een pocketeditie van madame Bovary. (Enige uitleg aangaande de dubbel bodems in het boek en een ode aan een favoriet boek van Hermans, Max Havelaar.) "bleek er een bejaarde man neergestreken te zijn, schuin tegenover haar. Toen ze even opkeek van haar lectuur, sprak hij haar aan. 't Was een Nederlander. 'Een mooi boek, zei hij, 'Een tragisch boek, maar niet om de redenen die de mensen denken. Haar dood zou niet noodzakelijk zijn geweest, als de schrijver haar te hulp was gekomen. De schrijver had haar kunnen redden door zijn eigen boek binnen te stappen en een verhouding met haar te beginnen. Het is duidelijk dat hij verliefd op haar was, anders had hij niet zo over haar geschreven.' 'O, u bedoelt zoiets als de manier waarop Multatuli Max Havelaar aan het slot binnenstormde om Droogstoppel te laten stikken in zijn koffie.' 'Precies. Maar Flaubert was als de Schepper zelf: alom aanwezig en toch machteloos.' 'Ik zou hem niet moeten, zelfs al kwam hij me redden.'" "Waar was het die man nu eigenlijk om begonnen? Wou hij zelf een verhouding beginnen met haar?"